Besluit van 18 juni 1998, houdende regels voor de hardheidsgevallen bij de toepassing van hoofdstuk II en artikel 24 van de Wet herstructurering varkenshouderij (Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij)

Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 27 april 1998, nr. J. 983658;
De Raad van State gehoord (advies van 3 juni 1998, no. W11.98.0173);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 15 juni 1998, nr. J. 985482;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

2

Hardheidsgevallen

Paragraaf

1

Bedrijven met een niet representatief aantal varkens in 1995 en 1996

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Paragraaf

2

Overgedragen bedrijven met een niet representatief aantal varkens in 1994 tot en met 1996

Artikel

7

Artikel

8

Paragraaf

3

Investeringen ten behoeve van uitbreiding binnen niet-benutte mestproductierechten

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De vergroting van het varkensrecht, bedoeld in artikel 10, betreft het grondgebonden deel van het varkensrecht, voorzover het aantal varkenseenheden dat overeenkomt met de vergroting groter is dan het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door 90% van het in de aanhef van artikel 10, tweede lid, bedoelde niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen te delen door 7,4 kilogram fosfaat en de uitkomst te verminderen tot ten minste nihil met het verschil tussen het overeenkomstig hoofdstuk II, uitgezonderd artikel 14, en artikel 24 van de wet bepaalde varkensrecht en het grondgebonden deel daarvan.

Paragraaf

4

Omschakeling naar varkens binnen mestproductierecht

Artikel

13

Artikel

14

Het varkensrecht van het bedrijf, bedoeld in artikel 13, komt overeen met het bij de melding, bedoeld in artikel 2, aangegeven deel van het aantal varkenseenheden, dat wordt bepaald door de som van het grondgebonden mestproductierecht geldend met betrekking tot 1996 en 90% van het met 11% verminderde niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen geldend met betrekking tot dat jaar, te delen door 7,4 kilogram fosfaat.

Artikel

15

Paragraaf

5

Omschakeling naar fokzeugen

Artikel

16

Het overeenkomstig hoofdstuk II, uitgezonderd artikel 14, en artikel 24 van de wet bepaalde fokzeugenrecht van een daartoe aangemeld bedrijf wordt overeenkomstig deze paragraaf vergroot, indien met betrekking tot het desbetreffende bedrijf na 1992 en vóór 15 november 1997 ten behoeve van een vergroting van het aantal te houden fokzeugen onder vermindering van het aantal te houden andere varkens dan fokzeugen:

Artikel

17

Artikel

18

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing indien het varkensrecht en het fokzeugenrecht van een bedrijf worden bepaald overeenkomstig paragraaf 1, 2, 3, 6, 6B, 7, 7A, 7B of 7C van dit hoofdstuk, met dien verstande dat, indien deze rechten worden bepaald overeenkomstig paragraaf 3, voor de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van het fokzeugenrecht vóór de vergroting overeenkomstig artikel 11.

Paragraaf

6

Vervreemding niet-gebonden mestproductierecht gecompenseerd door verkrijging grondgebonden mestproductierecht of aankoop niet gebonden mestproductierecht voor andere diersoorten

Artikel

19

Paragraaf

6A

Omschakeling naar grondgebonden productie van varkens binnen dezelfde inrichting

Artikel

19a

Artikel

19b

Paragraaf

6B

Uitbreiding grondgebonden productie van varkens

Artikel

19c

Artikel

19d

Artikel

19e

De vergroting van het varkensrecht en het fokzeugenrecht betreft het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk het fokzeugenrecht.

Paragraaf

6C

Grondgebonden bedrijven ten aanzien waarvan geen opgave is gedaan

Artikel

19f

In zoverre in afwijking van artikel 2, eerste lid, worden het varkensrecht en het fokzeugenrecht van een daartoe aangemeld bedrijf bepaald overeenkomstig deze paragraaf indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  • ten aanzien van het bedrijf is geen opgave als bedoeld in de artikelen 6, vierde lid, en 7, tweede lid, van de wet gedaan;

  • het grondgebonden mestproductierecht van het bedrijf was zowel in 1996 als in 1995 tenminste 75% van de som van het grondgebonden mestproductierecht en het niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen;

  • toepassing van deze paragraaf leidt tot een vergroting van het varkensrecht ten opzichte van het overeenkomstig artikel 8 van de wet bepaalde varkensrecht met tenminste 10%.

Artikel

19g

Paragraaf

7

Bedrijven met een ontheffing op grond van de Meststoffenwet

Artikel

20

Artikel

21

Paragraaf

7A

Overdracht van of samenvoeging met een bedrijf ten aanzien waarvan geen aangifte is gedaan

Artikel

21a

Artikel

21b

Paragraaf

7B

Bedrijven die in 1997 opnieuw zijn gestart met het houden van varkens

Artikel

21c

Het overeenkomstig hoofdstuk II, uitgezonderd artikel 14, en artikel 24 van de wet bepaalde varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, van een daartoe aangemeld bedrijf wordt overeenkomstig deze paragraaf vergroot, indien de mestproductie afkomstig van varkens in 1994, 1995 en 1996 gemiddeld minder dan 5% en in 1997 ten minste 25% was van de som van het niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen geldend met betrekking tot het desbetreffende jaar en het met betrekking tot dat jaar geldende grondgebonden mestproductierecht.

Artikel

21d

Paragraaf

7C

Algemene voorziening voor bedrijven met een niet representatief aantal varkens in 1994 tot en met 1996

Artikel

21e

Het varkensrecht en het fokzeugenrecht van een daartoe aangemeld bedrijf worden bepaald overeenkomstig deze paragraaf, indien ten aanzien van het bedrijf de mestproductie afkomstig van varkens in 1994, 1995 en 1996 gemiddeld ten minste 25% en in 1996 ten minste 5% was van de som van het niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen geldend met betrekking tot het desbetreffende jaar en het met betrekking tot dat jaar geldende grondgebonden mestproductierecht.

Artikel

21f

Hoofdstuk

3

Toepassing artikel 55a Meststoffenwet

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Voor producenten van dierlijke meststoffen op een bedrijf met op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 15 van de Wet herstructurering varkenshouderij een niet-gebonden mestproductierecht voor andere diersoorten dan varkens en kippen wordt voor de toepassing van artikel 55a, eerste lid, van de Meststoffenwet in plaats van de tweede volzin van dat artikellid gelezen: De vermindering geschiedt ten aanzien van het de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 15 van de Wet herstructurering varkenshouderij geldende niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen.

Hoofdstuk

4

Slotbepalingen

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

29

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. J. van Aartsen
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager