Artikel
1:1
In dit besluit wordt verstaan onder wet: de Arbeidstijdenwet.
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder wet: de Arbeidstijdenwet.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Ministers: Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
verordening (EEG) nr. 3820/85: verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEG L 370);
verordening (EEG) nr. 3821/85: verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende de invoering van een controle-apparaat bij het wegvervoer (PbEG L 370);
vrachtauto: motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet goederenvervoer over de weg, alsmede een losse trekker als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onderdeel bb, van het Voertuigreglement;
bus: motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet personenvervoer 2000;
taxi: auto waarmee taxivervoer wordt verricht als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet personenvervoer 2000;
bijrijder: persoon die als functie heeft in een vrachtauto mee te rijden om de bestuurder daarvan behulpzaam te zijn en in voorkomende gevallen direct met het vervoer samenhangende werkzaamheden te verrichten.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder bestuurder, week en rusttijd verstaan hetgeen onder deze begrippen wordt verstaan in artikel 1, onderdelen 3, 4 en 5, van verordening (EEG) nr. 3820/85.
Artikel 5:7 van de wet is niet van toepassing op verplaatsing over voor openbaar gebruik toegankelijke wegen van een vrachtauto, bus of taxi in lege of beladen toestand als bedoeld in artikel 2.3:1, alsmede de daar bedoelde direct daarmee samenhangende werkzaamheden.
Paragraaf 5.1 en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 en de daarop berustende bepalingen en artikel 11:1 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op de bestuurder die geen werkgever of werknemer is in de zin van de wet.
Met uitsluiting van het Arbeidstijdenbesluit zijn dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen van toepassing op iedere verplaatsing over voor openbaar gebruik toegankelijke wegen in lege of beladen toestand, alsmede de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, van:
een vrachtauto waarvan het kenteken- of registratiebewijs een laadvermogen van meer dan 500 kilogram vermeldt, alsmede een losse trekker;
een bus;
een taxi, niet zijnde een ambulance.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op vervoer met voertuigen als bedoeld in artikel 4, onderdelen 4, 5, 7, 8, 10, 11 en 12 van verordening (EEG) nr. 3820/85.
Dit hoofdstuk is, behoudens artikel 2.7:4, niet van toepassing op arbeid, verricht door een jeugdige werknemer.
De artikelen 2.5:1, tweede en derde lid, en 2.5:4, tweede en derde lid, zijn niet van toepassing ten aanzien van vervoer, verricht onder gezag van een niet in Nederland gevestigde werkgever.
De werkgever en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, bewaren de gegevens en bescheiden met betrekking tot de in artikel 4:3 van de wet neergelegde registratieverplichting ten minste 52 weken, gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende gegevens en bescheiden betrekking hebben.
Bij taxivervoer heeft de bestuurder gedurende de tijd dat hij arbeid verricht een geldige werkmap bij zich volgens een door Onze Minister vastgesteld model.
Het eerste lid is niet van toepassing indien een dienstrooster is opgesteld overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4:3.
Bij openbaar vervoer als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet personenvervoer 2000 waarop verordening (EEG) nr. 3820/85 niet van toepassing is en dat wordt verricht met een bus, alsmede bij geregeld vervoer als bedoeld in artikel 89, onderdelen g en h, van het Besluit personenvervoer 2000, stelt de werkgever een dienstrooster op als bedoeld in artikel 14 van die verordening.
Het is de werkgever, de werknemer en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, verboden:
in of op controlemiddelen onjuiste gegevens of onjuiste aantekeningen te stellen, te doen stellen, of toe te laten dat zij daarin of daarop gesteld worden;
in of op controlemiddelen wijziging aan te brengen, te doen aanbrengen of toe te laten dat wijziging wordt aangebracht in vroeger daarin of daarop gestelde gegevens of aantekeningen, deze onleesbaar te maken, te doen maken of toe te laten dat zij onleesbaar gemaakt worden;
controlemiddelen geheel of ten dele zoek te maken of te doen zoekmaken, ondeugdelijk te maken of te doen maken, te vernietigen of te doen vernietigen, verborgen te houden of te doen verborgen houden, dan wel toe te laten dat deze zoekgemaakt, ondeugdelijk gemaakt, vernietigd of verborgen gehouden worden;
gebruik te maken van een controlemiddel waarop of waarin onjuiste aantekeningen zijn gesteld, waarop of waarin in de aantekeningen wijzigingen zijn aangebracht dan wel waarop of waarin aantekeningen onleesbaar zijn gemaakt.
Bij regeling van Onze Ministers kunnen nadere regels worden gesteld, welke voor de uitvoering van verordening (EEG) nr. 3821/85 noodzakelijk zijn.
Voor zover verordening (EEG) nr. 3820/85 van toepassing is, is het verboden te handelen in strijd met de artikelen 1, 3, eerste lid, en 13 tot en met 16 van verordening (EEG) nr. 3821/85.
Voor zover verordening (EEG) nr. 3820/85 van toepassing is, leeft de bestuurder het voorschrift van artikel 12, tweede volzin van verordening (EEG) nr. 3820/85 na.
Onze Ministers worden aangewezen als bevoegde instantie, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, derde volzin, en 19, derde lid, van verordening (EEG) nr. 3821/85.
De Dienst Wegverkeer wordt aangewezen als bevoegde instantie, bedoeld in de artikelen 7, 9, tweede lid, en 12, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van verordening (EEG) nr. 3821/85.
De Dienst Wegverkeer wordt aangewezen als instantie tot uitvoering van de artikelen 5, 6, 8 en 11 van verordening (EEG) nr. 3821/85.
In plaats van de artikelen 5:3, tweede en derde lid, en 5:5, tweede lid, van de wet wordt dit artikel toegepast.
De werknemer heeft:
een onafgebroken rusttijd van ten minste 11 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, te rekenen vanaf het tijdstip dat de werknemer niet vrij is om over zijn eigen tijd te beschikken;
per week een onafgebroken rusttijd overeenkomstig artikel 8, derde lid, van verordening (EEG) nr. 3820/85;
een rusttijd van ten minste 228 uren in elke periode van 2 weken.
Voor taxivervoer wordt voor de toepassing van artikel 5:4 van de wet de zondag aangemerkt als de periode gelegen tussen zondag 06.00 uur en 24.00 uur.
De bestuurder handelt overeenkomstig artikel 6 van verordening (EEG) nr. 3820/85.
Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst, geldt dat hij:
hetzij ten hoogste 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht;
hetzij ten hoogste 12 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in het kader van:
vervoer van brood- en banketbakkerijproducten;
vervoer van goederen van en naar distributiecentra, terminals of luchthavens;
grensoverschrijdend vervoer van bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijproducten, groente en fruit;
vervoer per taxi;
vervoer ten behoeve van het onderhoud en de aanleg van wegen en railverbindingen.
In afwijking van artikel 2.5:4, vierde lid, kan dit artikel worden toegepast indien de aard van het vervoer met zich brengt dat dit vervoer hoofdzakelijk gedurende de nacht plaatsvindt en dit door het op een andere wijze organiseren van het vervoer redelijkerwijs niet is te voorkomen.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:
hetzij ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht;
hetzij ten hoogste 38 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur.
Behoudens ten aanzien van voertuigen als bedoeld in artikel 4, onder 3 van verordening (EEG) nr. 3820/85 wordt in plaats van artikel 5:10, tweede tot en met zevende lid, van de wet, dit artikel toegepast.
De bestuurder handelt overeenkomstig artikel 7, eerste en tweede lid, van verordening (EEG) nr. 3820/85.
Onze Ministers kunnen, indien daartoe gegronde redenen aanwezig zijn, vrijstelling verlenen van:
artikel 2.5:4, vierde lid;
de verplichting tot het installeren van een controlemiddel, voorzover dit niet in strijd is met verordening (EEG) nr. 3820/85;
artikel 2.7:2.
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt niet verleend dan nadat de belanghebbende werkgevers of werkgeversorganisaties met volledige rechtsbevoegdheid en werknemersorganisaties met volledige rechtsbevoegdheid in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen.
De werkgever en de persoon, bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet, leven de aan de vrijstelling verbonden voorschriften na.
Het is de werkgever verboden een werknemer te belonen naar gelang van de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen, tenzij deze beloningen de verkeersveiligheid niet in gevaar kunnen brengen.
De bestuurder van een bus en de bestuurder van een vrachtauto met een toegestaan maximumgewicht van meer dan 7500 kg, die geboren zijn na 30 juni 1955, hebben een door Onze Ministers erkend getuigschrift van vakbekwaamheid, of een gewaarmerkt afschrift daarvan, bij zich, waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een opleiding voor bestuurder van een autobus, onderscheidenlijk van een vrachtauto, hebben gevolgd.
Onze Ministers worden aangewezen als de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, van verordening (EEG) nr. 3820/85.
De werkgever mag een jeugdige werknemer als bijrijder arbeid doen verrichten indien:
deze in het bezit is van een verklaring, afgegeven door de Stichting Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs, Transport en Logistiek, waaruit blijkt dat hij aldaar is ingeschreven als leerling, en
het vervoer geheel in Nederland wordt verricht.
Dit hoofdstuk is van toepassing op werknemers van 18 jaar of ouder, die voor een spoorwegonderneming als bedoeld in de Spoorwegwet, arbeid verrichten in of op een railvoertuig, gebezigd in verband met vervoer over hoofd- en lokaalspoorwegen, alsmede de daarop aansluitende raccordementen.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in verband met het vervoer van personen.
In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel d, van de wet kan dit artikel worden toegepast.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste 7 maal achtereen arbeid te hebben verricht in nachtdienst, een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 48 uren, welke rusttijd in elke periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste 4 maal mag worden ingekort met 1 uur.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in verband met het vervoer van goederen.
In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet kan dit artikel worden toegepast.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
lid van het cockpitpersoneel: de werknemer van 18 jaar of ouder die aan boord van een luchtvaartuig werkzaamheden heeft te verrichten die van direct belang zijn voor de bediening van het luchtvaartuig tijdens de vlucht;
lid van het cabinepersoneel: de werknemer van 18 jaar of ouder die, niet zijnde lid van het cockpitpersoneel, aan boord van een luchtvaartuig enige werkzaamheden heeft te verrichten ten behoeve van de inzittenden tijdens de vlucht;
lid van het boordpersoneel: lid van het cockpitpersoneel en cabinepersoneel.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
vliegwerktijd: de periode van het ogenblik af, waarop een lid van het boordpersoneel zich dient te melden voor de uitoefening van zijn functie tot het einde van zijn werkzaamheden;
reservetijd: een periode waarin een lid van het boordpersoneel niet voor een vlucht is ingedeeld en niet verplicht is op de luchthaven aanwezig te zijn, maar wel beschikbaar dient te zijn voor het ontvangen van een opdracht tot het uitvoeren van enige verkeersvlucht;
rusttijd: elke periode buiten de vliegwerktijd gedurende welke een lid van het boordpersoneel is ontheven van alle taken en opdrachten, en daarin de gelegenheid heeft om rust te genieten in een passende accommodatie;
grondtijd: elke periode van de vliegwerktijd die geen deel uitmaakt van een vlucht;
rustgelegenheid: de deugdelijke accommodatie aan boord van het luchtvaartuig, die het mogelijk maakt voor een lid van het boordpersoneel horizontale rust te genieten in een van de passagiers en hinderlijke vracht afgescheiden ruimte.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
vlieguren: de periode van het ogenblik af dat een vleugelvliegtuig zich op eigen kracht in beweging zet, met de bedoeling om op te stijgen, tot het ogenblik dat het vleugelvliegtuig na de vlucht tot stilstand komt op de gekozen of aangewezen vliegtuigopstelplaats en de motoren zijn afgezet;
vliegtijd: de periode van het ogenblik af dat het hefschroefvliegtuig zich op eigen kracht voortbeweegt tot het ogenblik waarop de hefschroef of hefschroeven tot stilstand komt of komen;
verkeersvlucht: een vlucht die vervoer door een luchtvaartmaatschappij ten doel heeft;
rondvlucht: een verkeersvlucht welke aanvangt en eindigt op hetzelfde terrein en welke een tijdsduur heeft van ten hoogste 60 minuten;
luchtarbeid: werkzaamheden uitgevoerd door een lid van het boordpersoneel tijdens de vlucht, niet zijnde een verkeersvlucht.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
luchtvaartmaatschappij: onderneming, welke geheel of gedeeltelijk haar bedrijf maakt van het vervoer van personen, dieren of goederen met luchtvaartuigen tegen vergoeding;
luchtvaartuig: een toestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Luchtvaartwet;
dag: een periode van 00.00 uur tot 24.00 uur Universal Time Coordinated voor vleugelvliegtuigen en van 00.00 uur tot 24.00 uur lokale tijd voor hefschroefvliegtuigen;
luchthaven: een terrein, dat is ingericht voor het opstijgen en het landen alsmede de daarmede verband houdende beweging op dat terrein van luchtvaartuigen.
Artikel 4.3 en hoofdstuk 5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op:
arbeid, verricht door een lid van het boordpersoneel van 18 jaar of ouder dat vluchten, niet zijnde verkeersvluchten maakt ten behoeve van het eigen bedrijf, of van de overheid;
luchtarbeid, verricht door een lid van het boordpersoneel van 18 jaar of ouder;
arbeid, verricht door een lid van het cabinepersoneel van 18 jaar of ouder van hefschroefvliegtuigen dat verkeersvluchten maakt;
arbeid, verricht door personen van 18 jaar of ouder aan boord van luchtvaartuigen, niet zijnde boordpersoneel.
Paragraaf 5.1 en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van het boordpersoneel dat geen werkgever of werknemer is in de zin van de wet.
Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald, is dit hoofdstuk van toepassing op arbeid, verricht aan boord van luchtvaartuigen.
De werkgever, de persoon, bedoeld in artikel 4.2:2, en het lid van het cockpitpersoneel, bedoeld in artikel 4.4:1, eerste lid, bewaren de gegevens en bescheiden met betrekking tot artikel 4.4:1, eerste en tweede lid, en de in artikel 4.3 van de wet neergelegde registratieverplichting ten minste 52 weken, gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende gegevens en bescheiden betrekking hebben.
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cockpitpersoneel op verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.
De vliegwerktijd duurt tot ten minste 30 minuten na het beëindigen van de laatste vlucht in die periode, waarin het lid van het cockpitpersoneel als lid van het boordpersoneel optreedt.
Als vliegwerktijd wordt tevens aangemerkt de tijdsduur van een door de werkgever gegeven opdracht, anders dan tot het als lid van het cockpitpersoneel maken van een verkeersvlucht.
Indien een opdracht als bedoeld in het tweede lid het maken van één of meer opeenvolgende vluchten als passagier inhoudt, geldt als tijdsduur van deze opdracht de tijd vanaf het tijdstip van aanmelding voor de vlucht tot 30 minuten na het beëindigen van de vlucht. Artikel 4.5:3, eerste lid, onderdelen a tot en met c, is dan niet van toepassing.
In bijlage A behorend bij dit besluit wordt de wijze van berekening vastgesteld van de vliegwerktijd en van de wijze waarop de gecorrigeerde vliegwerktijd daarvan wordt afgeleid onder toepassing van de volgende correcties:
voor landingen onder verschillende weersomstandigheden en met vliegtuigen met een verschillende startmassa,
het aantal landingen,
voor andere verzwarende omstandigheden dan bedoeld in de onderdelen a en b, en
In bijlage B behorend bij dit besluit worden de tabellen vastgesteld volgens welke de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd wordt bepaald, afhankelijk van:
het tijdstip van aanvang van de vliegwerktijd uitgedrukt in lokale tijd van de luchthaven waar de vliegwerktijd aanvangt,
of de oproep tot aanmelding voor de vliegwerktijd valt in een reservetijd,
de mogelijkheden om af te lossen,
om in geval van aflossing van een rustgelegenheid, dan wel van een zitplaats in de cabine, gebruik te maken, en
de lengte van de eventuele voorafgaande bekorte rust.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de volgende maximum vlieguren als werkend lid van het cockpitpersoneel niet worden overschreden:
120 vlieguren in een aaneengesloten periode van 30 dagen;
320 vlieguren per kalenderkwartaal;
1000 vlieguren per kalenderjaar.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat:
een reservetijd ten hoogste 12 uren bedraagt;
gedurende ten minste 8 uren na een reservetijd geen nieuwe reservetijd aanvangt.
Op een opdracht gegeven voor de aanvang van een reservetijd tot het uitvoeren van een vliegwerktijd waarvan het tijdstip van aanmelding ligt binnen 8 uren na afloop van die reservetijd is voor de bepaling van de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd artikel 4.5:3, eerste en tweede lid, van toepassing. De opdracht wordt dan gezien als een opdracht die is ontvangen op het tijdstip, onmiddellijk voorafgaand aan het einde van de reservetijd.
In bijlage C behorend bij dit besluit, wordt de tabel vastgesteld volgens welke de normale minimum rusttijd, afhankelijk van de duur van de voorafgaande gecorrigeerde vliegwerktijd, wordt bepaald.
Een lid van het cockpitpersoneel heeft een onafgebroken rusttijd van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten periode van 7 dagen, hetzij een onafgebroken rusttijd van ten minste 48 uren in elke aaneengesloten periode van 10 dagen.
Indien een lid van het cockpitpersoneel in een aaneengesloten periode van 8 dagen ten minste 128 uren rust heeft genoten, kan van het tweede lid worden afgeweken, mits hij in de aaneengesloten periode van 7 dagen volgend op de afwijking een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 72 uren. Afwijkingen als bedoeld in de vorige volzin worden niet direct achter elkaar toegepast.
Bij toepassing van het tweede en derde lid vangt een nieuwe periode aan zodra de bedoelde rust is genoten.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat:
een lid van het cockpitpersoneel in beginsel zodanig wordt ingedeeld dat de rusttijd in een aaneengesloten periode van 7 dagen ten minste 126 uur bedraagt;
indien het lid van het cockpitpersoneel, in afwijking van onderdeel a, minder dan 18 uren per dag rust geniet, een periode van maximaal 15 dagen aanvangt, waarin bijlage D behorend bij dit besluit van toepassing is.
Een normale minimum rusttijd van een lid van het cockpitpersoneel kan worden bekort tot niet minder dan 7,5 uur.
Na een bekorte rust is de rusttijd van een lid van het cockpitpersoneel na de vliegwerktijd volgend op de bekorte rust, ten minste gelijk aan de normale minimum rusttijd volgens de tabel, bedoeld in artikel 4.5:6, vermeerderd met de tijd waarmee de normale minimum rust is bekort.
In afwijking van het tweede lid, kan een rust van een lid van het cockpitpersoneel meerdere malen achtereen worden bekort indien de vliegwerktijd bestaat uit opdrachten als bedoeld in artikel 4.5:2, derde lid. In dat geval wordt na afloop van de opdrachten een rusttijd genoten, die gelijk is aan de normale minimum rusttijd, vermeerderd met het totaal der bekortingen van de voorafgaande rustperiodes ten opzichte van de normale rust.
Bij de planning van een vliegwerktijd neemt de werkgever een verantwoorde marge in acht ten opzichte van de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd, berekend volgens artikel 4.5:3.
Indien de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd ten minste 14 en ten hoogste 16 uren bedraagt, bedraagt deze marge ten minste 1,5 uur. Indien de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd meer dan 16 uren bedraagt, bedraagt deze marge ten minste 2 uren.
Bij optredende afwijkingen van de oorspronkelijke planning kan bij het opzetten van de nieuwe planning van de in het derde lid genoemde marges worden afgeweken, indien na afweging van alle belangen het verantwoord wordt geacht een kleinere marge in acht te nemen.
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cabinepersoneel op verkeersvluchten van vleugelvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.
Artikel 4.5:2 is van overeenkomstige toepassing op het lid van het cabinepersoneel op verkeersvluchten met dien verstande dat daar waar wordt verwezen naar artikel 4.5:3, gelezen moet worden artikel 4.6:3.
In bijlage E behorend bij dit besluit wordt de wijze van berekening vastgesteld van de vliegwerktijd en van de wijze waarop de gecorrigeerde vliegwerktijd voor het lid van het cabinepersoneel op verkeersvluchten daarvan wordt afgeleid onder toepassing van de volgende correcties:
het aantal landingen,
andere verzwarende omstandigheden, en
grondtijd.
In bijlage F behorend bij dit besluit worden de tabellen en wijzen van berekening vastgesteld volgens welke de maximum gecorrigeerde vliegwerktijd wordt bepaald afhankelijk van:
het tijdstip van aanvang van de vliegwerktijd uitgedrukt in lokale tijd van de luchthaven waar de vliegwerktijd aanvangt,
of de oproep tot aanmelding voor de vliegwerktijd valt in een reservetijd;
de mogelijkheid om af te lossen,
om in geval van aflossing van een rustgelegenheid, dan wel van een zitplaats in de cabine, gebruik te maken,
de lengte van de eventuele voorafgaande bekorte rust, en
het aan- en afmeldingstijdstip.
De artikelen 4.5:5 tot en met 4.5:10 zijn van overeenkomstige toepassing op het lid van het cabinepersoneel op verkeersvluchten met dien verstande dat in de artikelen 4.5:5 en 4.5:10 voor «artikel 4.5.3» wordt gelezen: artikel 4.6.3.
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het boordpersoneel op rondvluchten.
De werkgever ontwerpt regels ten aanzien van de arbeids- en rusttijden voor elk lid van het boordpersoneel op rondvluchten. Deze regels zijn zodanig dat de veiligheid van de vlucht niet in gevaar wordt gebracht door vermoeidheid, optredende, hetzij tijdens een vlucht, hetzij tijdens een serie vluchten, hetzij tijdens een bepaalde periode.
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet is deze paragraaf van toepassing op het lid van het cockpitpersoneel op verkeersvluchten van hefschroefvliegtuigen, met uitzondering van rondvluchten.
In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder «landing» verstaan: een nadering, gevolgd door het tot stilstand op een landingsplaats hetzij in een hovervlucht brengen van een hefschroefvliegtuig met:
het doel:
het embarkeren of debarkeren van passagier(s) dan wel bemanningslid(leden) al dan niet door middel van een hijsinstallatie;
het in- of uitladen van vracht;
het aan- of afhaken van een uitwendige lading;
het innemen van brandstof,
voorzover de activiteiten, bedoeld in de onderdelen a tot en met d, plaatsvinden met draaiende motoren(en), of
het doel de vlucht te beëindigen door de rotor(en) tot stilstand te brengen of de motor(en) te stoppen.
De vliegwerktijd wordt geacht te duren tot ten minste 15 minuten na het beëindigen van de laatste vlucht in de periode, waarin het lid van het cockpitpersoneel als zodanig optreedt.
Als vliegwerktijd wordt tevens aangemerkt de tijdsduur van een door de werkgever gegeven opdracht, anders dan tot het als lid van het cockpitpersoneel maken van een vlucht.
Indien een opdracht als bedoeld in het tweede lid het maken van één of meer opeenvolgende vluchten als passagier of als niet-werkend bemanningslid inhoudt:
geldt als tijdsduur van deze opdracht de tijd vanaf het tijdstip van aanmelding voor de eerste vlucht tot 15 minuten na het beëindigen van de laatste vlucht,
zijn de normen bedoeld in artikel 4.8:6, eerste en tweede lid, en de correcties, bedoeld in de in bijlage G behorende bij dit besluit onder VII bedoelde verzwarende omstandigheden niet van toepassing,
is het toegestaan, meerdere malen achtereen een bekorte rust, als bedoeld in artikel 4.8:10, toe te passen, mits na afloop een rusttijd in acht wordt genomen, gelijk aan de normale minimum rust volgens artikel 4.8:9, vermeerderd met het totaal van de bekortingen van de voorafgaande rusten ten opzichte van de normale minimum rust.
In bijlage G behorend bij dit besluit wordt de wijze van berekening vastgesteld van de maximum vliegwerktijd alsmede de tabel volgens welke de maximum vliegwerktijd wordt bepaald over de korte en lange termijn en de wijze waarop de gecorrigeerde vliegwerktijd van de vliegwerktijd wordt afgeleid door middel van de volgende correcties:
verzwarende omstandigheden,
grondtijd zonder werkzaamheden, en
opdrachten anders dan opdrachten tot het als lid van het cockpitpersoneel maken van vluchten anders dan verkeersvluchten.
De in bijlage G behorende bij dit besluit in tabel G genoemde maxima zijn slechts van toepassing indien de uitvoering van de in artikel 4.8:3, tweede lid, bedoelde opdracht wordt gevolgd door een vliegwerktijd, waarin daadwerkelijk werkzaamheden als lid van het cockpitpersoneel ten behoeve van de uitvoering van een vlucht worden verricht, zonder dat deze zijn gescheiden door ten minste één rusttijd.
Ingevolge artikel 4.8:10, derde lid, wordt de tabel vastgesteld volgens welke het maximum van de vliegwerktijd wordt bepaald na een bekorte rust met inachtneming van de aan de bekorte rust voorafgegane vliegwerktijd.
De som van de vliegtijden binnen de vliegwerktijd bedraagt ten hoogste 9 uren of zoveel uren als bepaald overeenkomstig het tweede lid.
In bijlage H behorend bij dit besluit wordt de reductie op de vliegtijd vastgesteld in verband met het aantal landingen binnen de vliegwerktijd, waarbij een landing tussen zonsondergang en zonsopgang wordt geteld als twee landingen.
In afwijking van het derde lid wordt indien de geplande vliegtijd 4 tot 5 uur bedraagt, deze onderbroken door een pauze van ten minste 30 minuten.
Indien, in afwijking van het derde lid, de geplande vliegtijd meer dan 5 uren bedraagt, wordt deze onderbroken door een pauze van ten minste 45 minuten of door twee pauzes van elk ten minste 30 minuten. De pauzes worden zo veel mogelijk gelijkmatig over de vliegwerktijd verdeeld.
In bijlage I behorend bij dit besluit wordt de tabel vastgesteld voor het maximum aantal landingen binnen één vliegwerktijd indien deze zowel landingen tussen zonsopgang en zonsondergang alsmede tussen zonsondergang en zonsopgang omvat.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat bij de planning van de vliegwerktijd een verantwoorde marge in acht wordt genomen ten opzichte van de maximum vliegwerktijd en de vliegtijd.
Indien de tijd gelegen tussen de oproep tot aanmelding en het aanmeldingstijdstip minder bedraagt dan 8 uren wordt de tijd gelegen tussen de aanvang van de reservetijd en het aanmeldingstijdstip als reservetijd beschouwd.
Indien de tijd gelegen tussen de oproep tot aanmelding en het aanmeldingstijdstip meer bedraagt dan 8 uren en het desbetreffende personeelslid wordt ontheven van de reserveverplichting dan wordt de tijd gelegen tussen de aanvang van de reservetijd en het tijdstip van oproep als reservetijd beschouwd.
Een lid van het cockpitpersoneel van hefschroefvliegtuigen heeft in elke aaneengesloten periode van 7 dagen een aaneengesloten rusttijd van ten minste 36 uren dan wel in elke aaneengesloten periode van 10 dagen een aaneengesloten rusttijd van ten minste 48 uren.
Een normale minimum rusttijd kan worden bekort tot niet minder dan 8 uren met dien verstande dat een bekorting met meer dan een uur ten hoogste eenmaal per aaneengesloten periode van 7 dagen plaats vindt.
Na een bekorte rust is de rusttijd na de vliegwerktijd, volgend op de bekorte rust, ten minste gelijk aan de normale minimum rusttijd, vermeerderd met de tijd waarmee de normale minimum rusttijd is bekort.
In bijlage J behorend bij dit besluit wordt de tabel vastgesteld volgens welke het maximum van de vliegwerktijd wordt bepaald na een bekorte rust met inachtneming van de aan de bekorte rust voorafgegane vliegwerktijd.
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan ontheffing verlenen van paragraaf 4.8 voor arbeid verricht door het lid van het boordpersoneel van hefschroefvliegtuigen, die gebruikt worden ten behoeve van het vervoer van traumateams voor spoedeisende medische hulpverlening.
De gezagvoerder van een luchtvaartuig kan afwijken en kan een lid van het boordpersoneel opdragen af te wijken van de arbeids- en rusttijden om arbeid te verrichten indien dit noodzakelijk is in verband met de onmiddellijke veiligheid van de personen aan boord en het luchtvaartuig. Van deze afwijking wordt aantekening gehouden en wordt melding gemaakt bij Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
bemanningslid: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel b, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart;
jeugdig bemanningslid: een bemanningslid van 16 of 17 jaar;
rusttijd, dagvaart, semi-continuvaart en continuvaart: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdelen q, r, s en t, van het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.
Artikel 4:3 en hoofdstuk 5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid, verricht op schepen als bedoeld in artikel 4, onderdelen a, b, d, e, f en g, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.
Paragraaf 5.1 en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 en de daarop berustende bepalingen van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op de gezagvoerend schipper die geen werkgever of werknemer is in de zin van de wet.
Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald, is dit hoofdstuk van toepassing op arbeid, verricht door een bemanningslid aan boord van schepen op binnenwateren als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.
De rusttijden van een bemanningslid worden geregistreerd overeenkomstig artikel 27, eerste lid, van het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing aan boord van schepen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van het Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast.
Voor de toepassing van de artikelen 5.5:3 tot en met 5.5:5 wordt rekening gehouden met de rust- en vaartijden, vervuld gedurende een tijdvak van 48 uren, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop het schip de binnenwateren is binnengevaren.
Een bemanningslid dat arbeid verricht in de continuvaart, heeft een rusttijd van ten minste 24 uren, waarvan ten minste tweemaal 6 uren ononderbroken, in een aaneengesloten tijdruimte van 48 uren, te rekenen vanaf het begin van een rusttijd van ten minste 6 uren.
De werkgever en de gezagvoerend schipper organiseren de arbeid zodanig dat het jeugdige bemanningslid:
in de dagvaart en in de semi-continuvaart in elke periode van 24 uren een rusttijd geniet, die inclusief de in het vierde lid bedoelde pauze ten minste 16 uren bedraagt, waarvan ten minste 12 uren ononderbroken;
in de continuvaart in elke periode van 24 uren een rusttijd geniet, die inclusief de in het vierde lid bedoelde pauze ten minste 16 uren bedraagt, waarvan ten minste tweemaal zes uren ononderbroken.
De werkgever en de gezagvoerend schipper organiseren de arbeid zodanig dat het jeugdige bemanningslid:
hetzij een wekelijkse rusttijd heeft van ten minste 2 dagen, waarin de zondag is begrepen;
hetzij een wekelijkse ononderbroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren, waarin de zondag is begrepen;
hetzij, ingeval van een reis van meer dan 5 dagen, in elke periode van 10 weken een ononderbroken rusttijd heeft van ten minste 16 dagen.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
zeeschip: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 2, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 1, onderdeel a, van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting;
zeesleepboot: een zeeschip dat in hoofdzaak is bestemd voor sleep- en hulpverleningswerkzaamheden en waarmee in het algemeen geen andere personen of goederen worden vervoerd dan die welke behoren tot de eigen bemanning of uitrusting of tot die van het schip dat wordt gesleept, zal worden gesleept of waaraan hulp wordt verleend, dan wel bij de hulpverlening nodig zijn;
pleziervaartuig: een schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:
scheepsbeheerder: de natuurlijke of rechtspersoon, die vanuit een vestiging in Nederland van een zeescheepvaartonderneming de dagelijkse leiding heeft over het beheer van het schip;
kapitein: de gezagvoerder van een zeeschip;
schepeling: degene die gehouden is onder gezag van de kapitein aan boord van een zeeschip buitengaats arbeid te verrichten;
jeugdige schepeling: een schepeling van 16 of 17 jaar.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder rusttijd een periode van ten minste 1 uur waarin geen arbeid wordt verricht.
De paragrafen 4.1 en 4.4 en hoofdstuk 5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid, verricht door een kapitein en een schepeling van 18 jaar of ouder, aan boord van:
zeevissersschepen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
reddingsvaartuigen gedurende de tijd dat daarmee reddingswerkzaamheden worden verricht;
pleziervaartuigen die uitsluitend als zodanig worden gebezigd voor zover zij geen passagiers tegen vergoeding vervoeren;
zeesleepboten gedurende de tijd dat zij als havensleepboot dienst doen in een Nederlandse haven, mits de kapitein daarvan aantekening houdt in het scheepsdagboek.
De paragrafen 4.1 en 4.4 en hoofdstuk 5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid, verricht door een scheepsarts.
Paragraaf 5.1 van de wet en – voorzover aangeduid als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5. van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de kapitein die zonder werknemer te zijn in de zin van de wet arbeid verricht aan boord van zeeschepen.
Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald zijn dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen uitsluitend van toepassing op arbeid, verricht door kapiteins en schepelingen aan boord van zeeschepen die te boek staan in het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of die zijn ingeschreven in het rompbevrachtingsregister, bedoeld in artikel 2 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting.
In afwijking van het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op duikwerkzaamheden op het continentaal plat, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op arbeid, verricht aan boord van installaties, opgericht op of boven de bodem van de zee.
De kapitein zorgt er voor dat zijn arbeids- en rusttijden en die van elke schepeling uiterlijk na een week op een werklijst zijn geregistreerd. De volledig ingevulde werklijst wordt getekend door de kapitein en de desbetreffende schepeling. De kapitein zorgt er voor dat elke schepeling een afschrift ontvangt van zijn werklijst.
De scheepsbeheerder bewaart de werklijsten ten minste 3 jaren, gerekend vanaf het einde van de periode waarop de werklijsten betrekking hebben.
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast.
De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat zijn rusttijd en die van de schepeling van 18 jaar of ouder ten minste 10 uren bedraagt in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, te rekenen vanaf het begin van de rusttijd.
De rusttijd kan worden verdeeld in niet meer dan twee perioden, waarvan één periode een onafgebroken rusttijd van ten minste 6 uren omvat. In dat geval wordt de periode van 24 uren, bedoeld in het eerste lid, berekend vanaf het begin van de langste genoten rusttijd. De tijd tussen twee op elkaar volgende perioden van rust mag niet meer dan 14 uren bedragen.
De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling:
in elke periode van 24 achtereenvolgende uren ten hoogste 8 uren arbeid verricht;
in elke periode van 24 achtereenvolgende uren een rusttijd heeft van ten minste 12 uren, waarvan ten minste 9 uren aaneengesloten en waarin de periode tussen 00.00 en 5.00 uur is begrepen;
per week ten hoogste 40 uren arbeid verricht;
een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdsruimte van 7 maal 24 uren;
op zondag in beginsel geen arbeid verricht.
De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling een pauze krijgt van ten minste, zo mogelijk aaneengesloten, 30 minuten ingeval de dagelijkse arbeidstijd langer is dan 4,5 uur.
In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, mag de jeugdige schepeling:
in elke periode van 24 achtereenvolgende uren gedurende ten hoogste 12 uren arbeid verrichten indien hij uit hoofde van de wachtindeling gedurende die uren feitelijk wacht loopt;
arbeid verrichten tussen 00.00 en 05.00 uur indien dit in verband met zijn opleiding noodzakelijk is.
De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de arbeid van de schepeling telkens na ten hoogste 6 uur wordt afgewisseld door een pauze.
Onder consignatie wordt in dit artikel verstaan een rustperiode of pauze aan boord van een zeeschip, waarin de kapitein of de schepeling uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
Indien de schepeling tijdens consignatie arbeid moet verrichten krijgt hij, met inachtneming van de artikelen 6.5:2, eerste en tweede lid, en 6.5:3, eerste lid, voldoende rusttijd of pauze ter compensatie.
De arbeid die voortvloeit uit een oproep als bedoeld in het eerste lid wordt voor de toepassing van de artikelen 6.5:2, 6.5:3, uitgezonderd het eerste lid, onder a, b en c, en 6.5:4 buiten beschouwing gelaten.
De kapitein organiseert de wettelijk voorgeschreven oefeningen en appèls zodanig dat zij zo min mogelijk inbreuk maken op de rusttijden en geen oververmoeidheid veroorzaken.
De kapitein kan afwijken en kan een schepeling verplichten af te wijken van de arbeids- en rusttijden om arbeid te verrichten indien dit noodzakelijk is in verband met de onmiddellijke veiligheid van het schip, de personen aan boord, de lading of het milieu, of bij het geven van hulp aan andere schepen of personen in nood. Van deze afwijking wordt in het scheepsdagboek aantekening gehouden.
De scheepsbeheerder zorgt er voor dat de kapitein en de schepelingen aan boord van het zeeschip geen arbeid verrichten in strijd met dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen.
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan ontheffing verlenen van artikel 6.5:2, eerste en tweede lid, en artikel 6.5:3, eerste lid, onderdelen a en b.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
registerloods: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Loodsenwet;
loodsen op afstand: de functie-uitoefening, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Loodsenwet;
week: een periode van 7 dagen, die ingaat op maandag 00.00 uur.
Met uitsluiting van hetgeen in het Arbeidstijdenbesluit is bepaald is dit hoofdstuk uitsluitend van toepassing op arbeid, verricht door registerloodsen.
Paragraaf 5.1 van de wet en – voorzover aangewezen als strafbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de registerloods die zonder werkgever of werknemer in de zin van de wet te zijn arbeid verricht aan boord van zeeschepen.
In plaats van paragraaf 5.2 van de wet wordt deze paragraaf toegepast.
De registerloods mag na 4 aaneengesloten uren loodsen op afstand vanaf de wal pas weer op deze wijze dienst verrichten na ten minste 8 aaneengesloten uren rust.
Het niet naleven van de artikelen 2.4:1, 2.4:2, eerste lid, 2.4:3, eerste lid, 2.4:4, 2.4:5, tweede en derde lid, 2.5:1, vierde lid, 2.5:3, 2.5:4, vierde lid, 2.5:5, derde lid, 2.5:6, tweede en derde lid, 2.6:1, derde lid, 2.7:1, 2.7:2 en 2.7:4, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, alsmede het bepaalde krachtens de artikelen 2.4:2, derde lid, 2.4:3, tweede lid, en 2.4:5, eerste lid levert een strafbaar feit op.
Behoudens de artikelen 2.4:4 en 2.4:5, tweede en derde lid, wordt, indien de bestuurder werknemer is, ingeval van het niet naleven van een tot de bestuurder gerichte bepaling de werkgever aangemerkt als degene die die bepaling niet heeft nageleefd.
Het niet naleven van de artikelen 3.2:1, derde lid, en 3.2:2, derde lid, levert een strafbaar feit op.
Het niet naleven van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4.4:1, 4.4:2, 4.5:3, derde lid, 4.5:4, 4.5:5, 4.5:6, tweede lid, 4.5:7, zesde lid, 4.5:8, 4.5:9, vijfde lid, 4.5:10, eerste, tweede en vijfde lid, 4.6:3, derde lid, 4.6:4, tweede lid, 4.7:2, 4.8:3, derde lid, 4.8:4, vierde lid, 4.8:5, zevende lid, 4.8.6, derde lid, 4.8:7, 4.8:8, eerste en vijfde lid, 4.8:9, vierde lid, 4.8:10, vijfde lid, 4.9.1, tweede lid, 4.10.1, eerste lid, laatste volzin en tweede lid, alsmede het bepaalde krachtens artikel 4.4:1, tweede lid, levert een strafbaar feit op.
Het niet naleven van de artikelen 6.4:1, eerste lid, 6.4:2, eerste, tweede en derde lid, 6.4:3, 6.5:2, 6.5:3, 6.5:4, 6.5:5, tweede lid, 6.5:6, 6.5:7, tweede lid, 6.6:1, 6.6:2, tweede lid, alsmede het bepaalde krachtens de artikelen 6.4:1, tweede lid, en 6.4:2, vierde lid, levert een strafbaar feit op.
Het niet-naleven van de artikelen 7.3:2, 7.3:3 en 7.3:4 levert een strafbaar feit op.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 1998.
Dit besluit wordt aangehaald als: Arbeidstijdenbesluit vervoer.
Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
1. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd dient de vliegwerktijd voor de vierde en elke daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.
2. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd, volgende op een bekorte rust, dient de vliegwerktijd voor de tweede en elk daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.
3. Voor cockpitpersoneel, mits ten minste een eerste als een tweede bestuurder omvattend, van vleugelvliegtuigen met een maximale startmassa van 5700 kg geldt voor zover de landingen plaatsvinden onder zichtweersomstandigheden in afwijking van het gestelde in de voorgaande leden van deze bijlage, een correctie van 30 minuten per landing, toe te passen na de derde landing in de betreffende vliegwerktijd tot een maximum van zes uren.
1. Van een grondtijd langer dan twee en een half uren, kunnen voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd i.v.m. toetsing aan het daarvoor geldende maximum volgens bijlage B, ten hoogste twee en een half uren buiten beschouwing worden gelaten, voor zover het lid van het cockpitpersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden voor zijn maatschappij heeft verricht en waarbij ten minste twee en een half uren als vliegwerktijd worden aangemerkt.
2. Alle onder 1. genoemde uren grondtijd worden bij toepassing van de overige in dit Hoofdstuk Luchtvaart gestelde bepalingen volledig als vliegwerktijd in aanmerking genomen.
3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd toegepast.
1. Indien bij een rusttijd van elf uren of minder de tijd, benodigd om na het officiële afmeldingstijdstip de plaats van de passende accommodatie waar de rust wordt genoten te bereiken, of indien de tijd, benodigd om van de plaats waar de rust wordt genoten het luchtvaartterrein van vertrek te bereiken (aanmelding), meer dan 30 minuten bedraagt, wordt dit als verzwarende omstandigheid aangemerkt en wordt in overeenstemming met het gestelde onder 2. een verantwoorde correctie op de rusttijd of op de volgende vliegwerktijd toegepast.
2. Indien zich andere dan in deze bijlage genoemde verzwarende omstandigheden bij de vluchtuitvoering voordoen, dient de maatschappij of de gezagvoerder na overleg met overige leden van het cockpitpersoneel een verantwoorde correctie op de vliegwerktijd toe te passen.
I. Voorzover het gestelde onder II, III en IV en het bepaalde in artikel 4.5:5, tweede lid niet van toepassing is, wordt de maximale vliegwerktijd vastgesteld:
indien de mogelijkheid tot aflossen niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel A, kolom I;
indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is, doch niet over een rustgelegenheid kan worden beschikt, maar slechts over een daartoe geschikte, buiten de cockpit gelegen zitplaats, zoals aangegeven in tabel A, kolom II;
indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is door het beschikbaar zijn van een dubbele bemanning, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, dat de betrokkenen de mogelijkheid biedt zich in redelijke mate te ontspannen, zoals aangegeven in tabel A, kolom III.
II. In het geval, behoudens het gestelde onder IV, dat een oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:
in een reservetijd en
na de eerste drie uren van de reservetijd en
de aanmelding moet plaatsvinden binnen acht uren na die oproep,
dan wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld:
indien de mogelijkheid tot aflossen niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel B, kolom I;
indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is, doch niet over een rustgelegenheid kan worden beschikt, maar slechts over een daartoe geschikte, buiten de cockpit gelegen zitplaats, zoals aangegeven in tabel B, kolom II;
indien de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is door het beschikbaar zijn van een dubbele bemanning, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, dat de betrokkenen de mogelijkheid biedt zich in redelijke mate te ontspannen, zoals aangegeven in tabel B, kolom III.
III. Na een bekorte rust wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld zoals aangegeven in tabel C, met dien verstande dat in het geval dat zowel voor als na de bekorte rust de mogelijkheid tot aflossen aanwezig is en over een daartoe geschikte, buiten de cockpit gelegen zitplaats dan wel een rustgelegenheid kan worden beschikt, de tabelwaarden met drie uren dienen te worden verhoogd.
IV. In het geval dat – na een bekorte rust – een oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:
in een reservetijd en
na de eerste drie uren van die reservetijd en
de aanmelding moet plaats vinden binnen acht uren na die oproep,
dan wordt de maximale vliegwerktijd bepaald zoals aangegeven in tabel C, noot 2.
V. Indien de onafgebroken rust wordt genoten op een daartoe geschikte zitplaats, wordt daaronder verstaan een zitplaats ten minste gelijkwaardig aan een passagiersstoel, waarbij de hinder door passagiers en overige storende invloeden zo veel mogelijk moet worden beperkt.
00.01 - 04.00 |
14.00 uur |
17.00 uur |
22.00 uur |
04.01 - 04.15 |
14.05 uur |
17.05 uur |
22.05 uur |
04.16 - 04.45 |
14.15 uur |
17.15 uur |
22.15 uur |
04.46 - 05.15 |
14.30 uur |
17.30 uur |
22.30 uur |
05.16 - 05.45 |
14.45 uur |
17.45 uur |
22.45 uur |
05.46 - 06.15 |
15.00 uur |
18.00 uur |
23.00 uur |
06.16 - 06.45 |
15.15 uur |
18.15 uur |
23.15 uur |
06.46 - 07.15 |
15.30 uur |
18.30 uur |
23.30 uur |
07.16 - 07.45 |
15.45 uur |
18.45 uur |
23.45 uur |
07.46 - 08.00 |
15.55 uur |
18.55 uur |
23.55 uur |
08.01 - 13.00 |
16.00 uur |
19.00 uur |
24.00 uur |
13.01 - 13.15 |
16.00 uur |
19.00 uur |
24.00 uur |
13.16 - 13.45 |
15.50 uur |
18.50 uur |
23.50 uur |
13.46 - 14.15 |
15.40 uur |
18.40 uur |
23.40 uur |
14.16 - 14.45 |
15.30 uur |
18.30 uur |
23.30 uur |
14.46 - 15.15 |
15.20 uur |
18.20 uur |
23.20 uur |
15.16 - 15.45 |
15.10 uur |
18.10 uur |
23.10 uur |
15.46 - 16.15 |
15.00 uur |
18.00 uur |
23.00 uur |
16.16 - 16.45 |
14.50 uur |
17.50 uur |
22.50 uur |
16.46 - 17.15 |
14.40 uur |
17.40 uur |
22.40 uur |
17.16 - 17.45 |
14.30 uur |
17.30 uur |
22.30 uur |
17.46 - 18.15 |
14.20 uur |
17.20 uur |
22.20 uur |
18.16 - 18.45 |
14.10 uur |
17.10 uur |
22.10 uur |
18.46 - 19.00 |
14.05 uur |
17.05 uur |
22.05 uur |
19.01 - 24.00 |
14.00 uur |
17.00 uur |
22.00 uur |
00.01 - 04.00 |
12.00 uur |
15.00 uur |
20.00 uur |
04.01 - 04.15 |
12.10 uur |
15.10 uur |
20.10 uur |
04.16 - 04.45 |
12.30 uur |
15.30 uur |
20.30 uur |
04.46 - 05.15 |
13.00 uur |
16.00 uur |
21.00 uur |
05.16 - 05.45 |
13.30 uur |
16.00 uur |
21.30 uur |
05.46 - 06.15 |
14.00 uur |
17.00 uur |
22.00 uur |
06.16 - 06.45 |
14.30 uur |
17.30 uur |
22.30 uur |
06.46 - 07.15 |
15.00 uur |
18.00 uur |
23.00 uur |
07.16 - 07.45 |
15.30 uur |
18.30 uur |
23.00 uur |
07.46 - 08.00 |
15.55 uur |
18.55 uur |
23.55 uur |
08.01 - 13.00 |
16.00 uur |
19.00 uur |
24.00 uur |
13.01 - 13.15 |
15.55 uur |
18.55 uur |
23.55 uur |
13.16 - 13.45 |
15.40 uur |
18.40 uur |
23.40 uur |
13.46 - 14.15 |
15.20 uur |
18.20 uur |
23.20 uur |
14.16 - 14.45 |
15.00 uur |
18.00 uur |
23.00 uur |
14.46 - 15.15 |
14.40 uur |
17.40 uur |
22.40 uur |
15.16 - 15.45 |
14.20 uur |
17.20 uur |
22.20 uur |
15.46 - 16.15 |
14.00 uur |
17.00 uur |
22.00 uur |
16.16 - 16.45 |
13.40 uur |
16.40 uur |
21.40 uur |
16.46 - 17.15 |
13.20 uur |
16.20 uur |
21.20 uur |
17.16 - 17.45 |
13.00 uur |
16.00 uur |
21.00 uur |
17.46 - 18.15 |
12.40 uur |
15.40 uur |
20.40 uur |
18.16 - 18.45 |
12.20 uur |
15.20 uur |
20.20 uur |
18.46 - 19.00 |
12.05 uur |
15.05 uur |
20.05 uur |
19.01 - 24.00 |
12.00 uur |
15.00 uur |
20.00 uur |
1. De gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt 10.50 uur. De daaropvolgende rust wordt bekort tot 08.15 uur. De aanmeldingstijd wordt ten gevolge daarvan 07.15 uur. Hoeveel bedraagt nu de toegestane maximum gecorrigeerde vliegwerktijd?
In de eerste kolom onder «Gecorrigeerde vliegwerktijd vóór de bekorte rust» zoeken we op 10.50 uur (d.i. 10.30–11.29). De aanmeldingstijd na de bekorte rust staat daarachter in kolom 2 (d.i. tussen 04.01–08.00). Trek nu een denkbeeldige lijn naar rechts. Vervolgens vinden we onder «Lengte Bekorte Rust» het getal 8¼ (8.15 uur). In deze kolom gaan we naar beneden tot het snijpunt met de denkbeeldige horizontale lijn en vinden daarbij het getal 5. De toegestane maximum gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt dus 5 uur.
2. De gecorrigeerde vliegwerktijd bedraagt 10.50 uur. De benodigde vliegwerktijd inclusief een verantwoorde planningsmarge bedraagt na de bekorte rust 10 uur. Hoe lang moet de bekorte rust zijn? In de eerste kolom onder «Gecorrigeerde vliegwerktijd voor bekorte rust» zoeken we op 10.50 uur (d.i. 10.30–11.29). We gaan naar rechts en vinden, afhankelijk van de aanmeldingstijd na de bekorte rust, het getal 10. Indien het aanmeldingstijdstip valt tussen 08.01–13.00 uur dan bedraagt, naar boven gaande, de lengte van de bekorte rust 9¼ uur. Indien het aanmeldingstijdstip valt tussen 19.01–04.00 uur dan bedraagt, naar boven gaande, de lengte van de bekorte rust 9¾ uur. In de overblijvende aanmeldingsperioden vinden we, naar boven gaande, voor de lengte van de bekorte rust 9½ uur.
De normale minimum rusttijd, die voorafgaat aan een vliegwerktijd wordt bepaald door de lengte van de voorafgaande gecorrigeerde vliegwerktijd zoals aangegeven in de volgende tabel.
0 uur t/m 11 uur 29 min. |
11 uur |
11 uur 30 min. t/m 12 uur 29 min. |
12 uur |
12 uur 30 min. t/m 13 uur 29 min. |
13 uur |
13 uur 30 min. t/m 14 uur 29 min. |
14 uur |
14 uur 30 min. t/m 15 uur 29 min. |
15 uur |
15 uur 30 min. en meer |
16 uur |
1 |
– |
18 |
2 |
16 |
36 |
3 |
36 |
54 |
4 |
48 |
72 |
5 |
70 |
90 |
6 |
84 |
108 |
7 |
103 |
126 |
8 |
122 |
144 |
9 |
141 |
162 |
10 |
160 |
180 |
11 |
179 |
198 |
12 |
198 |
216 |
13 |
222 |
234 |
14 |
246 |
252 |
15 |
270 |
270 |
Op de eerste dag dat de rusttijd minder dan 18 uur bedraagt, vangt een periode van maximaal 15 dagen aan, waarin het totaal aantal uren genoten rusttijd na een aantal dagen gerekend vanaf het begin van de periode, ten minste dient te voldoen aan de in de kolom «minima» van de in de tabel aangegeven waarden.
De periode eindigt wanneer, gerekend vanaf het begin van de periode, de gemiddelde rusttijd per dag ten minste 18 uur bedraagt. In dat geval zal het totaal aantal uren rusttijd ten minste voldoen aan de in de kolom «norm» van de in de tabel aangegeven waarden.
Een volgende periode als bedoeld onder a. kan niet eerder aanvangen dan nadat aan het onder b. gestelde is voldaan.
1. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd dient de vliegwerktijd voor de vierde en elke daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.
2. Voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd, volgende op een bekorte rust, dient de vliegwerktijd voor de tweede en elke daarop volgende landing te worden verlengd met 45 minuten per landing.
1. Van een grondtijd langer dan 2½ uur kunnen, zowel bij de planning als bij de uitvoering, voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd in verband met de toetsing aan het geldende maximum volgens de bijlage F IIIa en IVa ten hoogste 2½ uren buiten beschouwing worden gelaten, voorzover het lid van het cabinepersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden heeft verricht voor zijn maatschappij en waarbij ten minste 2½ uren als vliegwerktijd worden aangemerkt.
Uitsluitend tijdens de vluchtuitvoering is het bovenstaande ook van toepassing bij gebruik van Bijlage F IIIb en Bijlage F IVb.
2. Alle uren grondtijd als bedoeld onder 1 worden bij toepassing van de overige bepalingen uit het hoofdstuk Luchtvaart volledig als vliegwerktijd in aanmerking genomen.
3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd toegepast.
1. Indien bij een rusttijd van 11 uren of minder de tijd, benodigd om na het officiële afmeldingstijdstip de passende accomodatie te bereiken, of indien de tijd, benodigd om van de passende accommodatie het luchtvaartterrein van vertrek te bereiken (aanmelding), meer dan 30 minuten bedraagt, kan dit als verzwaarde omstandigheid worden aangemerkt en kan in overeenstemming met het gestelde onder 2. een verantwoorde correctie op de rusttijd of de volgende vliegwerktijd worden toegepast.
2. Indien zich andere verzwaarde omstandigheden bij de vluchtuitvoering voordoen, dient de maatschappij of gezagvoerder na overleg met de overige leden van het boordpersoneel een verantwoorde correctie op de vliegwerktijd toe te passen.
I. Indien een cockpitbemanning een vliegwerktijd aanvangt op dezelfde luchthaven als het cabinepersoneel, en dit cabinepersoneel de vliegwerktijd uitvoert gezamenlijk met genoemde cockpitbemanning, dan geldt voor het bepalen van de maximale gecorrigeerde vliegwerktijd als aanmeldingstijdstip voor het cabinepersoneel het aanmeldingstijdstip van genoemde cockpitbemanning.
II. Bij verschillen in aanmeldings- en afmeldingstijdstippen van kajuit- en cockpitpersoneel zal de som der verschillen in aanmeldings- en afmeldingstijdstip niet gelden als vliegwerktijd tot een maximum van 1 uur.
III. Voorzover het gestelde onder IV, V en VI van deze bepaling en het gestelde in artikel 4.5:5, tweede lid, niet van toepassing is, wordt de maximale vliegwerktijd vastgesteld;
indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel D, kolom I;
indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten aanwezig is op een daartoe geschikte zitplaats, zoals aangegeven in tabel D, kolom II;
indien de mogelijkheid om 8 uur onafgebroken te rusten aanwezig is, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, zoals aangegeven in tabel D, kolom III
IV. In het geval, behoudens het gestelde onder VII, dat een beroep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:
in een reservetijd en
na de eerste drie uren van de reservetijd en
de aanmelding moet plaatsvinden binnen acht uren na die oproep, dan wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld.
indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten niet aanwezig is, zoals aangegeven in tabel E, kolom I;
indien de mogelijkheid om 3 uur onafgebroken te rusten aanwezig is op een daartoe geschikte zitplaats, zoals aangegeven in tabel E, kolom II;
indien de mogelijkheid om 8 uur onafgebroken te rusten aanwezig is, waarbij over een rustgelegenheid voor de bemanning wordt beschikt en bovendien een werk/aflossingsschema aanwezig is, zoals aangegeven in tabel E, kolom III.
V. Indien tijdens de uitvoering van een vlucht blijkt, dat de vliegwerktijd meer zal bedragen dan de geplande maximale vliegwerktijd ingevolge artikel 4.6:3, tweede lid, onderdelen a en b, en indien, door de aanwezigheid van een verzwaarde cockpitbemanning, de mogelijkheid bestaat de vlucht tot boven dit maximum voort te zetten, dan is zulks toegestaan, mits aan het cabinepersoneel een onafgebroken rust wordt gegeven, die ten minste gelijk is aan de verwachte overschrijding van genoemd maximum; deze rust dient te worden genoten op een wijze die identiek is aan die van het cockpitpersoneel.
Deze overschrijding zal echter de 1½ uur niet te boven mogen gaan.
Indien alsnog aan het cabinepersoneel een onafgebroken rust van 3 uur kan worden gegeven mag de vlucht worden voortgezet tot een maximale vliegwerktijd ingevolge artikel 4.6:3, tweede lid, onderdelen c en d.
VI.
Na een bekorte rust wordt de maximum vliegwerktijd vastgesteld zoals aangegeven in tabel F.
Indien zowel voor als na een bekorte rust de mogelijkheid aanwezig is om 3 uur onafgebroken rust te genieten op een daartoe geschikte zitplaats, kunnen, ter bepaling van de maximale vliegwerktijd zoals aangegeven in tabel F, de tabelwaarden met drie uren worden verhoogd.
VII. In het geval dat – na een bekorte rust – een oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:
in een reservetijd en
na de eerste drie uren van die reservetijd en
de aanmelding moet plaatsvinden binnen 8 uren na die oproep, dan wordt de maximale vliegwerktijd bepaald zoals aangegeven in tabel F, noot 2.
VIII. Indien de onafgebroken rust wordt genoten op een daartoe geschikte zitplaats, wordt daaronder verstaan: een zitplaats ten minste gelijkwaardig aan een passagiersstoel, waarbij de hinder door passagiers en overige storende invloeden zo veel mogelijk moet worden beperkt.
00.01 - 04.00 |
14.00 uur |
17.00 uur |
22.00 uur |
04.01 - 04.15 |
14.05 uur |
17.05 uur |
22.05 uur |
04.16 - 04.45 |
14.15 uur |
17.15 uur |
22.15 uur |
04.46 - 05.15 |
14.30 uur |
17.30 uur |
22.30 uur |
05.16 - 05.45 |
14.45 uur |
17.45 uur |
22.45 uur |
05.46 - 06.15 |
15.00 uur |
18.00 uur |
23.00 uur |
06.16 - 06.45 |
15.15 uur |
18.15 uur |
23.15 uur |
06.46 - 07.15 |
15.30 uur |
18.30 uur |
23.30 uur |
07.16 - 07.45 |
15.45 uur |
18.45 uur |
23.45 uur |
07.46 - 08.00 |
15.55 uur |
18.55 uur |
23.55 uur |
08.01 - 13.00 |
16.00 uur |
19.00 uur |
24.00 uur |
13.01 - 13.15 |
16.00 uur |
19.00 uur |
24.00 uur |
13.16 - 13.45 |
15.50 uur |
18.50 uur |
23.50 uur |
13.46 - 14.15 |
15.40 uur |
18.40 uur |
23.40 uur |
14.16 - 14.45 |
15.30 uur |
18.30 uur |
23.30 uur |
14.46 - 15.15 |
15.20 uur |
18.20 uur |
23.20 uur |
15.16 - 15.45 |
15.10 uur |
18.10 uur |
23.10 uur |
15.46 - 16.15 |
15.00 uur |
18.00 uur |
23.00 uur |
16.16 - 16.45 |
14.50 uur |
17.50 uur |
22.50 uur |
16.46 - 17.15 |
14.40 uur |
17.40 uur |
22.40 uur |
17.16 - 17.45 |
14.30 uur |
17.30 uur |
22.30 uur |
17.46 - 18.15 |
14.20 uur |
17.20 uur |
22.20 uur |
18.16 - 18.45 |
14.10 uur |
17.10 uur |
22.10 uur |
18.46 - 19.00 |
14.05 uur |
17.05 uur |
22.05 uur |
19.01 - 24.00 |
14.00 uur |
17.00 uur |
22.00 uur |
00.01 - 4.00 |
12.00 uur |
15.00 uur |
20.00 uur |
04.01 - 4.15 |
12.10 uur |
15.10 uur |
20.10 uur |
04.16 - 4.45 |
12.30 uur |
15.30 uur |
20.30 uur |
04.46 - 5.15 |
13.00 uur |
16.00 uur |
21.00 uur |
05.16 - 5.45 |
13.30 uur |
16.00 uur |
21.30 uur |
05.46 - 6.15 |
14.00 uur |
17.00 uur |
22.00 uur |
06.16 - 6.45 |
14.30 uur |
17.30 uur |
22.30 uur |
06.46 - 7.15 |
15.00 uur |
18.00 uur |
23.00 uur |
07.16 - 7.45 |
15.30 uur |
18.30 uur |
23.00 uur |
07.46 - 8.00 |
15.55 uur |
18.55 uur |
23.55 uur |
08.01 - 3.00 |
16.00 uur |
19.00 uur |
24.00 uur |
13.01 - 3.15 |
15.55 uur |
18.55 uur |
23.55 uur |
13.16 - 3.45 |
15.40 uur |
18.40 uur |
23.40 uur |
13.46 - 4.15 |
15.20 uur |
18.20 uur |
23.20 uur |
14.16 - 4.45 |
15.00 uur |
18.00 uur |
23.00 uur |
14.46 - 5.15 |
14.40 uur |
17.40 uur |
22.40 uur |
15.16 - 5.45 |
14.20 uur |
17.20 uur |
22.20 uur |
15.46 - 6.15 |
14.00 uur |
17.00 uur |
22.00 uur |
16.16 - 6.45 |
13.40 uur |
16.40 uur |
21.40 uur |
16.46 - 7.15 |
13.20 uur |
16.20 uur |
21.20 uur |
17.16 - 7.45 |
13.00 uur |
16.00 uur |
21.00 uur |
17.46 - 8.15 |
12.40 uur |
15.40 uur |
20.40 uur |
18.16 - 8.45 |
12.20 uur |
15.20 uur |
20.20 uur |
18.46 - 9.00 |
12.05 uur |
15.05 uur |
20.05 uur |
19.01 - 24.00 |
12.00 uur |
15.00 uur |
20.00 uur |
I. De maximum vliegwerktijd is afhankelijk van het aanvangstijdstip van de vliegwerktijd, uitgedrukt in lokale tijd, en wordt vastgesteld zoals aangegeven in tabel G, Kolom I.
II. Indien de oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:
in een reservetijd en
de aanmelding moet plaatsvinden na de eerste drie uren van de reservetijd dan wordt behoudens het gestelde in lid 3 van dit artikel de maximum vliegwerktijd vastgesteld zoals aangegeven in tabel G, Kolom II.
III. Indien de oproep tot aanmelding plaatsvindt in een reservetijd en de aanmelding dient plaats te vinden meer dan 8 uren na die oproep, onder gelijktijdige opheffing van de reserveverplichting, dan wordt de maximum vliegwerktijd bepaald volgens tabel G, Kolom I.
IV. Indien de oproep tot aanmelding voor een vliegwerktijd valt:
voor de aanvang van een reservetijd en
de aanmelding moet plaatsvinden binnen 8 uren na afloop van die reservetijd, dan wordt de opdracht geacht te zijn ontvangen op het tijdstip direct voorafgaande aan het einde van de reservetijd; voor het bepalen van de maximum vliegwerktijd is tabel G, Kolom II van toepassing.
Tabel G
00.00-02.59 uur |
10.00 uur |
8 uur |
03.00-03.59 uur |
10.30 uur |
8 uur |
04.00-04.59 uur |
11.00 uur |
10 uur |
05.00-05.59 uur |
10.30 uur |
11 uur |
06.00-12.59 uur |
12.00 uur |
12 uur |
13.00-14.59 uur |
11.30 uur |
11 uur |
15.00-16.59 uur |
11.00 uur |
10 uur |
17.00-18.59 uur |
10.30 uur |
9 uur |
19.00-23.59 uur |
10.00 uur |
8 uur |
Maximum vliegwerktijden over een langere periode
V. Op de eerste dag, dat een vliegwerktijd meer dan 6 uur bedraagt, dan wel een reservetijd of een combinatie van vliegwerktijd en reservetijd meer dan 7 uur bedraagt, vangt een periode aan van maximaal 15 dagen, waarin het totaal aantal uren vliegwerktijd en het totaal aantal uren vliegwerktijd plus reservetijd op geen enkele dag de waarde in tabel H, kolom «maximum vliegwerktijd» resp. «vliegwerktijd plus reservetijd», behorende bij die dag, overschrijdt.
VI. De onder V genoemde periode eindigt op die dag, dat gerekend vanaf het begin van die periode, het totaal van de vliegwerktijd en het totaal van de vliegwerktijd plus reservetijd gelijk is aan, dan wel minder is dan de bij die dag vermelde normwaarden.
Tabel H
1 |
12*Indien bekorte rust wordt toegepast ingevolge artikel 4.8:9, uit te breiden tot 15.29 uur. |
6 |
24 |
7 |
2 |
24 |
12 |
34 |
14 |
3 |
36 |
18 |
39 |
21 |
4 |
44 |
24 |
52 |
28 |
5 |
50 |
30 |
55 |
35 |
6 |
60 |
36 |
66 |
42 |
7 |
65 |
42 |
72 |
49 |
8 |
70 |
48 |
78 |
56 |
9 |
75 |
54 |
84 |
63 |
10 |
80 |
60 |
90 |
70 |
11 |
85 |
66 |
96 |
77 |
12 |
90 |
72 |
105 |
84 |
13 |
90 |
78 |
105 |
91 |
14 |
90 |
84 |
105 |
98 |
15 |
90 |
90 |
105 |
105 |
VII. Verzwarende omstandigheden
1. Bij het uitvoeren van een vliegwerktijd worden de volgende omstandigheden als verzwarend voor de werkzaamheden van het cockpitpersoneel aangemerkt:
de «single-pilot»-operaties;
de «sling»-operaties;
de «hoist»-operaties.
2. Indien de onder 1. genoemde omstandigheden zich voordoen, worden de volgende correcties te worden toegepast:
Indien de duur van een single-pilot-operatie meer dan 1 uur bedraagt, zal de helft van de single-pilot-vliegtijd in mindering worden gebracht op de volgens artikel 4.8:5, eerste lid, toegestane limiet; deze vermindering zal maximaal 2 uur bedragen.
in geval van een sling-operatie wordt op de maximum vliegtijd tweemaal de tijdsduur van deze operatie in mindering gebracht.
in geval van een hoist-operatie wordt iedere z.g. hoist-cycle gerekend als één landing.
3. Indien de ongecorrigeerde vliegtijd minder dan 5 uur bedraagt, mogen de in dit artikel voorgeschreven correcties achterwege blijven.
VIII. Correctie voor grondtijd zonder werkzaamheden
1. Van een grondtijd langer dan twee en een half uren, kunnen voor de berekening van de gecorrigeerde vliegwerktijd i.v.m. toetsing aan het daarvoor geldende maximum volgens tabel A ten hoogste twee en half uren buiten beschouwing worden gelaten, voor zover het lid van het cockpitpersoneel gedurende deze uren geen werkzaamheden voor zijn maatschappij heeft verricht en waarbij ten minste twee en een half uren als vliegwerktijd worden aangemerkt.
2. Alle in onder 1. genoemde uren grondtijd worden als vliegwerktijd in aanmerking genomen.
3. De onder 1. genoemde berekening wordt per vliegwerktijd slechts op één grondtijd toegepast.
Tabel I
0-25 |
0 |
09.00 uur |
26-30 |
15 min |
08.45 uur |
31-35 |
30 min |
08.30 uur |
36-40 |
45 min |
08.15 uur |
41-45 |
01.00 uur |
08.00 uur |
46-50 |
01.30 uur |
07.30 uur |
51-55 |
02.00 uur |
07.00 uur |
56-60 |
02.30 uur |
06.30 uur |
meer dan 60 |
03.00 uur |
06.00 uur |
Aantal landingen
25 |
10 |
24 |
12 |
23 |
14 |
22 |
16 |
21 |
18 |
20 |
20 |
19 |
22 |
18 |
24 |
17 |
26 |
16 |
28 |
15 |
30 |
14 |
32 |
13 |
34 |
12 |
36 |
11 |
38 |
10 |
40 |
9 |
42 |
8 |
44 |
7 |
46 |
6 |
48 |
0-5 |
onbeperkt |
T.g.v. een oneven aantal landingen bij daglicht wordt van het naasthogere even aantal landingen uitgegaan.
00.00- |
||||||||||
06.29 |
1 = 0600-1259 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
12.00 |
12.00 |
12.00 |
12.00 |
12.00 |
|
11 = 1300-1659 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
11.00 |
11.00 |
11.00 |
11.00 |
||
0400-0559 |
||||||||||
111 = 1700-0259 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
10.00 |
10.00 |
10.00 |
10.00 |
||
06.30- |
||||||||||
07.29 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
12.00 |
12.00 |
12.00 |
12.00 |
||
11 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
11.00 |
11.00 |
11.00 |
||
111 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
10.00 |
10.00 |
10.00 |
||
07.30-8.29 |
1 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
12.00 |
12.00 |
12.00 |
|
11 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
11.00 |
11.00 |
||
111 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
10.00 |
10.00 |
||
08.30- |
||||||||||
09.29 |
1 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
12.00 |
12.00 |
|
11 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
11.00 |
||
111 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
10.00 |
||
09.30- |
||||||||||
10.29 |
1 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
12.00 |
|
11 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
||
111 |
2.00 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
||
10.30- |
||||||||||
11.29 |
1 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
11.00 |
|
11 |
2.00 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
||
111 |
1.00 |
2.00 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
||
meer dan |
1 |
2.00 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
9.30 |
|
11.29 |
11 |
1.00 |
2.00 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |
8.15 |
|
111 |
0.00 |
1.00 |
2.00 |
3.00 |
4.00 |
5.00 |
6.00 |
7.00 |