Regeling controleapparaat

Regeling controleapparaten

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 2.4:5, 2.4:6 en 2.6:1, eerste lid, onderdeel b, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer;

Besluiten:

§

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

b.
importeur:

door de fabrikant contractueel erkende importeur;

c.
installateur:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die bedrijfsmatig de inbouw verzorgt van, alsmede onderzoeken verricht aan controleapparaten;

d.
mobiele installatie-eenheid:

installatie-eenheid waarmee niet steeds in dezelfde werkplaats, doch afwisselend in verscheidene werkplaatsen gewerkt wordt;

e.
onderzoek:

het op grond van artikel 38, onderdelen a en b, verplichte onderzoek van het controleapparaat;

f.
reparateur:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die bedrijfsmatig reparaties uitvoert aan controleapparaten;

g.
reparatie:

het repareren van het mechanisme van een controleapparaat en alles wat daarmee verband houdt, een en ander voor zover het de bevoegdheid van de installateur te boven gaat;

h.
werkplaats:

overdekte en behoorlijk af te sluiten ruimte waarin de werkzaamheden onder alle weersomstandigheden normaal kunnen worden verricht;

i.
erkenninghouder:

een installateur of een reparateur die op grond van deze regeling als zodanig is erkend.

§

2

Goedkeuring controleapparaten

Artikel

2

§

3

Procedure erkenning installateurs en reparateurs

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De Dienst Wegverkeer kent aan de erkenninghouder toegangscodes toe voor de melding van de inbouw of het onderzoek, bedoeld in artikel 31.

Artikel

7

De Dienst Wegverkeer kent een verzegelnummer toe aan:

Artikel

8

§

4

Erkenningseisen

Artikel

9

Artikel

10

De aanvrager van een erkenning als reparateur beschikt over:

  • a.

    een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde impulsenteller ten behoeve van het afstellen van elektronisch aanpasbare controleapparaten;

  • b.

    door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde testapparatuur voor snelheids- en afstandsmetingen alsmede voor de daarop betrekking hebbende registratie;

  • c.

    apparatuur voorzien van een loep voor het onderzoeken van registratiebladen;

  • d.

    een onderzoeksjablone, waarop de toegestane tolerantiegebieden staan aangegeven;

  • e.

    een verzegelinrichting welke geschikt is voor de gevoerde merken controleapparaat;

  • f.

    overige, door de fabrikant of importeur van de gevoerde merken controleapparaat voorgeschreven gereedschappen, apparatuur, werkplaatshandboeken en documentatie.

Artikel

11

De aanvrager van een erkenning als installateur of reparateur beschikt over een register, waarvan de registerkaarten overeenkomen met het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

§

5

Algemene erkenningsvoorschriften

Artikel

15

De Erkenninghouder draagt er zorg voor dat onderzoeken, installaties en reparaties slechts worden uitgevoerd door de in artikel 12 bedoelde personen.

Artikel

16

Onverminderd artikel 12 beschikt de houder van een erkenning dan wel het door hem aangewezen personeel over actuele kennis omtrent de in het kader van de erkenning te voeren merken controleapparaat. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

17

Behoudens in geval van een erkenning als bedoeld in artikel 4, tweede lid:

  • a.

    geschieden de met de inbouw, het onderzoek en de reparatie verband houdende werkzaamheden slechts in de werkplaats welke in de erkenning is vermeld;

  • b.

    is aan de buitenkant van de werkplaats duidelijk zichtbaar een schild aangebracht waaruit de erkenning blijkt.

Artikel

18

De erkenninghouder draagt er zorg voor dat de bij hem in gebruik zijnde verzegelinrichting alsmede de aan hem verstrekte toegangscodes niet toegankelijk zijn voor onbevoegden.

§

6

Voorschriften voor inbouw, onderzoek en reparatie

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Na het onderzoek wordt een korte rijproef uitgevoerd, waarbij het in artikel 25, eerste lid, bedoelde testregistratieblad in het controleapparaat aanwezig is, opdat vastgesteld kan worden dat het controleapparaat goed functioneert.

Artikel

28

Artikel

29

Van iedere reparatie worden de volgende gegevens in het in artikel 11 bedoelde register vastgelegd:

  • a.

    de naam en het adres van de reparateur,

  • b.

    de naam van de persoon die de reparatie heeft uitgevoerd,

  • c.

    merk, type en serienummer van het controleapparaat,

  • d.

    de aard van de reparatie,

  • e.

    de datum van de reparatie, en

  • f.

    de handtekening van de in onderdeel b bedoelde persoon.

Artikel

30

De erkenninghouder bewaart het register gedurende ten minste drie jaar vanaf het moment van inbouw, onderzoek of reparatie.

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Het in artikel 32 bedoelde installatieplaatje wordt niet aangebracht dan nadat is vastgesteld dat het controleapparaat goed is afgesteld en verzegeld en door de Dienst Wegverkeer is medegedeeld dat:

  • a.

    de in artikel 31 bedoelde melding niet leidt tot een controle van de inbouw of het onderzoek door Dienst Wegverkeer, of

  • b.

    de melding leidt tot een controle van de inbouw of het onderzoek, doch deze controle niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen, dan wel

  • c.

    de melding leidt tot een controle van de inbouw of het onderzoek en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de desbetreffende werkzaamheden.

§

7

Kwaliteitsborging

Artikel

34

Artikel

35

De erkenninghouder mag in de staat van een motorrijtuig dat aan een controle als bedoeld in artikel 34, onderdeel b, zal worden onderworpen, gedurende een periode van 90 minuten na het tijdstip van melding van de inbouw of het onderzoek geen wijziging brengen of laten brengen.

§

8

Gebruik

Artikel

37

Artikel

38

De werkgever en de persoon, bedoeld in artikel 2.2:2 van het Besluit, zorgen ervoor dat:

  • a.

    ten minste eenmaal per twee jaar het controleapparaat door een erkende installateur wordt onderzocht;

  • b.

    na iedere verbreking van verzegelingen als bedoeld in artikel 26, eerste lid, en na iedere wijziging aan het motorrijtuig waardoor wegdraaital of bandenomtrek zijn beïnvloed, het controleapparaat door een erkend installateur wordt onderzocht;

  • c.

    na ieder onderzoek het controleapparaat door een erkende installateur is voorzien van een installatieplaatje en van verzegelingen als bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, onderscheiden-lijk 32;

  • d.

    tijdens het gebruik van het motorrijtuig de maximaal toelaatbare fouten, aangegeven in bijlage I, hoofdstuk III onder f) 3 van Verordening nr. (EEG) 3821/85 niet worden overschreden;

  • e.

    de onder c bedoelde verzegelingen ongewijzigd en intact blijven.

§

9

Vrijstellingen

Artikel

39

Van de verplichting tot installatie en gebruik van het controleapparaat wordt vrijstelling verleend voor motorrijtuigen die:

§

10

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

41

De op grond van de Regeling voorschriften tachografen erkende installateurs en reparateurs zijn erkend op grond van deze regeling.

Artikel

42

De Regeling voorschriften tachografen wordt ingetrokken.

Artikel

44

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 1998.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de Dienst Wegverkeer, Europaweg 205 te Zoetermeer, bij de Rijksverkeersinspectie, J. Westerdijkplein 107 te Den Haag en het Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Willem Witsenplein 6 te Den Haag.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, T.Netelenbos
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,K.G. deVries

Bijlage

Registerkaarten ingevolge artikel 11 van de Regeling Controleapparaten