Wet van 15 november 2000, houdende overgangsbepalingen met betrekking tot de Wet stedelijke vernieuwing (Invoeringswet Wet stedelijke vernieuwing)

Invoeringswet Wet stedelijke vernieuwing

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de met betrekking tot de Wet stedelijke vernieuwing noodzakelijke overgangsbepalingen tot stand te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

De programma's inzake stedelijke vernieuwing voor de jaren 2000 tot en met 2004, op basis waarvan Onze Minister met gemeenten als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing bij zogenoemd stadsconvenant is overeengekomen dat investeringsbudget zal worden verleend, worden aangemerkt als ontwikkelingsprogramma's behoudens noodzakelijke wijzigingen daarin als gevolg van het bij of krachtens deze wet en de Wet stedelijke vernieuwing bepaalde.

Artikel

3

Artikel

5

Hoofdstuk

2

Wijzigingen in wetten van het ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer en daarmee verband houdende overgangs- en invoeringsbepalingen

§

1

Woningwet

Artikel

7

Wijzigt de Woningwet.

Artikel

8

Ten aanzien van op 31 december 1999 reeds verleende of vastgestelde financiële middelen of subsidies voor activiteiten in het kader van stedelijke vernieuwing uit 's Rijks kas op voet van of krachtens de artikelen 81, eerste lid, of 82, eerste lid, van de Woningwet, zoals die artikelleden op die dag luidden, blijft het bij of krachtens afdeling 5 van hoofdstuk V van de Woningwet bepaalde, zoals dat op die dag luidde, van toepassing. De eerste volzin is niet van toepassing, voorzover bij of krachtens artikel 9 andere regels worden gegeven.

Artikel

9

§

2

Wet op de stads- en dorpsvernieuwing

Artikel

10

Wijzigt de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

Artikel

11

Ten aanzien van op 31 december 1999 reeds verleende of vastgestelde financiële middelen of subsidies voor activiteiten in het kader van stedelijke vernieuwing uit 's Rijks kas op voet van of krachtens de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing blijft het bij of krachtens die wet bepaalde, zoals dat op die dag luidde, van toepassing. De eerste volzin is niet van toepassing, voorzover bij of krachtens artikel 14 andere regels worden gegeven.

Artikel

13

Voorzover door Onze Minister toezeggingen zijn gedaan of afspraken zijn gemaakt, als bedoeld in artikel 19, eerste lid, met betrekking tot het verstrekken van financiële middelen of subsidie ingevolge de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing aan een gemeente aan welke ingevolge die wet rechtstreeks door Onze Minister financiële middelen werden verleend en aan welke ingevolge de Wet stedelijke vernieuwing door de provincie investeringsbudget wordt verleend, gaan de uit die toezeggingen of afspraken voortvloeiende verplichtingen tot het verstrekken van financiële middelen aan die gemeente van Onze Minister over op de provincie. Onze Minister stelt de provincie daartoe op voet van artikel 5, derde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing financiële middelen beschikbaar.

Artikel

14

Artikel

15

In afwijking van artikel 11 kan Onze Minister de op 1 januari 2005 nog in een stadsvernieuwingsfonds aanwezige gelden als bedoeld in artikel 41a, tweede lid, van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, zoals dat artikel luidde op 31 december 1999, terugvorderen, voorzover op eerstgenoemd tijdstip voor die gelden geen verplichtingen als bedoeld in dat artikel zijn aangegaan. Na 1 januari 2005 vrijvallende gelden worden niet teruggevorderd.

§

3

Wet bodembescherming

Artikel

16

Wijzigt de Wet bodembescherming.

§

4

Wet geluidhinder

Artikel

17

Wijzigt de Wet geluidhinder.

Artikel

18

Ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet verleende subsidies uit 's Rijks kas ingevolge de Wet geluidhinder voor maatregelen die met ingang van dat tijdstip genoemd zijn in artikel 126, tweede lid, van de Wet geluidhinder, blijft het bij of krachtens die wet bepaalde, zoals dat laatstelijk voor bedoeld tijdstip luidde, van toepassing.

§

5

Algemene overgangsbepaling

Artikel

19

Hoofdstuk

3

Wijzigingen in wetten van andere ministeries dan het ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer

Artikel

20

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

21

Wijzigt de Kaderwet bestuur in verandering.

Hoofdstuk

4

Overige bepalingen

Artikel

22

Artikel

23

Wijzigt de Wet stedelijke vernieuwing.

Artikel

25

Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet Wet stedelijke vernieuwing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. W. Remkes
De Minister van Justitie, A. H. Korthals