Wet van 29 juni 2006, houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning)

Wet maatschappelijke ondersteuning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en daarbij de rol van de gemeente te versterken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Er bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat.

§

2

Gemeenteraad en college van burgemeester en wethouders

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

§

3

Provinciale staten en gedeputeerde staten

Artikel

13

Provinciale staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten dragen zorg voor het voeren van beleid betreffende het steunfunctiewerk.

Artikel

14

§

4

Eigen bijdrage

Artikel

15

Artikel

16

Een eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door een door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon.

Artikel

17

Indien naar het oordeel van Onze Minister de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16, zijn in dat artikel omschreven taak niet langer naar behoren verricht, kan Onze Minister bepalen dat de bevoegdheden die met die taak verband houden niet langer aan die rechtspersoon toekomen. De betrokken bevoegdheden gaan in dat geval over op Onze Minister.

Artikel

18

§

4a

Financiële tegemoetkomingen

Artikel

19

§

5

Specifieke uitkeringen

Artikel

20

§

6

Stimuleringsuitkeringen

Artikel

21

§

7

Gegevensverstrekking

Artikel

22

Artikel

23

De rijksbelastingdienst verstrekt:

  • a.

    het college van burgemeester en wethouders de persoonsgegevens die voor het college noodzakelijk zijn voor de uitvoering van artikel 19, en

  • b.

    de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16, de persoonsgegevens die voor die rechtspersoon noodzakelijk zijn voor de uitvoering van artikel 16.

§

8

Evaluatiebepaling

Artikel

24

Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

§

9

Overige bepalingen

Artikel

25

Roerende zaken, voor de aanschaf waarvan krachtens deze wet een financiële tegemoetkoming is verstrekt, die zijn aangeschaft met een persoonsgebonden budget of die krachtens deze wet in eigendom of bruikleen zijn verleend, zijn niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag, zolang die roerende zaken voor de rechthebbende op die zaken nodig zijn. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

Artikel

26

§

10

Wijziging van andere wetten

Artikel

27

Wijzigt de Kaderwet volksgezondheidssubsidies.

Artikel

28

Wijzigt de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.

Artikel

29

Wijzigt de Wet klachtrecht cliënten zorgsector.

Artikel

30

Wijzigt de Wet collectieve preventie volksgezondheid.

Artikel

31

Wijzigt Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

32

Wijzigt de Woningwet.

Artikel

33

Wijzigt de Woningwet.

Artikel

34

Wijzigt de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Artikel

35

Wijzigt de Wet inburgering nieuwkomers.

Artikel

36

Wijzigt de Wet kinderopvang.

Artikel

37

Wijzigt de Beroepswet.

§

11

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

39

De Welzijnswet 1994 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft:

  • a.

    op de financiële verantwoording, vaststelling en uitbetaling van op grond van de Welzijnswet 1994 verleende subsidies en uitkeringen, aangevraagde en aan te vragen subsidies en uitkeringen tot aan het tijdstip van inwerkingtreding van de wet;

  • b.

    in wettelijke procedures en rechtsgedingen tegen besluiten die op grond van de Welzijnswet 1994 zijn genomen, dan wel op tegen deze besluiten in te stellen of ingestelde beroepen, zowel in eerste aanleg als in verdere instantie.

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel

43

Deze wet wordt aangehaald als: Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , C. I. J. M. Ross-van Dorp
De Minister van Justitie a.i. , S. M. Dekker