Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op Verordening 207/93/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 januari 1993 tot vaststelling van de inhoud van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen en tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van artikel 5, lid 4, van die verordening (PbEG L 25) en de artikelen 2, 3, 4, 5, 7, en 10 van het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode (Stb. 1992, 661);

Besluit:

Artikel

1

Artikel

2

Bij de verhandeling van of in de reclame voor producten mag alleen worden verwezen naar de biologische productiemethode indien:

  • is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens verordening (EEG) nr. 2092/91;

  • bij de etikettering van producten welke zijn bereid na 1 januari 1997, de naam of het codenummer wordt vermeld van de controle-organisatie of

  • instantie die is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens het besluit door de marktdeelnemer die de laatste fase van bereiden heeft uitgevoerd.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Een besluit van de controle-instelling dat de in punt 1, van bijlage I, onderdeel A, bij verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde omschakelingsperiode in een bepaald geval wordt verlengd dan wel verkort, behoeft de goedkeuring van de minister.

Artikel

6a

Artikel

7

De Landbouwkwaliteitsregeling biologische produktiemethode wordt ingetrokken.

Artikel

8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,T.H.J.Joustra

Bijlage

behorend bij artikel 6a, eerste lid van de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996

Omvang van de mestproductie voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar als bedoeld in artikel 6a

Diersoorten

Onderscheiden categorieën dieren binnen de diersoorten

Omvang mestproductie per dier van de onderscheiden diercategorieën per jaar, uitgedrukt in kilogrammen stikstof

I Rundvee

Fok- en gebruiksvee

• Melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste één maal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden; ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken)

96,1

In grupstal met vaste mest

90,6

In potstal met vaste mest

86,4

• Vrouwelijk jongvee (alle vrouwelijke dieren die nog nooit gekalfd hebben en die worden aangehouden voor de vervanging van de eigen veestapel of de veestapel van derden; ook drachtige dieren die niet eerder hebben gekalfd):

- jonger dan 1 jaar

32,3

- 1 jaar en ouder

66,0

• Stieren voor de fokkerij (stieren bestemd voor het fokken van melk- of vleesvee):

- jonger dan 1 jaar

26,7

- 1 jaar en ouder

51,0

Roodvleesproductie

• Weide- en zoogkoeien (koeien die niet meer worden gemolken, maar worden vetgeweid)

66,2

• Vleesstieren, alsook vrouwelijke dieren en ossen die op dezelfde wijze worden gemest (vee dat tot ca. 16 maanden wordt gemest voor roodvlees):

- startkalf t.b.v. vleesstier, ca. 0 tot 3maanden (kalveren dieworden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd)

6,6

- van startkalf tot vleesstier, ca. 3 tot ca.16 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3maanden en die verder worden afgemest tot vleesstier van ca. 16 maanden)

27,2

- vleesstier, ca. 0 tot ca. 16 maanden (stieren die worden gemest van ca.0 tot ca. 16 maanden)

23,4

• Overig vleesvee (vee bestemd voor roodvleesproductie, dat niet behoort tot de categorieën ‘weidekoeien’ of ‘vleesstieren’; ook vleesstieren, vrouwelijkedieren en ossen ouder dan ca. 16 maanden):

- jonger dan 1 jaar

26,4

- 1 jaar en ouder

65,4

II Varkens

Fokkerij/vermeerdering

• Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):

- waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben)

12,0

- waarvan de biggen worden gehouden tot eengewicht van ca. 25 kg(ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden)

15,3

• Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij):

- van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg, die worden afgeleverd op ca. 7 maanden)

5,9

- van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking)

9,1

- van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact

6,1

• Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg)

5,5

• Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren - ook zoekberen - van ca. 7 maanden en ouder; ook aan-geleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden)

11,7

• Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg)

2,0

Mesterij

• Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij, maar worden afgemest)

12,8

• Vleesvarkens (varkens 6,1 die doorgaans wordengemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25kg)

6,1

III Kippen

Legrassen

• Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger danca. 18 weken (opfokhennenen -hanen voor de vervanging van hennen enhanen van legrassen,inclusief (groot)ouderdieren, die worden afgeleverd op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld)

0,159

• Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en hanen - inclusief (groot)ouderdieren - die zijn aangeleverd op ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen - inclusief (groot)ouderdieren -, vanaf exact 18 weken)

0,371

Vleesrassen

• Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot)ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld)

0,110

• Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren - inclusief grootouderdieren - van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren, vanaf exact 19 weken)

0,411

• Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd)

0,332

IV Kalkoenen

Voor broedeieren

• Hennen en hanen voor de productie van broedeieren: - ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf)

0,290

- ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf)

1,165

- ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder)

1,513

Vleeskalkoenen

• Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode tot de aflevering voor de slacht)

0,884

V Schapen

• Fokschapen, inclusief de lammeren tot ca. 25 kg (alle ooien die ten minste éénmaal hebben gelammerd)

10,3

• Overige schapen (alle lammeren zwaarder dan 25 kg, alle fokrammen en overhouders)

9,3

VI Geiten

• Melkgeiten, inclusief lammeren tot ca. 10 kg (alle geiten die ten minste éénmaal hebben gelammerd)

7,3

• Overige geiten (geitelammeren en opfokgeiten zwaarder dan ca. 10 kg en bokken)

5,2

VII Eenden

• Ouderdieren van vleeseenden (opfok- en legeenden)

0,50

• Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht)

0,39

VIII Konijnen

• Voedsters, inclusief de niet-gespeende jongen (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)

1,24

• Fokrammen (rammen bestemd voor het fokken van vleeskonijnen

0,75

• Opfokkonijnen (jonge nog niet dekrijpe konijnen, die worden aangehouden voor de fokkerij, vanaf de leeftijd van ca. 80 dagen tot de eerste dekking)

1,01

• Vleeskonijnen (jonge konijnen vanaf het spenen tot de leeftijd van ca. 80 dagen; ook opfokkonijnen tot 80 dagen)

0,40

IX Parelhoenders

• Vleesparelhoenders

0,437