Besluit van 23 augustus 1995, ter uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen
Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 1994, Directoraat-Generaal voor Algemene Beleidsaangelegenheden nr. ABA/AM/SCV/94/1957b;
die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en die incidentele arbeid verricht uitsluitend bestaande uit:
1°.
het monteren of repareren van door zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde werktuigen, machines of apparatuur, dan wel het installeren en aanpassen van zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde software of uit het instrueren in het gebruik daarvan;
2°.
het voeren van zakelijke besprekingen of het sluiten van overeenkomsten met bedrijven en instellingen;
3°.
het voorbereiden, inrichten, houden of afbreken van een tentoonstelling of stand voor een buiten Nederland gevestigde opdrachtgever;
4°.
het verzorgen van rapportages of het maken van documentaires voor een buiten Nederland gevestigd publiciteitsmedium;
5°.
het werkzaam zijn in de huishouding van toeristen;
6°.
het deelnemen aan sportwedstrijden, dan wel het werkzaam zijn als vaste persoonlijke begeleider van een deelnemer aan sportwedstrijden;
7°.
het werkzaam zijn als artiest, vaste persoonlijk begeleider van een artiest, musicus, vaste persoonlijk begeleider van een musicus, beeldend kunstenaar, conservator of restaurator;
8°.
het onbeloond deelnemen aan proeftrainingen, die in het kader van een sollicitatieprocedure met een werkgever in het betaald voetbal schriftelijk zijn overeengekomen en waarvan de exacte periodevoorafgaande aan de feitelijke deelname aan de proeftrainingen eveneens schriftelijk is vastgelegd;
9°.
het in opdracht van een buitenlandse autoriteit controleren van in Nederland vervaardigde goederen, geproduceerde levensmiddelen of diervoerders ten behoeve van de invoer daarvan in het land van die buitenlandse autoriteit, of het in opdracht van een buitenlandse autoriteit opstellen, of afgeven van certificaten die vereist zijn voor de invoer van in Nederland vervaardigde goederen, geproduceerde levensmiddelen of diervoeders in het land van die buitenlandse autoriteit;
10°.
het ontvangen van trainingen, dan wel instructies met betrekking tot het gebruik van in Nederland vervaardigde goederen en in Nederland te verrichten diensten.
b.
die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en geen arbeidsovereenkomst heeft met een in Nederland gevestigde werkgever en uitsluitend arbeid verricht op buiten Nederland geregistreerde vervoermiddelen in het internationale verkeer;
c.
die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en als lid van de bemanning schepelingendienst verricht aan boord van een zeeschip in de zin van de Zeebrievenwet, voor zover het zeeschip niet uitsluitend als binnenschip wordt geëxploiteerd op de Nederlandse binnenwateren, dan wel als werktuig voor weg en waterbouw binnen Nederland;
d.
die houder is van een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs;
e.
die als correspondent werkzaam is in dienst van een publiciteitsmedium dat zijn hoofdzetel buiten Nederland gevestigd heeft;
f.
die als militair behoort tot de krijgsmacht van een vreemde mogendheid;
g.
die als burger werkzaam is in dienst van een Geallieerd Hoofdkwartier of de Noordatlantische Verdragsorganisatie;
h.
die als burger werkzaam is in dienst van een vreemde mogendheid ten behoeve van een Geallieerd Hoofdkwartier, de Noordatlantische Verdragsorganisatie dan wel een vreemde krijgsmacht;
i.
die als burger werkzaam is in dienst van een vreemde mogendheid ten behoeve van een instelling die in verband met de aanwezigheid van een Geallieerd Hoofdkwartier in Nederland is gevestigd;
j.
dit onderdeel is nog niet in werking getreden;
k.
die met een door of vanwege de Europese Unie, een instituut of instelling voor internationaal onderwijs of onderzoek dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt gesubsidieerd, de Nederlandse overheid, of een Nederlandse onderwijs- of onderzoeksinstelling verstrekte beurs in Nederland tijdelijk onderzoek verricht voor de duur van de beurs en degene die in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst waarbij Nederland partij is onderzoek verricht voor de duur zoals is bepaald in de bilaterale of multilaterale overeenkomst;
l.
die onderwijs geeft of onderzoek verricht aan een universiteit, hogeschool of instelling die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs;
m.
die tot Nederland wordt toegelaten om arbeid te verrichten in het kader van een actieprogramma van de Europese Unie dat bekend gemaakt is in het publicatieblad van de Europese Unie voor de duur zoals is bepaald in het programma;
n.
die in het kader van een ontwikkelingssamenwerkingsproject voor maximaal vier aaneengesloten weken per kalenderjaar naar Nederland komt om in samenwerking met Nederlandse ondernemers, vakspecialisten of experts van het project uitzending managers kennis en ervaring op te doen inzake de bedrijfsvoering van bedrijven, en zich door hen laat adviseren.
2
Onder incidentele arbeid als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt verstaan:
a.
onder 1°, 3°, 9° en 10°, arbeid met een maximale duur van 12 aaneengesloten weken binnen een tijdbestek van 36 weken;
b.
onder 2°, arbeid met een maximale duur van 13 weken binnen een tijdsbestek van 52 weken;
c.
onder 4°, 5°, 6° en 7°, arbeid met een maximale duur van 6 aaneengesloten weken binnen een tijdbestek van 13 weken;
d.
onder 8°, arbeid met een maximale duur van 4 aaneengesloten weken binnen een tijdsbestek van 52 weken.
3
Het eerste lid, onderdeel a, onder 8°, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt.
4
Indien een vreemdeling wordt vervangen door een andere vreemdeling die op dezelfde plaats hetzelfde of vergelijkbaar werk uitvoert, is de duur van de incidentele arbeid, bedoeld in het tweede lid, de totale duur van de perioden van arbeid van de afzonderlijke vreemdelingen gezamenlijk.
naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als vrijwilliger deelneemt aan arbeid die gebruikelijk onbetaald wordt verricht, geen winstoogmerk heeft en een algemeen maatschappelijk doel dient.
die in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning voor dezelfde werkzaamheden bij dezelfde werkgever;
b.
van wie de aanvraag is ontvangen uiterlijk op de dag voor de dag waarop de geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning verstrijkt, dan wel, indien deze later is ontvangen, indien de termijnoverschrijding de vreemdeling niet kan worden toegerekend;
c.
die dezelfde werkzaamheden verricht bij dezelfde werkgever als waarvoor de vreemdeling reeds voor de verlengingsaanvraag in het bezit is gesteld van een gecombineerde vergunning; en
d.
die beschikt over een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie afgegeven geldige sticker in het paspoort met de aantekening «TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend».
van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, indien hij de leeftijd van dertig jaar niet heeft bereikt, ten minste € 3.484 per maand bedraagt, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag, dan wel indien hij dertig jaar of ouder is, ten minste € 4.752 per maand bedraagt, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag, of
2°.
die voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking «het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst» op grond van artikel 3.42 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, ten minste € 2.497 per maand bedraagt, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag,
b.
in Nederland wordt tewerkgesteld in het kader van het doen van wetenschappelijk onderzoek bij een bekostigde of aangewezen onderwijsinstelling of een van overheidswege direct of indirect, geheel of gedeeltelijke bekostigde of gesubsidieerde onderzoeksinstelling,
c.
in Nederland wordt tewerkgesteld als arts in opleiding tot specialist aan een door de Medisch Specialisten Registratie Commissie, de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie aangewezen opleidingsinstituut, of
d.
als gastdocent onder de beperking «arbeid als kennismigrant» als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in Nederland wordt tewerkgesteld bij een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs die erkende referent is als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van de Vreemdelingenwet 2000 en die beschikt over een gastovereenkomst met de vreemdeling, of bij een onderzoeksinstelling die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs, die erkende referent is en die beschikt over een gastovereenkomst met de vreemdeling,
en wiens werkgever door Onze Minister van Veiligheid en Justitie krachtens artikel 2c van de Vreemdelingenwet 2000 is erkend als referent ten behoeve van het verblijf van vreemdelingen die in Nederland verblijven of willen verblijven voor het verrichten van arbeid in loondienst, als kennismigrant of voor onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (PbEU 2016, L 132).
2
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is eveneens niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die arbeid verricht als bedoeld in het eerste lid, onder a, b, c of d, en daarnaast arbeid als zelfstandige verricht.
De in het eerste lid, onder a, genoemde bedragen worden jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd. De gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
5
Het loon, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is ten minste marktconform als bedoeld in artikel 3.30a van het Vreemdelingenbesluit 2000 en wordt door de werkgever over een periode van ten hoogste een maand, bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.
Artikel
1e
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening tijdelijk in Nederland arbeid verricht in dienst van een werkgever die buiten Nederland is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, mits:
a.
de vreemdeling voldoet aan alle voorschriften inzake verblijf, werkvergunning en sociale zekerheid om als werknemer van de werkgever arbeid te verrichten in het land waar de werkgever gevestigd is,
b.
de vreemdeling arbeid verricht die gelijksoortig is aan de arbeid waartoe de vreemdeling gerechtigd is in het land waar de werkgever gevestigd is,
c.
de vreemdeling slechts de vervanger is van een andere vreemdeling die gelijksoortige arbeid heeft verricht, indien de totale duur van de overeengekomen dienstverrichting niet wordt overschreden, en
beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor studie als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, en arbeid als zelfstandige verricht, of als stagiair wordt tewerkgesteld in het kader van zijn studie;
met praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f, eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs, en die in het kader van de voorbereiding op het uitoefenen van functies op de arbeidsmarkt, bedoeld in artikel 10f, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, onbezoldigd te werk wordt gesteld;
met een entreeopleiding als bedoeld in artikel 10b8 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en die in het kader van de kwalificatie voor het eerste niveau van beroepsuitoefening onbezoldigd te werk wordt gesteld op grond van een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 10b9, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
De onderdelen a en b van het eerste lid zijn van toepassing indien:
a.
de stage wordt verricht op grond van een schriftelijke stageovereenkomst gesloten tussen de onderwijsinstelling, de werkgever als stagebiedende organisatie, en de stagiair, waarbij in ieder geval bij de overeenkomst afspraken zijn gemaakt over de taken van de stagiair, de leerdoelen, de arbeidstijden, de duur van de stage en onkostenvergoedingen en voorzien is in een ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering;
b.
de onderwijsinstelling in de stageovereenkomst verklaart dat de stage relevant is voor zijn studie; en
c.
de stageovereenkomst aanwezig is bij de werkgever op de stageplek.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, verleend onder een beperking verband houdend met onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (PbEU 2016, L 132) of een vreemdeling die in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met voornoemd verblijfsdoel, die in Nederland wordt tewerkgesteld bij een krachtens artikel 2c van de Vreemdelingenwet 2000 als referent erkende onderzoeksinstelling in de zin van die richtlijn.
Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een vreemdeling die in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor onderzoek in de zin van de richtlijn, bedoeld in het eerste lid, en tevens houder is van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning voor onderzoek in de zin van die richtlijn.
Artikel
1i
1
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die houder is van een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU L 155) afgegeven Europese blauwe kaart, dan wel van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van een Europese blauwe kaart, voor zover die vreemdeling:
a.
een opleiding aan een geaccrediteerde opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs in Nederland of een vergelijkbare opleiding aan een buitenlandse hogeronderwijsinstelling met goed gevolg heeft afgerond, en
b.
van de werkgever een vast brutoloon voor de arbeid ontvangt van ten minste € 5.567 per maand, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag.
2
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is eveneens niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die arbeid verricht als bedoeld in het eerste lid, en daarnaast arbeid als zelfstandige verricht.
3
Het in het eerste lid, onder b, genoemde bedrag wordt jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd. De gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
4
Het loon, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt door de werkgever over een periode van ten hoogste een maand, bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.
verblijft in een gastgezin, bestaande uit minimaal twee personen, tot wie de vreemdeling niet in familierechtelijke betrekking staat tot in de derde graad en voor wie deze niet eerder werkzaamheden heeft verricht,
2°.
kost en inwoning geniet van het gastgezin,
3°.
maximaal 8 uur per dag tot een maximum van 30 uur per week in het gastgezin slechts lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden mag verrichten, waarvoor een aantoonbaar alternatief voorhanden is,
4°.
minimaal 2 dagen per week vrij heeft,
5°.
een dagindeling met het gastgezin schriftelijk en in een voor de au pair begrijpelijke taal heeft vastgesteld op grond waarvan de au pair licht ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht, en
6°.
kan aantonen dat een verklaring is ondertekend, waaruit blijkt dat het gastgezin zich er van bewust is, dat de toezichthouders de bevoegdheid, bedoeld in artikel 17 van de wet, hebben;
b.
er sprake is van werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme (WHS) of een Working Holiday Programme (WHP), dat in een Memorandum of Understanding geformuleerd is dat is goedgekeurd door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
c.
er sprake is van werkzaamheden in het kader van een door het Nederlands Jeugdinstituut goedgekeurd European Voluntary Service-programme; of
d.
er sprake is van deelname aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie goedgekeurd uitwisselingsprogramma van een particuliere uitwisselingsorganisatie en verblijft in het gastgezin, bestaande uit minimaal 2 personen voor wie de vreemdeling niet eerder werkzaamheden heeft verricht.
Artikel
1k
1
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot de vreemdeling die werkzaamheden verricht binnen een traject in het kader van het internationale handelsverkeer, waarbij de in Nederland gevestigde werkgever de werkzaamheden in opdracht van de in het buitenland gevestigde onderneming, werkgever, of opdrachtgever verricht, indien het gaat om werkzaamheden die de vreemdeling uitoefent in de hoedanigheid van:
a.
directeur-grootaandeelhouder van een in het buitenland gevestigde onderneming;
b.
opdrachtnemer van een in het buitenland gevestigde onderneming; of
c.
werknemer van een in het buitenland gevestigde werkgever.
2
De werkgever die gebruik wil maken van dit artikel dient daartoe een schriftelijke aanvraag in bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Bij het verzoek worden het traject, de bijbehorende werkzaamheden, evenals de duur van het traject gemeld, en wordt door de werkgever aangetoond dat hij aan de voorwaarden van dit artikel voldoet.
3
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist binnen vijf weken op het verzoek tot toelating van het traject, bedoeld in het tweede lid.
4
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verleent de toelating van het traject, bedoeld in het tweede lid, voor het traject voor de duur van maximaal drie jaar.
5
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de toelating van het traject, bedoeld in het tweede lid, weigeren:
a.
indien de activiteit naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen concurrentie oplevert met het prioriteitgenietend aanbod, waarbij wordt meegewogen:
1°.
de aard van het traject;
2°.
de aard van de werkzaamheden die de vreemdeling binnen het traject zal uitvoeren;
3°.
de duur van het traject;
4°.
de waarde van de te leveren of geleverde goederen en diensten;
5°.
het verwachte aantal vreemdelingen dat werkzaamheden zal uitvoeren binnen het traject; en
6°.
de waarde van het traject;
b.
indien de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag een onherroepelijke bestuurlijke boete is opgelegd op grond van een overtreding als bedoeld in:
indien de werkgever in het kader van een vorig traject niet heeft voldaan aan de meldplicht, bedoeld in het zevende lid.
6
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de toelating van het traject, bedoeld in het tweede lid, intrekken:
a.
indien de voor verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn geweest, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;
b.
indien de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het moment waarop de toelating van het traject wordt ingetrokken een onherroepelijke bestuurlijke boete is opgelegd op grond van een overtreding als bedoeld in:
indien de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het moment waarop de toelating van het traject wordt ingetrokken is gestraft op grond van:
de tewerkstelling plaatsvindt op grond van een arbeidsovereenkomst waarin in ieder geval het aantal te werken uren per week, de ingangsdatum en duur van het contract en de beloning worden vermeld;
b.
een tripartiete overeenkomst wordt gesloten tussen de onderwijsinstelling, de werkgever, en de student;
c.
de tripartiete overeenkomst en arbeidsovereenkomst aanwezig is bij de werkgever op de werkplek;
d.
de arbeid verricht wordt voor de duur van maximaal 32 uur per week; en
e.
de student loon ontvangt dat marktconform is.
2
Dit artikel is van toepassing op de instroom per studiejaar voor de Academies van Bouwkunst gezamenlijk van de eerste 50 studenten met de nationaliteit van een staat die niet tot de Europese Unie behoort, die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of niet met de Zwitserse nationaliteit.
Artikel
1n
1
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling, voor zover die arbeid verricht in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, indien hij:
a.
houder is van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder de beperking «overplaatsing binnen een onderneming» in de zin van artikel 3.30d van het Vreemdelingenbesluit 2000;
b.
ten hoogste 90 dagen in Nederland verblijft op grond van artikel 3.3, eerste lid, onder c, Vreemdelingenbesluit 2000 en houder is van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven verblijfsvergunning met de vermelding «ICT», die is afgegeven ter uitvoering van richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157), of
c.
in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de onder a bedoelde verblijfsvergunning en tevens houder is van de onder b bedoelde door een andere lidstaat afgegeven verblijfsvergunning.
2
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is eveneens niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die arbeid verricht als bedoeld in het eerste lid, en daarnaast arbeid als zelfstandige verricht.
Artikel
1o
1
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht voor een onderneming die naar het oordeel van onze Minister van Justitie en Veiligheid startend en innovatief is met schaalbare bedrijfsactiviteiten, en:
a.
van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, ten minste € 2.497 bruto per maand bedraagt, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag; en
b.
die een medewerkersparticipatie van een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat bij ministeriële regeling vast te stellen percentage in de onderneming, bedoeld in het eerste lid, aanhef, ontvangt.
2
De beoordeling of sprake is van een onderneming als bedoeld in het eerste lid geschiedt aan de hand van een door Onze Minister van Justitie en Veiligheid bij ministeriële regeling in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat vastgesteld toetsingskader. Er is in ieder geval geen sprake van een onderneming als bedoeld in het eerste lid indien de onderneming op het moment van de beoordeling arbeid laat verrichten door meer dan vijftien werknemers, die krachtens arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek werkzaam zijn. De beoordeling heeft een geldigheidsduur van drie jaar na ingang van de eerste verblijfsvergunning ten behoeve van werkzaamheden in het kader van dit artikel.
3
Bij ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden nadere regels gesteld over de medewerkersparticipatie.
4
Dit artikel is van toepassing op ten hoogste vijf vreemdelingen die werkzaamheden verrichten voor de onderneming, bedoeld in het eerste lid.
5
Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd met het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen over de maand oktober daaraan voorafgaand, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, afwijkt van het indexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd. De gewijzigde bedragen worden door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
6
Het loon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door de werkgever over een periode van ten hoogste een maand, bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.
een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van:
een houder van een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie afgegeven Europese blauwe kaart als bedoeld in artikel 1i;
3°.
een houder van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder de beperking «overplaatsing binnen een onderneming» op grond van artikel 3.30d van het Vreemdelingenbesluit 2000;
een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een vreemdeling, bedoeld in artikel 1o.
een vreemdeling, met uitzondering van de vreemdeling, genoemd in de onderdelen a en f, die in het verleden heeft beschikt over een krachtens de Vreemdelingenwet of Vreemdelingenwet 2000 afgegeven vergunning met daarop de aantekening, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, die is afgegeven op grond van het tweede lid van dat artikel en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd;
e.
een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, indien de vreemdeling gedurende ononderbroken periode van zeven jaar direct voorafgaande aan de vergunning tot verblijf werkzaam is geweest op zeeschepen die onder Nederlandse vlag varen en in Nederland zijn geregistreerd of op mijnbouwinstallaties op het continentaal plat als bedoeld in artikel 1, onderdelen o en c, van de Mijnbouwwet;
f.
een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking «het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst» die is verleend op grond van artikel 3.42 van het Vreemdelingenbesluit 2000;
die vreemdeling een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, heeft aangevraagd en welke aanvraag blijkens een verklaring van Onze Minister van Justitie tenminste zes maanden in behandeling is, aanspraken op voorzieningen geniet voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat aanspraken op voorzieningen regelt en de vreemdeling op basis van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijft;
b.
de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a, de in de vergunningsaanvraag aangegeven werkzaamheden onder marktconforme voorwaarden zal verrichten, en
c.
de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a, binnen een tijdsbestek van 52 weken vanaf de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsperiode van in totaal 24 weken, waarin ten hoogste een arbeidsperiode van 14 weken is gelegen waarin werkzaamheden worden verricht als artiest, musicus, filmmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning van optredens van een artiest of musicus, niet overschrijdt.
2
Bij ministeriële regeling worden nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid, onderdeel a.
Artikel
3
Een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt geweigerd voor werkzaamheden geheel of ten dele bestaande in het verrichten van seksuele handelingen met derden of voor derden.
Artikel
3a
Vervallen
Artikel
3b
1
Ten behoeve van vreemdelingen met de Noord-Koreaanse nationaliteit worden geen tewerkstellingsvergunningen of gecombineerde vergunningen verleend.
2
Het eerste lid is niet van toepassing indien het Sanctiecomité, bedoeld in Resolutie 1718 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, vooraf per geval goedkeuring geeft voor de tewerkstelling van vreemdelingen met de Noord-Koreaanse nationaliteit omdat het dit nodig acht voor de verstrekking van humanitaire bijstand, denuclearisatie, of enig ander doel dat verenigbaar is met de doelstellingen van de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013), 2094 (2013), 2270 (2016), 2321 (2016), 2356 (2017) of 2371 (2017).
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is gedurende zes en twintig weken na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet van toepassing op een vreemdeling die reeds vóór de inwerkingtreding daarvan:
a.
uitsluitend arbeid verricht op vervoermiddelen in het internationale verkeer;
b.
als stagiaire hier te lande werkzaam is in het kader van een met een vreemde mogendheid gesloten overeenkomst;
c.
optreedt als gastdocent aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs;
d.
is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn;
e.
arbeid verricht in dienst van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
Artikel
4a
Vervallen
Artikel
4b
1
Na een herhaling van een overtreding of soortgelijke overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die of een soortgelijke overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.
2
Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw dezelfde of een soortgelijke overtreding is geconstateerd die eveneens ernstig is, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.
3
Als een ernstige overtreding als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 werkenden zijn betrokken.
4
Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid. Een dergelijke waarschuwing wordt niet gegeven of een dergelijk bevel wordt niet opgelegd, indien de overtreding een handelen of nalaten betreft in strijd met de artikelen 2a, eerste lid, en 15 van de wet.
De gegevens, bedoeld in artikel 19g van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 19g, eerste lid, van de wet.
2
De gegevens, bedoeld in artikel 19g, eerste lid, van de wet, blijven drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld 19g, eerste lid, van de wet, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.
de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;
b.
de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden;
c.
de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden;
d.
de naam en vestigingsplaats van de betreffende normadressaat;
e.
het nummer waaronder de betreffende normadressaat is ingeschreven in een register van het land van vestiging, dan wel de unieke code die naar de betreffende normadressaat te herleiden is; en
f.
de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.
2
Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 4h, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.
Artikel
4h
Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen
1
In aanvulling op artikel 4g, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid, en 19a, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 19a, dan wel door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 17b, tweede lid, van de wet, de volgende inspectiegegevens over dat besluit openbaar gemaakt:
a.
welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en
b.
welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.
2
Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 17b van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.
Artikel
4i
Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt
1
De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 4g en 4h, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.
2
Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 19g, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.
Artikel
4j
Reactie van belanghebbende
1
Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 4g en 4h, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2
Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.
Artikel
4k
Rectificatie
Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 19g van de wet, en de artikelen 4g en 4h openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.
Artikel
5
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.
Artikel
6
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet arbeid vreemdelingen in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Surabaya
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,A. P. W. Melkert