Wet van 20 juni 1996 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht)

Derde tranche Algemene wet bestuursrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, ter nadere uitwerking van artikel 107, tweede lid, van de Grondwet, gewenst is de Algemene wet bestuursrecht aan te vullen met bepalingen inzake mandaat en delegatie, inzake toezicht op bestuursorganen, inzake subsidies, inzake beleidsregels en inzake handhaving;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL

I

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL

II

ARTIKEL

III

ARTIKEL

IV

ARTIKEL

V

Degene die volgens het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was een besluit te nemen of een andere handeling te verrichten, welke bevoegdheid na dat tijdstip als gevolg van deze wet, de Aanpassingswet derde tranche Awb I of de Aanpassingswet derde tranche Awb II niet meer door hem zou kunnen worden uitgeoefend, behoudt niettemin deze bevoegdheid totdat in overeenstemming met deze wet, de Aanpassingswet derde tranche Awb I of de Aanpassingswet derde tranche Awb II in de bevoegdheid is voorzien, doch niet langer dan dertien weken na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL

VI

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager