Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
werknemer: de werknemer bedoeld in § 2 van respectievelijk Hoofdstuk I van de Werkloosheidswet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en van de Eerste Afdeling van de Ziektewet;
-
b.
werkgever: de natuurlijke persoon tot wie, of het lichaam tot welk een of meer natuurlijke personen in dienstbetrekking staan, in de zin van de Ziektewet, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en van de Werkloosheidswet;
-
c.
premies werknemersverzekeringen: de premies, die werkgevers en werknemers verschuldigd zijn ingevolge de Ziekenfondswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet;
-
d.
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
-
e.
Algemeen Werkloosheidsfonds: het fonds, genoemd in artikel 103 van de Werkloosheidswet;
-
f.
uitkeringsgerechtigde: degene, wiens inkomen uit en in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven onmiddellijk voorafgaande aan de aanvang van de dienstbetrekking, waarop deze wet betrekking heeft uitsluitend bestaat uit een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Werkloosheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Toeslagenwet of uit een uitkering ingevolge vergelijkbare regelingen dan wel uit een combinatie van deze uitkeringen en die bij de Centrale organisatie werk en inkomen als werkzoekende is geregistreerd.