Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 mei 1996, nr. HDTP/96/1137/MO Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;
Gelet op artikel V, onderdeel J, tweede lid, van de wet van 28 maart 1996, tot wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de
Mediawet, de
Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het
Wetboek van Strafvordering in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden telecommunicatie),
Stb. 320, en, voor zover het betreft artikel 4 van dit besluit, op artikel 40
b van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;
De Raad van State gehoord (advies van 24 juli 1996, nr. W09.96.0199);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 november 1996, nr. HDTP/96/2567/MO Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;