natuurlijke persoon of rechtspersoon die bedrijfsmatig reparaties uitvoert aan controleapparaten;
g.
reparatie:
het repareren van het mechanisme van een controleapparaat en alles wat daarmee verband houdt, een en ander voor zover het de bevoegdheid van de installateur te boven gaat;
h.
werkplaats:
overdekte en behoorlijk af te sluiten ruimte waarin de werkzaamheden onder alle weersomstandigheden normaal kunnen worden verricht;
i.
erkenninghouder:
een installateur of een reparateur die op grond van deze regeling als zodanig is erkend.
§
2
Goedkeuring controleapparaten
Artikel
2
1
Een goedkeuring van een controleapparaat of registratieblad wordt door de Dienst Wegverkeer verleend indien voldaan wordt aan het bepaalde bij of krachtens artikel 5 van verordening (EEG) nr. 3821/85.
2
De aanvraag tot goedkeuring van een controleapparaat of registratieblad wordt ingediend bij de Dienst Wegverkeer, waarbij alle op het controleapparaat en het registratieblad betrekking hebbende gegevens worden overgelegd.
§
3
Procedure erkenning installateurs en reparateurs
Artikel
3
1
De Dienst Wegverkeer kan een erkenning verlenen als:
a.
installateur;
b.
reparateur.
2
In de erkenning wordt vermeld:
a.
of het een erkenning als installateur, dan wel als reparateur betreft;
b.
de door de erkenninghouder gevoerde merken controleapparaat ten aanzien waarvan de erkenning verleend wordt;
c.
naam en adres van de erkenninghouder;
d.
het adres van de werkplaats waar de met inbouw, onderzoek en reparatie verband houdende werkzaamheden worden verricht;
e.
het ingevolge artikel 7 toegekende verzegelnummer.
3
Het tweede lid, onderdeel d, is niet van toepassing in geval van een erkenning als bedoeld in artikel 4, tweede lid.
Artikel
4
1
De Dienst Wegverkeer verleent een erkenning als installateur of reparateur aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten aanzien van de gevoerde merken voldoet aan de in paragraaf 4 gestelde eisen.
2
Een erkenning voor een mobiele installatie-eenheid wordt verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon voor de door deze gevoerde merken controleapparaat ten aanzien waarvan wordt voldaan aan de eisen, gesteld in de artikelen 9 en 11 tot met 14.
3
De in het tweede lid bedoelde mobiele installatie-eenheid wordt ten behoeve van de identificatie gekoppeld aan:
a.
de naam van de persoon die de werkzaamheden verricht, dan wel
b.
het kenteken van het voertuig van waaruit de werkzaamheden worden verricht.
Artikel
5
1
De aanvraag voor een erkenning wordt bij de Dienst wegverkeer ingediend door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.
2
De aanvrager van een erkenning overlegt tegelijk met het aanvraagformulier de volgende bescheiden:
a.
voorzover inschrijving in het handelsregister ingevolge de Handelsregisterwet verplicht is, een niet eerder dan één jaar vóór het tijdstip van indiening van de aanvraag door de secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken waarbij de aanvrager of een onderneming waarop de aanvraag betrekking heeft, is ingeschreven, verstrekt uittreksel, afschrift, fotografische reproduktie of schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de aanvrager of de onderneming op het tijdstip van afgifte van dat geschrift was ingeschreven in het handelsregister;
b.
voorzover inschrijving in het verenigingenregister of het stichtingenregister ingevolge boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is of inschrijving in het verenigingenregister ingevolge artikel 30, derde lid, van Boek 2 van genoemd wetboek is geschied, een niet eerder dan één jaar vóór het tijdstip van indiening van de aanvraag door de secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken waarbij de aanvrager is ingeschreven, verstrekte afdruk of schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de aanvrager op het tijdstip van afgifte van die afdruk of mededeling was ingeschreven in het verenigingenregister of in het stichtingenregister;
c.
indien de aanvraag namens de aanvrager door een ander wordt ingediend, een gewaarmerkt afschrift van een geschrift waaruit blijkt dat die ander tot de vertegenwoordiging bevoegd is.
Artikel
6
De Dienst Wegverkeer kent aan de erkenninghouder toegangscodes toe voor de melding van de inbouw of het onderzoek, bedoeld in artikel 31.
Artikel
7
De Dienst Wegverkeer kent een verzegelnummer toe aan:
a.
de erkenninghouder
b.
daartoe aangewezen opsporingsambtenaren van de Rijksverkeersinspectie
De Dienst Wegverkeer trekt een erkenning geheel of gedeeltelijk in, indien degene aan wie de erkenning is verleend, daarom verzoekt.
2
De Dienst Wegverkeer kan een erkenning geheel of gedeeltelijk intrekken indien degene aan wie de erkenning is verleend:
a.
niet meer voldoet aan de erkenningseisen, neergelegd in paragraaf 4;
b.
in strijd handelt met de erkenningsvoorschriften, neergelegd in paragraaf 5;
c.
in strijd met de voorschriften, neergelegd in paragraaf 6, een inbouw, onderzoek of reparatie verricht;
d.
de verplichtingen, neergelegd in paragraaf 7, niet nakomt.
3
De Dienst Wegverkeer kan de aan een erkenning verbonden voorschriften wijzigen indien gewijzigde inzichten dan wel ontwikkelingen in de techniek zulks noodzakelijk maken.
4
De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en c, een erkenning schorsen voor een door hem daarbij vast te stellen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.
§
4
Erkenningseisen
Artikel
9
1
De aanvrager van een erkenning als installateur beschikt over:
a.
door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde wegdraaital-meetapparatuur, geschikt voor zowel mechanische als elektronische controleapparaataandrijving;
b.
een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde impulsenteller ten behoeve van het afstellen van elektronisch aanpasbare controleapparaten;
c.
een verzegelinrichting, geschikt voor de gevoerde merken controleapparaat;
d.
een bandenpomp met bandenluchtdrukmeetapparatuur;
e.
door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde testapparatuur voor snelheids- en afstandsmetingen alsmede voor de daarop betrekking hebbende registratie;
f.
apparatuur voorzien van een loep voor het onderzoeken van registratiebladen;
g.
een onderzoeksjablone, waarop de toegestane tolerantiegebieden staan aangegeven;
h.
overige, door de fabrikant of importeur van de gevoerde merken controleapparaat voorgeschreven gereedschappen, apparatuur, werkplaatshandboeken en documentatie.
2
De aanvrager beschikt over:
a.
een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde rollentestbank of remmentestbank, aangepast ten behoeve van het bepalen van het wegdraaital of het bepalen van de bandenomtrek, dan wel
b.
een voor motorrijtuigen geschikte horizontale effen meetbaan van ten minste 20 meter lengte.
3
De apparatuur, genoemd in het eerste lid, onderdelen e, f en g, is niet vereist voor werkplaatsen van fabrikanten of importeurs van motorrijtuigen, mits de inbouw betrekking heeft op motorrijtuigen die voor de eerste maal in gebruik worden genomen.
Artikel
10
De aanvrager van een erkenning als reparateur beschikt over:
a.
een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde impulsenteller ten behoeve van het afstellen van elektronisch aanpasbare controleapparaten;
b.
door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde testapparatuur voor snelheids- en afstandsmetingen alsmede voor de daarop betrekking hebbende registratie;
c.
apparatuur voorzien van een loep voor het onderzoeken van registratiebladen;
d.
een onderzoeksjablone, waarop de toegestane tolerantiegebieden staan aangegeven;
e.
een verzegelinrichting welke geschikt is voor de gevoerde merken controleapparaat;
f.
overige, door de fabrikant of importeur van de gevoerde merken controleapparaat voorgeschreven gereedschappen, apparatuur, werkplaatshandboeken en documentatie.
Artikel
11
De aanvrager van een erkenning als installateur of reparateur beschikt over een register, waarvan de registerkaarten overeenkomen met het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
Artikel
12
1
De aanvrager van een erkenning als installateur, dan wel het door hem voor installatie en onderzoek van controleapparaten aangewezen personeel, heeft met goed gevolg, aan te tonen door middel van een in de werkplaats aanwezig bewijs van deelname, een cursus doorlopen met betrekking tot:
a.
het installeren en functioneren van controleapparaten;
b.
het functioneren van snelheidsbegrenzers met betrekking tot aspecten die van belang zijn bij de inbouw en het onderzoek van controleapparaten;
c.
het functioneren van motorrijtuigen met betrekking tot aspecten die van belang zijn bij de inbouw en het onderzoek van controleapparaten;
d.
de wettelijke voorschriften ten aanzien van controleapparaten alsmede ten aanzien van snelheidsbegrenzers voorzover van belang voor de inbouw en het onderzoek van controleapparaten.
2
De aanvrager van een erkenning als reparateur dan wel het door hem voor reparatie van controleapparaten aangewezen personeel heeft met goed gevolg, aan te tonen door middel van een in de werkplaats aanwezig bewijs van deelname, een cursus doorlopen met betrekking tot:
a.
het repareren van controleapparaten;
b.
de wettelijke voorschriften ten aanzien van controleapparaten.
3
De in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid bedoelde cursussen zijn georganiseerd door de fabrikant of importeur van de in het kader van de erkenning als installateur of reparateur te voeren merken controleapparaat, dan wel door een door de Dienst Wegverkeer aangewezen instelling.
Artikel
13
1
De aanvrager van de erkenning meldt bij de Dienst Wegverkeer de personen, bedoeld in artikel 12, eerste dan wel tweede lid.
2
Op het bewijs van deelname is ten minste vermeld:
a.
maand en jaar van deelname aan de cursus;
b.
de typen en merken controleapparaat waarop de cursus betrekking had;
c.
de naam van de deelnemer aan de cursus.
Artikel
14
1
De aanvrager van een erkenning als installateur beschikt over een voorziening voor het door middel van datacommunicatie melden van de inbouw en het onderzoek aan de Dienst Wegverkeer. Deze voorziening moet geschikt zijn voor de toegangsstructuur van een door de Directeur geaccepteerd netwerk.
2
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor fabrikanten of importeurs van motorrijtuigen, mits deze zich beperken tot het inbouwen van controleapparaten in motorrijtuigen die voor de eerste maal in gebruik worden genomen.
§
5
Algemene erkenningsvoorschriften
Artikel
15
De Erkenninghouder draagt er zorg voor dat onderzoeken, installaties en reparaties slechts worden uitgevoerd door de in artikel 12 bedoelde personen.
Artikel
16
Onverminderd artikel 12 beschikt de houder van een erkenning dan wel het door hem aangewezen personeel over actuele kennis omtrent de in het kader van de erkenning te voeren merken controleapparaat. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.
geschieden de met de inbouw, het onderzoek en de reparatie verband houdende werkzaamheden slechts in de werkplaats welke in de erkenning is vermeld;
b.
is aan de buitenkant van de werkplaats duidelijk zichtbaar een schild aangebracht waaruit de erkenning blijkt.
Artikel
18
De erkenninghouder draagt er zorg voor dat de bij hem in gebruik zijnde verzegelinrichting alsmede de aan hem verstrekte toegangscodes niet toegankelijk zijn voor onbevoegden.
§
6
Voorschriften voor inbouw, onderzoek en reparatie
Artikel
19
Vervallen
Artikel
20
Vervallen
Artikel
21
1
Bij het onderzoek wordt de werking gecontroleerd van:
Bij het onderzoek wordt de verzegeling gecontroleerd van:
a.
het mechanisme van het controleapparaat;
b.
de kilometerteller.
3
Een niet goed functionerend of incompleet controleapparaat wordt onverwijld vervangen.
Artikel
22
1
Bij het onderzoek wordt de kenmerkende coëfficiënt, als bedoeld in bijlage I, hoofdstuk I onder d) van Verordening (EEG) nr. 3821/85 bepaald door het berekenen van het aantal omwentelingen of impulsen over 1 kilometer en op het installatieplaatje en op de registerkaart aangeduid met W= ... omw/km, of W= ... imp/km.
2
De effectieve omtrek der wielbanden, als bedoeld in bijlage I, hoofdstuk I onder e) van Verordening (EEG) nr. 3821/85, wordt bepaald door het berekenen van de gemiddelde afstand die door de aangedreven wielen bij een volledige omwenteling wordt afgelegd en op het installatieplaatje en op de registerkaart aangeduid met L= ... m.
3
De kenmerkende coëfficiënten en de effectieve omtrek der wielbanden worden vastgesteld op een aangepaste rollentestbank, een aangepaste remmentestbank of een meetbaan.
Artikel
23
Vervallen
Artikel
24
Vervallen
Artikel
25
1
Bij het onderzoek wordt met behulp van een voor het desbetreffende controleapparaat goedgekeurd registratieblad een testregistratie gemaakt met ten minste de registraties van:
a.
de snelheid in ten minste drie stappen;
b.
de snelheid bij maximum snelheidsbereik;
c.
de werktijd, rijtijd en rusttijd;
d.
de afgelegde weg;
e.
de werking van de schrijfstiftgeleiding.
2
Met behulp van een leesapparaat, voorzien van een loep en een onderzoekssjabloon, wordt beoordeeld of de testregistraties op het testregistratieblad de maximaal toelaatbare fouten, genoemd in hoofdstuk III, onder f) 1 en 2 van bijlage I van verordening (EEG) nr. 3821/85 niet overschrijden.
3
Bij het onderzoek worden na inbouw in het motorrijtuig de navolgende waarden met betrekking tot de door het controleapparaat geregistreerde gegevens niet overschreden:
a.
afgelegde afstand: 2% meer of minder dan de werkelijke afstand, die ten minste 1 km moet bedragen;
b.
snelheid: 4 km/h meer of minder ten opzichte van de werkelijke snelheid.
4
Bij reparatie wordt vastgesteld dat de in het tweede lid genoemde waarden met betrekking tot de door de tachograaf geregistreerde gegevens niet worden overschreden.
Artikel
26
1
Na het onderzoek worden alle verzegelingen, genoemd in Hoofdstuk V onder 4 van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 3821/85, voorzien van het aan de erkenninghouder toegekend verzegelnummer, aangebracht:
a.
op de verbinding tussen de aandrijfkabel of de elektrische bedrading van de impulsgever en het controleapparaat en op de verbinding tussen de aandrijfkabel of de elektrische bedrading van de impulsgever en het motorrijtuig;
b.
op alle eventueel daar tussen liggende onderbreekbare punten;
c.
op het mechanisme van het controleapparaat;
d.
op de in het controleapparaat aanwezige kilometerteller;
e.
op het aanpassingsorgaan en de aansluiting hiervan op het circuit;
f.
op alle overige punten waarmee de instelling van het controleapparaat kan worden gewijzigd.
2
De verzegeling op het mechanisme van het controleapparaat wordt slechts door een reparateur aangebracht; indien verbreking van deze verzegeling echter noodzakelijk is voor het wijzigen van de kilometertellerstand, mag de verzegeling door de installateur worden aangebracht.
3
In geval van verbreking in het belang van opsporing door ambtenaren als bedoeld in artikel 7 onder b en c, wordt, in afwijking van het eerste lid, een nieuwe verzegeling aangebracht op de plaatsen waar deze verbroken is.
4
Verbreking als bedoeld in het derde lid vindt slechts plaats ter controle van:
a.
de juiste instelling van de apparaatconstante van het controleapparaat;
b.
de juiste aansturing van de snelheidsbegrenzer voor zover dit geschiedt met daartoe door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde testapparatuur;
c.
de aanwezigheid van voorzieningen waarmee de juiste werking van het controleapparaat kan worden beïnvloed;
Van de verzegeling als bedoeld in het derde lid, wordt aan de bestuurder een schriftelijke kennisgeving, gewaarmerkt door de betreffende ambtenaar en voorzien van het in artikel 7 onder b onderscheidenlijk c bedoelde verzegelnummer, uitgereikt met de reden waarom de verzegeling werd verbroken.
Artikel
27
Na het onderzoek wordt een korte rijproef uitgevoerd, waarbij het in artikel 25, eerste lid, bedoelde testregistratieblad in het controleapparaat aanwezig is, opdat vastgesteld kan worden dat het controleapparaat goed functioneert.
Artikel
28
1
Van iedere inbouw en ieder onderzoek worden de volgende gegevens in het in artikel 11 bedoelde register vastgelegd:
a.
met betrekking tot de installateur:
1°
de naam en het adres van de installateur,
2°
de naam van de persoon die de inbouw of het onderzoek heeft verricht;
b.
met betrekking tot het motorrijtuig:
1°
het kenteken, of
2°
indien het motorrijtuig nog niet is voorzien van een kenteken, het chassisnummer,
3°
merk en type,
4°
de kilometerstand,
5°
effectieve omtrek der wielbanden, en
6°
de ongecorrigeerde kenmerkende coëfficiënt van het motorrijtuig in omw/km of imp/km;
c.
met betrekking tot de installatie:
1°
de ongecorrigeerde kenmerkende coëfficiënt in omw/km of imp/km of in geval van een aanpasbaar controleapparaat de ingestelde apparaatconstante in imp/km, en
2°
het merk, type en serienummer van het controleapparaat;
d.
met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden:
1°
de datum van de inbouw of het onderzoek, en
2°
de handtekening van de in onderdeel a, onder 2°, bedoelde persoon.
2
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor fabrikanten of importeurs van motorrijtuigen, mits dezen zich beperken tot het inbouwen van controleapparaten in motorrijtuigen die voor de eerste maal in gebruik worden genomen.
3
Het bij inbouw of onderzoek gebruikte testregistratieblad, het bij de reparatie gebruikte testregistratieblad dan wel een afschrift van laatstgenoemd testregistratieblad wordt bij het register gevoegd.
4
In afwijking van het derde lid mag, in geval van toepassing van een controleapparaat dat door een erkende reparateur is gerepareerd, het testregistratieblad vervangen worden door het door de reparateur voor dit controleapparaat afgegeven testregistratieblad, mits dit blad de in artikel 25 bedoelde registraties bevat.
Artikel
29
Van iedere reparatie worden de volgende gegevens in het in artikel 11 bedoelde register vastgelegd:
a.
de naam en het adres van de reparateur,
b.
de naam van de persoon die de reparatie heeft uitgevoerd,
c.
merk, type en serienummer van het controleapparaat,
d.
de aard van de reparatie,
e.
de datum van de reparatie, en
f.
de handtekening van de in onderdeel b bedoelde persoon.
Artikel
30
De erkenninghouder bewaart het register gedurende ten minste drie jaar vanaf het moment van inbouw, onderzoek of reparatie.
Artikel
31
1
Na de inbouw of het onderzoek worden door middel van datacommunicatie de volgende gegevens aan de Dienst Wegverkeer gemeld:
a.
toegangscodes;
b.
indien het motorrijtuig is voorzien van een kenteken: het kenteken en de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het chassisnummer;
c.
indien het motorrijtuig nog niet is voorzien van een kenteken: het volledige chassisnummer;
d.
merk, serienummer en ingestelde apparaatconstante van het controleapparaat.
2
In geval van een mobiele installatie-eenheid wordt in aanvulling op het eerste lid tevens het adres met postcode van de werkplaats waar de inbouw of het onderzoek is verricht, gemeld.
3
De in het eerste lid genoemde meldingsplicht geldt niet voor fabrikanten of importeurs van motorrijtuigen, voorzover het de inbouw betreft in motorrijtuigen die voor de eerste maal in gebruik worden genomen.
4
De door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen met betrekking tot de melding worden in acht genomen.
Artikel
32
1
Nadat is vastgesteld dat alle in artikel 26 bedoelde verzegelingen aanwezig zijn, wordt in de bestuurdersruimte op het controleapparaat of op een duidelijk zichtbare en goed waarneembare plaats in de directe nabijheid van het controleapparaat een goed zichtbaar en leesbaar installatieplaatje aangebracht waarop ten minste de volgende gegevens op onuitwisbare wijze zijn aangebracht:
a.
de naam, het adres en het verzegelnummer van de installateur,
b.
het kenteken van het motorrijtuig, dan wel, indien dit nog niet bekend is, het chassisnummer,
c.
de kenmerkende coëfficiënt van het motorrijtuig;
d.
de bandenomtrek van het motorrijtuig, en
e.
de datum van de inbouw of van het onderzoek.
2
In geval van inbouw of onderzoek van een elektronisch aanpasbaar controleapparaat wordt op of in het controleapparaat een sticker aangebracht, waarop de ingestelde vier- of meercijferige apparaatconstante goed zichtbaar en leesbaar staat vermeld, waarbij de apparaatconstante wordt aangeduid met
k= ......imp/km.
3
De in het tweede lid bedoelde sticker wordt van een verzegeling voorzien dan wel zodanig aangebracht dat deze bij verwijdering onherstelbaar wordt beschadigd.
Artikel
33
Het in artikel 32 bedoelde installatieplaatje wordt niet aangebracht dan nadat is vastgesteld dat het controleapparaat goed is afgesteld en verzegeld en door de Dienst Wegverkeer is medegedeeld dat:
a.
de in artikel 31 bedoelde melding niet leidt tot een controle van de inbouw of het onderzoek door Dienst Wegverkeer, of
b.
de melding leidt tot een controle van de inbouw of het onderzoek, doch deze controle niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen, dan wel
c.
de melding leidt tot een controle van de inbouw of het onderzoek en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de desbetreffende werkzaamheden.
§
7
Kwaliteitsborging
Artikel
34
1
De Dienst Wegverkeer schouwt ten minste één keer per jaar het bedrijf of de mobiele installatie-eenheid van de erkenninghouder.
2
De Dienst Wegverkeer voert tenminste eenmaal per jaar op ten minste 5% van de landelijk verrichte inbouwen en onderzoeken een controle uit.
Artikel
35
De erkenninghouder mag in de staat van een motorrijtuig dat aan een controle als bedoeld in artikel 34, onderdeel b, zal worden onderworpen, gedurende een periode van 90 minuten na het tijdstip van melding van de inbouw of het onderzoek geen wijziging brengen of laten brengen.
Tijdens de in artikel 34, tweede lid, bedoelde handelingen is degene die de inbouw of het onderzoek heeft verricht aanwezig.
§
8
Gebruik
Artikel
37
1
De werkgever en de persoon, bedoeld in artikel 2.2:2 van het Besluit, zorgen ervoor dat het controleapparaat door een erkende installateur is aangebracht, en door deze is voorzien van een installatieplaatje en van verzegelingen als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 32.
2
In afwijking van het eerste lid mag een motorrijtuig, ingevoerd uit één der lid-staten van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zijn voorzien van een controleapparaat dat volgens de in die lid-staat geldende voorschriften is geïnstalleerd.
Artikel
38
De werkgever en de persoon, bedoeld in artikel 2.2:2 van het Besluit, zorgen ervoor dat:
a.
ten minste eenmaal per twee jaar het controleapparaat door een erkende installateur wordt onderzocht;
b.
na iedere verbreking van verzegelingen als bedoeld in artikel 26, eerste lid, en na iedere wijziging aan het motorrijtuig waardoor wegdraaital of bandenomtrek zijn beïnvloed, het controleapparaat door een erkend installateur wordt onderzocht;
c.
na ieder onderzoek het controleapparaat door een erkende installateur is voorzien van een installatieplaatje en van verzegelingen als bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, onderscheiden-lijk 32;
d.
tijdens het gebruik van het motorrijtuig de maximaal toelaatbare fouten, aangegeven in bijlage I, hoofdstuk III onder f) 3 van Verordening nr. (EEG) 3821/85 niet worden overschreden;
e.
de onder c bedoelde verzegelingen ongewijzigd en intact blijven.
§
9
Vrijstellingen
Artikel
39
Van de verplichting tot installatie en gebruik van het controleapparaat wordt vrijstelling verleend voor motorrijtuigen die:
worden gebruikt voor het geven van rijonderricht en zijn voorzien van een krachtens de Regeling vaststelling L-bord voorgeschreven blauwe plaat met de letter L.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 1998.
Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de Dienst Wegverkeer, Europaweg 205 te Zoetermeer, bij de Rijksverkeersinspectie, J. Westerdijkplein 107 te Den Haag en het Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Willem Witsenplein 6 te Den Haag.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T.Netelenbos
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,K.G. deVries
Bijlage
Registerkaarten ingevolge artikel 11 van de Regeling Controleapparaten