Besluit van 25 oktober 2002, houdende hernieuwde vaststelling van de aard, inhoud en omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en wijziging van andere besluiten in verband daarmee (Besluit zorgaanspraken AWBZ)
Besluit zorgaanspraken AWBZ
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 juni 2002, Z/VU-2296118, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;
De Raad van State gehoord (advies van 27 september 2002, no.W13.02.0280/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 oktober 2002, Z/VU-2326865,uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk
I
Definitiebepaling
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwde verzekerden die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige verzekerden duurzaam een huishouden voeren dan wel uit een meerderjarige ongehuwde verzekerde die met een of meer ongehuwde minderjarige verzekerden duurzaam een huishouden voert;
c.
verblijf: verblijf gedurende het etmaal.
Hoofdstuk
II
De aanspraken
Artikel
2
1
De verzekerde heeft, behoudens voor zover het zorg betreft die kan worden bekostigd op grond van een andere wettelijke regeling, aanspraak op:
a.
huishoudelijke verzorging als omschreven in artikel 3;
b.
persoonlijke verzorging als omschreven in artikel 4;
Op de zorg, omschreven bij dit besluit, bestaat geen aanspraak voor zover deze objectief voorzienbaar samenhangt met een onderzoek in een ziekenhuis dat of een behandeling in een ziekenhuis die niet behoort tot de in artikel 13, eerste lid, omschreven zorg.
3
De aanspraak op zorg bestaat slechts voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen.
4
Bij ministeriële regeling kan de aanspraak op de zorg, bedoeld in het eerste lid, nader worden geregeld en afhankelijk worden gesteld van daarbij te stellen voorwaarden.
Artikel
3
Huishoudelijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem die of dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de verzekerde dan wel van de leefeenheid waartoe de verzekerde behoort, te verlenen door een instelling.
Artikel
4
Persoonlijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, te verlenen door een instelling.
Artikel
5
Verpleging omvat verpleging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking of een lichamelijke handicap, gericht op herstel of voorkoming van verergering van de aandoening, beperking of handicap, te verlenen door een instelling.
Artikel
6
Ondersteunende begeleiding omvat ondersteunende activiteiten in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht op bevordering of behoud van zelfredzaamheid of bevordering van de integratie van de verzekerde in de samenleving, te verlenen door een instelling.
Artikel
7
Activerende begeleiding omvat door een instelling te verlenen activerende activiteiten gericht op:
a.
herstel of voorkomen van verergering van gedrags- of psychische problematiek; of
b.
het omgaan met de gevolgen van een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
Artikel
8
1
Behandeling omvat behandeling van medisch-specialistische, gedragswetenschappelijke of specialistisch-paramedische aard gericht op herstel of voorkoming van verergering van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, te verlenen door een instelling of door een psychiater of zenuwarts.
2
Indien de behandeling psychotherapeutische behandeling door een psychiater of zenuwarts betreft, bestaat aanspraak op ten hoogste negentig zittingen van vijfenveertig minuten per zitting bij individuele psychotherapie, van negentig minuten per zitting bij partnerrelatie psychotherapie en van honderdtwintig minuten per zitting bij gezins- en groepspsychotherapie.
3
Op de behandeling, bedoeld in het tweede lid, bestaat geen aanspraak indien na beëindiging van een voorafgaande psychotherapeutische behandeling in verband met het bereiken van de negentig zittingen, nog geen jaar is verstreken.
Artikel
9
Verblijf omvat het verblijven in een instelling indien de zorg, bedoeld in de artikelen 4, 5, 6, 7 of 8, noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat dan wel permanent toezicht.
Artikel
10
Indien de verzekerde zorg als bedoeld in de artikelen 6 en 7 gedurende een dagdeel in een instelling ontvangt, omvat de zorg tevens vervoer naar en van de instelling indien daarvoor een medische noodzaak bestaat.
Artikel
11
Het gebruik van een verpleegartikel omvat het door een instelling in bruikleen verstrekken van een verpleegartikel gedurende een termijn van ten hoogste zesentwintig weken in verband met een somatische aandoening of beperking.
Artikel
12
Dieetadvisering omvat voorlichting met een medisch doel over voeding en eetgewoonten, te verlenen door een instelling.
Artikel
13
1
Ziekenhuiszorg omvat het verblijf in een instelling die als ziekenhuis is toegelaten, voor zover dit verblijf een ononderbroken periode van 365 dagen in een of meer ziekenhuizen te boven gaat, gepaard gaande met verpleging, onderzoek en behandeling van genees-, heel- en verloskundige aard door specialisten, waaronder bij ministeriële regeling aangewezen transplantatie van weefsels en organen.
2
Voor de berekening van de 365 dagen geldt een onderbreking niet langer dan dertig dagen niet als onderbreking, doch deze dagen tellen voor de berekening van de 365 dagen evenmin mee. Indien de periode van 365 dagen is verstreken en binnen dertig dagen opnieuw verblijf nodig is, is er evenmin sprake van een onderbreking.
3
Een verzekerde die met toepassing van dit besluit verblijft in een instelling, niet zijnde een ziekenhuis, en vanuit die instelling wordt overgeplaatst naar een ziekenhuis heeft, zolang zijn verblijf in dat ziekenhuis een periode van 365 dagen niet overschrijdt, geen aanspraak op verblijf in dat ziekenhuis.
Artikel
14
1
Revalidatiezorg omvat verblijf in een instelling voor revalidatie zover dit verblijf een ononderbroken periode van 365 dagen in een of meer instellingen voor revalidatie te boven gaat, gepaard gaande met verpleging, onderzoek, behandeling en advisering van specialistische, paramedische, gedragswetenschappelijke en revalidatietechnische aard.
2
Op revalidatiezorg bestaat slechts aanspraak:
a.
indien deze zorg is aangewezen ter voorkoming, vermindering of overwinning van een handicap die het gevolg is van stoornissen of beperkingen in het bewegingsvermogen;
b.
indien de verzekerde met deze zorg in staat is de mate van zelfstandigheid te bereiken of te behouden die, gegeven zijn beperkingen, redelijkerwijs mogelijk is; en
c.
indien met deze zorg spoedig betere resultaten te verwachten zijn dan revalidatie zonder verblijf in een instelling voor revalidatie.
Voor zover gepaard gaande met verblijf in dezelfde instelling, omvat de zorg, bedoeld in de artikelen 8, 13 en 14, tevens:
a.
geneeskundige zorg van algemeen medische aard, niet zijnde paramedische zorg;
b.
farmaceutische zorg;
c.
hulpmiddelen, noodzakelijk in verband met de in de instelling gegeven zorg;
d.
tandheelkundige zorg;
e.
kleding, verband houdende met het karakter en de doelstelling van de instelling;
f.
het individueel gebruik van een rolstoel.
2
De zorg, bedoeld in het eerste lid, aanhef, omvat niet het verkrijgen van onderwijs, kleedgeld en zakgeld.
Artikel
16
Prenatale zorg omvat door een instelling te verlenen begeleiding, voorlichting en andere zorg die met de zwangerschap verband houdt, met uitzondering van kraamzorg.
Artikel
17
1
Onderzoek naar aangeboren stofwisselingsziekten omvat zodanig onderzoek voor daarvoor in aanmerking komende, bij ministeriële regeling aan te wijzen groepen van verzekerden.
2
Het onderzoek geschiedt door een bij ministeriële regeling aangewezen entadministratie op een daarbij aan te geven wijze.
Artikel
18
1
Vaccinaties omvatten de vaccinaties, opgenomen in een bij ministeriële regeling vast te stellen vaccinatieprogramma, waarin wordt aangegeven welke groepen van verzekerden voor vaccinatie in aanmerking komen alsmede hoe de uitvoering van dat programma plaatsvindt.
2
De uitvoering van de vaccinaties geschiedt door een bij ministeriële regeling aangewezen entadministratie.
Hoofdstuk
III
Bijzondere bepalingen
Artikel
19
1
Ten aanzien van de verzekerde die als gezinslid van een militair met toestemming van Onze Minister van Defensie in het buitenland verblijft bij de aldaar geplaatste militair en voor wie de militair ingevolge de Regeling ziektekostenverzekering militairen aanspraak heeft op vergoeding van geneeskundige verstrekkingen, treedt die aanspraak, voor zover de geneeskundige verstrekkingen zijn verleend door de militair geneeskundige dienst van de Nederlandse krijgsmacht ter plaatse, in de plaats van de aanspraken op zorg ingevolge dit besluit.
2
Onze Minister en Onze Minister van Defensie stellen regelen vast inzake een jaarlijkse uitkering door het College zorgverzekeringen aan Onze Minister van Defensie ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten in verband met het vervallen van aanspraken op grond van artikel 7, eerste en tweede lid, van de wet.
3
Onze Minister en Onze Minister van Defensie kunnen nadere regelen vaststellen met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.
Artikel
20
1
Aan een verzekerde wordt een uitkering gedaan ter zake van de kosten van zorg als omschreven in dit besluit, indien die zorg anders dan op de in artikel 10 van de wet omschreven wijze is verkregen als gevolg van de navolgende omstandigheden:
a.
tijdelijk verblijf hier te lande buiten het werkgebied van het uitvoeringsorgaan;
b.
wonen in het buitenland;
c.
tijdelijk verblijf in het buitenland wegens uitoefening van bedrijf of beroep of wegens andere door het College zorgverzekeringen aan te geven redenen;
d.
niet ingeschreven zijn bij een uitvoeringsorgaan;
e.
in spoedeisende gevallen waarin uitstel redelijkerwijs niet kon worden verlangd.
2
In de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bestaat aanspraak op een uitkering, mits de zorg is verleend door instellingen of personen, die in de verblijfplaats van de verzekerde of naaste omgeving daarvan praktijk uitoefenen of gevestigd zijn en ter zake van die zorg een overeenkomst met een uitvoeringsorgaan hebben gesloten.
3
In de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, bestaat aanspraak op een uitkering tot een door het College zorgverzekeringen vast te stellen bedrag voor zorg, verleend in het land waar de verzekerde woont of verblijft, voor zover de verlening van de zorg redelijkerwijs niet kon worden uitgesteld tot na de terugkeer in Nederland.
4
In de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, bestaat aanspraak op een uitkering, mits de zorg is verleend in Nederland. Het College zorgverzekeringen kan nadere voorwaarden stellen voor het verkrijgen van de uitkering in de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d. Het College zorgverzekeringen kan bepalen dat premies, betaald ten behoeve van een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van in dit besluit omschreven zorg of de kosten daarvan, in de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, gelden als kosten van zodanige zorg.
5
In de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, d en e is de uitkering gelijk aan de kosten van de zorg indien deze is verleend door een persoon of instelling die ter zake van die zorg een overeenkomst met enig uitvoeringsorgaan heeft gesloten. Indien de zorg door een ander is verleend, is de uitkering gelijk aan de kosten van de zorg, voor zover deze de kosten van zodanige zorg, verleend door een persoon of instelling waarmee het uitvoeringsorgaan een overeenkomst heeft gesloten, niet te boven gaan.
Hoofdstuk
IV
Wijziging van andere besluiten
Artikel
21
Wijzigt het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering.
Artikel
22
Wijzigt het Besluit aanwijzing inrichtingen Wet ziekenhuisvoorzieningen.
Artikel
23
Wijzigt het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994.
Artikel
24
Wijzigt het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999.
Artikel
25
Wijzigt het Besluit wachttijd bijzondere ziektekostenverzekering.
Artikel
26
Wijzigt het Besluit werkingssfeer WTG 1992.
Artikel
27
Wijzigt het Besluit werkingssfeer maximumtarieven WTG.
Artikel
28
Wijzigt het Bijdragebesluit zorg.
Artikel
29
Wijzigt het Besluit aanwijzing instellingen die ter uitvoering van de AWBZ het sociaal-fiscaalnummer van verzekerden gebruiken.
Artikel
30
Wijzigt het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering.
De echtgenoot van een persoon die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de artikelen 1 tot en met 20 en artikel 31, onderdelen A, B, E, G en K op grond van een indicatiebesluit als bedoeld in het Zorgindicatiebesluit duurzaam in een instelling verbleef die tot dat tijdstip als verzorgingshuis op grond van de wet was toegelaten, behoudt, zolang zijn echtgenoot in die instelling verblijft, aanspraak op verblijf in die instelling.
Indien de onderdelen A, B en D van artikel 28 op een andere dag dan op de eerste dag van een kalenderjaar in werking treden, blijven de artikelen 1, 4 en 13 van het Bijdragebesluit zorg, zoals deze op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze onderdelen luidden, gedurende dat kalenderjaar van toepassing op personen die op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze onderdelen een bijdrage op grond van deze artikelen van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd waren.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel
40
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit zorgaanspraken AWBZ.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,C. I. J. M. Ross-van Dorp