Wet van 12 april 1995, houdende herinrichting van de Algemene Bijstandswet

Algemene bijstandswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving en ter versterking van de verantwoordelijkheid der gemeenten voor de verlening van bijstand gewenst is te komen tot een herinrichting van de Algemene Bijstandswet (Stb. 1973, 395) en de daarop berustende nadere regels en daartoe een nieuwe Algemene bijstandswet vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

3

Artikel

4

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    alleenstaande: de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

  • b.

    alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

  • c.

    gezin:

    • 1°.

      de gehuwden tezamen;

    • 2°.

      de gehuwden met de tot hun last komende kinderen;

    • 3°.

      de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen;

  • d.

    kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

  • e.

    ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken.

Artikel

5

Artikel

6

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • b.

    bijzondere bijstand: de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan;

  • c.

    voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Hoofdstuk

II

Het recht op bijstand

§

1

De kring van rechthebbenden

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Een persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat:

  • a.

    de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

  • b.

    hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

§

2

Personen aan wie bijstand kan worden verleend

Artikel

11

Artikel

12

Vervallen

§

3

Afstemming van de bijstand

Artikel

13

Artikel

14

§

3a

Administratieve boeten

Artikel

14a

Artikel

14b

Artikel

14c

Artikel

14d

Artikel

14e

Artikel

14f

§

4

Niet noodzakelijke kosten

Artikel

15

Artikel

16

In ieder geval worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kosten met betrekking tot:

  • a.

    de voldoening aan alimentatieverplichtingen;

  • b.

    de betaling van een boete;

  • c.

    geleden of toegebrachte schade;

  • d.

    vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering.

§

5

Verhouding tot voorliggende voorzieningen

Artikel

17

Artikel

18

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor voorlichting en bemiddeling ten behoeve van de belanghebbende die noodzakelijk zijn voor de inschakeling van een voorliggende voorziening.

Hoofdstuk

III

De vorm van de bijstand

Artikel

19

Tenzij in deze wet anders is bepaald wordt de bijstand verleend om niet.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

23a

Artikel

24

Bijstand kan eveneens worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien:

  • a.

    redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;

  • b.

    de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • c.

    de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft; dan wel

  • d.

    het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

Artikel

25

De bijstand die met toepassing van artikel 74 bij wijze van voorschot wordt verleend, heeft de vorm van een renteloze geldlening.

Artikel

25a

De bijstand die met toepassing van artikel 144a wordt verleend heeft voorlopig de vorm van een renteloze geldlening. Het bepaalde bij en krachtens artikel 23, tweede lid, is op deze geldlening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

IV

De hoogte van de bijstand

Afdeling

1

Algemene bijstand

§

1

Algemeen

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Deze afdeling is niet van toepassing op bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal.

§

2

De bijstandsnorm

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Indien een van de gehuwden geen recht op algemene bijstand heeft, is voor de rechthebbende echtgenoot de bijstandsnorm gelijk aan de bijstandsnorm die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

§

3

Verhoging en verlaging van de bijstandsnorm

Artikel

33

Artikel

34

Burgemeester en wethouders kunnen voor gehuwden, waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 65 jaar, de bijstandsnorm verlagen voor zover de belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Afdeling

2

Bijzondere bijstand

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Burgemeester en wethouders zijn bij de toepassing van artikel 39, eerste lid, bevoegd om voor de daar bedoelde kosten geheel of gedeeltelijk geen bijstand te verlenen voor zover deze kosten over een periode van twaalf maanden een bedrag van f 183 per 1 januari 2002: € 104,00 niet te boven gaan.

Afdeling

3

De middelen

§

1

Algemeen

Artikel

42

Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen, bedoeld in de eerste zin, behoort in elk geval de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

43

Artikel

44

Bij de vaststelling van de middelen worden giften van instellingen en personen niet in aanmerking genomen voor zover dit, gezien de bestemming en de hoogte van de giften, uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

Artikel

45

Artikel

46

Onze Minister stelt regels voor het in aanmerking nemen van de aanspraak op vakantietoeslag over een inkomen.

§

2

Het inkomen

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of een van de echtgenoten 65 jaar of ouder is, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de bijstand een in de vorm van een periodieke uitkering ontvangen particuliere oudedagsvoorziening buiten beschouwing gelaten tot een bedrag van:

  • a.

    voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder: f 28,35 per 1 januari 2002: € 15,95 per kalendermaand;

  • b.

    voor de gehuwden tezamen: f 56,70 per 1 januari 2002: € 31,90 per kalendermaand.

Artikel

50

§

3

Het vermogen

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

De in artikel 52, eerste lid, onderdeel b en c, bedoelde vermogensgrens is:

  • a.

    voor een alleenstaande: f 8 600 per 1 januari 2002: € 4.820,00;

  • b.

    voor een alleenstaande ouder: f 17 200 per 1 januari 2002: € 9.640,00;

  • c.

    voor de gehuwden te zamen: f 17 200 per 1 januari 2002: € 9.640,00.

Afdeling

4

Aanpassing van bedragen

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Onze Minister herziet de bedragen genoemd in artikel 30, tweede lid, met ingang van de dag waarop het netto ouderdomspensioen en de daarbij behorende vakantie-uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet wijzigen, met het percentage van die wijziging.

Artikel

59

Artikel

61

Onze Minister herziet, met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar, met de procentuele stijging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie, de in artikel 49 en artikel 54 genoemde bedragen.

Artikel

62

Onze Minister stelt het in artikel 45, tweede lid, genoemde percentage zodanig vast dat dit gelijk is aan het bedrag dat voor personen jonger dan 65 jaar over de algemene bijstand verschuldigd is aan loonbelasting en premies volksverzekeringen, uitgedrukt als een percentage van de algemene bijstand verhoogd met deze loonbelasting en premies.

Hoofdstuk

V

Het geldend maken van het recht op bijstand

§

1

De gemeente jegens welke recht op bijstand bestaat

Artikel

63

Artikel

63a

Artikel

64

§

2

Inlichtingenverplichting en onderzoek

Artikel

65

Artikel

66

§

3

De aanvraag

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

68a

§

4

Opschorting en herziening van de bijstand

Artikel

69

Artikel

69a

§

5

Het besluit tot toekenning of wijziging van bijstand

Artikel

70

§

6

Overige bepalingen

Artikel

71

Hoofdstuk

VI

De betaling van de bijstand

§

1

Algemeen

Artikel

72

De algemene bijstand wordt uitbetaald aan ieder van de rechthebbende echtgenoten voor de helft dan wel op hun gezamenlijk verzoek aan een van hen voor het geheel.

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Ingeval van overlijden van een van de echtgenoten, van de alleenstaande ouder of van het laatste ten laste komende kind van de alleenstaande ouder, wordt de algemene bijstand tot en met één maand na de dag van het overlijden, betaald naar de op het moment van overlijden van toepassing zijnde bijstandsnorm aan de andere echtgenoot, de ten laste komende kinderen, onderscheidenlijk de gewezen alleenstaande ouder.

Artikel

77

§

2

Terugvordering

Artikel

78

Artikel

78a

Artikel

78b

In afwijking van artikel 78 kunnen burgemeester en wethouders, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.

Artikel

78c

Artikel

79

Indien ten aanzien van een tot het gezin behorende persoon toepassing is gegeven aan artikel 13, vierde lid, wordt het verschil tussen de verleende bijstand en de bijstand welke, zonder die toepassing, als gezinsbijstand zou zijn verleend, teruggevorderd van de in artikel 13, tweede lid, bedoelde personen naar de mate waarin met hun middelen bij de verlening van gezinsbijstand rekening zou zijn gehouden.

Artikel

80

Burgemeester en wethouders vorderen een ingevolge artikel 74 verleend voorschot terug van de belanghebbende voor zover zij na onderzoek vaststellen dat over de betrokken periode geen recht op bijstand bestaat.

Artikel

81

Artikel

82

Kosten van bijstand worden van de belanghebbende teruggevorderd voor zover:

  • a.

    hij naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 3, beschikt of kan beschikken;

  • b.

    bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door hem vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Artikel

86

Artikel

88

Vervallen

Artikel

89

Artikel

90

Onder kosten van bijstand in de zin van deze paragraaf wordt verstaan de door de gemeente betaalde bijstand verhoogd met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede met de ziekenfondspremie, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel

91

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Verhaal

Artikel

92

Artikel

93

Kosten van bijstand worden tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verhaald:

  • a.

    op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend.

Artikel

93a

Artikel

94

Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet dan wel slechts tot een bepaald bedrag tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in artikel 159 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, staat niet in de weg aan verhaal op een der partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.

Artikel

95

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 93 of 94 en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

Artikel

96

Artikel

96a

Artikel

97

Artikel

98

Artikel

99

Artikel

100

Artikel

101

Degene op wie verhaal wordt gezocht is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor verhaal ingevolge dit hoofdstuk van belang zijn.

Artikel

102

Artikel

103

Artikel

104

Hoofdstuk

VIII

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

§

1

Algemeen

Artikel

106

Naast de verplichtingen die ingevolge dit hoofdstuk in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door burgemeester en wethouders verbonden dienen te worden, kunnen burgemeester en wethouders vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 68a, tweede lid, verplichtingen opleggen die strekken tot inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking of in eigen bedrijf of zelfstandig beroep, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

Artikel

107

Artikel

108

De verplichting tot het instellen van een vordering tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud kan, onverminderd artikel 108a, slechts aan de bijstand worden verbonden, indien het betreft een uitkering ten laste van de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder, indien:

  • a.

    die vordering kan worden ingesteld samen met een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of

  • b.

    de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder buiten Nederland verblijft en de verplichting noodzakelijk is om op grond van een uitspraak van de Nederlandse rechter onderhoudsaanspraken in het buitenland geldend te maken onder toepassing van het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 1957, 121).

Artikel

108a

Indien ten aanzien van de belanghebbende een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, kunnen burgemeester en wethouders aan de bijstand verplichtingen verbinden die er toe strekken dat de belanghebbende aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak meewerkt.

Artikel

109

Indien en zolang er, vanwege het bestaan of dreigen van schulden, gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, kunnen burgemeester en wethouders aan de bijstand de verplichting verbinden dat de belanghebbende er aan meewerkt dat zij in diens naam noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verrichten.

Artikel

110

§

2

Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening

Artikel

111

Artikel

112

Artikel

113

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

115a

Vervallen

Hoofdstuk

IX

Uitvoering en toezicht

§

1

Verantwoordelijkheid voor de uitvoering

Artikel

116

De uitvoering van deze wet berust bij burgemeester en wethouders.

Artikel

117

Artikel

118

Artikel

119

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een doeltreffende voorlichting in de gemeente aangaande de verlening van bijstand.

Artikel

120

§

2

Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling

Artikel

121

Artikel

122

Artikel

123

Artikel

124

Burgemeester en wethouders zijn verplicht, indien zij bij de uitvoering van deze wet het gegronde vermoeden krijgen van een misdrijf dat is gepleegd ten nadele van een uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten of van een overheidsorgaan, voorzover dit is belast met het verrichten van uitkeringen, het doen van verstrekkingen dan wel het heffen van bijdragen, het betrokken orgaan hiervan in kennis te stellen.

Artikel

125

Artikel

126

Artikel

127

Ten behoeve van het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer in de in artikel 117 bedoelde administratie kent Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister, aan de uitkeringsgerechtigden die niet reeds ten behoeve van de belastingheffing bij de rijksbelastingdienst zijn geregistreerd, een sociaal-fiscaalnummer toe.

Artikel

128

Vervallen

§

3

§

4

Toezicht

Artikel

130

Artikel

131

Onze Minister kan aan burgemeester en wethouders, nadat zij gedurende acht weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aanwijzingen geven met betrekking tot een goede uitvoering van deze wet. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.

§

5

Beleidsinformatie

Artikel

132

Artikel

133

Burgemeester en wethouders zijn verplicht ten behoeve van de statistiek gegevens inzake de uitvoering van deze wet te verzamelen en kosteloos te verstrekken volgens door Onze Minister te stellen regels.

Hoofdstuk

X

Artikel

134

Vervallen

Artikel

134a

Vervallen

Artikel

135

Vervallen

Artikel

136

Vervallen

Artikel

137

Vervallen

Artikel

137a

Vervallen

Hoofdstuk

XI

Rechtsbescherming

Artikel

138

Voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt met een besluit gelijkgesteld het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van het besluit inzake de verlening of terugvordering van bijstand of het verrichten van een handeling die afwijkt van dat besluit.

Artikel

139

Vervallen

Artikel

139a

Artikel

140

Hoofdstuk

XII

Strafbepalingen

Artikel

141

Artikel

142

Vervallen

Artikel

142a

Het recht tot strafvordering vervalt indien burgemeester en wethouders aan de belanghebbende ter zake van hetzelfde feit reeds een boete hebben opgelegd.

Artikel

143

Vervallen

Hoofdstuk

XIII

Slotbepalingen

Artikel

144

Vervallen

Artikel

144a

Artikel

145

Artikel

146

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen 4 jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na 4 jaar, aan de Staten Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet of onderdelen daarvan in de praktijk.

Artikel

147

Artikel

148

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel

149

Deze wet kan worden aangehaald als: Algemene bijstandswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. P. W. Melkert
De Minister van Justitie a.i., H. F. Dijkstal

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK I.

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK II.

HET RECHT OP BIJSTAND

§ 1.

De kring van rechthebbenden

§ 2.

Personen aan wie bijstand kan worden verleend

§ 3.

Afstemming van de bijstand

§ 4.

Niet noodzakelijke kosten

§ 5.

Verhouding tot voorliggende voorzieningen

HOOFDSTUK III.

DE VORM VAN DE BIJSTAND

HOOFDSTUK IV.

DE HOOGTE VAN DE BIJSTAND

Afdeling 1.

Algemene bijstand

§ 1.

Algemeen

§ 2.

De bijstandsnorm

§ 3.

Verhoging en verlaging van de bijstandsnorm

Afdeling 2.

Bijzondere bijstand

Afdeling 3.

De middelen

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Het inkomen

§ 3.

Het vermogen

Afdeling 4.

Aanpassing van bedragen

HOOFDSTUK V.

HET GELDEND MAKEN VAN HET RECHT OP BIJSTAND

§ 1.

De gemeente jegens welke recht op bijstand bestaat

§ 2.

Inlichtingenverplichting en onderzoek

§ 3.

De aanvraag

§ 4.

Opschorting van de bijstand

§ 5.

Het besluit tot toekenning of wijziging van bijstand

§ 6.

Overige bepalingen

HOOFDSTUK VI.

DE BETALING VAN DE BIJSTAND

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Terugvordering

HOOFDSTUK VII.

VERHAAL

HOOFDSTUK VIII.

AAN DE BIJSTAND VERBONDEN VERPLICHTINGEN

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening

HOOFDSTUK IX.

UITVOERING, ADVISERING EN TOEZICHT

§ 1.

Verantwoordelijkheid voor de uitvoering

§ 2.

Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling

§ 3.

Adviesorganen

§ 4.

Toezicht

§ 5.

Beleidsinformatie

HOOFDSTUK X.

FINANCIERING

HOOFDSTUK XI.

RECHTSBESCHERMING

HOOFDSTUK XII.

STRAFBEPALINGEN

HOOFDSTUK XIII.

SLOTBEPALINGEN