Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b.
EG-verordening nr. 1/2005:
verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en Verordening (EG) nr. 1255/97;
c.
vergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 10, eerste lid, of artikel 11, eerste lid, van EG-verordening nr. 1/2005.
Artikel
2
1
In geval van herhaalde overtredingen van EG-verordening nr. 1/2005 door personen werkzaam bij de desbetreffende vervoersonderneming schorst de minister de vergunning voor een bepaalde periode of trekt hij de vergunning in met inachtneming van het bepaalde in deze beleidsregels.
2
Onder herhaalde overtredingen als bedoeld in het eerste lid, worden verstaan minimaal drie overtredingen.
3
Voor de bepaling van het aantal overtredingen worden overtredingen meegerekend die na 1 januari 2001 door de bevoegde autoriteiten van Nederland of van een of meer andere lidstaten van de Europese Unie zijn geconstateerd van de artikelen 58 of 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zoals die luidde tot 5 januari 2007, dan wel van het bepaalde bij of krachtens het Besluit dierenvervoer 1994.
4
Een overtreding die met betrekking tot hetzelfde transport op één tijdstip en locatie wordt geconstateerd bij meerdere dieren wordt aangemerkt als één overtreding. Overtredingen die met betrekking tot hetzelfde transport op meerdere tijdstippen en locaties worden geconstateerd worden aangemerkt als evenzovele overtredingen.
Artikel
3
Indien personen werkzaam bij een vervoersonderneming een overtreding begaan van EG-verordening nr. 1/2005 waarbij de dieren ernstig lijden, schorst de minister de vergunning voor een bepaalde periode of trekt hij de vergunning in met inachtneming van de artikelen 5 tot en met 7 van deze beleidsregels.
Artikel
4
1
Na constatering van een overtreding als bedoeld in artikel 2, geeft de minister de verantwoordelijke voor de desbetreffende vervoersonderneming een eerste schriftelijke waarschuwing waarin de geconstateerde overtreding wordt omschreven en waarin wordt gemeld dat indien binnen twee jaar opnieuw een overtreding wordt geconstateerd, er een tweede schriftelijke waarschuwing volgt.
2
Na constatering van een overtreding als bedoeld in artikel 2 binnen twee jaar na de eerste schriftelijke waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, geeft de minister de verantwoordelijke voor de desbetreffende vervoersonderneming een tweede schriftelijke waarschuwing waarin de geconstateerde overtreding wordt omschreven en waarin wordt gemeld dat indien binnen twee jaar opnieuw een overtreding wordt geconstateerd de erkenning van de vervoersonderneming wordt geschorst danwel wordt ingetrokken.
3
Een waarschuwing als bedoeld in het eerste of tweede lid, vervalt vanaf twee jaar na de datum waarop deze is verzonden, tenzij de personen werkzaam bij de desbetreffende vervoersonderneming binnen dit tijdvak een of meer nieuwe overtredingen hebben begaan.
Artikel
5
Alvorens de minister een beschikking tot schorsing of intrekking van de vergunning neemt, verstrekt hij de verantwoordelijke voor de desbetreffende vervoersonderneming een afschrift van de voorgenomen beschikking en stelt hij deze verantwoordelijke in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen binnen twee weken na de datum van verzending van de voorgenomen beschikking.
Artikel
6
Een schorsing als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 3 en 7, onderdeel a, van deze beleidsregels wordt opgeheven indien de verantwoordelijke persoon van een vervoersonderneming een ten genoegen van de minister opgesteld protocol overlegt en dit protocol door de minister is goedgekeurd.
Artikel
6a
1
Een protocol, als bedoeld in artikel 6, bevat in ieder geval een beschrijving van:
a.
de aard en de omstandigheden van de overtredingen;
b.
de wijze waarop het voorkomen van de overtredingen is aangepakt;
c.
de maatregelen die zijn genomen om overtredingen in de toekomst te voorkomen, en
d.
een beschrijving van het algemene bedrijfsproces.
2
Het protocol, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen ten hoogste drie weken na overlegging daarvan, door de minister beoordeeld.
Artikel
7
Indien personen werkzaam bij de desbetreffende vervoersonderneming opnieuw een overtreding begaan:
a.
binnen twee jaar na de datum waarop de periode van schorsing of het tijdstip van intrekking, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 3, is beëindigd, schorst de minister de vergunning voor een bepaalde periode of trekt hij de vergunning in met inachtneming van artikel 5;
b.
vanaf twee jaar na de datum waarop de periode van schorsing of het tijdstip van intrekking, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 3, is beëindigd, schorst de minister de vergunning voor een bepaalde periode of trekt hij de vergunning in met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 5.
Hoofdstuk
II
Varkens
Artikel
8
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.
plateaustal: een stal, waarin gebruiksvarkens beschikken over twee verblijfsniveaus en die voldoet aan de navolgende eisen:
1°.
de afstand van een plateau tot de vloer bedraagt minimaal 0,9 meter;
2°.
de afstand van het plateau tot het plafond bedraagt minimaal 0,9 meter met dien verstande dat de afstand tussen het plateau en het hoogste punt van het plafond tenminste 1,5 meter bedraagt;
3°.
een plateau is minimaal 4,0 meter lang, de breedte van het plateau bedraagt minimaal 1,1 meter en maximaal 1,5 meter;
4°.
een plateau bestaat uit kunststof of beton en is zodanig vervaardigd dat deze is afgestemd op de maximale gewichtsbelasting van de varkens en dat bevuiling van zich onder het plateau bevindende varkens zoveel mogelijk wordt voorkomen;
5°.
een plateau is voorzien van een deugdelijke balustrade;
6°.
een plateau is bereikbaar via een loopplank van tenminste 0,75 meter breed en zodanig geplaatst en ontworpen dat de varkens zonder veel moeite het plateau kunnen bereiken;
Bij gebruik van een zwevende trog waarvan de onderkant zich minimaal 20 centimeter boven de vloer bevindt, mag in de gevallen dat het varken ongehinderd met zijn kop onder de trog kan rusten, de ruimte onder de zwevende trog als vrije ruimte als bedoeld in artikel 7 van het besluit, worden meegerekend.
2
Bij gebruik van een verzonken trog zonder obstakels mag van de vrije ruimte als bedoeld in artikel 7 van het besluit, 15 centimeter verzonken zijn.