Wet van 24 april 1997, houdende nieuwe regels over het verstrekken van huursubsidies (Huursubsidiewet)

Wet op de huurtoeslag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet individuele huursubsidie te herzien, ter matiging van de huurlasten van huishoudens met lagere inkomens, ter vereenvoudiging van de wettelijke bepalingen, alsmede ter vergroting van de doelmatigheid van de huursubsidieverstrekking;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1

Definities

Artikel

1

In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente waar de woning is gelegen waarop de huurtoeslag betrekking heeft;

  • b.

    huurcommissie: de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;

  • c.

    huurder: persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een door hem gehuurde woning, daaronder begrepen een woonwagen, tenzij:

    • 1°.

      de overeenkomst van huur en verhuur een gebruik van de woning betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is, of

    • 2°.

      de woning onderdeel uitmaakt van een hotel-, pension-, kamp- of vakantiebestedingsbedrijf, ongeacht de duur van de huurovereenkomst;

  • d.

    huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning;

  • e.

    huurtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van het huren van een woning;

  • f.

    onderhuurder: persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

  • g.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • h.

    rekenhuur: de rekenhuur, bedoeld in artikel 5;

  • i.

    rekeninkomen: de gezamenlijke toetsingsinkomens, bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de draagkracht, bedoeld in artikel 7 van die wet;

  • j.

    standplaats: kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • k.

    woning: een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden;

  • l.

    woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel

1a

§

2

In aanmerking te nemen bewoningssituatie en huur

Artikel

2

In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder:

  • a.

    eenpersoonshuishouden: het huishouden van een huurder die, afgezien van een eventuele onderhuurder en de tot het huishouden van de onderhuurder behorende personen, als enige een woning bewoont, en die op 1 januari van het berekeningsjaar jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

  • b.

    meerpersoonshuishouden: het huishouden van een huurder die samen met diens partner of een of meer medebewoners een woning bewoont, indien geen van deze personen op 1 januari van het berekeningsjaar de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;

  • c.

    eenpersoonsouderenhuishouden: het huishouden van een huurder die, afgezien van een eventuele onderhuurder en de tot het huishouden van de onderhuurder behorende personen, als enige een woning bewoont, en die op 1 januari van het berekeningsjaar de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;

  • d.

    meerpersoonsouderenhuishouden: het huishouden van een huurder die samen met diens partner of een of meer medebewoners een woning bewoont, indien een of meer van deze personen op 1 januari van het berekeningsjaar de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt.

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Artikel

6

Vervallen

Hoofdstuk

2

Het recht op huurtoeslag

§

1

Algemeen

Artikel

7

Artikel

7a

Vervallen

§

2

Eisen aan de huurder, diens partner en de medebewoners

Artikel

8

Een huurtoeslag wordt slechts toegekend aan een huurder die meerderjarig is.

Artikel

9

Artikel

10

De huurder die tijdelijke bescherming geniet als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000 omdat hij onder de reikwijdte valt van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 71/1) of een verlenging van dat besluit, heeft recht op huurtoeslag.

§

3

Eisen aan de woning

Artikel

11

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

§

4

Eisen aan de financiële positie

Artikel

14

Artikel

15

Vervallen

Hoofdstuk

3

De hoogte van de huurtoeslag

§

1

Basishuur en normhuur

Artikel

16

De basishuur is het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft. De basishuur is het overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 berekende bedrag van de normhuur verhoogd met € 12 per 1 januari 2023 bij Stb. 2022/528: € 0.In Stb. 2023/494 wordt de basishuur aangepast vanaf 1 januari 2024..

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

§

2

Kwaliteitskortings- en aftoppingsgrens

Artikel

20

§

3

Berekening van de huurtoeslag

Artikel

21

Artikel

22

Vervallen

Artikel

22a

Vervallen

Hoofdstuk

4

Wijzigingen van omstandigheden

Artikel

23

Bij verhuizing van de huurder blijft het in artikel 7, eerste lid, bedoelde recht op huurtoeslag in stand, mits hij de woning naar welke hij verhuist huurt en vervolgens bewoont en ook overigens aan de voorwaarden voor verkrijging van huurtoeslag wordt voldaan. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Artikel

26

Vervallen

Hoofdstuk

4A

Bijzondere bijdrage in de huurlasten

Artikel

26a

Vervallen

Artikel

26b

Vervallen

Artikel

26c

Vervallen

Artikel

26d

Vervallen

Artikel

26e

Vervallen

Artikel

26f

Vervallen

Artikel

26g

Vervallen

Hoofdstuk

5

Aanpassing van bedragen

Artikel

27

Hoofdstuk

6

Hulp- en informatiepunten

Artikel

28

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

30a

Vervallen

Artikel

30aa

Vervallen

Artikel

30ab

Vervallen

Artikel

30b

Vervallen

Artikel

30c

Vervallen

Artikel

30d

Vervallen

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Hoofdstuk

7

Informatieplicht, verificatie, opschorting, herziening en terugvordering

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Hoofdstuk

8

Beperking huurtoeslagtoekenning boven de aftoppingsgrens

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

Vervallen

Hoofdstuk

9

Gemeentelijk woonlastenfonds en experimenten

Artikel

46

Vervallen

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

Artikel

48a

Vervallen

Artikel

48b

Vervallen

Artikel

49

Artikel

50

De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens de artikelen 21, eerste lid, en 27, negende lid, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd en sedert die overlegging acht weken zijn verstreken.

Hoofdstuk

10

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

51

Vervallen

Artikel

52

Vervallen

Artikel

53

Vervallen

Artikel

54

De Wet individuele huursubsidie wordt ingetrokken.

Artikel

55

Artikel

56

Indien artikel I, onder B en C, van het bij koninklijke boodschap van 26 juni 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (kamerstukken 24 233) tot wet wordt verheven en in werking treedt:

  • a.

    met ingang van 1 juli van enig jaar, treedt artikel 10 in werking met ingang van die datum;

  • b.

    met ingang van een andere datum dan 1 juli, treedt artikel 10 in werking met ingang van de 1 juli die volgt op die datum.

Artikel

56a

Vervallen

Artikel

56b

In afwijking van artikel 13, eerste lid, onderdeel a, aanhef, onderscheidenlijk onderdeel b, van de Huursubsidiewet, zoals die luidden na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel EA, van de wet van 26 januari 2004 tot wijziging van de Huursubsidiewet en enkele andere wetten (introductie van een nieuwe procedure voor huurders die een aanvraag om toekenning van huursubsidie indienen) (Stb. 61), luiden de daarin genoemde bedragen voor het tijdvak dat loopt van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004: € 585,24 onderscheidenlijk € 317,03.

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de huurtoeslag.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, D. K. J. Tommel
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager