Een jachtakte wordt aangevraagd op een kosteloos bij het bevoegde bestuursorgaan, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Flora- en faunawet, verkrijgbaar formulier, waarvan het model door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt vastgesteld.
2
Een valkeniersakte of kooikersakte wordt aangevraagd op een kosteloos bij het bevoegde bestuursorgaan, bedoeld in artikel 43 van de Flora- en faunawet, verkrijgbaar formulier, waarvan het model door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt vastgesteld.
3
Een aanvraag gaat vergezeld van twee goed gelijkende pasfoto's van degene voor wie de akte bestemd is.
4
De uit te reiken jachtakte, bedoeld in het eerste lid, wordt door het bevoegde bestuursorgaan voorzien van de pasfoto van degene voor wie de akte is bestemd. Deze foto wordt door middel van een stempelafdruk gewaarmerkt.
Artikel
2
De aanvraag voor een akte als bedoeld in artikel 45 van de Flora- en faunawet, kan namens de persoon voor wie de akte bestemd is, worden ingediend en ondertekend door een jachthouder, die hem voor de jacht heeft uitgenodigd.
Artikel
3
1
Uitreiking van een jacht-, valkeniers- of kooikersakte vindt niet plaats voordat de som der bedragen, bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid, aan het bevoegde bestuursorgaan is voldaan.
het verlengen van de geldigheidsduur van een jachtakte: € 30,–;
c.
het wijzigen van een jachtakte: € 15,–;
d.
het vervangen als gevolg van verlies van een jachtakte: € 15,–;
e.
de uitgifte van een valkeniersakte of kooikersakte: € 45,–.
3
De algemene bijdrage in de kosten van onderzoek en voorlichting op het gebied van jacht, beheer en schadebestrijding, bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Jachtbesluit, bedraagt: € 18,-.
De gelden die voldaan zijn ter zake van uitgereikte akten, worden niet gerestitueerd.
8
De bijdrage voor een combinatie van de in het tweede lid, onderdelen a, b, c of d, genoemde handelingen bedraagt niet meer dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn voor dat deel van de combinatie waarvoor de hoogste vergoeding geldt.
Artikel
3a
1
Indien in hetzelfde jaar voor dezelfde periode, lopend van 1 april tot 1 april van het daarop volgende kalenderjaar, meer dan één akte wordt aangevraagd, dan zijn de bijdragen, bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, slechts één maal verschuldigd.
2
In afwijking van artikel 3, zevende lid, kan een verzoek tot restitutie van te veel betaalde bedragen worden ingediend bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
3
Een verzoek tot restitutie wordt slechts behandeld indien het verzoek niet later dan zes maanden na betaling van het te veel betaalde bedrag door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is ontvangen en bewijs wordt overgelegd dat de bijdragen, bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, reeds ten minste één maal zijn afgedragen.
4
In afwijking van het derde lid, kunnen aktehouders, aan wie sinds 1 april 2002 reeds meer dan één akte is verleend, een verzoek tot restitutie indienen binnen drie maanden na publicatie van deze regeling in de Staatscourant, onder overlegging van het bewijs, bedoeld in het derde lid.
§
2
Eisen jachtexamens
Artikel
4
1
Het theoretische gedeelte van het jachtexamen voor de jacht met een geweer bevat:
ten minste 25 meerkeuzevragen, gesteld naar aanleiding van dia- of filmbeelden of andere beelddragers waarin de kennis, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Jachtbesluit, wordt getoetst, waarvan
Van de vragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b, dient ten minste 70% goed te zijn beantwoord.
3
Het praktische gedeelte van het jachtexamen voor de jacht met een geweer omvat:
a.
het schieten op ten minste 25 kleiduiven met hagel, waarvan ten minste 18 van de 25 kleiduiven wordt geraakt;
b.
ten minste vier schoten in twee series van twee schoten met groot-kaliber kogelgeweer op een doel gelegen op een afstand van ten minste 50 meter, waarvan van de vier schoten ten minste drie treffers zijn gelegen binnen een cirkel van 15 cm en
c.
het tonen van weidelijk gedrag en bekwaamheid in het veilig omgaan met een geweer in ten minste 10 gesimuleerde situaties.
Artikel
5
1
Het theoretische gedeelte van het jachtexamen voor de jacht met één of meer jachtvogels bevat:
ten minste 20 meerkeuzevragen, gesteld naar aanleiding van dia- of filmbeelden of andere beelddragers waarin de kennis, bedoeld in artikel 6, derde lid, van het Jachtbesluit, wordt getoetst, waarvan:
Van de vragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b, dient ten minste 70% goed te zijn beantwoord.
3
Het praktische gedeelte van het jachtexamen voor de jacht met een jachtvogel omvat twee stages van een jaar bij twee door een in artikel 7 bedoelde organisatie aangewezen mentoren. Bij de beoordeling van de stages wordt getoetst of voldoende bekwaamheid is verworven ten aanzien van:
omgang met jachtvogels;
dragen en zeeg maken van jachtvogels;
verzorging van jachtvogels;
aanleggen van tuig;
doden van prooien en slachten van aasdieren;
aanleren van gewenst gedrag van jachtvogels;
voorkomen en afleren van ongewenst gedrag van jachtvogels;
zoeken en terugvangen van verloren jachtvogels;
beoordelen van de inzetbaarheid van jachtvogels;
toepassen van fretten en
gebruik van fluit, loer en balg.
Artikel
6
1
Het theoretische gedeelte van het jachtexamen voor de jacht met een eendenkooi bevat:
ten minste 15 meerkeuzevragen, gesteld naar aanleiding van dia- of filmbeelden of andere beelddragers waarin de kennis, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van het Jachtbesluit, wordt getoetst, waarvan:
de bestuursleden zijn naar evenredigheid afkomstig uit de kringen van jagers en natuurbescherming-landbouw;
zij beschikt over een itembank met ten minste 500 meerkeuzevragen die betrekking hebben op de jachtexamens, waarvan de relatieve samenstelling overeenkomt met de eisen die ten aanzien van het examen worden gesteld;
zij beschikt over een diabank of andere beelddrager met ten minste twee afbeeldingen van elk van de diersoorten, genoemd in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van het Jachtbesluit en ten minste één afbeelding van de overige beschermde diersoorten;
zij beschikt over een kwaliteitszorgsysteem en
zij beschikt over een reglement waarin onder meer is vastgelegd aan welke eisen dient te worden voldaan om een examen te mogen afleggen, wanneer examens worden afgenomen, de wijze waarop het resultaat van het examen wordt beoordeeld, wie gerechtigd is de examens bij te wonen en een regeling voor geschillen.
Artikel
8
1
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wijst personen aan die belast zijn met het toezicht op de kwaliteit van jachtexamens en de wijze van beoordeling van examenresultaten.
2
Een aangewezen persoon als bedoeld in het eerste lid ziet erop toe dat de organisatie die examens afneemt voldoet aan de in artikel 7 gestelde eisen en dat de examens worden afgenomen in overeenstemming met het in de artikelen 4 tot en met 6 bepaalde.
3
Een aangewezen persoon als bedoeld in het eerste lid informeert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit omtrent de bevindingen die van belang zijn voor de erkenning van de organisatie.
4
Een aangewezen persoon als bedoeld in het eerste lid is bevoegd bij het bestuur van een organisatie die examens afneemt inlichtingen in te winnen over de inhoud van en de wijze van afnemen van examens.
5
Een aangewezen persoon als bedoeld in het eerste lid is bevoegd alle examens bij te wonen.
met betrekking tot het theoretische gedeelte, het theoretische gedeelte A en B van het jachtexamen, afgelegd vanaf 1 april 1984 op grond van het bepaalde bij of krachtens het Belgisch Koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen, het Belgisch ministerieel besluit van 2 maart 1977 tot inrichting van het jachtexamen en het Besluit van de Vlaamse Executieve van 29 mei 1991 tot inrichting van het jachtexamen;
b.
het jachtexamen, afgelegd op grond van het bepaalde bij of krachtens het Besluit van de Vlaamse regering van 18 januari 1995 betreffende de organisatie van het jachtexamen;
c.
het jachtexamen, afgelegd op grond van het bepaalde bij of krachtens het Besluit van de Waalse regering van 2 april 1998 tot organisatie van het jachtexamen in het Waalse Gewest;
d.
met betrekking tot het theoretische gedeelte, het theoretische gedeelte A en B van het jachtexamen, afgelegd vanaf 1 april 1984 op grond van het bepaalde bij of krachtens het Belgisch Koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen en het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 21 januari 1991 tot organisatie van het jachtexamen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
e.
het jachtexamen, afgelegd op grond van het bepaalde bij of krachtens het gewijzigde Règlement grand-ducal van 16 april 1991 betreffende de voorwaarden en modaliteiten met betrekking tot de bekwaamheidsproef voor het verlenen van een eerste jachtvergunning
f.
het jachtexamen, afgelegd op grond van het bepaalde bij of krachtens het Bundesjagdgesetz.
§
4
Opening en sluiting van de jacht
Artikel
10
In heel Nederland is de jacht op de hieronder genoemde wildsoorten geopend gedurende de daarnaast vermelde tijdvakken:
a.
fazantenhaan (Phasianus colchicus): van 15 oktober tot en met 31 januari;
b.
fazantenhen (Phasianus colchicus): van 15 oktober tot en met 31 december;
c.
haas (Lepus europaeus): van 15 oktober tot en met 31 december;
d.
houtduif (Columba palumbus): van 15 oktober tot en met 31 januari;
e.
konijn (Oryctolagus cuniculus): van 15 augustus tot en met 31 januari;
f.
wilde eend (Anas platyrhynchos): van 15 augustus tot en met 31 januari.
§
5
Opschrift palen van de kring van een eendenkooi
Artikel
11
Het opschrift van de palen ter afpaling van de kring van een eendenkooi wordt als volgt vastgesteld:
'Eendenkooi van ..., met recht van afpaling op ... meter, gerekend uit het midden der kooi',
met dien verstande, dat dit opschrift tevens moet vermelden de naam van de eigenaar van de kooi en het aantal meters, hetwelk het recht tot afpaling bedraagt.
§
6
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
12
1
Een vóór de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet met gunstig gevolg afgeronde stageperiode van drie jaar, die is doorlopen onder auspiciën van één van de valkeniersverenigingen, genoemd in het derde lid, wordt beschouwd als omvattende het theoretische en praktische gedeelte van het jachtexamen voor de jacht met een jachtvogel, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid.
2
Een stageperiode die onder auspiciën van één van de valkeniersverenigingen, genoemd in het derde lid, is aangevangen 12 maanden of langer vóór de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet, omvat geheel of gedeeltelijk het praktische gedeelte van het jachtexamen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, mits een beoordelingsrapport kan worden overgelegd, dat voorzien is of begeleid gaat van een daartoe strekkende verklaring van één van de verenigingen, genoemd in het derde lid.
3
De valkeniersverenigingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn:
a.
Nederlands Valkeniersverbond 'Adriaan Mollen' te Nistelrode;
b.
Orde der Nederlandse Valkeniers te Oirschot;
c.
Valkeniersvereniging Nederland te De Hoef;
d.
Valkerij Equipage 'Jacoba van Beieren' te Wintelre.