Regeling dierenvervoer

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gezien de adviezen van de Raad voor dierenaangelegenheden (21 december 1994, RDA/94479/HJ), het Produktschap Vee en Vlees tezamen met het Produktschap Pluimvee en Eieren (23 december 1994, fv/jz nr.034350), het Bedrijfschap voor de Handel in Vee (9 november 1994, 9084/ma), het Bedrijfschap Pluimveehandel en -industrie (22 december 1994, 94SAP573), de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (2 januari 1995, U95.00002/PV/eb), de Stichting Lekker Dier (11 november 1994), Rechten voor al wat leeft (20 december 1994), ATAN (2 december 1994, K/NA/ATAN-320), FOCWA tezamen met SAVEETRA (11 januari 1995, SAV010.95/sch);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

b.
VWA:

Voedsel en Waren Autoriteit;

c.
groot vee:
  • éénhoevige dieren met een schofthoogte van meer dan 80 cm;

  • kalveren met een kruishoogte van meer dan 110 cm, en

  • runderen niet zijnde kalveren, met een kruishoogte van meer dan 80 cm;

d.
klein vee:

éénhoevigen, runderen en kalveren, voorzover niet zijnde groot vee, alsmede schapen en geiten;

e.
slachtvarkens:

varkens met een schofthoogte van meer dan 45 cm, die zijn gemest en worden vervoerd om te worden geslacht;

f.
fok- en gebruiksvarkens:

varkens niet zijnde slachtvarkens met een schofthoogte van meer dan 45 cm;

g.
biggen:

varkens met een schofthoogte van ten hoogste 45 cm;

h.
eendagskuikens:

pluimvee dat bij het inladen een ouderdom heeft van ten hoogste 36 uur;

i.
voertuig:

een motorrijtuig, bestemd voor vervoer over de weg met inbegrip van aanhangwagen(s), oplegger(s) en container(s);

j.
vliegtuiglaadeenheid:

afgesloten transporteerbare ruimte met een bodemoppervlakte van ten hoogste 15 m2 per laadvloer, bestemd voor het vervoer van dieren;

k.
transportuitrusting:

hekken, schotten, vliegtuiglaadeenheden, laadbruggen en andere niet aan een luchtvaartuig verbonden uitrusting.

Artikel

3

Van het in individuele hokken vervoeren en van het niet samen vervoeren van eenhoevige dieren, alsmede van het gescheiden houden van dieren, bedoeld in punt 2, onder e en g, en punt 10, onderscheidenlijk punt 3, onder a, van de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG is sprake, indien de dieren van elkaar worden gescheiden door een tussenschot of hek van voldoende hoogte en sterkte. Paarden mogen ook gescheiden worden door een laadboom van voldoende sterkte.

Artikel

4

Niet als goederen die nadelig kunnen zijn voor het welzijn van dieren, bedoeld in punt 3, onder b, van de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG worden beschouwd gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht 1988 voorzover die stoffen zijn verpakt volgens de bepalingen neergelegd in de ’Technische Voorschriften’, behorende bij voornoemde regeling.

Artikel

5

Als instrumenten voor het zo nodig doden van dieren, bedoeld in punt 23 en punt 29, van de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG worden goedgekeurd:

  • a.

    het schietmasker, en

  • b.

    centraal depressieve middelen.

Hoofdstuk

2

Registratie diervervoerders

Artikel

6

Een aanvraag voor inschrijving in het register, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, van het besluit wordt op een daartoe bestemd formulier gezonden aan de VWA.

Artikel

7

Binnen vier weken na ontvangst van het volledig en naar waarheid ingevulde formulier wordt aan de aanvrager door de Minister een bewijs van inschrijving in het register volgens het in bijlage A opgenomen model verstrekt.

Artikel

8

De geldigheid van de registratie vervalt 5 jaar na de afgifte van het in artikel 7 bedoelde bewijsstuk.

Hoofdstuk

3

Vervoer over de weg

1

Vervoer van vee

§

1

Dierenvervoerplaat

Artikel

9

§

2

Eisen waaraan het voertuig moet voldoen

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Voor voertuigen, bestemd voor het vervoer van kalveren met een kruishoogte tussen 80 cm en 110 cm, geldt voorts het volgende:

  • a.

    de vrije hoogte boven de laadvloer bedraagt ten minste 125 cm, en

  • b.

    de ventilatie-openingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, zijn op een hoogte van ten minste 85 cm boven elke laadvloer aangebracht.

Artikel

13

Voor voertuigen, bestemd voor het vervoer van klein vee geldt voorts het volgende:

  • a.

    in afwijking van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, mag de laadvloer bestaan uit: hardhout met een dikte van ten minste 20 mm, zachthout met een dikte van ten minste 33 mm, hechthout met een dikte van ten minste 16 mm, lichtmetaal met een dikte van ten minste 14 mm en met een trekkracht van ten minste 20 kg per mm² of uit ander gelijkwaardig materiaal van tenminste dezelfde sterkte;

  • b.

    indien de vloeren van lichtmetaal of ander glad materiaal bedekt zijn met rubber mag de dikte daarvan in afwijking van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, 14 mm of meer bedragen;

  • c.

    de vrije hoogte boven de laadvloer bedraagt ten minste 90 cm, en

  • d.

    de ventilatie-openingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, zijn op een hoogte van ten minste 60 cm boven elke laadvloer aangebracht.

Artikel

14

Voor voertuigen, bestemd voor het vervoer van varkens niet zijnde biggen geldt voorts het volgende:

  • a.

    het bepaalde in artikel 13, onderdelen a en b, is van toepassing;

  • b.

    de vrije hoogte boven de laadvloer bedraagt ten minste 90 cm met dien verstande, dat voor het vervoer van varkens met een schofthoogte van meer dan 80 cm de vrije hoogte boven de laadvloer ten minste 110 cm bedraagt;

  • c.

    de ventilatie-openingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, zijn op een hoogte van ten minste 40 cm boven elke laadvloer aangebracht, en

  • d.

    indien het voertuig bestemd is voor het vervoer van slachtvarkens zijn de ventilatie-openingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, ten minste 24 cm en ten hoogste 36 cm hoog.

Artikel

15

Indien het voertuig bestemd is voor het vervoer van biggen geldt voorts het volgende:

  • a.

    in afwijking van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, mag de laadvloer bestaan uit: hardhout met een dikte van ten minste 15 mm, zachthout met een dikte van ten minste 25 mm, hechthout met een dikte van ten minste 12 mm, lichtmetaal met een dikte van ten minste 10 mm en met een trekvastheid van ten minste 15 kg per mm² of uit ander gelijkwaardig materiaal van tenminste dezelfde sterkte;

  • b.

    indien de vloeren van lichtmetaal of ander glad materiaal bedekt zijn met rubber mag de dikte daarvan, in afwijking van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, 10 mm of meer bedragen;

  • c.

    de vrije hoogte boven de laadvloer is ten minste 60 cm, en

  • d.

    de ventilatie-openingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, zijn op een hoogte van ten minste 40 cm boven elke laadvloer aangebracht.

§

3

Voorschriften ten aanzien van het inladen en de belading

Artikel

16

Artikel

17

Stieren worden zodanig geladen, dat zij elkaar niet kunnen bespringen. Fokstieren worden vastgezet met een stevig halster.

Artikel

18

Eenhoevig groot vee beschikt over een vrije ruimte boven het hoofd van ten minste 20 centimeter. Ander groot vee beschikt over een vrije ruimte boven het schoft van ten minste 10 cm.

Artikel

19

Bij vervoer van kalveren met een kruishoogte tussen 80 cm en 110 cm en van klein vee, zijn in de laadruimte op afstanden van ten hoogste 5 meter alsmede ter afsluiting van de lading schotten of hekken aangebracht, en wel zodanig, dat de dieren het vak waarin zij zijn geplaatst niet kunnen verlaten. Bij runderen met een kruishoogte van ten hoogste 80 cm is deze afstand ten hoogste 3 meter.

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

§

4

Voorschriften ten aanzien van het vervoer

Artikel

23

Tijdens vervoer na zonsondergang brandt in de laadruimte een zwakke verlichting.

Artikel

24

Tijdens het vervoer van groot vee is ter afsluiting van de lading op een hoogte van ongeveer 1 m boven de laadvloer in horizontale richting een stevige uitneembare buis, een ketting bekleed met plastic of rubber, dan wel een andere geschikte voorziening aangebracht.

Artikel

25

Tijdens het vervoer van groot vee zijn de ventilatie-openingen, aangebracht op een geringere hoogte dan 130 cm boven de laadvloer, gesloten. Tijdens het vervoer van runderen zijn, indien de temperatuur de 25° C overschrijdt, deze ventilatie-openingen geopend. Boven 130 cm boven de laadvloer moet op voldoende wijze worden geventileerd.

Artikel

26

Tijdens het vervoer van kalveren met een kruishoogte tussen 80 cm en 110 cm zijn de ventilatieopeningen aangebracht op geringere hoogte dan 85 cm boven de laadvloer, gesloten; daarboven moet op voldoende wijze worden geventileerd.

Artikel

27

Tijdens het vervoer van klein vee zijn de ventilatie-openingen aangebracht op een geringere hoogte dan 60 cm boven de laadvloer, gesloten; daarboven moet op voldoende wijze worden geventileerd.

Artikel

28

Tijdens het vervoer van slachtvarkens zijn, indien de temperatuur de 25°C overschrijdt, ventilatie-openingen met een hoogte van ten minste 10 cm en ten hoogste 13 cm en aangebracht op een hoogte tussen 20 en 35 cm boven de laadvloer, geopend. Boven 40 cm boven de laadvloer moet op voldoende wijze worden geventileerd.

Artikel

29

Tijdens het vervoer van fokvarkens en biggen zijn de ventilatie-openingen aangebracht op geringere hoogte dan 40 cm, gesloten. Daarboven moet op voldoende wijze worden geventileerd.

Artikel

30

Tijdens het vervoer van schapen dat langer duurt dan 14 uur is in het voertuig per laadvloer ten minste één voeder- en één drinktrog aanwezig.

Artikel

31

Tijdens het vervoer van varkens dat langer duurt dan 8 uur zijn in het voertuig per laadvloer ten minste aanwezig:

  • a.

    een drinknippelinstallatie bestaande uit 8 drinknippels per 3 meter laadruimte indien het om vervoer van biggen gaat en uit 4 drinknippels per 3 meter laadruimte indien het om vervoer van andere varkens dan biggen gaat, dan wel

  • b.

    één voeder- en één drinktrog.

§

5

Eisen waaraan aanhangwagens moeten voldoen

Artikel

32

Bij vervoer van vee in of op aanhangwagens als bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel d, van het Besluit dierenvervoer 1994 voldoet de wagen aan de navolgende eisen:

  • a.

    de wagen is zodanig ingericht dat het ingeladen vee niet buiten het voertuig kan reiken;

  • b.

    de wagen is voorzien van wielen met luchtbanden;

  • c.

    met de wagen worden geen paarden met een schofthoogte van meer dan 1,47 m vervoerd;

  • d.

    de laadvloer van de wagen is dicht en vlak. De vloer bestaat uit hout met een dikte van ten minste 30 mm;

  • e.

    de wagen is aan alle zijden voorzien van gesloten wanden, die geheel op of aan de laadvloer aansluiten. De zijwanden zijn tot een hoogte van ten minste 1,20 m boven de laadvloer gesloten. Indien een overdekking wordt aangebracht, wordt zorg gedragen voor voldoende ventilatie;

  • f.

    de laadruimte is vrij van uitstekende delen; kanten of uitstekende hoeken van noodzakelijk in de laadruimte aanwezige delen van het koetswerk zijn rond en zo nodig met hout op- of aangevuld;

  • g.

    indien voor het vastzetten van het vee aan de zijwanden een aantal ringen is aangebracht, zijn deze verzonken in de wanden, en

  • h.

    indien binnen de laadruimte uitstekende wielkasten zijn aangebracht, hebben de zijden daarvan een rechthoekige vorm, terwijl de hoeken zijn afgerond; de wielkasten zijn vervaardigd van hout of zijn daarmee bedekt. Voor het vervoer van grootvee bevindt zich onder de houten wielkasten een ijzeren plaat van ten minste 5 mm dikte.

2

Vervoer van pluimvee en eendagskuikens

Artikel

33

Bij vervoer van pluimvee niet zijnde eendagskuikens worden de volgende nadere regelen in acht genomen:

  • a.

    een voertuig bestemd voor het vervoer van pluimvee is voorzien van een gesloten, gemakkelijk te reinigen laadvloer;

  • b.

    het pluimvee wordt vervoerd in nieuwe of tevoren goed gereinigde verpakkingen. In afwijking daarvan kan wanneer meerdere malen per dag uitsluitend wordt vervoerd van één bedrijf naar één ander bedrijf, niet zijnde een slachterij, worden volstaan met het eenmaal per dag reinigen en ontsmetten van deze verpakking;

  • c.

    de hoogte van de verpakking bedraagt binnenwaarts op de grootste hoogte gemeten, ten minste:

    • voor pluimvee anders dan eenden, met een gewicht van ten hoogste 4 kg en eenden: 24-27 cm;

    • voor pluimvee anders dan eenden, met een gewicht van 4 kg of meer: 34-36 cm;

  • d.

    de boven-, voor-, achter- en zijwanden van het voertuig worden, indien de weersomstandigheden daartoe aanleiding geven, afgeschermd;

  • e.

    bij opeenstapeling en naast elkaar plaatsen van de verpakkingseenheden is een goede ventilatie door de totale lading zowel als door elke verpakkingseenheid afzonderlijk gewaarborgd;

  • f.

    bij een luchttemperatuur van 20°C of meer worden tijdens het laden en lossen maatregelen genomen om de dieren te beschermen tegen zonnestraling door het plaatsen van het voertuig in de schaduw, door kunstmatige ventilatie of anderszins. De tijdsduur van het laden en lossen wordt in dat geval tot het uiterste beperkt;

  • g.

    indien het vervoer langer duurt dan 2 uur geschiedt dit vervoer bij een buitentemperatuur lager dan -2°C, in gesloten wagens. Er wordt gezorgd voor voldoende ventilatie tijdens dit vervoer, en

  • h.

    bij stilstand van het voertuig worden onmiddellijk alle nodige maatregelen genomen ten einde te voorkomen dat het pluimvee gebrek aan zuurstof krijgt.

Artikel

34

Bij vervoer van eendagskuikens worden de volgende nadere regelen in acht genomen:

  • a.

    een voertuig bestemd voor het vervoer van eendagskuikens is voorzien van een gemakkelijk te reinigen laadvloer;

  • b.

    in het voertuig zijn in de wanden, in het dak of in de laadvloer openingen voor de toevoer van lucht aangebracht en wel zodanig dat het binnendringen van de uitlaatgassen van het voertuig wordt voorkomen;

  • c.

    in het dak of in de bovenkant van de zijwanden van het voertuig zijn voor de afvoer van lucht afzuigventilatoren aangebracht;

  • d.

    de ventilatie moet vanuit de cabine van het voertuig kunnen worden geregeld en een capaciteit hebben van ten minste 25 m³ per 1000 kuikens per uur;

  • e.

    de eendagskuikens worden verpakt in nieuwe of te voren goed gereinigde verpakkingen;

  • f.

    de hoogte van de verpakkingen bedraagt binnenwerks gemeten, ten minste 10,5 cm;

  • g.

    de bovenkant en de zijwanden van de verpakkingen zijn voorzien van ventilatiegaten;

  • h.

    de laadruimte van het voertuig is voor ten hoogste 50% met verpakkingen bezet;

  • i.

    de verpakkingen zijn zo ingeladen, dat de afstand tussen ten minste twee zijden der verpakkingen en andere verpakkingen of de wand van het voertuig ten minste 5 cm bedraagt;

  • j.

    tussen de onderste verpakking van de stapel en de laadvloer is een ruimte van ten minste 5 cm hoog aanwezig, terwijl de ruimte tussen de bovenste verpakking van een stapel en het plafond van de laadruimte ten minste 17 cm bedraagt, en

  • k.

    de temperatuur tussen de verpakkingen is ten hoogste 35°C en is in de cabine afleesbaar.

Artikel

35

Het bepaalde in artikel 34, onder c en d, alsmede onder k voor zover het de afleesbaarheid in de cabine betreft, is niet van toepassing indien het betreft het vervoer van tienduizend of minder eendagskuikens.

Hoofdstuk

4

Vervoer door de lucht

1

Vervoer van vee

Artikel

36

Tijdens het in- en uitladen van vee is de laadruimte van het luchtvaartuig voldoende verlicht.

Artikel

37

Bij het in- en uitladen van vee wordt gebruik gemaakt van:

  • a.

    voor zover vee in vliegtuiglaadeenheden wordt vervoerd, vrachtliften, vorkhef-trucks of lopende banden, en

  • b.

    voor zover vee anders dan in vliegtuiglaadeenheden wordt vervoerd, laadbruggen die aan de volgende eisen voldoen:

    • de oppervlakte is voorzien van een antisliplaag;

    • op de oppervlakte zijn dwarslatten aangebracht met een onderlinge afstand van ten hoogste 25 cm;

    • er zijn zijwanden aangebracht met een hoogte van ten minste 75 cm, en

    • de hoek van de laadbrug met het horizontale vlak bedraagt ten hoogste 20 graden.

Artikel

38

Vee wordt zodanig geladen dat zich boven de kop onderscheidenlijk, voor zover het een paard betreft, het hoofd van elk dier een vrije ruimte bevindt van ten minste 10 cm.

Artikel

39

Vee wordt vervoerd in een luchtvaartuig waarin de uitstekende delen van de laadruimte en van de transportuitrusting, voor zover de dieren met deze delen in contact kunnen komen, rond zijn afgewerkt.

Artikel

40

Artikel

41

Tijdens het vervoer overschrijdt de luchtvochtigheid in de laadruimte niet langer dan één uur de 80%-grens.

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

2

Vervoer van pluimvee en eendagskuikens

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Verpakkingen waarin eendagskuikens worden vervoerd worden zodanig geladen dat:

  • a.

    de afstand tussen ten minste twee zijden van een verpakking en andere verpakkingen of de wand van de laadruimte ten minste 3 cm bedraagt;

  • b.

    tussen de onderste verpakking van een stapel en het vlak waarop deze is geplaatst een afstand van ten minste 3 cm bestaat, en

  • c.

    tussen de bovenste verpakking van een stapel en het plafond van de laadruimte een afstand van ten minste 17 cm bestaat.

Artikel

48

Tijdens het vervoer van eendagskuikens wordt de lucht in de laadruimte ververst met ten minste 20 m³ per 1000 eendagskuikens per uur.

Artikel

49

Tijdens het vervoer van pluimvee of eendagskuikens is de temperatuur in de laadruimte niet langer dan één uur lager dan 20° C onderscheidenlijk 24° C, of hoger dan 30° C onderscheidenlijk 35° C.

Hoofdstuk

5

Slotbepalingen

Artikel

50

Wijzigt de Regeling RVV-tarieven Gezondheids- en welzijnswet voor dieren 1994.

Artikel

51

Onverminderd punt 2, onder h, van de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG worden goedkeuringsbewijzen afgegeven op grond van de Regeling wegvervoer vee en pluimvee 1980, waarvan de geldigheidsduur nog niet is verstreken op het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige regeling, geacht te zijn verleend op grond van de Regeling dierenvervoer.

Artikel

53

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling dierenvervoer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Voor deze,
De Secretaris-Generaal,T.H.J.Joustra

Bijlage

A

Model van het inschrijvingsbewijs als bedoeld in artikel 7 van deze regeling

INSCHRIJVINGSBEWIJS DIERENVERVOERDER Nr. ...

Dit document is afgegeven ten bewijze van inschrijving in het register van natuurlijke of rechtspersonen die dieren vervoeren met winstoogmerk, aan:

NAAM ...

ADRES ...

en is geldig tot ten hoogste vijf jaar na dagtekening.

...

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, voor deze:

...

Dit bewijs blijft eigendom van het Rijk en dient nadat het zijn geldigheid heeft verloren te worden ingeleverd.

Bijlage

B

behorende bij de Regeling dierenvervoer

Model van het goedkeuringsbewijs, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van deze regeling

GOEDKEURINGSBEWIJS VEEVERVOER Nr. ...

Dit goedkeuringsbewijs is afgegeven voor het voertuig met ...

(kentekenbewijs/registratiebewijs/chassisnummer)

en is geldig tot wederopzegging met dien verstande dat de geldigheidsduur ten hoogste vijf jaar bedraagt na dagtekening.

Het voertuig is geschikt voor het vervoer van:

nummer laadvloer: ...

categorie dieren: ... en heeft een nuttige laadruimte van ... m².

Dit goedkeuringsbewijs blijft slechts geldig indien na de keuring geen veranderingen meer aan het voertuig worden aangebracht.

...

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, voor deze:

...

Dit bewijs blijft eigendom van het Rijk en dient nadat het zijn geldigheid heeft verloren te worden ingeleverd.