6.1
|
Verificatie van de identiteit van de aanvrager
|
|
Ja
|
Nee
|
Het aanvragen van een reisdocument is een fraudegevoelig moment, met name op het terrein van de identiteitsverificatie. Een onrechtmatige verstrekking heeft grote gevolgen, omdat documenten op een valse naam c.q. valse identiteit moeilijk kunnen worden opgespoord. Iedere aanvraag van een reisdocument is uniek en mag niet verworden tot een routinehandeling. De juridische verstrekking dient zo mogelijk te worden verricht door een andere ambtenaar dan degene die de aanvraag in behandeling heeft genomen (functiescheiding, PUN Art. 93 lid 2). Door bij het in behandeling nemen van de aanvraag een kopie van het oude document te maken, kan de ambtenaar in de backoffice nog een aanvullende check uitvoeren op de identiteitsverificatie. Bij de identiteitsverificatie in de frontoffice worden de volgende elementen gecontroleerd:
-
a)
de echtheidskenmerken in het oude document;
-
b)
de persoonsgegevens en het documentnummer van het oude document (vergelijking van de informatie in de GBA);
-
c)
de vergelijking van de foto op het oude document met de nieuwe foto (foto-foto);
-
d)
d) de vergelijking van de foto's met de persoon van de aanvrager (foto-persoon);
-
e)
e) vergelijking van de handtekening op het oude document en het aanvraagformulier.
(PUN art. 22 en 38)
|
|
|
|
6.1.1
|
Worden bij de identiteitsverificatie de echtheidskenmerken in het oude document gecontroleerd?
|
→
|
+
|
W
|
6.1.2
|
Worden bij de identiteitsverificatie de persoonsgegevens en het documentnummer van het oude document vergeleken met de informatie in de GBA?
|
→
|
+
|
W
|
6.1.3
|
Wordt bij de identiteitsverificatie een foto-foto en een foto-persoon vergelijking uitgevoerd?
Toelichting: De eisen waaraan de nieuwe foto moet voldoen, zijn beschreven in PUN art. 28. In bijlage 9 zijn tips voor foto-foto en foto-persoon vergelijking opgenomen.
|
→
|
+
|
W
|
6.1.4
|
Wordt bij de identiteitsverificatie de handtekening van de aanvrager in het oude document vergeleken met die op het aanvraagformulier?
|
→
|
+
|
W
|
6.1.5
|
Worden, in geval er twijfel bestaat over de identiteit van de aanvrager, nadere identificerende vragen gesteld?
Toelichting: Zie bijlage 8a en 8b voor meer informatie over identificerende vragen.
|
→
|
+
|
W
|
6.1.6
|
Wordt, zolang onvoldoende zekerheid omtrent de identiteit van de aanvrager kan worden verkregen, de aanvraag niet in behandeling genomen?
|
→
|
+
|
W
|
6.1.7
|
Wordt een kopie gemaakt van het oude document dat wordt opgeslagen in het aanvraagdossier?
Toelichting: In gevallen waarin functiescheiding bestaat tussen het in behandeling nemen van de aanvraag en de beslissing op de verstrekking kan de verstrekkende ambtenaar een aanvullende check op de identiteitsverificatie verrichten aan de hand van de kopie van het oude document in het aanvraagdossier.
|
→
|
+
|
A
|
|
|
|
|
|
6.2
|
Vermissing bij de aanvraag
|
|
|
|
Indien de aanvrager geen oud document kan overleggen, dient hij een door de Nederlandse politie opgemaakt proces-verbaal te overleggen en een verklaring van vermissing te ondertekenen. (PUN art. 27 en 61)
|
|
|
|
6.2.1
|
Wordt, indien het oude document is vermist of op andere gronden dan ingevolge de wet is ingenomen, dit gegeven, alsmede het nummer van het desbetreffende reisdocument en de autoriteit die het heeft verstrekt, in de aanvraag vermeld?
|
→
|
+
|
W
|
6.2.2
|
Wordt, in geval van vermissing of inname van het oude document, de aanvrager gevraagd een schriftelijke verklaring omtrent de vermissing af te leggen c.q. een schriftelijke verklaring omtrent de inname over te leggen ten overstaan van de ambtenaar die de aanvraag in ontvangst neemt?
|
→
|
+
|
W
|
6.2.3
|
Wordt een gewaarmerkte kopie van het proces-verbaal van de vermissing opgemaakt door de Nederlandse politie dan wel een door de betreffende autoriteit afgegeven schriftelijke verklaring van inname, als integraal onderdeel toegevoegd aan de schriftelijke verklaring omtrent de vermissing of inname?
|
→
|
+
|
W
|
6.2.4
|
Wordt de datum waarop de schriftelijke verklaring omtrent de vermissing wordt afgelegd dan wel de schriftelijke verklaring omtrent de inname wordt overgelegd, alsmede het nummer van het proces-verbaal van de politie vastgelegd op het aanvraagformulier?
|
→
|
+
|
W
|
6.2.5
|
Wordt de schriftelijke verklaring omtrent de vermissing en de toegevoegde kopie van het proces-verbaal van de politie dan wel de kopie van de schriftelijke verklaring omtrent de inname bewaard in de reisdocumentenadministratie?
|
→
|
+
|
W
|
6.2.6
|
Wordt van de vermissing melding gemaakt aan de Directie Recherche van het Korps Landelijke Politie Diensten door verstrekking van dit gegeven uit de basisadministratie?
|
→
|
+
|
W
|
|
|
|
|
|
6.3
|
Identiteitsverificatie op basis van het oude aanvraagformulier
|
|
|
|
Als de aanvrager geen oud document kan inleveren, als er twijfel is over de gegevens in het getoonde reisdocument of als er onvoldoende zekerheid over de identiteit van de aanvrager bestaat, moeten de in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens behorende bij het ‘oude’ document (niet zijnde een nooddocument) worden geraadpleegd. Als deze gegevens zich elders bevinden, dienen ze te worden opgevraagd en moet in de aanvraag worden vermeld bij welke autoriteit de gegevens zijn opgevraagd (PUN art. 22, lid 2 en 3). Slechts als de identiteit van de aanvrager met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld aan de hand van een ander op grond van artikel 30 van de paspoortwet aan de aanvrager uitgereikt geldig reisdocument kan bij vermissing van een eerder uitgereikt reisdocument het raadplegen van de gegevens uit de reisdocumentenadministratie achterwege blijven (PUN art. 22 en 102).
|
|
|
|
6.3.1
|
Worden – indien de aanvrager niet in staat is een eerder uitgereikt Nederlands reisdocument over te leggen, de in het overgelegde reisdocument vermelde gegevens afwijken van de gegevens die over de aanvrager in de basisadministratie zijn opgenomen dan wel anderszins onvoldoende zekerheid bestaat over de identiteit van de aanvrager – de in de reisdocumenten-administratie opgenomen gegevens behorende bij het eerder aan betrokkene uitgereikte document (niet zijnde een nooddocument) geraadpleegd?
Toelichting: Indien de ‘oude’ aanvraaggegevens nog niet digitaal zijn opgeslagen (vanaf 1 oktober 2001) dient het originele oude aanvraagformulier te worden opgevraagd.
|
→
|
+
|
W
|
6.3.2
|
Wordt, bij het vaststellen van de identiteit op basis van de gegevens in het originele aanvraagformulier dat is opgevraagd bij een andere autoriteit, in de aanvraag vermeld van welke autoriteit de gegevens zijn ontvangen?
|
→
|
+
|
W
|
6.3.3
|
Wordt, na de identiteitsverificatie, het originele aanvraagformulier bewaard als onderdeel van de reisdocumentenadministratie, behorende bij het uitgereikte nieuwe reisdocument?
Toelichting: Deze verplichting geldt alleen in situaties waarin de ‘oude’ aanvraaggegevens nog niet digitaal zijn opgeslagen, dus vóór 1 oktober 2001. Voor aanvraagformulieren van na die datum wordt gewerkt met een digitale kopie van het aanvraagformulier.
|
→
|
+
|
W
|
6.3.4
|
Wordt, alvorens een origineel oud aanvraagformulier wordt verstrekt aan een gemeente die daarom ingevolge de PUN artikel 22 lid 3 vraagt, van het betreffende aanvraagformulier een kopie gemaakt die wordt bewaard in het reisdocumentenarchief?
|
→
|
+
|
W
|
|
|
|
|
|
6.4
|
Identiteitsverificatie bij een eerste aanvraag of bijschrijving
|
|
|
|
De eerste aanvraag van een reisdocument is een kwetsbaar moment. De identiteitsverificatie moet geschieden op basis van andere informatie dan die uit een door de Nederlandse overheid verstrekt reisdocument c.q. een origineel aanvraagformulier. (PUN art. 22)
|
|
|
|
6.4.1
|
Wordt een aanvrager aan wie niet eerder een Nederlands reisdocument is verstrekt, gevraagd andere identiteitsdocumenten voorzien van zijn foto en handtekening over te leggen?
|
→
|
+
|
W
|
6.4.2
|
Wordt naar de identiteit van een aanvrager, aan wie niet eerder een Nederlands reisdocument is verstrekt, die geen andere identiteitsdocumenten voorzien van zijn foto en handtekening overlegt of over wiens identiteit desondanks twijfel blijft bestaan, een gericht onderzoek ingesteld?
Toelichting: Dit onderzoek omvat zoveel mogelijk verificatie van de identiteit met behulp van door de aanvrager over te leggen documenten die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit en eventuele andere bewijsstukken.
|
→
|
+
|
W
|
|
|
|
|
|
6.5
|
Identificerende vragen
|
|
|
|
Een ondersteunend element van de identiteitsverificatie is het stellen van identificerende vragen. Bij een reguliere aanvraag worden vaak vragen gesteld om te checken of de informatie in de GBA nog actueel is (bijvoorbeeld “woont u nog op …”.) Dit type vragen is onvoldoende om de identiteit vast te stellen. Het stellen van vragen moet dus zorgvuldig gebeuren. (Zie bijlage 8a en 8b voor meer informatie over identificerende vragen.)
|
|
|
|
6.5.1
|
Bevat het beveiligingsplan een op schrift vastgelegde procedure waarin is vastgelegd hoe te werk te gaan als identificerende vragen worden gesteld?
|
→
|
+
|
A
|
6.5.2
|
Wordt bij het stellen van identificerende vragen gebruik gemaakt van een gestructureerde vragenlijst?
|
→
|
+
|
A
|
6.5.3
|
Bestaat er een norm over het minimale aantal antwoorden dat de aanvrager tenminste juist moet beantwoorden?
|
→
|
+
|
A
|
6.5.4
|
Wordt op een formulier vastgelegd welke identificerende vragen zijn gesteld en hoe de aanvrager heeft geantwoord?
|
→
|
+
|
A
|
6.5.5
|
Wordt het formulier met antwoorden op identificerende vragen opgeslagen in de reisdocumentenadministratie?
|
→
|
+
|
A
|
|
|
|
|
|
6.6
|
Verschijning van de aanvrager in persoon
|
|
|
|
Bij het vaststellen van de identiteit van de aanvrager speelt de controle van de foto en de handtekening van de aanvrager een grote rol. Daarom dient de aanvrager in persoon te verschijnen en het aanvraagformulier aan de balie te ondertekenen. Slechts indien de aanvrager daartoe door leeftijd of handicap niet in staat is, kan hiervan worden afgeweken. In dat geval dient dit met vermelding van reden in de aanvraag te worden vermeld (PUN art. 29 en 30). Geadviseerd wordt het laten ondertekenen van het aanvraagformulier op een andere plek dan in het gemeentehuis te laten verrichten door een daartoe geautoriseerde bezoldigde ambtenaar. (PUN art. 29 en 30)
|
|
|
|
6.6.1
|
Wordt slechts, indien de aanvrager door leeftijd of handicap niet in staat is bij de aanvraag in persoon te verschijnen, van de mogelijkheid gebruik gemaakt zijn handtekening op een andere plek dan in het gemeentehuis op het aanvraagformulier te plaatsen?
|
→
|
+
|
W
|
6.6.2
|
Wordt, indien de aanvrager door leeftijd of handicap niet in staat is bij de aanvraag in persoon te verschijnen en het aanvraagformulier te ondertekenen, hiervan altijd met vermelding van redenen in het aanvraagformulier melding gemaakt?
|
→
|
+
|
W
|
6.6.3
|
Wordt, indien de aanvrager het aanvraagformulier op een andere plek dan in het gemeentehuis moet ondertekenen, de identiteitsverificatie gedaan door een daartoe geautoriseerde bezoldigde ambtenaar?
|
→
|
+
|
A
|
6.6.4
|
Bezitten de ambtenaren die in voorkomende gevallen onderdelen van het aanvraagproces buiten het gemeentehuis voor hun rekening nemen, de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden?
Toelichting: Deze ambtenaar moet in staat zijn de controles uit te voeren die horen bij de identiteitsverificatie, nl. de echtheidskenmerken in het oude document en de foto-foto en foto-persoon vergelijking.
|
→
|
+
|
A
|
|
|
|
|
|
6.7
|
Identiteitsverificatie van bij te schrijven kinderen
|
|
|
|
Met name om het risico van kindersmokkel en onterechte gezinshereniging te beperken, dient de identiteitsverificatie van bij te schrijven kinderen met de grootste zorgvuldigheid te gebeuren. Voor elke bijschrijving van een kind dient een afzonderlijke aanvraag te worden opgemaakt. De identiteit wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij een reguliere eerste aanvraag. Bijschrijving van kinderen is eveneens een situatie waarin geen zekerheid kan worden ontleend aan een oud identiteitsdocument. De gegevens moeten worden geverifieerd in de gemeentelijke basisadministratie of met andere bewijsstukken. (PUN art. 34)
|
|
|
|
6.7.1
|
Worden de persoonsgegevens van het kind zowel als de persoonsgegevens van de houder van het reisdocument waarin het kind moet worden bijgeschreven, altijd geverifieerd met behulp van de GBA en/of met andere bewijsstukken?
|
→
|
+
|
W
|
6.7.2
|
Worden, indien het bij te schrijven kind niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, de persoonsgegevens geverifieerd in de gemeente waar het wel is ingeschreven dan wel aan de hand van bewijsstukken die door degene die het verzoek tot bijschrijving doet, worden overgelegd?
|
→
|
+
|
W
|
6.7.3
|
Wordt, indien twijfel bestaat aan de identiteit van het bij te schrijven kind, daarnaar een gericht onderzoek ingesteld?
Toelichting: Dit onderzoek omvat zoveel mogelijk verificatie van de identiteit met behulp van door de aanvrager over te leggen documenten die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit en eventuele andere bewijsstukken.
|
→
|
+
|
W
|
6.7.4
|
Wordt van overgelegde identiteitsdocumenten en/of andere bewijsstukken altijd melding gemaakt in het aanvraagformulier?
|
→
|
+
|
W
|
6.7.5
|
Worden identificerende vragen zo mogelijk gesteld aan het bij te schrijven kind zelf?
Toelichting: Identificerende vragen dienen bij voorkeur niet aan ouders, verzorgers etc. te worden gesteld.
|
→
|
+
|
A
|
6.7.6
|
Wordt een bij te schrijven kind zoveel mogelijk gevraagd andere (identiteits)documenten voorzien van zijn foto en handtekening over te leggen?
|
→
|
+
|
A
|
6.7.7
|
Wordt, zolang onvoldoende zekerheid omtrent de identiteit van het bij te schrijven kind kan worden verkregen, de aanvraag niet in behandeling genomen?
|
→
|
+
|
W
|
|
|
|
|
|
6.8
|
Verklaring van toestemming
|
|
|
|
Bij een aanvraag door, of ten behoeve van, een minderjarige dient een verklaring van toestemming te worden overgelegd van degenen die het gezag over het kind uitoefenen. Behalve de ouders kan dit een voogd zijn (bij een minderjarige) of de Raad voor de Kinderbescherming c.q. de Voogdijraad (indien de minderjarige voorlopig aan deze is toevertrouwd). Indien één van de ouders weigert een verklaring van toestemming af te geven, kan deze op verzoek van de andere ouder worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter. Als een verklaring van toestemming door één of beide ouders dan wel door de voogd of de Raad voor de Kinderbescherming wordt geweigerd, kan deze op verzoek van de minderjarige van zestien jaar of ouder worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter. Een verklaring van toestemming hoeft niet te worden overgelegd bij de aanvraag van een Europese identiteitskaart door, of ten behoeve van, een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt. Bij een aanvraag door, of ten behoeve van, een onder curatele gestelde wordt een verklaring van toestemming van de curator overgelegd. (PUN art. 31 en 32)
|
|
|
|
6.8.1
|
Wordt in de schriftelijke verklaring van toestemming tevens de naam en de handtekening opgenomen van degene die de aanvraag ten behoeve van een handelingsonbekwame indient?
|
→
|
+
|
W
|
6.8.2
|
Wordt in de aanvraag melding gemaakt van de overlegging van de betreffende verklaring van toestemming?
|
→
|
+
|
W
|
6.8.3
|
Wordt de identiteit van de degene, die het gezag over de minderjarige uitoefent, of van de curator vastgesteld als ware hij de aanvrager zelf?
|
→
|
+
|
W
|
6.8.4
|
Wordt, als degene die een verklaring van toestemming moet afgeven niet in persoon verschijnt, de aanvraag slechts in behandeling genomen indien uit overgelegde stukken met zekerheid kan worden afgeleid dat de verklaring van toestemming van de betreffende persoon afkomstig is?
|
→
|
+
|
W
|
6.8.5
|
Wordt bij het vaststellen van de bevoegdheid tot het afgeven van de verklaring van toestemming gebruik gemaakt van de door de betreffende persoon overgelegde stukken en de omtrent het gezag of de curatele in de basisadministratie opgenomen gegevens?
|
→
|
+
|
W
|
6.8.6
|
Wordt, indien onzekerheid bestaat over de bevoegdheid van degene die het gezag over de minderjarige uitoefent of van de curator, daarnaar een gericht onderzoek ingesteld?
|
→
|
+
|
W
|