Wet van 19 oktober 1998, houdende regels inzake de telecommunicatie (Telecommunicatiewet)

Telecommunicatiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de algehele liberalisering van de telecommunicatie-infrastructuur en de telecommunicatiediensten wenselijk is regels te stellen ter waarborging van een samenhangende infrastructuur en ter bevordering van de daadwerkelijke mededinging;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b.

    college: college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;

  • c.

    telecommunicatie: iedere overdracht, uitzending of ontvangst van signalen van welke aard ook door middel van kabels, radiogolven, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

  • d.

    telecommunicatienetwerk: de overdrachtsapparatuur en, waar van toepassing, de routeringsapparatuur en andere technische middelen die de overdracht mogelijk maken van signalen tussen netwerkaansluitpunten via kabels, radiogolven, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

  • e.

    telecommunicatiedienst: dienst die geheel of gedeeltelijk bestaat in de overdracht of routering van signalen over een telecommunicatienetwerk;

  • f.

    openbare telecommunicatiedienst: telecommunicatiedienst die beschikbaar is voor het publiek;

  • g.

    openbaar telecommunicatienetwerk: een telecommunicatienetwerk dat onder meer voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een telecommunicatienetwerk waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten ter beschikking gesteld wordt;

  • h.

    netwerkaansluitpunt: waar het een openbaar telecommunicatienetwerk betreft, het geheel van verbindingen, met hun technische toegangsspecificaties, die deel uitmaken van dit openbaar telecommunicatienetwerk, en nodig zijn om toegang te verkrijgen tot dit netwerk en om efficiënt via dit netwerk te kunnen communiceren;

  • i.

    huurlijn: aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit tussen twee netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn;

  • j.

    bijzondere toegang: toegang tot een telecommunicatienetwerk op andere punten dan de netwerkaansluitpunten die aan de meeste gebruikers worden aangeboden;

  • k.

    vaste openbare telefoondienst: openbare telecommunicatiedienst die bestaat in de directe overdracht en routering van spraak van en naar netwerkaansluitpunten op vaste locaties van een telecommunicatienetwerk, waarvan iedere gebruiker van op een dergelijk netwerkaansluitpunt aangesloten apparatuur gebruik kan maken om met een ander netwerkaansluitpunt te communiceren;

  • l.

    vast openbaar telefoonnetwerk: de elementen van een openbaar telecommunicatienetwerk die geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de levering van de vaste openbare telefoondienst;

  • m.

    mobiele openbare telefoondienst: openbare telecommunicatiedienst die bestaat in de directe overdracht en routering van spraak en het daarbij tot stand brengen van radiocommunicatie met een mobiele gebruiker die gebruik maakt van netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, die zich niet op vaste locaties bevinden;

  • n.

    mobiel openbaar telefoonnetwerk: de elementen van een openbaar telecommunicatienetwerk die geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de levering van de mobiele openbare telefoondienst;

  • o.

    omroepnetwerk: technische inrichtingen, of onderdelen daarvan, die worden gebruikt om met gebruik van kabels of radioverbindingen tussen punten programma's te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen, of niet tot woning dienende gebouwen;

  • p.

    omroepzendernetwerk: radiozendapparaten, satellieten daaronder begrepen, die worden gebruikt of mede gebruikt voor het verspreiden van programma's;

  • q.

    programma: programma als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Mediawet;

  • r.

    kabels: kabels en de daarbij behorende ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen, alsmede inrichtingen, bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen kabels in, op of boven openbare gronden enerzijds en kabels in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds dan wel tussen laatstgenoemde kabels onderling;

  • s.

    openbare gronden:

    • 1°.

      openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken;

    • 2°.

      wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, die voor eenieder toegankelijk zijn;

  • t.

    nummer: cijfers, letters of andere symbolen, al dan niet in combinatie, die bestemd zijn voor toegang tot of identificatie van gebruikers, netwerkexploitanten, diensten, netwerkaansluitpunten of andere netwerkelementen;

  • u.

    nummeridentificatie:

    • 1°.

      faciliteit om het nummer van het oproepende netwerkaansluitpunt dan wel een nummer waarmee een individuele gebruiker kan worden geïdentificeerd aan het opgeroepen netwerkaansluitpunt te verstrekken, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;

    • 2°.

      faciliteit om het nummer van het opgeroepen netwerkaansluitpunt dan wel het nummer waarmee een individuele gebruiker kan worden geïdentificeerd aan het oproepende netwerkaansluitpunt te verstrekken, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht;

  • v.

    in de handel brengen: het voor de eerste maal afleveren na vervaardiging in de Europese Economische Ruimte, het invoeren in de Europese Economische Ruimte uit een land daarbuiten, alsmede het in gebruik nemen na vervaardiging of invoer uit een land buiten de Europese Economische Ruimte in de Europese Economische Ruimte;

  • w.

    apparaten: alle elektrische en elektronische apparaten alsmede uitrustingen en installaties, die elektrische of elektronische componenten bevatten;

  • x.

    randapparaten:

    • 1°.

      apparaten die bestemd zijn om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten, zodanig dat zij:

      • a.

        rechtstreeks op netwerkaansluitpunten kunnen worden aangesloten, of

      • b.

        kunnen dienen voor interactie met een openbaar telecommunicatienetwerk via directe of indirecte aansluiting op netwerkaansluitpunten ten behoeve van de overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie;

    • 2°.

      radiozendapparaten die geschikt zijn om op een openbaar telecommunicatienetwerk te worden aangesloten;

    • 3°.

      apparaten voor satellietgrondstations tenzij bij of krachtens hoofdstuk 10 anders is bepaald, doch met uitsluiting van speciaal geconstrueerde apparatuur die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienetwerk;

  • ij.

    radiozendapparaten: apparaten die naar hun aard bestemd zijn voor het zenden of het zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen;

  • z.

    elektromagnetische compatibiliteit: eigenschap van apparaten, om op bevredigende wijze in hun elektromagnetische omgeving te kunnen functioneren zonder zelf elektromagnetische storingen te veroorzaken die ontoelaatbaar zijn voor alles wat zich in die omgeving bevindt;

  • aa.

    systeem voor voorwaardelijke toegang: een systeem met behulp waarvan toegang verkregen kan worden tot gecodeerde programma's of andere diensten die slechts gedecodeerd kunnen worden ontvangen met behulp van een daartoe bestemd apparaat door degene die een daartoe strekkende overeenkomst met de aanbieder van het systeem heeft gesloten;

  • bb.

    Internationaal Telecommunicatieverdrag: het op 22 december 1992 te Genève tot stand gekomen Statuut en Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie met de daarbij behorende bijlagen en reglementen (Trb. 1993, 138) en de op 14 oktober 1994 te Kyoto tot stand gekomen Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (Trb. 1995, 201).

Artikel

1.2

Hoofdstuk

2

Registratie

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

De geregistreerde geeft aan het college onverwijld alle wijzigingen door die van invloed zijn op de registratie.

Hoofdstuk

3

Frequentiebeleid en frequentiebeheer

§

3.1

Frequentieplan en frequentieregister

Artikel

3.1

Artikel

3.2

§

3.2

Vergunningverlening voor het gebruik van frequentieruimte

Artikel

3.3

Artikel

3.3a

Artikel

3.4

Artikel

3.5

Artikel

3.6

Artikel

3.7

Artikel

3.8

§

3.3

Bijzonder gebruik van frequentieruimte

Artikel

3.9

Artikel

3.10

§

3.4

Antenne-opstelpunten, antennesystemen en antennes

Artikel

3.11

Artikel

3.12

Hoofdstuk

4

Nummerbeleid en nummerbeheer

Artikel

4.1

Artikel

4.2

Artikel

4.3

Artikel

4.4

Artikel

4.5

Artikel

4.6

Het college kan op gezamenlijke aanvraag van de desbetreffende houder van een nummer of reservering en een derde toestaan dat de toekenning of reservering overgaat op de derde. Artikel 4.2, vierde lid, en artikel 4.3 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Artikel

4.9

Artikel

4.10

Artikel

4.11

Hoofdstuk

5

Gedoogplicht voor aanleg, instandhouding en opruiming van kabels

Artikel

5.1

Artikel

5.2

Artikel

5.3

Artikel

5.4

Het recht op schadevergoeding, verband houdend met de gedoogplicht, bedoeld in artikel 5.1, beperkt zich voor eigenaren en beheerders van openbare gronden tot vergoeding van de kosten van de voorzieningen en van de meerdere kosten van onderhoud.

Artikel

5.5

Artikel

5.6

Artikel

5.7

Artikel

5.8

Artikel

5.9

Artikel

5.10

Hoofdstuk

6

Interconnectie en bijzondere toegang

§

6.1

Algemene verplichtingen in verband met interconnectie

Artikel

6.1

Artikel

6.2

Artikel

6.3

§

6.2

Bepalingen met betrekking tot aanbieders met aanmerkelijke macht op de markt

Artikel

6.4

Artikel

6.5

Aanbieders, aangewezen door het college krachtens artikel 6.4, eerste lid:

  • a.

    verstrekken aan andere aanbieders, die krachtens artikel 6.1 verzoeken om interconnectie, deze onder gelijke voorwaarden onder gelijke omstandigheden;

  • b.

    verstrekken aan andere aanbieders, die krachtens artikel 6.1 verzoeken om interconnectie, deze onder gelijke voorwaarden als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor henzelf of hun dochtermaatschappijen;

  • c.

    verstrekken aan aanbieders als bedoeld in artikel 6.1 op aanvraag alle met betrekking tot interconnectie benodigde informatie alsmede de voorgenomen wijzigingen die binnen de volgende zes maanden zullen worden ingevoerd;

  • d.

    gebruiken de aan hen verstrekte informatie uitsluitend voor het doel waarvoor deze aan hen werd verstrekt.

Artikel

6.6

Artikel

6.7

Artikel

6.8

§

6.3

Bijzondere toegang

Artikel

6.9

§

6.4

Uitvoeringsbepaling inzake verordening (EG) nr. 2887/2000

Artikel

6.10

Hoofdstuk

7

Open netwerk voorziening, huurlijnen en telefonie

§

7.1

Algemene bepalingen

Artikel

7.1

Artikel

7.2

§

7.2

Verplichtingen met betrekking tot huurlijnen

Artikel

7.3

§

7.3

Verplichtingen met betrekking tot telefonie

Artikel

7.4

Artikel

7.5

De in artikel 7.1, eerste lid, bedoelde regels hebben voorts betrekking op het, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 11, aan derden ter beschikking stellen van bij die regels aan te wijzen categorieën van nummers met bijbehorende gegevens ten behoeve van de beschikbaarheid van telefoongidsen en van een abonnee-informatiedienst.

Artikel

7.6

Een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk, van een vaste openbare telefoondienst, alsmede een aanbieder van een openbare betaaltelefoon en een aanbieder van een mobiel openbaar telefoonnetwerk en van een mobiele openbare telefoondienst stellen het gebruik van oproepnummers voor hulpdiensten kosteloos en zonder toegangsbelemmeringen ter beschikking aan alle gebruikers van zijn dienst.

§

7.4

Geschillenbeslechting

Artikel

7.7

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de procedure volgens welke de natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtstreeks in zijn belang is getroffen een oordeel van het college kan vragen over een maatregel, door een aanbieder van huurlijnen, aangewezen door het college krachtens artikel 7.2, dan wel door een aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk of van een vaste openbare telefoondienst, genomen in het kader van de geharmoniseerde voorwaarden die betrekking hebben op open en efficiënte toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten overeenkomstig richtlijn nr. 90/387/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 192).

Artikel

7.8

Indien een oordeel van het college, gegeven krachtens artikel 7.7, inhoudt dat een door de in dat artikel bedoelde aanbieder genomen maatregel onredelijk is, kan het college de regels vaststellen die terzake tussen die aanbieder en de vrager van het oordeel zullen gelden.

Hoofdstuk

8

Omroepnetwerken, omroepzendernetwerken en systemen voor voorwaardelijke toegang

§

8.1

Verplichtingen in verband met het uitzenden van programma's

Artikel

8.1

Artikel

8.2

Het college kan aan de aanbieder van een omroepnetwerk die in zijn verzorgingsgebied niet beschikt over een aanmerkelijke macht op de markt, op diens verzoek geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 8.1. Artikel 6.4, derde en vierde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel

8.3

Onze Minister wijst, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, ten minste een aanbieder van een omroepzendernetwerk aan die door middel van de door hem geëxploiteerde radiozendapparaten de programma's uitzendt die hem in overeenstemming met de Mediawet ter uitzending worden aangeboden, door instellingen die zendtijd als bedoeld in artikel 1, onder hh, van de Mediawet, hebben verkregen en door de Stichting Radio Nederland Wereldomroep.

§

8.2

Overige verplichtingen

Artikel

8.4

De aanbieder van een omroepnetwerk voert, indien hij zijn omroepnetwerk tevens aanbiedt als openbaar telecommunicatienetwerk, een gescheiden boekhouding voor deze onderscheiden activiteiten.

Artikel

8.4a

§

8.3

Systemen voor voorwaardelijke toegang

Artikel

8.5

§

8.4

Aanwijzingsbevoegdheden

Artikel

8.6

Artikel

8.7

Indien de aanbieder van een omroepnetwerk en de aanbieder van een programma, als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Mediawet geen overeenstemming bereiken over de toegang van het aangeboden programma tot het desbetreffende omroepnetwerk kan het college op verzoek van de aanbieder van het programma ter zake bindende aanwijzingen geven. Artikel 8.6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

9

Universele dienstverlening

Artikel

9.1

Artikel

9.2

Artikel

9.3

Artikel

9.4

Hoofdstuk

10

Randapparaten, radiozendapparaten en overige apparaten

Titel

10.1

Algemene bepalingen voor apparaten

§

10.1.1

Vereisten en certificatie

Artikel

10.1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake de voorschriften waaraan apparaten moeten voldoen. Deze voorschriften worden onderscheiden in voorschriften betreffende:

  • a.

    de elektromagnetische compatibiliteit;

  • b.

    de veiligheid;

  • c.

    de interactie met openbare telecommunicatienetwerken;

  • d.

    de interactie via openbare telecommunicatienetwerken;

  • e.

    de aan te brengen bijzondere voorzieningen, en

  • f.

    een efficiënt gebruik van het frequentiespectrum.

Artikel

10.1a

Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen regels gesteld ter zake van apparaten bestemd voor de ontvangst en weergave van televisieprogramma's als bedoeld artikel 1, onder h, van de Mediawet, en van apparaten bestemd voor het ontsleutelen van versleutelde digitale televisiesignalen.

Artikel

10.2

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld inzake de certificatie van apparaten, die per aangewezen categorie van apparaten kunnen verschillen. Deze regels kunnen worden onderscheiden in regels betreffende:

  • a.

    het onderzoek naar de overeenstemming met de in artikel 10.1 bedoelde voorschriften;

  • b.

    de afgifte, het beschikbaar hebben en de intrekking van documenten met betrekking tot apparaten, alsmede het aanbrengen van markeringen.

Artikel

10.3

Artikel

10.4

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld inzake:

  • a.

    de middelen die Onze Minister kan gebruiken om het in de handel brengen en verhandelen van apparaten of categorieën van apparaten te beëindigen of te beperken, indien de betrokken apparaten niet voldoen aan de in artikel 10.1 bedoelde voorschriften;

  • b.

    de behandeling van klachten over elektromagnetische storingen, ondervonden van het gebruik van apparaten, of over belemmeringen, welke bij het gebruik van radiozendapparaten of randapparaten worden ondervonden.

Artikel

10.5

Artikel

10.6

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld inzake het maken van handelsreclame voor apparaten waarvan het in de handel brengen of het verhandelen op grond van artikel 10.5 is verboden.

§

10.1.2

Uitzonderingsbepalingen

Artikel

10.7

Titel

10.2

Bijzondere bepalingen

§

10.2.1

Elektromagnetische compatibiliteit

Artikel

10.8

Artikel

10.9

Bij de in artikel 10.8, eerste lid, bedoelde regeling kunnen categorieën van apparaten van de toepassing van het bij of krachtens dit hoofdstuk terzake van de elektromagnetische compatibiliteit bepaalde worden uitgezonderd, indien:

  • a.

    zij geen elektromagnetische storingen kunnen veroorzaken of hun werking daardoor niet kan worden aangetast, of

  • b.

    met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit van die apparaten reeds regels zijn gesteld ter uitvoering van een bindend besluit van een orgaan van de Europese Unie.

§

10.2.2

Randapparaten

Artikel

10.10

Degene die randapparaten als bedoeld in artikel 1.1, onder x, 1° en 3°, in de handel brengt, geeft aan of deze randapparaten al dan niet bestemd zijn voor aansluiting op een openbaar telecommunicatienetwerk.

Artikel

10.11

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de eisen van vakbekwaamheid waaraan moet worden voldaan voor het beroeps- of bedrijfsmatig aanleggen en onderhouden van randapparaten.

Artikel

10.12

Het is verboden randapparaten aan te sluiten of aangesloten te houden op een openbaar telecommunicatienetwerk die niet voldoen aan de krachtens artikel 10.2 gestelde regels met betrekking tot het aanbrengen van markeringen.

Artikel 10.13

Vervallen

Artikel

10.14

Vervallen

§

10.2.3

Radiozendapparaten

Artikel

10.15

Voor de toepassing van deze paragraaf worden met radiozendapparaten gelijkgesteld:

  • a.

    elke samenvoeging van onderdelen, geschikt om daarmede een radiozendapparaat dan wel ingevolge het bepaalde onder b daarmee gelijkgesteld apparaat te vormen;

  • b.

    de bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven elektrische of elektronische apparaten die geschikt zijn om door gebruik tezamen met een radiozendapparaat een radiozendapparaat te vormen met andere technische eigenschappen.

Artikel

10.16

Artikel

10.17

Artikel

10.18

Artikel 10.11 is van overeenkomstige toepassing op radiozendapparaten.

Artikel

10.19

Hoofdstuk

11

Bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer

§

11.1

Algemene bepalingen

Artikel

11.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    abonnee: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met een aanbieder van openbare telecommunicatiediensten voor de levering van dergelijke diensten;

  • b.

    gebruiker: iedere natuurlijke persoon die gebruik maakt van een openbare telecommunicatiedienst voor particuliere of zakelijke doeleinden zonder noodzakelijkerwijze op die dienst te zijn geabonneerd;

  • c.

    verwerking van verkeersgegevens: verwerking als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet bescherming persoonsgegevens, met dien verstande dat de desbetreffende handelingen mede betrekking hebben op gegevens van abonnees die geen natuurlijke personen zijn.

Artikel

11.2

Onverminderd de Wet bescherming persoonsgegevens en het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde dragen de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk en de aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst zorg voor de bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van abonnees en gebruikers van zijn netwerk, onderscheidenlijk zijn dienst.

Artikel

11.3

Artikel

11.4

Artikel

11.5

Artikel

11.6

Eenieder die een algemeen beschikbare telefoongids uitgeeft of een algemeen beschikbare abonnee-informatiedienst verzorgt, draagt er zorg voor dat:

  • a.

    in de telefoongids en in het door de abonnee-informatiedienst gebruikte abonneebestand slechts die persoonsgegevens worden opgenomen die noodzakelijk zijn om een abonnee te kunnen identificeren, tenzij de abonnee er ondubbelzinnig mee heeft ingestemd dat er bijkomende persoonsgegevens worden opgenomen;

  • b.

    op verzoek van de abonnee:

    • 1°.

      zijn persoonsgegevens kosteloos niet of niet meer worden opgenomen in de telefoongids en in het door de abonnee-informatiedienst gebruikte abonneebestand;

    • 2°.

      zijn persoonsgegevens kosteloos niet of niet meer beschikbaar worden gesteld voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden;

    • 3°.

      bij de vermelding van zijn persoonsgegevens in de telefoongids en in het door de abonnee-informatiedienst gebruikte abonneebestand zijn adres niet volledig wordt vermeld;

    • 4°.

      bij de vermelding van zijn persoonsgegevens in de telefoongids en in het door de abonnee-informatiedienst gebruikte abonneebestand elke verwijzing naar zijn geslacht achterwege wordt gelaten, tenzij dit uit taalkundig oogpunt onvermijdelijk is.

Artikel

11.7

Artikel

11.8

De toepassing van de artikelen 11.6 en 11.7 is beperkt tot abonnees die natuurlijke personen zijn.

§

11.2

Nummeridentificatie

Artikel

11.9

Artikel

11.10

Hoofdstuk

12

Geschillencommissie

Artikel

12.1

Aanbieders van een vaste openbare telefoondienst, een mobiele openbare telefoondienst of andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen openbare telecommunicatiediensten sluiten zich aan bij een van overheidswege erkende geschillencommissie welke geschillen behandelt over een overeenkomst met betrekking tot de levering van een telecommunicatiedienst tussen een vorenbedoelde aanbieder en een natuurlijk persoon die uitsluitend of hoofdzakelijk anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelt.

Hoofdstuk

13

Bevoegd aftappen

Artikel

13.1

Artikel

13.2

Artikel

13.3

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het beslechten van geschillen tussen aanbieders en de bevoegde autoriteiten over de voorzieningen door middel van welke de door een tap te verkrijgen telecommunicatie door aanbieders wordt doorgegeven.

Artikel

13.4

Artikel

13.5

Artikel

13.6

Artikel

13.7

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

13.8

Van de verplichtingen die voortvloeien uit dit hoofdstuk kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie in bijzondere gevallen ontheffing verlenen. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk

14

Buitengewone omstandigheden

Artikel

14.1

In bijzondere omstandigheden in verband met de handhaving van de internationale rechtsorde of met de internationale betrekkingen is Onze Minister bevoegd in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en huurlijnen aanwijzingen te geven met betrekking tot de verzorging van telecommunicatie van en naar het buitenland.

Artikel

14.2

Artikel

14.4

Artikel

14.5

Artikel

14.6

Hoofdstuk

15

Handhaving

§

15.1

Algemeen

Artikel

15.1

Artikel

15.2

Artikel

15.3

Indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels ten aanzien van de aanleg of het gebruik van radiozendapparaten, is Onze Minister bevoegd om aan de houder van een desbetreffend radiozendapparaat een geheel of gedeeltelijk zendverbod op te leggen.

§

15.2

Boete

Artikel

15.4

Artikel

15.6

Indien de ambtenaren, bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk derde lid, in het kader van het onderzoek bedoeld in artikel 15.5, een redelijk vermoeden hebben dat een bepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon een overtreding heeft begaan, is er geen verplichting aan de zijde van die natuurlijke persoon of rechtspersoon terzake een verklaring af te leggen. De betrokkenen worden hiervan in kennis gesteld voordat hun mondeling terzake om informatie wordt gevraagd.

Artikel

15.7

Artikel

15.8

Artikel

15.9

Artikel

15.10

Artikel

15.11

De werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de artikelen 15.9 en 15.10 worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 15.8 bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

15.12

De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 15.10, eerste lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel

15.13

Artikel

15.14

Artikel

15.16

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt vijf jaar nadat de overtreding is begaan.

Hoofdstuk

16

Vergoedingen

Artikel

16.1

Hoofdstuk

17

Beroep

Hoofdstuk

18

Verdere bepalingen

Artikel

18.1

Artikel

18.2

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

18.3

Artikel

18.4

Artikel

18.5

Onverminderd het overigens bij of krachtens het Internationaal Telecommunicatieverdrag bepaalde zijn erkende ondernemingen in de zin van genoemd verdrag:

  • a.

    de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk over wiens telecommunicatienetwerk internationaal openbaar telecommunicatieverkeer wordt verzorgd, en

  • b.

    de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk die in het kader van zijn aanbod radiozendapparaten gebruikt of de aanbieder van een omroepzendernetwerk, wiens uitzendingen schadelijke storingen kunnen veroorzaken in de radiodiensten van andere landen.

Artikel

18.6

Artikel

18.7

Artikel

18.8

Onze Minister kan met betrekking tot de veiligheid en de beveiliging van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten regels stellen. Deze regels bevatten technische en organisatorische eisen die aan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten kunnen worden gesteld.

Artikel

18.9

Artikel

18.10

Degene die een telefoongids uitgeeft, neemt op verzoek van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in die gids met een telefoonnummer is vermeld, het elektronisch postadres van verzoeker in die gids op tegen redelijke en niet discriminerende voorwaarden.

Artikel

18.11

Artikel

18.12

Artikel

18.13

Artikel

18.14

Hoofdstuk

19

Wijzigingen in andere wetten

Artikel

19.1

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

19.2

Wijzigt de Auteurswet 1912.

Artikel

19.3

Wijzigt de Bodemproductiewet 1939.

Artikel

19.4

Wijzigt de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden.

Artikel

19.5

Wijzigt de Distributiewet 1939.

Artikel

19.6

Wijzigt de Machtigingswet Koninklijke PTT Nederland N.V. .

Artikel

19.7

Wijzigt de Mediawet.

Artikel

19.8

Wijzigt de Oorlogswet voor Nederland.

Artikel

19.9

Wijzigt de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935.

Artikel

19.10

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

19.11

Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

19.12

Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.

Artikel

19.13

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

19.14

Wijzigt de Wet op de naburige rechten.

Artikel

19.15

Wijzigt de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit.

Artikel

19.16

Wijzigt de wet van 28 maart 1996, Stb. 320, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen (kabelgebonden telecommunicatie).

Artikel

19.17

Wijzigt deze wet.

Artikel

19.18

Wijzigt het voorstel van wet tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met de privatisering van het Nederlands Omroepproduktiebedrijf N.V.

Artikel

19.19

Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.

Hoofdstuk

20

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

20.1

Artikel

20.2

Artikel

20.3

Artikel

20.4

Artikel

20.5

Artikel

20.6

Artikel

20.7

Artikel

20.8

Artikel

20.9

Artikel

20.10

Het frequentieregister is beschikbaar binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

20.11

Artikel

20.12

Artikel 11.6 is niet van toepassing op algemeen beschikbare telefoongidsen en de bestanden van algemeen beschikbare abonnee-informatiediensten die zijn uitgegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel.

Artikel

20.13

Ten aanzien van degene op wie het voorschrift van artikel 13.1 van toepassing is, blijft dat artikel gedurende negen maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet buiten toepassing, indien de door hem aangeboden openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten nog niet aftapbaar zijn.

Artikel

20.14

Artikel

20.15

Artikel

20.16

De tekst van de Mediawet wordt in het Staatsblad geplaatst.

Artikel

20.17

Artikel

20.18

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen tot twee jaar na inwerkingtreding van deze wet, in gevallen waarin deze wet niet voorziet, regels worden gesteld met betrekking tot de invoering van artikelen van deze wet of onderdelen daarvan.

Artikel

20.19

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

20.20

Deze wet wordt aangehaald als: Telecommunicatiewet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries
De Minister van Justitie, A. H. Korthals