Rijkswet van 15 december 1994, houdende regels met betrekking tot octrooien

Rijksoctrooiwet 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat door de daling van het aantal octrooiaanvragen in Nederland het bestaande systeem van octrooiverlening na vooronderzoek niet gehandhaafd kan worden en dat het wenselijk is te voorzien in een op eenvoudige wijze door registratie te verkrijgen octrooi;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Indien documenten als bedoeld in artikel 4, derde en vierde lid, tot de stand van de techniek behoren, worden deze bij de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid buiten beschouwing gelaten.

Artikel

7

Een uitvinding wordt als vatbaar voor toepassing op het gebied van de nijverheid aangemerkt, indien het onderwerp daarvan kan worden vervaardigd of toegepast op enig gebied van de nijverheid, de landbouw daaronder begrepen.

Artikel

8

Onverminderd de artikelen 11, 12 en 13 wordt de aanvrager als uitvinder beschouwd en uit dien hoofde als degene die aanspraak heeft op octrooi.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De aanvrager heeft geen aanspraak op octrooi, voor zover de inhoud van zijn aanvrage aan hetgeen reeds door een ander vervaardigd of toegepast werd of wel aan beschrijvingen, tekeningen of modellen van een ander, zonder diens toestemming, ontleend is. Deze laatste behoudt, voor zover hetgeen ontleend werd voor octrooi vatbaar is, zijn aanspraak op octrooi. Voor de toepassing van artikel 4, derde en vierde lid, op het onderwerp van een aanvrage, ingediend door degene aan wie ontleend is, blijft de door de ontlener ingediende aanvrage buiten beschouwing.

Artikel

12

Artikel

13

Indien een uitvinding is gedaan door verscheidene personen, die volgens een afspraak tezamen hebben gewerkt, hebben zij gezamenlijk aanspraak op octrooi.

Artikel

14

Hoofdstuk

2

Behandeling van octrooiaanvragen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

15

Artikel

16

Indien het bureau gedurende de laatste dag van enige ingevolge deze rijkswet door of jegens het bureau in acht te nemen termijn is gesloten, wordt die termijn voor de toepassing van deze rijkswet verlengd tot het einde van de eerstvolgende dag, waarop het bureau weer geopend is.

Artikel

17

Artikel

18

De aanwijzing of, in voorkomend geval, de keuze van het Koninkrijk in een internationale aanvrage als bedoeld in artikel 2, onder (vii), van het Samenwerkingsverdrag zal worden aangemerkt als een verzoek van de aanvrager tot verkrijging van een Europees octrooi.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

§

1a

Octrooigemachtigden

Artikel

23a

Artikel

23b

Artikel

23c

Artikel

23d

Artikel

23e

Artikel

23f

Artikel

23g

Artikel

23h

Artikel

23i

Artikel

23j

Artikel

23k

De algemene vergadering van de orde, het bestuur van de orde, de raad van toezicht en de examencommissie verstrekken desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

23l

Artikel

23m

Artikel

23n

Artikel

23o

Artikel

23p

Artikel

23q

Artikel

23r

Artikel

23s

Artikel

23t

Artikel

23u

Artikel

23v

Artikel

23w

Artikel

23x

Artikel

23y

Artikel

23z

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van paragraaf 1a van hoofdstuk 2 van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de orde.

§

2

Verlening

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Elke aanvrage om octrooi mag slechts op een enkele uitvinding betrekking hebben of op een groep van uitvindingen, die zodanig onderling verbonden zijn, dat zij op een enkele algemene uitvindingsgedachte berusten. Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen daarover nadere regels worden gesteld.

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Artikel

39

§

3

Geheimhouding van de inhoud van octrooiaanvragen

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Indien de Staat zelf houder van een octrooiaanvrage is en Onze Minister van Defensie aan het bureau bekendmaakt, dat de inhoud daarvan in het belang van de verdediging van het Koninkrijk of zijn bondgenoten geheim moet blijven, wordt de inschrijving in het octrooiregister van de aanvrage opgeschort, totdat Onze genoemde minister aan het bureau bekendmaakt, dat de inhoud van de aanvrage niet langer geheim behoeft te blijven.

Artikel

46

§

4

Omgezette Europese octrooiaanvragen

Artikel

47

Een Europese octrooiaanvrage, die voldoet aan het bepaalde in artikel 80 van het Europees Octrooiverdrag en op grond van artikel 77, derde lid, van dat Verdrag wordt aangemerkt als te zijn ingetrokken en die, als bijlage bij een regelmatig verzoek tot omzetting in een aanvrage om octrooi in het Koninkrijk, bij het bureau is binnengekomen, hierna te noemen omgezette aanvrage, geldt als een tot het bureau gerichte en bij het bureau ingediende aanvrage om octrooi als bedoeld in artikel 24. Een verzoek tot omzetting is regelmatig als het met inachtneming van de bepalingen van het Achtste Deel, hoofdstuk I, van het Europees Octrooiverdrag tijdig gedaan en aan het bureau doorgezonden is.

Artikel

48

Hoofdstuk

3

Bepalingen betreffende Europese octrooien

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

51a

Artikel

52

Artikel

52a

Hoofdstuk

4

Rechtsgevolgen van het octrooi

§

1

Rechten van de octrooihouder

Artikel

53

Een octrooi verleent de houder ervan het recht te verhinderen dat een derde zonder zijn toestemming:

  • a.

    een product dat onderwerp van het octrooi is, vervaardigt, aanbiedt, in het verkeer brengt of gebruikt, dan wel met dat doel invoert of in voorraad heeft;

  • b.

    een werkwijze die onderwerp van het octrooi is, toepast of, indien de derde weet of behoort te weten dat toepassing van de werkwijze zonder toestemming van de octrooihouder verboden is, voor toepassing in Nederland, Curaçao of Sint Maarten aanbiedt;

  • c.

    een product dat rechtstreeks is verkregen volgens de werkwijze die onderwerp van het octrooi is, aanbiedt, in het verkeer brengt of gebruikt, dan wel met dat doel invoert of in voorraad heeft.

Artikel

54

Artikel

54a

Artikel

54b

De omvang van de door het octrooi verleende bescherming wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies.

Artikel

54c

De uit een octrooi voortvloeiende rechten zijn niet van toepassing op:

  • a.

    handelingen die in de particuliere sfeer voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;

  • b.

    handelingen voor experimentele doeleinden die het onderwerp van de geoctrooieerde uitvinding betreffen;

  • c.

    het gebruik van biologisch materiaal voor het kweken, of ontdekken en ontwikkelen van andere plantenrassen;

  • d.

    de handelingen die zijn toegestaan op grond van artikel 13, zesde lid, van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 2001, L 311) of artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG 2001, L 311), met betrekking tot een octrooi voor het product in de zin van een van deze richtlijnen;

  • e.

    de bereiding van geneesmiddelen voor direct gebruik voor individuele gevallen op medisch voorschrift in apotheken, of handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen;

  • f.

    het gebruik van de geoctrooieerde uitvinding aan boord van schepen van landen die partij zijn bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom of lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in het schip zelf, in de machines, het scheepswant, de tuigage en andere toebehoren, indien die schepen zich tijdelijk of bij toeval begeven in de wateren van Nederland, Curaçao of Sint Maarten, mits de uitvinding uitsluitend voor het schip gebruikt wordt;

  • g.

    het gebruik van de geoctrooieerde uitvinding in de constructie of werking van luchtvaartuigen of landvoertuigen of andere middelen van vervoer van landen die partij zijn bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom of lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten, of van toebehoren van deze luchtvaartuigen of landvoertuigen, indien deze zich tijdelijk of bij toeval begeven op het grondgebied van Nederland, Curaçao of Sint Maarten;

  • h.

    de handelingen, bedoeld in artikel 27 van het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109), indien deze handelingen betrekking hebben op een luchtvaartuig van een land dat partij is bij dat verdrag, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten;

  • i.

    het gebruik door een landbouwer van de producten van zijn oogst voor de propagatie of vermeerdering door hemzelf op zijn eigen bedrijf, indien het plantaardig propagatiemateriaal door de octrooihouder of met zijn toestemming voor gebruik in de landbouw aan de landbouwer is verkocht of anderszins verhandeld. De reikwijdte en de voorwaarden voor dit gebruik zijn bepaald in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG 1994, L 227);

  • j.

    het gebruik voor agrarische doeleinden, door een landbouwer, van vee dat onder octrooibescherming valt, indien het fokvee of ander dierlijk propagatiemateriaal door de octrooihouder of met zijn toestemming aan de landbouwer is verkocht of anderszins verhandeld. Dit gebruik omvat het beschikbaar stellen van het dier of ander dierlijk propagatiemateriaal voor zijn eigen gebruik in de landbouw, maar niet de verkoop in het kader van of met het oog op de commerciële fokkerij;

  • k.

    de handelingen en het gebruik van verkregen informatie, die zijn toegestaan op grond van de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (PbEU 2009, L 111), met name de bepalingen inzake decompilatie en interoperabiliteit, en

  • l.

    biologisch materiaal dat wordt gewonnen door propagatie of door vermeerdering van biologisch materiaal dat door de octrooihouder of met diens toestemming in Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in een lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer is gebracht, indien de propagatie of de vermeerdering noodzakelijkerwijs voortvloeit uit het gebruik waarvoor het biologisch materiaal in het verkeer is gebracht, mits het afgeleide materiaal vervolgens niet voor andere propagaties of vermeerderingen wordt gebruikt.

Artikel

54d

Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het bepaalde in artikel 54c, onderdeel j.

Artikel

54e

De aan een octrooi verbonden rechten strekken zich niet uit tot handelingen, die een door dat octrooi beschermd product betreffen, nadat het product door de octrooihouder of met zijn toestemming in Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in een lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, in het verkeer is gebracht, tenzij de octrooihouder zich op legitieme gronden tegen verdere verkoop van het product kan verzetten.

§

1a

Voor- en tussengebruik en licenties

Artikel

55

Artikel

55a

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

57a

In afwijking van artikel 57 kan een gedwongen licentie onder een octrooi op het gebied van de halfgeleiderstechnologie alleen worden verleend voor niet-commercieel gebruik door de overheid of voor het tegengaan van een gedraging waarvan na een rechterlijke of administratieve procedure is vastgesteld dat deze concurrentiebeperkend is.

Artikel

58

Artikel

58a

Artikel

59

Artikel

60

§

2

Jaartaks en afstand

Artikel

61

Artikel

62

Een octrooi vervalt van rechtswege, wanneer de in artikel 61 genoemde bedragen niet binnen zes kalendermaanden na de daar genoemde vervaldag zijn betaald. Van dit vervallen wordt in het octrooiregister van het bureau aantekening gedaan.

Artikel

63

§

3

Het octrooi als deel van het vermogen

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

69

§

4

Handhaving van het octrooi

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

De rechten en verplichtingen, voortvloeiende uit de artikelen 53 tot en met 60 en 64 tot en met 73, gelden mede in, op en boven dat deel van het aan Nederland, Curaçao of Sint Maarten grenzende continentaal plat, waarop het Koninkrijk soevereine rechten heeft, doch uitsluitend voor zover het betreft handelingen, gericht op en verricht tijdens het onderzoek naar de aanwezigheid van natuurlijke rijkdommen of het winnen daarvan.

Hoofdstuk

5

Vernietiging en opeising

Artikel

75

Artikel

75a

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Hoofdstuk

6

Octrooirechtelijke geschillen

Artikel

79a

Onverminderd de rechtsmacht van het Eengemaakt Octrooigerecht ingevolge de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1), wordt de rechtsmacht met betrekking tot deze wet beheerst door de volgende bepalingen.

Artikel

80

Artikel

82

Bij de behandeling ter zitting van geschillen bedoeld in artikel 80 mogen octrooigemachtigden het woord voeren onverminderd de verantwoordelijkheid van de advocaat.

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Artikel

87

Artikel

88

De in artikel 80 bedoelde rechtbank treedt op als centrale instantie, belast met het ontvangen van rogatoire commissies en bevoegd tot het uitvoeren van genoemde commissies van het Europees Octrooibureau, bedoeld in regel 99 van het bij het Europees Octrooiverdrag behorende Uitvoeringsreglement.

Artikel

89

Van alle rechterlijke uitspraken betreffende octrooien wordt door de griffier van het desbetreffende gerecht binnen één maand kosteloos een afschrift aan het bureau gezonden, en, indien het een Europees octrooi betreft, tevens aan het Europees Octrooibureau, bedoeld in het Europees Octrooiverdrag.

Hoofdstuk

7

Aanvullende beschermingscertificaten

Artikel

90

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 98, en de daarop berustende bepalingen, wordt verstaan onder:

verordening: de verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (PbEG L 182), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 (PbEG L 378);

basisoctrooi: een octrooi als bedoeld in artikel 1, onder c, van de verordening;

certificaat: een aanvullend beschermingscertificaat als bedoeld in artikel 1, onder d, van de verordening;

aanvrage om verlenging van de duur van een certificaat: een aanvraag om verlenging van de duur van een reeds verleend certificaat als bedoeld in artikel 1, onder e, van de verordening.

Artikel

91

De aanvrage om een certificaat en om verlenging van de duur van een certificaat worden bij het bureau ingediend.

Artikel

92

Bij de aanvrage om een certificaat en om verlenging van de duur van een certificaat dient een bewijsstuk te worden overgelegd waaruit blijkt dat aan het bureau een bedrag is betaald overeenkomstig een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld tarief.

Artikel

93

Met betrekking tot aanvragen om een certificaat en om verlenging van de duur van een certificaat zijn de artikelen 24, derde lid, en 38, eerste lid, van deze rijkswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel

94

Indien niet is voldaan aan het bij artikel 8 van de verordening of het bij de artikelen 92 en 93 van deze rijkswet bepaalde, geeft het bureau daarvan binnen twee maanden na de datum van indiening van de aanvraag om een certificaat dan wel om verlenging van de duur van een certificaat schriftelijk kennis aan de aanvrager, onder opgave van de voorschriften waaraan niet is voldaan.

Artikel

95

Voor de instandhouding van een aanvullend beschermingscertificaat moet elk jaar, voor het eerst vanaf het jaar waarin de wettelijke duur van het basisoctrooi is verstreken, aan het bureau een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag worden betaald. Dit bedrag wordt uiterlijk voldaan op de laatste dag van de maand waarin de wettelijke duur van het basisoctrooi is verstreken. De artikelen 61, derde lid, en 62 van deze rijkswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

96

Artikel

98

Indien een andere dan de in artikel 90 genoemde door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde verordening betreffende aanvullende beschermingscertificaten in het belang van een goede uitvoering nadere regeling behoeft geschiedt dit bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij kan worden voorzien in het opleggen van taksen, voor zover dat is toegelaten ingevolge de betrokken verordening.

Hoofdstuk

8

Bijzondere bepalingen voor Curaçao en Sint Maarten

Artikel

99

In Curaçao of Sint Maarten kan een bureau voor de industriële eigendom worden ingesteld. Dit bureau is een instelling van het betrokken land of de betrokken landen.

Artikel

100

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

101

De Rijksoctrooiwet vervalt met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

102

Artikel

102a

Artikel

102b

Artikel

102c

Artikel

102d

Artikel

102e

Artikel

102f

Het openbare deel van de registers die worden gehouden op grond van de Rijksoctrooiwet maakt vanaf het tijdstip, bedoeld in artikel 101, deel uit van het register, bedoeld in artikel 19.

Artikel

103

Artikel

104

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

105

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

106

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

107

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

108

Artikel

109

Tot de stand van de techniek, bedoeld in de artikelen 4 en 75, tweede lid, behoort tevens de inhoud van voor de inwerkingtreding van deze rijkswet ingediende octrooiaanvragen, die op of na de in artikel 4, tweede lid, van deze wet onderscheidenlijk artikel 80 van het Europees Octrooiverdrag bedoelde dag overeenkomstig artikel 22C van de Rijksoctrooiwet ter inzage worden gelegd of, indien terinzagelegging nog niet had plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 25 van die rijkswet openbaar worden gemaakt.

Artikel

110

Indien in deze rijkswet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van deze rijkswet nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van rijksbestuur.

Artikel

111

De artikelen van deze rijkswet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

112

Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijksoctrooiwet met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

Artikel

113

Artikel

114

In Nederland kan bij wet en in Aruba, Curaçao en Sint Maarten kan bij landsverordening worden verklaard, dat de in deze rijkswet vervatte onderlinge regeling dient te worden beëindigd. Met ingang van het derde kalenderjaar na dat van afkondiging van zodanige wet of landsverordening verkrijgt deze rijkswet in Nederland de staat van wet en in Aruba, Curaçao en Sint Maarten de staat van landsverordening. Het bepaalde in de vorige volzinnen geldt niet met betrekking tot de artikelen 40 tot en met 45 en artikel 59.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, A. van Dok-van Weele
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager