Besluit van 2 oktober 1997, houdende regels met betrekking tot het werkterrein, de samenstelling en werkwijze van indicatieorganen (Zorgindicatiebesluit)

Zorgindicatiebesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 juli 1997, kenmerk DBO/PBO/971311;
De Raad van State gehoord (advies van 24 september 1997, nr. W.13.97.0470);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 september 1997, kenmerk DBO 97975;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    de AWBZ: de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • b.

    indicatieorgaan: een indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a van de AWBZ;

  • c.

    zorgvrager: degene ten behoeve van wie een aanvraag om een indicatiebesluit is ingediend;

  • d.

    indicatiebesluit: het besluit van een indicatieorgaan waarbij beoordeeld wordt of en in welke omvang een zorgvrager in aanmerking komt voor een of meer vormen van zorg als bedoeld in artikel 2;

  • e.

    het besluit: het Besluit zorgaanspraken AWBZ;

  • f.

    cliëntprofiel: een profiel van zorgvragers met een vergelijkbare zorgbehoefte en beperkingen op dezelfde terreinen, bij wie de verzorgings-, verplegings-, begeleidings- of behandelingsdoelen naar aard en inhoud overeenkomen en die op verblijf als bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, of artikel 13, tweede lid, van het besluit zijn aangewezen;

  • h.

    zorgzwaarte pakket: naar aard, inhoud en omvang bij een cliëntprofiel passende, samenhangende zorg als omschreven op grond van het besluit.

Artikel

2

Als vormen van zorg als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de AWBZ worden aangewezen de vormen van zorg, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6, 8, 9, eerste en tweede lid, 9a, 10, 13, tweede lid, en 34 van het besluit, met uitzondering van:

  • a.

    de zorg, bedoeld in artikel 5 van het besluit, voor zover het betreft advies, instructie en voorlichting door een aan de instelling verbonden gespecialiseerde verpleegkundige ten behoeve van een niet in de instelling verblijvende verzekerde;

  • b.

    de zorg, bedoeld in artikel 8 van het besluit:

    • 1°.

      voor zover het betreft consultatie van een aan de instelling verbonden verpleeghuisarts of arts voor verstandelijk gehandicapten ten behoeve van een niet in de instelling verblijvende verzekerde, of

    • 2°.

      die in verband met een zintuiglijke handicap wordt verleend;

  • c.

    de zorg, bedoeld in artikel 9 of 13, tweede lid, van het besluit, voor zover het meer zorg betreft dan is begrepen in het voor de zorgdrager geïndiceerde zwaartepakket;

  • d.

    forensische zorg als bedoeld in artikel 2 van het Interimbesluit forensische zorg.

Artikel

4

Paragraaf

2

Samenstelling indicatieorgaan

Paragraaf

3

De aanvraag om een indicatiebesluit

Artikel

5

Paragraaf

4

Het onderzoek

Artikel

6

Voor zover dit voor het nemen van een indicatiebesluit van belang is, wordt onderzoek verricht naar:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de zorgvrager;

  • b.

    de beperkingen die de zorgvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de zorgvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de zorgvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de zorgvrager;

  • f.

    de aard en de omvang van de aan de zorgvrager geboden professionele en niet-professionele hulp en zorg en de mogelijkheden tot continuering en uitbreiding daarvan;

  • g.

    welk cliëntprofiel het beste bij de zorgvrager past.

Artikel

7

Artikel

8

Het onderzoek wordt verricht door personen dan wel organisaties die over voldoende deskundigheid beschikken om de aanvraag om een indicatiebesluit te kunnen beoordelen.

Artikel

9

Artikel

9a

Artikel 9 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op langdurig verblijf of langdurige intensieve zorg thuis, te leveren door een instelling die door Onze Minister is aangewezen ten einde in het kader van een experiment tijdelijk te beproeven of het toepassingsbereik van artikel 9 op verantwoorde wijze kan worden beperkt.

Artikel

10

Vervallen

Paragraaf

5

Protocollen

Artikel

11

Onze Minister kan beleidsregels stellen over de wijze waarop het indicatieorgaan zijn activiteiten uitvoert.

Paragraaf

6

Het indicatiebesluit

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Een zorgverzekeraar kan in situaties waarin onmiddelijke verlening van zorg als bedoeld in artikel 2 redelijkerwijs noodzakelijk is, besluiten dat een verzekerde zijn aanspraak op zorg gedurende ten hoogste twee weken tot gelding kan brengen, zonder dat hij beschikt over een indicatiebesluit, waaruit blijkt dat hij op zodanige zorg is aangewezen.

Artikel

16a

Het indicatieorgaan draagt er zorg voor dat gedurende de geldigheid van het indicatiebesluit de gegevens die aan het indicatiebesluit ten grondslag hebben gelegen, worden bewaard en houdt de gegevens die voor een mogelijk nieuw indicatiebesluit van belang zijn, zoals naam, adres, woonplaats of verblijfplaats, burgerlijke staat en wettelijke vertegenwoordiging, zo veel mogelijk actueel.

Paragraaf

7

Bijzondere bepalingen in verband met de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Artikel

17

Paragraaf

8

Registratie

Artikel

18

Paragraaf

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Artikel

21

Een indicatiebeoordeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van het Besluit indicatiebeoordeling verpleging en verzorging, zoals dat besluit luidde tot de intrekking daarvan, wordt gelijkgesteld met een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, met dien verstande dat, indien de geldigheidsduur van de indicatiebeoordeling door het indicatieorgaan op onbepaald gesteld is, Onze Minister voor categorieën van indicatiebeoordelingen bij ministeriële regeling alsnog kan bepalen dat die indicatiebeoordelingen een bij die regeling te bepalen geldigheidsduur hebben.

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Artikel

26

Dit besluit wordt aangehaald als: Zorgindicatiebesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. G. Terpstra
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager