Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de modernisering van de organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Wet organisatie en bestuur gerechten)

Wet organisatie en bestuur gerechten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten te wijzigen in verband met de modernisering van de organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wijzigt de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel

II

Wijzigt de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel

III

De Wet op de samenstelling van de burgerlijke gerechten wordt ingetrokken.

Artikel

IV

Wijzigt de Wet op de rechterlijke indeling.

Artikel

V

Wijzigt de Beroepswet.

Artikel

VI

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

VII

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

VIII

Wijzigt de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel

IX

Artikel

X

Artikel

XI

Artikel

XII

Artikel

XIII

Artikel

XIV

Artikel

XV

De tewerkstellingen van degenen, die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet bij een kantongerecht in een functie, anders dan die van kantonrechter of kantonrechter-plaatsvervanger, op basis van een aanstelling werkzaam zijn, worden van rechtswege gewijzigd in een tewerkstelling in een gelijke functie bij de rechtbank tot het rechtsgebied waarvan het kantongerecht behoort.

Artikel

XVI

Artikel

XVII

Het archief van een kantongerecht wordt van rechtswege overgedragen aan de rechtbank tot het rechtsgebied waarvan dat kantongerecht behoort.

Artikel

XVIII

Wijzigt de Wet op de rechterlijke organisatie.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

XIX

Onze Minister van Justitie zendt binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

XX

Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister van Justitie de nummering van de artikelen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken van de Wet op de rechterlijke organisatie opnieuw vast, en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen,paragrafen, afdelingen en hoofdstukken van de Wet op de rechterlijke organisatie met de nieuwe nummering van die wet in overeenstemming.

Artikel

XXI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

XXII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet organisatie en bestuur gerechten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Staatssecretaris van Justitie, N. A. Kalsbeek
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries
De Minister van Justitie, A. H. Korthals