Regeling varkensleveringen

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op artikel 14, eerste lid, van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121);

Besluit:

Hoofdstuk

1

: Definities

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
minister:

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c.
varkenshouderijbedrijf:

locatie van een landbouwbedrijf, niet zijnde een spermawincentrum of een quarantaineruimte, waar, anders dan voor recreatieve of educatieve doeleinden, een of meer varkens worden gehouden dan wel een locatie die voor het zodanig houden bestemd is;

d.
spermawincentrum:

spermawincentrum dat is erkend krachtens artikel 5 van richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224) dan wel krachtens artikel 3, eerste lid, van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

e.
quarantaineruimte:

afzonderingsruimte die is erkend krachtens bijlage B, hoofdstuk 1, artikel 1, onderdeel a, van richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224) dan wel krachtens artikel 3 van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

f.
A-bedrijf:

varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 2 is aangewezen als A-bedrijf;

g.
B-bedrijf:

varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 3 is aangewezen als B-bedrijf;

h.
C-bedrijf:

varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 4 is aangewezen als C-bedrijf;

i.
D-bedrijf:

varkenshouderijbedrijf dat niet is aangewezen als een A-bedrijf, een B-bedrijf of een C-bedrijf;

j.
geaccrediteerde keuringsinstantie:

keuringsinstantie, waarvan

  • 1.

    door de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie is verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de criteria van EN 45004 en ISO 17020 en de relevante criteria van ISO 9001/9002, voorzover deze verklaring betrekking heeft op het opstellen van de in artikel 2, onderdeel l, artikel 4, onderdeel b, of artikel 16, derde lid, genoemde rapporten, dan wel,

  • 2.

    door de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie is verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de criteria van EN 45004 en ISO 17020 en de relevante criteria van ISO 9001/9002, voorzover deze verklaring betrekking heeft op verrichtingen in de veehouderij, en de keuringsinstantie aan de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie heeft verzocht te verklaren dat de keuringsinstantie aan genoemde criteria voldoet met betrekking tot de in artikel 2, onderdeel l, artikel 4, onderdeel b, of artikel 16, derde lid, genoemde rapporten en dit verzoek niet is afgewezen;

k.
I&RVL:

Identificatie & Registratiebureau Varkensleveringen te Deventer;

l.
onderzoeksinstituut:

instituut als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de dierproeven, niet zijnde een A-bedrijf, B-bedrijf of C-bedrijf;

m.
verzamelcentrum:

verzamelcentrum voor varkens dat is erkend krachtens artikel 11 van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121);

n.
cluster:

combinatie van ten hoogste drie C-bedrijven, overeenkomstig de opgave van artikel 11, vierde lid;

o.
bevestigde melding levering varkens:

door het I&RVL afgegeven ontvangstbevestiging van een overeenkomstig artikel 16, eerste lid, ingediende melding van een voorgenomen levering van varkens.

Hoofdstuk

2

: Verlenen en intrekken van de aanwijzing

Artikel

2

De minister wijst op aanvraag van de exploitant diens varkenshouderijbedrijf aan als een A-bedrijf, indien:

  • a.

    op het varkenshouderijbedrijf vrouwelijke varkens worden gehouden voor het bedrijfsmatig produceren van biggen;

  • b.

    varkens die op het varkenshouderijbedrijf worden aangevoerd, worden gehuisvest in een van de rest van het varkenshouderijbedrijf afgescheiden toevoegstal, waarvan inrichting en gebruik voldoen aan de in bijlage I bij deze regeling opgenomen voorschriften, totdat uit een door een dierenarts na vier weken na aanvoer overeenkomstig bijlage II uitgevoerd serologisch onderzoek blijkt dat in de toevoegstal geen varkens zijn aangetroffen waarvan het bloed antilichamen tegen klassieke varkenspest bevat;

  • c.

    bij het ontbreken van een toevoegstal als bedoeld in onderdeel b, tot zes weken na de laatste aanvoer van varkens geen varkens worden afgevoerd anders dan, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum, naar het slachthuis;

  • d.

    op het varkenshouderijbedrijf een voorziening voor reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor varkens aanwezig is als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten 2000;

  • e.

    de exploitant van het varkenshouderijbedrijf artikel 10, tweede lid, en artikel 24 van de Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten 2000 naleeft;

  • f.

    de exploitant voldoet aan alle, de herkomst van de op het varkenshouderijbedrijf aanwezige varkens betreffende, krachtens artikel 96 van de wet gestelde regels;

  • g.

    op het varkenshouderijbedrijf een douche aanwezig is, die is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de ingang van het varkenshouderijbedrijf en waarvan bezoekers van het varkenshouderijbedrijf voorafgaand aan het betreden van de stallen gebruik maken;

  • h.

    het varkenshouderijbedrijf is voorzien van een erfafscheiding waardoor het betreden van het varkenshouderijbedrijf zonder de medewerking van de exploitant niet mogelijk is;

  • i.

    de exploitant van het varkenshouderijbedrijf de gegevens met betrekking tot groepsmedicatie in het logboek, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet vastlegt;

  • j.

    de exploitant van het varkenshouderijbedrijf, in geval van medicatie, de varkens die de medicatie hebben ondergaan niet eerder van het varkenshouderijbedrijf afvoert of doet afvoeren dan na twee weken na het beëindigen van de medicatie;

  • k.

    de exploitant van het varkenshouderijbedrijf bij de aanvraag en vervolgens eenmaal per vier weken een verklaring van een dierenarts overlegt waarin deze verklaart dat het in bijlage II bepaalde aantal op het varkenshouderijbedrijf aanwezige varkens met een gewicht van ten minste 30 kg serologisch is onderzocht en dat geen varkens zijn aangetroffen waarvan het bloed antilichamen tegen klassieke varkenspest bevat, en

  • l.

    de exploitant van het varkenshouderijbedrijf bij de aanvraag en vervolgens met een tussenpoos van vier maanden een volgens het model in bijlage III opgesteld bedrijfsrapport overlegt van een geaccrediteerde keuringsinstantie waaruit blijkt dat het varkenshouderijbedrijf is getoetst aan de in de onderdelen a tot en met j gestelde voorwaarden.

Artikel

3

De minister wijst op aanvraag van de exploitant diens varkenshouderijbedrijf aan als een B-bedrijf, indien op het varkenshouderijbedrijf vrouwelijke varkens worden gehouden voor het bedrijfsmatig produceren van biggen.

Artikel

4

De minister wijst op aanvraag van de exploitant diens varkenshouderijbedrijf aan als een C-bedrijf, indien

  • a.

    het varkenshouderijbedrijf voldoet aan artikel 2, onderdelen d tot en met k, en

  • b.

    de exploitant van het varkenshouderijbedrijf bij de aanvraag en vervolgens met een tussenpose van vier maanden een volgens het model in bijlage III opgesteld bedrijfsrapport overlegt van een geaccrediteerde keuringsinstantie waaruit blijkt dat het varkenshouderijbedrijf is getoetst aan de in artikel 2, onderdelen d tot en met j, gestelde voorwaarden.

Artikel

5

Artikel

6

Aanvragen, verklaringen en bedrijfsrapporten als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 worden ingediend bij het I&RVL.

Hoofdstuk

3

Varkensleveringen

Artikel

7

Het is de exploitant van een varkenshouderijbedrijf verboden een of meer varkens te vervoeren van of naar, af te voeren of te doen afvoeren van een varkenshouderijbedrijf of een verzamelcentrum, dan wel te ontvangen of aan te voeren op een varkenshouderijbedrijf.

Artikel

8

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

8a

Indien voor het vervoer van varkens naar een lidstaat of een derde land, nadat deze reeds van een varkenshouderijbedrijf zijn afgevoerd, ingevolge artikel 59, tweede lid, onderdeel e, van de wet in samenhang met artikel 6, eerste lid, van het Besluit dierenvervoer 1994 geen certificaat wordt afgegeven, is het de exploitant van het varkenshouderijbedrijf van herkomst in afwijking van artikel 7 toegestaan, deze varkens op de dag dat dit certificaat geweigerd wordt weer op zijn bedrijf te ontvangen of aan te voeren en, na gedeeltelijk lossing, de niet geloste varkens vervolgens wederom van zijn bedrijf te vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren.

Artikel

9

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

10

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

11

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

12

Artikel

13

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

14

Leveringen van varkens door of aan een varkenshouderijbedrijf of aan een verzamelcentrum waarvan de exploitatie nadien blijvend is gestaakt, worden niet begrepen onder de op grond van de artikelen 9, eerste lid, onderdelen a en b, 10, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, 11, eerste lid, en tweede lid, onderdeel b, en 12, eerste en tweede lid, toegestane leveringen, indien door de levering door of aan het bedrijf waarvan de exploitatie blijvend is gestaakt het in genoemde artikelen opgenomen maximum aantal toegestane leveringen wordt bereikt.

Artikel

15

Hoofdstuk

4

: Melding van de varkensleveringen

Artikel

16

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

17

Hoofdstuk

5

: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

De Regeling vervoersbeperkingen varkens wordt ingetrokken.

21

Artikel

22

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling varkensleveringen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G.H.Faber

Bijlage

I

Eisen aan een toevoegstal als bedoeld in artikel 2, onderdeel b

A) inrichtingseisen:

  • de toevoegstal kan vrij staan of inpandig zijn;

  • de toevoegstal ligt aan de rand van het bedrijf;

  • de inpandige toevoegstal heeft dichte muren en plafonds, met uitzondering van ventilatiekanalen en een deur naar buiten en heeft geen inpandige doorgang naar andere delen van het pand;

  • de toevoegstal heeft kelders die niet in verbinding staan met de overige kelders van het bedrijf en een afzonderlijke (mechanische) ventilatiesysteem voorzien van filterdoek voor het wegvangen van grove stofdelen in uitgaande lucht;

  • het materiaal en gereedschap dat in de toevoegstal wordt gebruikt, wordt niet elders in het bedrijf gebruikt;

  • de toevoegstal heeft een eigen omkleedruimte, die ruimtelijk gescheiden is van de centrale gang en afdelingen met varkens;

  • de omkleedruimte is voorzien van een wasbak, laarzensets en overalls.

B) managementeisen:

  • de aangevoerde varkens verblijven in deze stal totdat uit een door een dierenarts na vier weken na aanvoer uitgevoerd serologisch onderzoek blijkt dat de aangevoerde varkens niet zijn besmet met klassieke varkenspest;

  • de behandelingen, de gegevens betreffende identificatie en registratie, de gegevens betreffende het vervoer en de gegevens van het serologisch onderzoek van in de toevoegstal gehuisveste varkens worden geregistreerd in een van de overige bedrijfsgegevens te onderscheiden administratie (logboek);

  • iedere verplaatsing van een of meer varkens van of naar de toevoegstal wordt afzonderlijk geregistreerd, waarbij wordt vastgelegd op welk tijdstip welk varken wordt verplaatst;

  • in de toevoegstal wordt strikt volgens het all-in all out principe gewerkt, d.w.z. na elke ronde wordt de stal gereinigd en ontsmet;

  • een ieder die de toevoegstal betreedt, trekt vooraf in de omkleedruimte een daar aanwezige schone overall aan;

  • indien een varken gedurende het verblijf in de toevoegstal overlijdt, biedt de exploitant het varken overeenkomstig de Uitvoeringsbeschikking ex artikel 50 Vleeskeuringswet aan voor sectie om te worden onderzocht op aangewezen besmettelijke dierziekten.

Bijlage

II

Aantallen te onderzoeken varkens op A-bedrijven en C-bedrijven als bedoeld in artikel 2, onderdelen b en k

Aantal varkens in de toevoegstal onder-

scheidenlijk aantal op het bedrijf aanwezige

varkens van ten minste 30 kg

Aantal daarvan te

onderzoeken varkens

121 of meer

12

31 tot en met 120

10

11 tot en met 30

9

7 tot en met 10

7

1 tot en met 6

alle

Bijlage

III

Model bedrijfsrapport als bedoeld in artikel 2, onderdeel l, en artikel 4, onderdeel b

Algemeen:

1 Is het bedrijf voorzien van een erfafscheiding,

waarbij voor het betreden van het bedrijf hulp

nodig is van de exploitant?

Ja

Nee

N.v.t. *

2 Is er een douche aanwezig, gelegen in de

onmiddellijke nabijheid van de ingang van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.*

3 Wordt de douche, bedoeld in vraag 2, door iedere

bezoeker van de stallen gebruikt?

Ja

Nee

N.v.t.*

4 Worden op het bedrijf vrouwelijke varkens gehouden

voor het bedrijfsmatig produceren van biggen?

Ja

Nee

N.v.t.*

5 Zijn alle varkens op het bedrijf die langer dan één

week zijn gespeend gemerkt overeenkomstig de

Regeling identificatie en registratie van dieren 2002?

Ja

Nee

N.v.t.*

6 Is er een wasplaats voor transportmiddelen aanwezig

op het bedrijf, die voldoet aan artikel 5 van de

Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke

dierziekten 2000 (zie vraag 28 e.v.)?

Ja

Nee

N.v.t.*

7 Worden vervoermiddelen waarmee varkens op het

bedrijf worden gelost, ter plekke gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.*

8 Wordt op het bedrijf artikel 24 van de Regeling inzake

hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten 2000

nageleefd (zie vraag 38 e.v.)?

Ja

Nee

N.v.t.*

9 Voldoet de toevoegstal aan de voorwaarden gesteld

in bijlage 1 van de Regeling varkensleveringen

(zie vraag 13 e.v.)?

Ja

Nee

N.v.t.*

10 Voldoet de administratie aan de voorwaarden

gesteld in de Regeling varkensleveringen?

Ja

Nee

N.v.t.*

11 Is er een logboek als bedoeld in artikel 40,

tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet

aanwezig en wordt groepsmedicatie hierin

geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.*

12 Worden er op het bedrijf varkens na medicatie

niet eerder afgevoerd dan na twee weken na

beëindiging van de medicatie?

Ja

Nee

N.v.t.*

Betreffende de toevoegstal:

13 Ligt de toevoegstal aan de rand van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.*

14 Indien er varkens in de toevoegstal liggen, zijn deze

varkens dan afkomstig van de aanvoeradressen

van artikel 9, eerste lid, onderdeel a en b?

Ja

Nee

N.v.t.*

15 Indien de toevoegstal leeg is, is deze dan

gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.*

16 Is de inpandige toevoegstal volledig gescheiden

van de rest van het bedrijf (dus ook de kelders

en de ventilatie)?

Ja

Nee

N.v.t.*

17 Heeft de inpandige toevoegstal alleen uitgangen

naar buiten, zonder inpandige verbinding met

de rest van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.*

18 Heeft de toevoegstal een ventilatiesysteem voorzien

van filterdoek voor het wegvangen van grove stofdelen?

Ja

Nee

N.v.t.*

19 Heeft de toevoegstal eigen materialen die alleen in

de toevoegstal gebruikt worden?

Ja

Nee

N.v.t.*

20 Heeft de toevoegstal een eigen omkleedruimte,

gescheiden van de rest van de toevoegstal?

Ja

Nee

N.v.t.*

21 Heeft de omkleedruimte genoemd in vraag 20

een wasbak en zijn voldoende schone laarzen en

overalls aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

22 Heeft de toevoegstal een administratie die

gescheiden is van de administratie van de rest

van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.*

23 Worden de varkens in de toevoegstal gehouden

totdat uit een door een dierenarts na vier weken

na aanvoer uitgevoerd serologisch onderzoek

blijkt dat de aangevoerde varkens niet zijn besmet

met klassieke varkenspest?

Ja

Nee

N.v.t.*

24 Wordt in de administratie genoemd in vraag 22

gegevens betreffende I&R bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.*

25 Wordt in de administratie genoemd in vraag 22

gegevens betreffende verplaatsingen binnen het

bedrijf bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.*

26 Wordt in de administratie genoemd in vraag 22

gegevens betreffende de klinische inspecties en de

gegevens van het serologisch onderzoek bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.*

27 Indien er varkens zijn overleden in de toevoegstal,

zijn deze varkens aangeboden voor sectie om te

worden onderzocht op besmettelijke dierziekten?

Betreffende artikel 5 van de Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten 2000:

Ja

Nee

N.v.t.*

28 Is een verharde, vloeistofdichte R&O-plaats voor

vervoermiddelen, e.d. aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

29 Zijn de opstaande randen en/of het afschot van de

R&O-plaats van vraag 28 zodanig dat gebruikte

vloeistoffen niet in grond- of oppervlaktewater

terecht komen?

Ja

Nee

N.v.t.*

30 Is er een goede afvoer van het gebruikte vloeistoffen

naar de opvangplek?

Ja

Nee

N.v.t.*

31 Is er een goede opvang van de gebruikte vloeistoffen?

Ja

Nee

N.v.t.*

32 Is bij de R&O-plaats van vraag 28 voldoende water

beschikbaar om reiniging en ontsmetting van een

vervoermiddel mogelijk te maken?

Ja

Nee

N.v.t.*

33 Is een toegelaten ontsmettingsmiddel voor de

ontsmetting van vervoermiddelen aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

34 Is een toereikende hoeveelheid ontsmettingsmiddel

aanwezig voor de reiniging en ontsmetting van ten

minste één vervoermiddel?

Ja

Nee

N.v.t.*

35 Is een goed werkende drukspuit met voorraadvat voor

de ontsmetting van een vervoermiddel aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

36 Is voldoende verlichting van de R&O-plaats mogelijk?

Ja

Nee

N.v.t.*

37 Is een voorziening aanwezig waar de chauffeur van een

vervoermiddel zijn handen kan wassen met warm water

en zeep?

Ja

Nee

N.v.t.*

Betreffende artikel 24 van de Regeling inzake hygiëne-voorschriften besmettelijke dierziekten 2000:

38 Zijn de toegangsdeuren voorzien van sloten en

worden deze afgesloten bij afwezigheid?

Ja

Nee

N.v.t.*

39 Zijn eventueel aanwezige lege vervoermiddelen,

gebruikt of toegelaten voor vervoer van varkens

over de openbare weg, gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.*

40 Is een bedrijfseigen varkens-drijfschotje aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

41 Is bij het in voorraad hebben van I&R-gebruiksnummers

een bedrijfseigen merktang voor I&R-gebruiksnummers

aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

42 Is een bedrijfseigen merktang voor I&R-slachtnummers

of slaghamer aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

43 Is ten minste een ontsmettingsmogelijkheid

voor schoeisel aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

44 Worden producten of voorwerpen die van buiten

het bedrijf afkomstig zijn, waar mogelijk

gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.*

45 Dragen de op het varkenshouderijbedrijf

aanwezige bezoekers bedrijfslaarzen en een

bedrijfsoverall?

Ja

Nee

N.v.t.*

46 Zijn de ruimtes waar varkens worden gehouden

ontoegankelijk voor andere dieren?

Ja

Nee

N.v.t.*

47 Is er voldoende bestrijding van ratten, muizen

of ander ongedierte?

Ja

Nee

N.v.t.*

48 Is een goed afsluitbare, onbeschadigde en

reinigbare kadaverton en/of kadaverstolp aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

49 Wordt het destructiemateriaal afgesloten bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.*

50 Is een verharde stenen kadaverplaat of een

geschikte mobiele kadaverwagen aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.*

51 Worden de kadaverplaat, kadaverton en

kadaverbak direct na ophalen van de kadavers

gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.*

52 Is de kadaverton voor maximaal 3/4 vol?

Ja

Nee

N.v.t.*

53 Heeft bij medicatie bij verschijnselen van

besmettelijke dierziekte binnen 24 uur

insturen van bloed plaatsgevonden?

Ja

Nee

N.v.t.*

54 Heeft bij sterven van varkens wegens een

mogelijke besmettelijke dierziekte insturen

van sectiemateriaal plaatsgevonden?

Ja

Nee

N.v.t.*

55 Heeft de eigenaar/houder, tot op het moment

van inspectie, al het mogelijke gedaan om een

besmettelijke dierziekte te voorkomen?

Inzake de administratie:

Ja

Nee

N.v.t.*

56 Wordt in het bezoekregister naam en adres

van bezoekers geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.*

57 Wordt in het bezoekregister de datum van

bezoek geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.*

58 Wordt in het bezoekregister de reden van

bezoek geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.*

59 Wordt in het bezoekregister de aanwezigheid

van vervoermiddelen op het bedrijfsterrein

geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.*

60 Wordt in het bezoekregister de kentekens

van aanwezige vervoermiddelen geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.*

61 Wordt het registratienummer en de

aanwezigheid van lege vervoermiddelen

geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.*

62 Worden datum en plaats van laatste R&O van

lege vervoermiddelen geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.*

63 Worden opgetreden mutaties op het bedrijf

en merkverlies bij gespeende varkens in het

bedrijfsregister opgetekend?

Ja

Nee

N.v.t.*

64 Worden vervoersdocumenten en afschriften

van vervoersdocumenten in het bedrijfsregister

bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.*

65 Wordt het bezoekregister gedurende drie jaar

op het bedrijf bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.*

* doorhalen hetgeen niet van toepassing is

Opmerkingen:

Datum bedrijfsbezoek:

Handtekening opsteller bedrijfsrapport:

Handtekening exploitant: