Mijnbouwregeling

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op de op 13 september 1983 te Bonn tot stand gekomen Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (Trb. 1983, 159; laatstelijk Trb. 1990, 100), de artikelen 9, derde lid, 11, vierde en vijfde lid, 14, 32, 40, zesde lid, 63, vierde lid, 122, 123, tweede lid, van de Mijnbouwwet, en de artikelen 4, vierde lid, 7, eerste lid, 12, tweede lid, 17, eerste lid, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 20, eerste lid, 23, tweede lid, 29, 44, eerste lid, 45, eerste lid, 51, vijfde en zesde lid, 52, zesde en achtste lid, 53, derde lid, 66, eerste lid, 73, 77, 80, tweede en vierde lid, 81, derde lid, 82, vierde lid, 83, eerste en derde lid, 93, derde lid, 114 en 144 van het Mijnbouwbesluit;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen, vergunningen, ontheffingen, instemmingen, meldingen en overige bepalingen

§

1.1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: Mijnbouwbesluit;

  • b.

    minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • c.

    DIN: door het Deutsche Institut für Normaliserung uitgegeven norm;

  • d.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;

  • e.

    hydraulische eenheid: een hydraulisch verbonden poriënruimte waar drukdoorgave met technische middelen kan worden gemeten en die is afgebakend door stromingsbarrières zoals storingen, zoutkoepels, lithologische grenzen, of door wigvormige uitloop of dagzomende aardlagen van de formatie;

  • f.

    richtlijn nr. 2009/31/EG: richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en verordening (EG) nr. 1013/2006 (PbEG L 140) van het Europese Parlement en de Raad;

  • g.

    ETRS89 systeem: European Terrestrial Reference System 1989, bedoeld in bijlage II, onder 1.2, van Verordening (EU) nr. 1089/2010 van de Commissie van 23 november 2010 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van verzamelingen ruimtelijke gegevens en van diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (PbEU 2010, L 323);

  • h.

    EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen: verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PbEU 2007, L 136);

  • i.

    EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU L353);

  • j.

    biocidenverordening: verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU 2012, L 167);

  • k.

    ruwe gegevens: verzameling gegevens die bij een verkenningsonderzoek zijn verkregen, waaronder de signaal-, navigatiegegevens en bijbehorende positionerings- en navigatiegegevens;

  • l.

    eerste bewerking: bewerking van ruwe gegevens, waaronder snelheidsgegevens of equivalente gegevens, tot een reguliere vorm met betrekking tot beeld en positie, onder meer in de vorm van een gemigreerd seismisch profiel, voor het uitvoeren van analyses en interpretaties;

  • m.

    herbewerking: een bewerking van een eerste bewerking of een bewerking van ruwe gegevens na een eerste bewerking met andere algoritmes of met een ander accent, zoals een andere doeldiepte dan in de eerste bewerking;

  • n.

    referentiejaar: het jaar dat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet op grond van artikel 3a, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Gaswet in de raming heeft opgenomen voor een gemiddeld, een koud en een warm jaar.

Artikel

1.1.2

Waar in deze regeling producten dienen te voldoen aan een bepaalde norm of eis, worden daaraan gelijkgesteld producten die voldoen aan normen of eisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die tenminste een gelijkwaardig niveau waarborgen.

§

1.2

Meldingen, vergunningen, ontheffingen en instemmingen

Artikel

1.2.1

Artikel

1.2.2

§

1.3

Opsporings-, winnings- en opslagvergunning

Artikel

1.3.1

Artikel

1.3.2

Artikel

1.3.3

Artikel

1.3.3a

Bij de aanvraag voor een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen overlegt de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van de technische en financiële mogelijkheden de beschikbare informatie betreffende de veiligheids- en milieuprestaties van de aanvrager, onder meer met betrekking tot zware ongevallen, voor zover van toepassing op de activiteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

Artikel

1.3.4

Artikel

1.3.4a

Artikel

1.3.4b

Bij een aanvraag om een vergunning voor het permanent opslaan van CO2 in te trekken, verstrekt de vergunninghouder de minister:

  • a.

    een verslag dat aantoont dat:

    • 1°.

      het opgeslagen CO2 volledig en permanent ingesloten blijft,

    • 2°.

      het feitelijke gedrag van het geïnjecteerde CO2 in overeenstemming is met het gemodelleerde gedrag,

    • 3°.

      er geen detecteerbare lekken zijn,

    • 4°.

      de opslaglocatie evolueert naar een toestand van lange termijn stabiliteit, en

  • b.

    een geactualiseerde versie van de documenten, bedoeld in de artikelen 29c, 29d, 29f en 29g, van het besluit.

Artikel

1.3.5

Artikel

1.3.6

Het gebied als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de wet waarvoor een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen wordt verleend, is, voor zover dat met een doelmatige en voortvarende opsporing en winning van koolwaterstoffen verenigbaar en op grond van de aantoning uit geologisch oogpunt gerechtvaardigd is, in overeenstemming met de ingediende aanvraag.

Artikel

1.3.7

Artikel

1.3.8

Artikel

1.3.9

Artikel

1.3.10

Artikel

1.3.11

§

1.3a

Bijzondere regels voor het Groningenveld

Artikel

1.3a.1

Artikel

1.3a.2

Artikel

1.3a.3

Artikel

1.3a.4

Voor de vaststelling van het veiligheidsbelang en het maatschappelijk belang dat is verbonden aan het niet kunnen voorzien van eindafnemers, bedoeld in artikel 52d, tweede lid, van de wet, wordt een onderverdeling gemaakt in de volgende categorieën:

  • a.

    huishoudens;

  • b.

    volksgezondheid;

  • c.

    openbare orde en veiligheid;

  • d.

    kritische processen in industrie, nuts- en basisvoorzieningen;

  • e.

    overige industrie, openbare gebouwen, bedrijven.

Artikel

1.3a.5

Artikel

1.3a.6

Artikel

1.3a.7

Artikel

1.3a.8

Artikel

1.3a.9

Artikel

1.3a.10

De rapportage, bedoeld in artikel 52h, eerste lid, van de wet bevat tevens:

  • a.

    het aantal graaddagen;

  • b.

    de inzet van de clusters per kalendermaand;

  • c.

    de inzet van de gasopslag Norg per kalendermaand;

  • d.

    een overzicht van de vullingsgraad van de gasopslag Norg per kalendermaand;

  • e.

    een beschrijving van de waargenomen bodembeweging als gevolg van de inzet van de clusters;

  • f.

    een analyse van de waargenomen bodembeweging ten opzichte van gegevens over de verwachte bodembeweging;

  • g.

    een overzicht van de waargenomen productiefluctuaties in relatie tot het bepaalde hierover in de operationele strategie, en;

  • h.

    een beschrijving van de gehanteerde prioriteitsvolgorde.

§

1.3b

Vergunningen, aanvragen en verzoeken opsporen en winnen van aardwarmte

Artikel

1.3b.1

Artikel

1.3b.2

Artikel

1.3b.3

Artikel

1.3b.4

Artikel

1.3b.5

Artikel

1.3b.6

Een verzoek als bedoeld in artikel 29aj, eerste lid, van het besluit wordt binnen zes maanden na de verlening van de toewijzing zoekgebied ingediend en bevat ten minste:

  • a.

    de reden voor het verzoek;

  • b.

    een onderbouwing van de wijze waarop het doel van kennisdeling en kennisborging kan worden gewaarborgd, indien de op grond van artikel 82, tweede lid, van de wet aangewezen vennootschap niet deelneemt in de werkzaamheden voor opsporing en winning van aardwarmte;

  • c.

    een reactie op het verzoek:

    • 1°.

      van de vennootschap, bedoeld in onderdeel b, indien de houder van de toewijzing zoekgebied het verzoek indient;

    • 2°.

      van de houder van de toewijzing zoekgebied, indien de vennootschap, bedoeld in onderdeel b, het verzoek indient.

§

1.4

Aanvraag mijnbouwmilieuvergunning

Artikel

1.4.1

Vervallen

Artikel

1.4.2

Vervallen

Artikel

1.4.3

Vervallen

Artikel

1.4.4

Vervallen

Artikel

1.4.5

Vervallen

Artikel

1.4.6

Vervallen

Artikel

1.4.7

Vervallen

§

1.5

Aanvraag vergunning voor verkenningsonderzoek op land

Artikel

1.5.1

Vervallen

Artikel

1.5.2

Bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 22 van het besluit verstrekt de aanvrager gegevens omtrent:

  • a.

    het tijdvak waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;

  • b.

    het gebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;

  • c.

    de aard, aanduiding en hoeveelheid van de ontplofbare stoffen;

  • d.

    de wijze van gebruik van de in onderdeel c bedoelde stoffen, en

  • e.

    de maatregelen die worden genomen ter voorkoming van schade.

§

1.6

Aanvraag ontheffingen mijnbouwwerken

Artikel

1.6.1

Vervallen

Artikel

1.6.3

§

1.6a

Melding buiten werking mijnbouwwerk, kabel of pijpleiding

Artikel

1.6a.2

§

1.6b

Aanvraag instemming verwijderingsplan en ontheffing mijnbouwwerk, kabel of pijpleiding

§

1.6c

Aanvraag instemming met rapport over verwijdering mijnbouwwerk, kabel of pijpleiding

Artikel

1.6c.1

§

1.7

Aanvraag vergunning pijpleidingen en kabels

Artikel

1.7.1

Artikel

1.7.2

§

1.8

Aanvraag splitsing of samenvoeging vergunning(en)

Artikel

1.8.1

Bij de aanvraag tot splitsing om een vergunning als bedoeld in artikel 135 van het besluit, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    de vergunning waarvan splitsing wordt gevraagd;

  • b.

    een aanduiding van de vergunninggebieden die door splitsing ontstaan;

  • c.

    de reden voor splitsing;

  • d.

    een kaart waarop de voorkomens van delfstoffen of aardwarmte dan wel voor opslag in het vergunninggebied zijn aangegeven;

  • e.

    de personen die overeenkomstig artikel 22, vijfde lid, van de wet worden aangewezen voor de afzonderlijke vergunningen die na splitsing zullen ontstaan.

Artikel

1.8.2

Bij de aanvraag om samenvoeging van twee of meer vergunningen als bedoeld in artikel 137 van het besluit, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    de vergunningen waarvan samenvoeging wordt gevraagd;

  • b.

    de reden voor samenvoeging;

  • c.

    een kaart waarop de voorkomens van delfstoffen of aardwarmte dan wel voor opslag in de samen te voegen vergunninggebieden zijn aangegeven, en

  • d.

    de persoon die overeenkomstig artikel 22, vijfde lid, van de wet dient te worden aangewezen voor de vergunning die door samenvoeging zal ontstaan.

Artikel

1.8.3

Bij de aanvraag tot afsplitsing van een vergunning als bedoeld in artikel 143, achtste lid, van de wet, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    de vergunning waarvoor afsplitsing wordt gevraagd;

  • b.

    een aanduiding van de gebiedsdelen die door afsplitsing ontstaan;

  • c.

    de reden voor afsplitsing;

  • d.

    een kaart waarop de voorkomens van delfstoffen zijn aangegeven;

  • e.

    de personen die overeenkomstig artikel 22, vijfde lid, van de wet worden aangewezen voor de afzonderlijke vergunningen die na afsplitsing zullen ontstaan.

§

1.9

Aanvraag vergunning winning kalksteen of ander gebruik groeve

Artikel

1.9.1

Bij de aanvraag om een vergunning tot winning van kalksteen als bedoeld in artikel 146 van het besluit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    het tijdvak waarvoor de vergunning wordt gevraagd;

  • b.

    een kaart van de bovengrond waaronder de groeve zich zal uitstrekken, waarop is aangegeven:

    • 1°.

      alle gebouwen, land-, spoor- en waterwegen boven het gebied van de groeve;

    • 2°.

      de plaats waar de activiteiten zullen plaatsvinden, en

    • 3°.

      de ingangen tot de groeve;

  • c.

    een kaart van de ondergrond waarin de groeve zich zal uitstrekken, waarop is aangegeven de ligging, hoogte en breedte van de te realiseren tunnels, schachten of andere ondergrondse werken en het reeds bestaande ondergrondse gangenstelsel, voor zover aanwezig;

  • d.

    een beschrijving van de wijze waarop de winning zal plaatsvinden;

  • e.

    de afmeting van de pilaren;

  • f.

    de maatregelen bij het aantreffen van aardpijpen;

  • g.

    de maatregelen bij het kruisen van tunnels, schachten of andere ondergrondse werken;

  • h.

    andere maatregelen dan bedoeld in onderdelen f en g die worden getroffen ter bescherming van de veiligheid met oog op instorting, en i. een beschrijving van de wijze waarop en de frequentie waarmee de metingen naar de gesteentemechanische veiligheid van de groeve worden gedaan.

Artikel

1.9.2

Bij de aanvraag om een vergunning tot gebruik van een groeve voor een ander doeleinde als bedoeld in artikel 151 van het besluit verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    het tijdvak waarvoor de vergunning wordt gevraagd;

  • b.

    een kaart van de boven- en de ondergrond van de groeve, waarop het voorgenomen gebruiksgebied is aangegeven, met daarbij de gegevens, genoemd in artikel 1.9.1, onderdelen b en c;

  • c.

    een omschrijving van het doeleinde waarvoor de groeve zal worden gebruikt;

  • d.

    een beschrijving van de voorgenomen wijzigingen van de groeve voor het voorgenomen gebruik;

  • e.

    een beschrijving van de wijze waarop de niet gebruikte delen worden afgesloten;

  • f.

    een beschrijving van de wijze waarop en frequentie waarmee de metingen naar de gesteentemechanische veiligheid in de groeve worden gedaan, en

  • g.

    een beschrijving van de maatregelen ter bescherming van de veiligheid met oog op instorting.

§

1.10

Restrictiegebieden

Artikel

1.10.1

Vervallen

Artikel

1.10.2

Vervallen

Artikel

1.10.3

Vervallen

Artikel

1.10.4

Vervallen

Artikel

1.10.5

Vervallen

Artikel

1.10.6

Vervallen

Artikel

1.10.7

Vervallen

§

1.11

Werkplan

Artikel

1.11.1

Een werkplan als bedoeld in artikel 4 van het besluit bevat voor een vergunningsgebied:

  • a.

    een overzicht van de voornaamste mijnbouwactiviteiten die de komende vijf jaren worden voorzien;

  • b.

    een overzicht van de mijnbouwactiviteiten die het eerstkomende jaar worden voorzien, inhoudende:

    • 1°.

      een beschrijving van voorgenomen verkenningsonderzoek;

    • 2°.

      een beschrijving van aan te leggen boorgaten, putreparaties en stimulaties;

    • 3°.

      een beschrijving van de constructiewerkzaamheden, zoals nieuwbouw, wijzigingen van bestaande mijnbouwwerken en aanleg van pijpleidingen;

    • 4°.

      een opgave van activiteiten in het kader van de externe veiligheid, waaronder de te houden oefeningen;

    • 5°.

      een samenvatting van de activiteiten, bedoeld in onderdelen 1° tot en met 4°.

  • c.

    een actueel organisatieschema met vermelding van de voor de mijnbouwactiviteiten verantwoordelijke personen;

  • d.

    kaarten of tekeningen van de oppervlakte en structuur van de ondergrond ter toelichting van de gegevens, bedoeld in onderdeel b, onder 2° tot en met 4°;

  • e.

    een tijdschema waarin de activiteiten, bedoeld in onderdeel b, onder 2° tot en met 5°, worden weergegeven;

  • f.

    voor zover van toepassing:

    • 1°.

      de naam van de onderneming die verkenningsonderzoek verricht;

    • 2°.

      de naam van het mijnbouwwerk waarmee boorgaten worden aangelegd, en

    • 3°.

      de namen van de locaties waar boorgaten worden aangelegd.

§

1.12

Veiligheidszone

Artikel

1.12.1

Vervallen

Artikel

1.12.2

Vervallen

Hoofdstuk

2

Verkenningsonderzoek

§

2.1

Verkenningsonderzoek in oppervlaktewater

Artikel

2.1.1

Vervallen

§

2.2

Verkenningsonderzoek met gebruik van ontplofbare stoffen

Artikel

2.2.2

De uitvoering van werkzaamheden met ontplofbare stoffen geschiedt overeenkomstig een schriftelijke instructie. Deze instructie en de wijzigingen ervan worden voor de aanvang van de werkzaamheden op verzoek van de inspecteur-generaal der mijnen aan hem ter beschikking gesteld.

Artikel

2.2.3

Artikel

2.2.4

§

2.3

Opslag van ontplofbare stoffen

Artikel

2.3.1

Ontplofbare stoffen en ontstekers worden bewaard in hiertoe geschikte en bestemde vonkvrije kisten.

Artikel

2.3.2

Indien ontstekers zich buiten een ontstekerkist bevinden, is het zendgedeelte van een aanwezige zendinstallatie uitgeschakeld, tenzij het zendvermogen van die installatie niet groter is dan één Watt of de in gebruik zijnde ontstekers vanwege hun constructie ongevoelig zijn voor elektromagnetische straling.

§

2.4

Het boren van schietgaten

Artikel

2.4.1

Artikel

2.4.2

De voor een schietgat benodigde ontplofbare stoffen en ontstekers worden tijdens het boren van de schietgaten op een afstand van ten minste 10 m daarvan en onder toezicht bewaard.

§

2.5

Het gereed maken van de lading

Artikel

2.5.1

Bij activiteiten met ontplofbare stoffen zijn alleen die personen aanwezig, die daarmee zijn belast.

Artikel

2.5.2

Artikel

2.5.3

Tijdens werkzaamheden met ontplofbare stoffen wordt niet meer dan één lading tegelijk gereed gemaakt.

Artikel

2.5.4

Zolang een lading nog niet op zijn plaats in het schietgat is aangebracht, wordt geen volgende lading gereedgemaakt.

Artikel

2.5.5

Ontplofbare stoffen worden slechts in de vorm en de verpakking, waarin zij door de fabrikant zijn geleverd, gebruikt.

§

2.6

Het laden van schietgaten

Artikel

2.6.1

Een ontstekingscircuit van een lading wordt met een daarvoor geschikt meetinstrument getest.

Artikel

2.6.2

Indien bij het trekken van de pijp waarmee een schietgat wordt geboord, de pijp blijft vastzitten of de lading meekomt, wordt de pijp niet verder getrokken en wordt de lading afgevuurd.

Artikel

2.6.3

Ladingen worden beveiligd tegen het verwijderen door onbevoegden.

Artikel

2.6.4

Schietgaten worden over de gehele lengte opgevuld met daarvoor geschikt materiaal.

§

2.7

Niet tot ontploffing gekomen ladingen

Artikel

2.7.1

§

2.8

Rapportage

Artikel

2.8.1

De schietmeester houdt een schietregister bij, waarin van dag tot dag zijn vermeld:

  • a.

    het aantal en de soort van de gebruikte patronen en ontstekers, onder vermelding van de datum van gebruik en de gebruikte hoeveelheid;

  • b.

    het aantal ladingen dat tot ontploffing is gebracht;

  • c.

    het aantal ladingen dat niet tot ontploffing is gekomen, en

  • d.

    de bijzonderheden, die zich bij activiteiten met ontplofbare stoffen hebben voorgedaan.

Hoofdstuk

3

Het winnen en het opslaan van stoffen

Artikel

3.1

Voor de opgave van hoeveelheden stoffen, bedoeld in de artikelen 24, 25, 26 en 27 van het besluit, worden de volgende eenheden gebruikt:

  • a.

    vaste stoffen: in m3 of tonnen;

  • b.

    vloeibare stoffen, anders dan pekel: in tonnen en in m3 bij een absolute druk van 101,325 kPa en een temperatuur van 15 graden Celsius;

  • c.

    gasvormige stoffen: in 1000 m3 bij een absolute druk van 101,325 kPa en een temperatuur van 0 graden Celsius;

  • d.

    pekel: in m3.

Artikel

3.2

Hoofdstuk

4

Het binnenkomen of verlaten van de Nederlandse wateren van een bestaande productie-installatie

Hoofdstuk

5

Herkenningstekens, geluidsbakens en lichtbakens

Artikel

5.2

Artikel

5.3

Artikel

5.4

Artikel

5.5

Hoofdstuk

6

Communicatiemiddelen en meteorologische apparatuur

§

6.1

Algemeen

Artikel

6.1.1

Dit hoofdstuk is van toepassing op mijnbouwinstallaties die boven het wateroppervlak uitsteken.

§

6.2

Communicatiemiddelen

Artikel

6.2.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    telecommunicatiemiddel: een inrichting of samenstel van inrichtingen, bestemd voor overdracht, uitzending of ontvangst van gegevens van welke aard dan ook door middel van kabels, langs radio-elektrische weg of door middel van optische of andere elektromagnetische systemen;

  • b.

    radiotelefonie-inrichting: een radio-elektrische zend- en ontvanginrichting met inbegrip van de antenne-inrichting en het voedingsgedeelte;

  • c.

    DSC: een techniek (digital selective calling) waarbij met gebruikmaking van digitale codes door een radiostation een verbinding tot stand wordt gebracht en informatie wordt uitgewisseld met een of meer andere stations en die voldoet aan de van toepassing zijnde aanbevelingen van het Internationale Comité inzake Radioaangelegenheden (CCIR);

  • d.

    maritieme VHF-radiotelefonie-inrichting: een radiotelefonie-inrichting voor gebruik op de kanalen bestemd voor de maritieme dienst in de frequentieband tussen 156 en 162.650MHz (marifoon);

  • e.

    MF-radiotelefonie-inrichting: een radiotelefonie-inrichting voor nood-, spoed- en veiligheidsdoeleinden met gebruik van DSC alsmede voor het gebruik op de frequenties bestemd voor de maritieme dienst in de frequentieband tussen 1605 en 2850 kHz;

  • f.

    VHF-DSC-wachtontvanger: een radio-elektrische ontvanginrichting die geschikt is om een ononderbroken DSC-wacht te houden op kanaal 70;

  • g.

    MF-DSC-wachtontvanger: een radio-elektrische ontvanginrichting die geschikt is om een ononderbroken DSC-wacht te houden op de frequentie van 2187,5 kHz;

  • h.

    VHF-radiotelefonie-inrichting voor de aëronautische dienst: een radiotelefonie-inrichting voor het gebruik op de kanalen bestemd voor de aëronautische dienst in de frequentieband tussen 118 en 137 MHz;

  • i.

    HF-radiotelefonie-inrichting voor de aëronautische dienst: een radiotelefonie-inrichting voor het gebruik op de kanalen bestemd voor de aëronautische dienst in de frequentieband tussen 3 en 5 MHz;

  • j.

    directe verbinding met het openbaar telefoonnet: een automatisch werkende telefoonvoorziening op een mijnbouwinstallatie waarmee onder normale omstandigheden te allen tijde telefoonverbindingen kunnen worden gevormd tussen de betrokken mijnbouwinstallatie en het Nederlands openbaar telefoonnet;

  • k.

    niet-afhankelijke mijnbouwinstallatie: een mijnbouwinstallatie vanaf welke rechtstreekse communicatie mogelijk is met de vaste wal, vaartuigen en luchtvaartuigen;

  • l.

    afhankelijke mijnbouwinstallatie: een mijnbouwinstallatie vanaf welke anders dan door een directe verbinding met het openbare telefoonnet slechts door tussenkomst van een niet-afhankelijke mijnbouwinstallatie communicatie mogelijk is met de vaste wal, vaartuigen en luchtvaartuigen;

  • m.

    gevaarlijk gebied: hetgeen daaronder wordt verstaan in de norm NEN-EN-IEC 60079-10, "Electrisch materieel voor plaatsen waar gasontploffingsgevaar kan heersen", deel 10: Indeling van gevaarlijke gebieden; juli 1997;

  • n.

    zeegebied A1: een gebied binnen het radiotelefoniebereik van tenminste een VHF-radiokuststation, waarin een ononderbroken DSC-alarmering beschikbaar is;

  • o.

    zeegebied A2: een gebied, met uitzondering van het zeegebied A1, binnen het radiotelefoniebereik van tenminste een MF-radiokuststation, waarin een ononderbroken DSC-alarmering beschikbaar is.

Artikel

6.2.2

De bepalingen die van toepassing zijn op mijnbouwinstallaties in het zeegebied A1 gelden ook voor mijnbouwinstallaties die geplaatst zijn in binnenwateren.

Artikel

6.2.3

Artikel

6.2.4

Artikel

6.2.5

Artikel

6.2.6

Artikel

6.2.7

Artikel

6.2.8

Artikel

6.2.9

Artikel

6.2.10

Artikel

6.2.11

Artikel

6.2.12

Het geluidssignaal dat door de VHF-DSC-wachtontvanger, de MF-DSC-wachtontvanger of een ander gelijkwaardig telecommunicatiemiddel als bedoeld in artikel 6.2.4 wordt afgegeven, kan te allen tijde worden gehoord door de dienstdoende radiotelefonist.

Artikel

6.2.13

Artikel

6.2.14

Artikel

6.2.15

§

6.3

Meteorologische en oceanografische apparatuur

Artikel

6.3.1

Hoofdstuk

7

Onderzoek naar sterkte mijnbouwinstallaties en wijze van verwijdering van onder het oppervlaktewater gelegen mijnbouwinstallaties

Artikel

7.1

Dit hoofdstuk heeft betrekking op mijnbouwinstallaties die voor de winning of de opslag zijn bestemd.

Artikel

7.2

Artikel

7.3

Vervallen

Hoofdstuk

8

Boorgaten en putten

Afdeling

8.1

Algemeen

Artikel

8.1.1

Afdeling

8.2

Werkprogramma's voor boorgaten en putten alsmede rapportages voor boorgaten

§

8.2.1

Werkprogramma voor het aanleggen, uitbreiden of wijzigen van boorgaten

Artikel

8.2.1.1

Artikel

8.2.1.2

§

8.2.2

Rapportages

Artikel

8.2.2.1

Artikel

8.2.2.2

Het eindrapport over de aanleg, uitbreiding, wijziging of reparatie van een boorgat, het stimuleren van een voorkomen via een put, alsmede het buiten gebruik stellen van een put bevat de gegevens, aangegeven in de bijlagen 12 en 12a, is in overeenstemming met die bijlagen ingericht en wordt binnen vier weken na de activiteit overgelegd.

§

8.2.3

Werkprogramma voor reparatie van putten

Artikel

8.2.3.1

Artikel

8.2.3.2

Artikel

8.2.3.3

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op boorgaten.

§

8.2.3a

Werkprogramma voor het stimuleren van een voorkomen via een put

Artikel

8.2.3a.1

Artikel

8.2.3a.2

Artikel

8.2.3a.3

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op boorgaten.

§

8.2.4

Werkprogramma voor het buiten gebruik stellen van boorgaten en putten

Artikel

8.2.4.1

Artikel

8.2.4.2

Artikel

8.2.4.3

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op boorgaten.

Afdeling

8.3

Regels bij het aanleggen, wijzigen, uitbreiden van boorgaten alsmede gebruik en reparatie van putten

§

8.3.1

Beveiligingen bij het aanleggen, wijzigen of uitbreiden van boorgaten

Artikel

8.3.1.1

Deze afdeling is niet van toepassing op boorgaten waarmee wordt beoogd de aanwezigheid van zout aan te tonen dan wel te winnen, mits de uitvoerder in het document, bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het besluit, heeft aangetoond dat er geen gevaar bestaat voor schadelijke uitstroming van ondergrondse gassen of vloeistoffen.

Artikel

8.3.1.2

Artikel

8.3.1.3

Artikel

8.3.1.4

Artikel

8.3.1.5

Artikel

8.3.1.6

Artikel

8.3.1.7

Artikel

8.3.1.8

Artikel

8.3.1.9

Artikel

8.3.1.10

De annulaire ruimte tussen de laatst geplaatste drukhoudende serie der verbuizing en het zich hierin bevindende boorgereedschap is voorzien van tenminste twee zijuitlaten, elk met twee afsluiters die afzonderlijk kunnen functioneren met een zodanige doorlaat van tenminste 50 mm nominaal, dat de te verwachten hoeveelheid vloeistof of gas goed kan worden afgevoerd.

Artikel

8.3.1.11

§

8.3.2

Testen van boorgat- en schuifafsluiters

Artikel

8.3.2.1

Bij een persproef tot de maximale druk die zich naar berekening in de serie der verbuizing kan voordoen, treedt, na het stilzetten van de perspompen en na de stabilisatie van de druk, geen lekkage op gedurende een periode van ten minste:

  • a.

    10 minuten, indien het volume dat wordt beproefd 3 m3 of minder bedraagt, of

  • b.

    20 minuten, indien het volume dat wordt beproefd groter is dan 3 m3.

Artikel

8.3.2.2

Artikel

8.3.2.3

Artikel

8.3.2.4

Artikel

8.3.2.5

Artikel

8.3.2.6

§

8.3.3

Periodieke beveiligingsoefeningen in verband met boorgaten en putten

Artikel

8.3.3.1

Artikel

8.3.3.2

§

8.3.4

Reparatie van een put

Artikel

8.3.4.1

§

8.3.5

Putintegriteit

Artikel

8.3.5.1

Een beheerssysteem en beheersplan voor de putintegriteit als bedoeld in de artikelen 29q, eerste lid, onderdeel b, en 29t, eerste lid, onderdeel b, van het besluit bevat:

  • a.

    een beschrijving van de uitgangspunten van het putontwerp ten aanzien van de productieparameters en de levensduur van de put;

  • b.

    een analyse van de risico’s voor de putintegriteit gebaseerd op de uiterste waarden voor de operationele condities van de put;

  • c.

    een beschrijving van de mate waarin hulpstoffen worden toegepast en een onderbouwing van de noodzaak hiertoe;

  • d.

    een monitoringsprotocol waarin wordt beschreven op welke wijze en met welke frequentie de voor de putintegriteit relevante parameters worden gemeten en beoordeeld;

  • e.

    een overzicht van de preventieve en reactieve maatregelen die zijn gebaseerd op de risicoanalyse, bedoeld in onderdeel b.

Afdeling

8.4

Inrichting van putten

Artikel

8.4.1

Artikel

8.4.2

Artikel

8.4.3

Artikel

8.4.4

Artikel

8.4.5

Artikel

8.4.6

Het spuitkruis en de spuitstukken tot en met de eerste afsluiter, gelegen na de reduceerklep (smoorstuk) van een put, zijn berekend op een werkdruk die ten minste gelijk is aan de maximaal aan de putmond mogelijk optredende druk.

Artikel

8.4.7

Een onder oppervlaktewater gelegen putafwerking heeft een zodanige constructie dat de putafwerking niet wordt beschadigd door visserijmateriaal en het visserijmateriaal niet door de putafwerking.

Artikel

8.4.8

Artikel

8.4.9

Artikel

8.4.10

Putten waaruit aardolie of aardwarmte wordt geproduceerd met gebruikmaking van een pompinstallatie zijn zo ingericht dat vrijkomend gas in de annulaire ruimte tussen de opvoerserie en de laatste serie der verbuizing zonder gevaar kan worden afgevoerd.

Afdeling

8.5

Het buiten gebruik stellen van boorgaten en putten

§

8.5.1

Algemeen

Artikel

8.5.1.1

Deze afdeling is:

  • a.

    van toepassing op het geheel buiten gebruik stellen van boorgaten en putten;

  • b.

    van overeenkomstige toepassing op het gedeeltelijk buiten gebruik stellen van boorgaten en putten, waaronder het buiten gebruik stellen van een zijtak;

  • c.

    van overeenkomstige toepassing op boorgaten en putten die voor een ander doel dan de opsporing of winning van koolwaterstoffen zijn aangelegd of in gebruik zijn genomen voor de opslag van stoffen.

Artikel

8.5.1.2

Voordat een uitvoerder of uitvoerder aardwarmte een put buiten gebruik stelt, identificeert hij alle zones met stromingspotentieel en onderzoekt hij met welke maatregelen de stroming van gassen en vloeistoffen naar of van gesteentelagen buiten de zone of de oppervlakte kan worden voorkomen.

Artikel

8.5.1.3

Bij het buiten gebruik stellen van een put brengt de uitvoerder of uitvoerder aardwarmte een effectieve en duurzame afsluiting aan die voorkomt dat ondergrondse gassen en vloeistoffen door de sluitlaag naar andere gesteentelagen of naar het oppervlak kunnen stromen.

Artikel

8.5.1.4

§

8.5.2

Regels over het buiten gebruik stellen van putten

Artikel

8.5.2.1

De uitvoerder of uitvoerder aardwarmte stelt een put buiten gebruik door:

  • a.

    een afsluiting ter hoogte van iedere sluitlaag;

  • b.

    een topafsluiting; en

  • c.

    het verwijderen van putmateriaal nabij het aardoppervlak.

Artikel

8.5.2.2

De uitvoerder of uitvoerder aardwarmte kiest een afsluiting van een sluitlaag zodanig dat de afsluiting zich op gelijke hoogte bevindt met een sluitlaag, die:

  • a.

    ondoorlatend alsmede voldoende dik en sterk is om de verwachte maximale druk van gassen en vloeistoffen op die diepte te weerstaan;

  • b.

    geen breukvorming vertoont en

  • c.

    zich boven een zone met stromingspotentieel bevindt.

Artikel

8.5.2.3

Een afsluiting in de ondergrond strekt zich uit over de volledige doorsnede van de put en alle annulaire ruimten.

Artikel

8.5.2.4

De topafsluiting strekt zich uit over alle annulaire ruimten.

Artikel

8.5.2.5

Artikel

8.5.2.6

De gassen en vloeistoffen die achterblijven in de put, veroorzaken niet meer dan minimale schade, waaronder schade door corrosie, aan de afsluitingen, de sluitlaag en de verbuizing en hebben een hogere gewichtsgradiënt dan de formatiedrukgradiënten in de zones met stromingspotentieel.

Artikel

8.5.2.7

In een afsluiting bevinden zich geen kabels of leidingen.

§

8.5.3

Regels voor de uitvoering van het buiten gebruik stellen van putten

Artikel

8.5.3.1

Artikel

8.5.3.2

Hoofdstuk

9

Gebruik en lozen van oliehoudende mengsels en chemicaliën

§

9.1

Oliehoudende mengsels

Artikel

9.1.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Ospar-akkoord 2005-15: het Ospar-akkoord 2005-15 ter bepaling van het gedispergeerde oliegehalte van een oliehoudend mengsel;

  • b.

    toepassing van Ospar-akkoord 2005-15 ter bepaling van het gehalte aan BTEX in een oliehoudend mengsel: bepaling van het BTEX-gehalte van een oliehoudend mengsel, waarbij in het volgens Ospar-akkoord 2005-15 verkregen gaschromatogram de afzonderlijke oppervlakken van de pieken van BTEX worden gemeten;

  • c.

    gedispergeerde oliegehalte: het gehalte aan olie, bepaald volgens Ospar-akkoord 2005-15;

  • d.

    BTEX-gehalte: de som van de gehalten aan BTEX, verkregen door toepassing van ISO 11423-1:1997 of het Ospar-akkoord 2005-15 ter bepaling van het gehalte aan BTEX in een oliehoudend mengsel door gemeten piekoppervlakken te kwantificeren ten opzichte van een serie van standaardoplossingen van BTEX in n-pentaan;

  • e.

    totale oliegehalte: de som van het gedispergeerde en BTEX-gehalte van een oliehoudend mengsel;

  • f.

    Ospar-verdrag: verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, met bijlagen en aanhangsels (Trb. 1993, 16 en Trb. 1993, 141);

  • g.

    BTEX: benzeen, tolueen, ethylbenzeen, alsmede de isomeren van xyleen: orthoxyleen, metaxyleen en paraxyleen.

Artikel

9.1.2

Artikel

9.1.3

Artikel

9.1.4

Artikel

9.1.5

Artikel

9.1.6

Artikel

9.1.7

§

9.2

Gebruik en lozing van chemicaliën

Artikel

9.2.1

In de paragrafen 9.2 en 9.3 wordt verstaan onder:

  • a.

    ASTM: American Society for Testing and Materials;

  • b.

    BCF: bioconcentratie factor, bepaald volgens OECD 305 of ASTM E 1022;

  • c.

    boorgruis: mengsel van vaste materialen, vrijgekomen tijdens het aanleggen van het boorgat, dat boorvloeistof in welk gehalte dan ook bevat;

  • d.

    boorvloeistof: vloeistof voor het aanleggen van een boorgat, waaraan stoffen of preparaten in welk gehalte dan ook zijn toegevoegd;

  • e.

    CHARM-model: het model ter beoordeling van chemische gevaren en risico's, als bedoeld in Ospar-besluit 2000/2;

  • f.

    chemicaliën: stoffen of preparaten die opzettelijk worden gebruikt bij de opsporing en winning van delfstoffen op zee als bedoeld in Ospar-akkoord 2002-6 met toepassing van Ospar-aanbeveling 2010/4;

  • g.

    dieselolie: minerale oliën met een vlampunt kleiner dan 100 graden Celcius, waarvan het gehalte aan monocyclische aromaten meer is dan 0,5% per gewichtseenheid en waarvan het gehalte van polycyclische aromaten meer dan 1 milligram per kilogram bedraagt;

  • h.

    EC50: de concentratie van een teststof, die resulteert in een 50% respons wat betreft het effect, gemeten door de test, binnen een gedefinieerde blootstellingsperiode;

  • i.

    HOCNF-formulier: geharmoniseerd notificatieformulier als bedoeld in Ospar-aanbeveling 2010/3;

  • j.

    LC50: de mediane letale concentratie;

  • k.

    OECD: Organisation for Economic Co-operation and Development;

  • l.

    OBF-vloeistoffen: laag aromatische en paraffineachtige oliën alsmede vloeistoffen op basis van minerale oliën, die noch synthetisch zijn, noch van een categorie waarvan het gebruik anderszins is verboden;

  • m.

    OPF-vloeistoffen: organische boorvloeistoffen, welke bestaan uit een emulsie van water en andere toevoegingen, waarin de continue fase bestaat uit een niet met water vermengbare organische vloeistof van dierlijke, plantaardige of minerale oorsprong;

  • n.

    Osparverdrag: het verdrag, bedoeld in artikel 9.1.1, onderdeel f;

  • o.

    PEC/PNEC-verhouding: de generieke verhouding tussen de verwachte concentratie in het mariene milieu en de concentratie zonder verwachte effecten van chemicaliën, berekend volgens het CHARM-model, uitgaande van standaardlozingen;

  • p.

    Ospar LCPA: de Ospar-lijst van chemicaliën voor prioritaire actie, bedoeld in Ospar-akkoord 2004-12;

  • q.

    Ospar LSPC: de Ospar-lijst van stoffen van mogelijke zorg, bedoeld in Ospar-akkoord 2002-17;

  • r.

    Plonor-lijst: lijst van stoffen, genoemd in Ospar-akkoord 2013-06, die worden gebruikt en geloosd bij mijnbouwactiviteiten op zee en die aangemerkt worden als geen of geringe schade toebrengend aan het milieu;

  • s.

    pow: de verdelingscoëfficiënt van een stof tussen N-octanol en water, gemeten of berekend volgens het HOCNF-formulier;

  • t.

    synthetische vloeistof: een organische vloeistof die is ontstaan bij de synthese van oliën van dierlijke, plantaardige of minerale oorsprong.

Artikel

9.2.2

Deze paragraaf is van toepassing op het gebruik en de lozing van chemicaliën op mijnbouwinstallaties met in begrip van pijpleidingen als bedoeld in artikel 92, onder a, van het besluit op zee.

Artikel

9.2.2a

De uitvoerder draagt er zorg voor dat het gebruik of de lozing van chemicaliën als bedoeld in paragraaf 9.2 beperkt blijft tot hetgeen strikt noodzakelijk is bij mijnbouwactiviteiten op zee.

Artikel

9.2.2b

De Minister neemt een aanvraag om ontheffing en een melding als bedoeld in deze paragraaf slechts in behandeling wanneer de chemicaliën waarvoor de ontheffing wordt gevraagd respectievelijk waarvan melding wordt gemaakt zijn geregistreerd overeenkomstig paragraaf 9.3 en voldoen aan:

  • a.

    de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen en de bij of krachtens titel 9.3 van de Wet milieubeheer voor de uitvoering van die verordening gestelde voorschriften;

  • b.

    de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels en de bij of krachtens titel 9.3a van de Wet milieubeheer voor de uitvoering van die verordening gestelde voorschriften en

  • c.

    de biocidenverordening en de bij of krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor de uitvoering van die verordening gestelde voorschriften.

Artikel

9.2.3

Artikel

9.2.4

Artikel

9.2.5

Artikel

9.2.6

Artikel

9.2.6a

Een aanvraag om ontheffing om te lozen als bedoeld in artikel 9.2.5, tweede lid, voor chemicaliën als bedoeld in artikel 9.2.6, tweede lid, onderdelen b, c en d, wordt geweigerd, tenzij de uitvoerder bij de aanvraag aantoont dat vanwege technische aspecten of veiligheidsaspecten geen minder schadelijke vervangende middelen beschikbaar zijn. In dat geval kan de ontheffing voor ten hoogste drie jaar worden verleend.

Artikel

9.2.7

Artikel

9.2.8

Artikel

9.2.9

§

9.3

Registratie van chemicaliën

Artikel

9.3.2

Artikel

9.3.3

Artikel

9.3.4

De toxiciteitstest waarvan het resultaat wordt opgenomen in het HOCNF-formulier wordt op stofbasis verricht met inachtneming van de Ospar-akkoorden 2005-11 en 2005-12.

Hoofdstuk

10

Pijpleidingen

Artikel

10.1

De eigenschappen, de aanleg en de ligging van alsmede het onderhoud aan een pijpleiding voldoen in elk geval aan de in artikel 93, eerste en tweede lid, van het besluit bedoelde eisen, indien kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan NEN 3650-1:2012, NEN 3650-2:2012, NEN 3650-3:2012, NEN 3651:2012, NEN 3654:2014, NEN 3656:2015 dan wel, in het geval van een gietijzeren leiding met binnenbekleding, wordt aangetoond dat de pijpleiding aan artikel 93, eerste en tweede lid, van het besluit voldoet, rekening houdend met NEN 3650-4:2012 en NEN 3650-5:2012.

Artikel

10.2

De eigenschappen, de aanleg en de ligging van alsmede het onderhoud aan een flexibele pijpleiding voldoen in elk geval aan de in artikel 93, eerste en tweede lid, van het besluit bedoelde eisen, indien kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan:

  • a.

    API (American Petroleum Institute) Specification 17J, fourth edition, January 2014, Specification for unbounded flexible pipe, incl. errata of September 2016 en Specification 17B, fifth edition, May 2014, Recommended practice for flexible pipe, en

  • b.

    NEN 3650-1:2012, NEN 3650-2:2012, NEN 3650-3:2012, NEN 3650-4:2012, NEN 3650-5:2012, genoemd in artikel 10.1, met uitzondering van het gedeelte omtrent het sterktetechnisch ontwerp.

Artikel

10.3

Hoofdstuk

11

Verstrekking, beheer en gebruik van gegevens

§

11.1

Te verstrekken gegevens

Artikel

11.1.1

Artikel

11.1.2

Artikel

11.1.4

De resultaten van verrichte productie- of injectietesten als bedoeld in artikel 109, eerste lid, onderdeel d, van het besluit bevatten:

  • a.

    gegevens van druk- en temperatuurmetingen in het boorgat;

  • b.

    hoeveelheden per tijdseenheid van olie, condensaat, gas en water die zijn geproduceerd of geïnjecteerd;

  • c.

    gebruiks- en meetcondities;

  • d.

    gegevens over de gebruikte meetinstrumenten;

  • e.

    gegevens omtrent de verbuizing en perforaties van de verbuizing, en

  • f.

    gegevens over de sequentie van meetstappen.

Artikel

11.1.5

De uitvoerder of uitvoerder aardwarmte verstrekt van gesteentemonsters als bedoeld in artikel 110, eerste lid, van het besluit:

  • a.

    een deel van de boorwandkernen;

  • b.

    een exemplaar van biostratigrafische en palynologische preparaten;

  • c.

    een segment of een kunstharsplak van de hele lengte van de kern, en

  • d.

    in geval van boorgruis: tenminste 250 gram daarvan.

Artikel

11.1.6

De uitvoerder of uitvoerder aardwarmte doet de minister opgaaf van de verkregen vloeistof- en gasmonsters, bedoeld in artikel 110, tweede lid, binnen vier weken na de verkrijging ervan. Daarbij worden gegevens met betrekking tot de bron, de kwaliteit en het gebruikte meetprogramma vermeld.

§

11.2

Wijze van gegevens verstrekking aan de minister

Artikel

11.2.1

De gegevens die op grond van de artikelen 11.1.1 tot en met 11.1.6 aan de minister worden verstrekt zijn voorzien van:

  • a.

    een unieke object-identificatie;

  • b.

    een aanduiding van de opsporings-, winnings- of opslagvergunning of van de startvergunning aardwarmte of vervolgvergunning aardwarmte waarmee de gegevens verkregen zijn;

  • c.

    aanduiding van de locatie en diepte of geografische bereik van de meting, en

  • d.

    de datum van verwerving.

Artikel

11.2.2

§

11.3

Te gebruiken eenheden

Artikel

11.3.1

Voor de opgave van hoeveelheden stoffen als bedoeld in dit hoofdstuk worden de volgende eenheden gebruikt:

  • a.

    vaste stoffen in m3 of tonnen;

  • b.

    vloeibare stoffen anders dan pekel in tonnen en in m3 bij een absolute druk van 101,325 kPa en een temperatuur van 15 graden Celsius;

  • c.

    gasvormige stoffen in 1000 m3 bij een absolute druk van 101,325 kPa en een temperatuur van 0 graden Celsius;

  • d.

    pekel: m3.

§

11.4

Aan te wijzen instelling

§

11.5

Jaarplan Staatstoezicht op de mijnen

Hoofdstuk

11a

Verplichtingen bij de opsporing en winning van koolwaterstoffen

§

11a.1

Toepassingsbereik

Artikel

11a.1.1

Dit hoofdstuk is van toepassing op de opsporing en winning van koolwaterstoffen.

§

11a.2

Rapport inzake grote gevaren

Artikel

11a.2.1

Artikel

11a.2.2

Een rapport inzake grote gevaren voor een productie-installatie bevat ten minste de informatie, genoemd in bijlage I, onderdeel 2, bij richtlijn 2013/30/EU, met uitzondering van punt 14 en met dien verstande dat onder de informatie bij punt 15 wordt verstaan: de informatie over de voorkoming van zware ongevallen die aanzienlijke of ernstige milieuschade tot gevolg hebben, die wordt verkregen uit een milieueffectrapport als bedoeld in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en die van belang is voor de activiteiten die vanuit de installaties worden geleid.

Artikel

11a.2.3

Een rapport inzake grote gevaren voor een niet-productie-installatie bevat ten minste de informatie, genoemd in bijlage I, onderdeel 3, bij richtlijn 2013/30/EU, met dien verstande dat onder de informatie bij punt 15 wordt verstaan: de informatie over de voorkoming van zware ongevallen die aanzienlijke of ernstige milieuschade tot gevolg hebben, die wordt verkregen uit een milieueffectrapport als bedoeld in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en die van belang is voor de activiteiten die vanuit de installaties worden geleid.

Artikel

11a.2.4

Een gewijzigd rapport inzake grote gevaren bevat ten minste de informatie, genoemd in bijlage I, onderdeel 6, bij richtlijn 2013/30/EU.

§

11a.3

Intern rampenplan

Artikel

11a.3.2

§

11a.4

Bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware ongevallen en het veiligheids- en milieubeheersingssysteem

Artikel

11a.4.1

Het bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware ongevallen bevat ten minste de informatie, genoemd in bijlagen I, onderdeel 8, en IV, bij richtlijn 2013/30/EU en de voorzieningen, bedoeld in bijlage IV, onderdeel 1, bij die richtlijn.

Artikel

11a.4.2

Het veiligheids- en milieubeheersingssysteem bevat ten minste de informatie, genoemd in bijlage I, onderdeel 9, en IV, bij richtlijn 2013/30/EU en wordt ontwikkeld overeenkomstig deze onderdelen van richtlijn 2013/30/EU.

§

11a.5

Onafhankelijke verificatie

Artikel

11a.5.1

Artikel

11a.5.3

Een exploitant van een productie-installatie of een eigenaar van een niet-productie-installatie hanteert de volgende termijnen:

§

11a.6

Kennisgevingen en informatie-uitwisseling

Artikel

11a.6.1

§

11a.7

Voorzieningen voor toezichthouder

Artikel

11a.7.1

Hoofdstuk

12

Financiële bepaling en retributie

Artikel

12.1

Hoofdstuk

13

Technische Commissie Bodembeweging

Artikel

13.1

De adviesaanvraag als bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel d, van de wet bevat de volgende gegevens:

  • a.

    naam en adres van verzoeker;

  • b.

    dagtekening van het verzoek;

  • c.

    een zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van de schade;

  • d.

    voor zover mogelijk een schatting van de hoogte van het schadebedrag;

  • e.

    de geografische aanduiding van de plaats waar de schade is opgetreden;

  • f.

    het tijdstip waarop de schade waarschijnlijk is opgetreden;

  • g.

    het tijdstip waarop de schade voor het eerst is vastgesteld;

  • h.

    de mijnbouwactiviteit die de schade mogelijk heeft veroorzaakt;

  • i.

    afschrift van de aansprakelijkstelling, bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de wet en de definitieve reactie van de mijnbouwonderneming daarop;

  • j.

    de reden dat geen overeenstemming als bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, is bereikt met de mijnbouwondernemer, met daarbij afschrift van eventuele correspondentie;

  • k.

    indien van toepassing het bedrag, bedoeld in artikel 117, vierde lid, van de wet, dat de mijnondernemer bereid was te betalen.

hoofdstuk

14

Overgangsbepalingen

§

14.1

Overgangsbepalingen met betrekking tot helikopterdekken

Artikel

14.1.1

Vervallen

§

14.2

Overgangsbepalingen met betrekking tot boorgaten en putten

Artikel

14.2.1

Artikel

14.2.2

§

14.3

Overgangsbepalingen met betrekking tot oliehoudende mengsels en andere chemicaliën

Artikel

14.3.1

Artikel

14.3.2

Op mijnbouwinstallaties die geplaatst zijn voor 1 januari 1988 zijn de in artikel 9.1.5, eerste lid, onderdeel a, genoemde normen van toepassing met ingang van 1 oktober 2003, mits tot dat tijdstip op deze installaties de best beschikbare technieken, bedoeld in aanhangsel 1 bij het Osparverdrag, worden toegepast om het alifatische oliegehalte niet meer dan 100 milligram olie per liter en het maandelijks gemiddelde alifatische oliegehalte niet meer dan 40 milligram olie per liter te laten bedragen.

§

14.4

Overgangsbepalingen met betrekking tot de invoering van het ETRS89 systeem

Artikel

14.4.1

In afwijking van de artikelen 8.2.1.1, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, 8.2.3.1, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, 8.2.4.1, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, 8.2.3a.1, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, worden geografische coördinaten in een werkprogramma uitgedrukt in het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoekmeting tot het tijdstip van invoering van het ETRS89 systeem bij de Dienst van het Kadaster en openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster.

Artikel

14.4.2

Een werkprogramma met een plaatsbepaling uitgedrukt in geografische coördinaten, berekend volgens het ETRS89 systeem dat wordt ingediend voor het tijdstip, bedoeld in artikel 14.4.1 in verband met werkzaamheden nadat tijdstip wordt in behandeling genomen.

Artikel

14.4.3

Een werkprogramma met een plaatsbepaling uitgedrukt in het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoekmeting, dat wordt ingediend voor het tijdstip, bedoeld in artikel 14.4.1 in verband met werkzaamheden nadat tijdstip wordt slechts in behandeling genomen, nadat de indiener de geografische coördinaten opnieuw heeft berekend en ingediend volgens het ETRS89 systeem.

§

14.5

Overgangsbepalingen met betrekking tot de verstrekking van gegevens

Hoofdstuk

15

Slotbepalingen

Artikel

15.2

Deze regeling wordt aangehaald als: Mijnbouwregeling.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 16, die ter inzage wordt gelegd, zoals bepaald in artikel 9.3.2, tweede lid.

's-Gravenhage.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, J.G. Wijn.

Bijlage

1

behorende bij artikel 1.3.1, tweede lid, onderdeel a Gegevens, over te leggen bij een aanvraag om een opsporings- of winningsvergunning

A

Algemene gegevens

1

Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijk persoon:

  • a.

    naam, voornamen, geboortedatum, beroep, domicilie en nationaliteit van de aanvrager;

  • b.

    eventuele handelsnaam, waaronder de aanvrager zijn onderneming voert.

2

Indien de aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon:

  • a.

    melding van het nummer waaronder de aanvrager in het handelsregister is ingeschreven of een daaraan gelijkwaardig inschrijvingsnummer in het handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie;

  • b.

    een korte omschrijving van de doelstelling van de aanvrager, onder overlegging van een exemplaar van de geldende statuten;

  • c.

    een opgave van degenen, die eventueel in de rechtspersoon deelnemen, voor zover het een deelneming op naam betreft, onder vermelding van het percentage van ieders deelneming op het totaal van de deelnemingen;

  • d.

    mededeling omtrent elke bijzondere zeggenschap, die toekomt aan een of meer van degenen, die in de rechtspersoon deelnemen.

B

1

Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijk persoon:

  • a.

    het zuiver vermogen van de aanvrager;

  • b.

    de verschillende activa en passiva, waaruit het onder a bedoelde vermogen is samengesteld;

  • c.

    een verlies- en winstrekening over het laatste boekjaar en een naar de stand aan het eind van dat jaar opgemaakte balans van iedere onderneming, waarvan de aanvrager eigenaar is;

  • d.

    de wijze, waarop de aanvrager voornemens is het voorgenomen opsporingsonderzoek of de eventuele winning te financieren.

2

Indien de aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon:

  • a.

    indien aanwezig het jaarverslag over het laatste boekjaar van de aanvrager en van de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen, en, voor zover deze niet in die jaarverslagen voorkomen, een verlies- en winstrekening van de aanvrager over dat jaar en een naar de stand aan het eind van dat jaar opgemaakte balans; indien een geconsolideerde verlies- en winstrekening en balans beschikbaar zijn, dienen deze eveneens te worden overgelegd onder mededeling van de grondslagen van de consolidatie;

  • b.

    ingeval de aanvrager een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, het maatschappelijk kapitaal van de aanvrager, eventueel gesplitst naar categorie (zoals gewoon aandelenkapitaal, preferent aandelenkapitaal), met vermelding voor elk der categorieën van het bedrag van het geplaatst kapitaal en het gestort kapitaal;

  • c.

    de reserves van de aanvrager, gesplitst naar soort;

  • d.

    het vreemd vermogen van de aanvrager, gesplitst naar soort;

  • e.

    de wijze, waarop de aanvrager voornemens is het voorgenomen opsporingsonderzoek of de eventuele winning te financieren.

C

Technische gegevens

Het aantal en de eventuele namen van de mijnbouwwerken, geschikt voor de met de aanvraag beoogde werkzaamheden:

  • a.

    in eigendom van de aanvrager;

  • b.

    in aanbouw voor rekening van de aanvrager, met vermelding van het land en de onderneming waar deze installaties in aanbouw zijn;

  • c.

    op andere wijze beschikbaar of beschikbaar te maken, onder vermelding van die wijze.

Bijlage

1a

behorende bij de artikelen 1.3b.1, eerste lid, onderdeel k, 1.3b.2, eerste lid, onderdeel a, 1.3b.3, eerste lid, onderdeel e, en 1.3b.4, eerste lid, onderdeel a Gegevens over te leggen bij een aanvraag om een toewijzing zoekgebied, startvergunning of vervolgvergunning aardwarmte of om instemming met de aanwijzing van de uitvoerder aardwarmte

A

Algemene gegevens

1.

Indien de aanvraag om een toewijzing zoekgebied, startvergunning of vervolgvergunning aardwarmte door een natuurlijk persoon wordt gedaan of de aanvraag om instemming de aanwijzing van een natuurlijk persoon als uitvoerder aardwarmte betreft:

  • a.

    naam, voornamen, geboortedatum, beroep, domicilie en nationaliteit van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte;

  • b.

    eventuele handelsnaam, waaronder de persoon zijn onderneming voert.

2.

Indien de aanvraag om een toewijzing zoekgebied, startvergunning of vervolgvergunning aardwarmte door een niet natuurlijk persoon wordt gedaan of de aanvraag om instemming de aanwijzing van een niet natuurlijk persoon als uitvoerder aardwarmte betreft:

  • a.

    melding van het nummer waaronder de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte in het handelsregister is ingeschreven of een daaraan gelijkwaardig inschrijvingsnummer in het handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie;

  • b.

    een korte omschrijving van de doelstelling van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte, onder overlegging van een exemplaar van de geldende statuten;

  • c.

    een opgave van alle personen die direct of indirect deelnemen in de de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte, voor zover het een deelneming op naam betreft, onder vermelding van het percentage van ieders deelneming op het totaal van de deelnemingen;

  • d.

    mededeling omtrent elke bijzondere zeggenschap, die toekomt aan een of meer van degenen, die in de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte deelnemen.

B

Financiële gegevens

1.

Indien de aanvraag om een toewijzing zoekgebied, startvergunning of vervolgvergunning aardwarmte door een natuurlijk persoon wordt gedaan of de aanvraag om instemming de aanwijzing van een natuurlijk persoon als uitvoerder aardwarmte betreft:

  • a.

    het zuiver vermogen van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte;

  • b.

    de verschillende activa en passiva, waaruit het onder a bedoelde vermogen is samengesteld;

  • c.

    een verlies- en winstrekening over het laatste boekjaar en een naar de stand aan het eind van dat jaar opgemaakte balans van iedere onderneming, waarvan de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte eigenaar is.

2.

Indien de aanvraag om een toewijzing zoekgebied, startvergunning of vervolgvergunning aardwarmte door een niet natuurlijk persoon wordt gedaan of de aanvraag om instemming de aanwijzing van een niet natuurlijk persoon als uitvoerder aardwarmte betreft:

  • a.

    indien aanwezig het jaarverslag over het laatste boekjaar van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte en van de personen, die naar het oordeel van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen, en, voor zover deze niet in die jaarverslagen voorkomen, een verlies- en winstrekening van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte over dat jaar en een naar de stand aan het eind van dat jaar opgemaakte balans; indien een geconsolideerde verlies- en winstrekening en balans beschikbaar zijn, dienen deze eveneens te worden overgelegd onder mededeling van de grondslagen van de consolidatie;

  • b.

    ingeval de aanvrager of uitvoerder aardwarmte een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is, het maatschappelijk kapitaal, eventueel gesplitst naar categorie (zoals gewoon aandelenkapitaal, preferent aandelenkapitaal), met vermelding voor elk der categorieën van het bedrag van het geplaatst kapitaal en het gestort kapitaal;

  • c.

    de reserves van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte, gesplitst naar soort;

  • d.

    het vreemd vermogen van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte, gesplitst naar soort.

Bijlage

2

behorende bij artikel 1.3.1, tweede lid, onderdeel b Gegevens, over te leggen bij een aanvraag om een opsporings- of winningsvergunning voor of mede koolwaterstoffen

Technische gegevens

1

De ervaringen met betrekking tot de opsporing van koolwaterstoffen en de winning daarvan door middel van boringen, op te geven per land of gebied, voor zover de technische leiding daarvan berustte bij de aanvrager of bij de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort, onder vermelding van:

  • a.

    het aantal verrichte boringen, waarbij voor omvangrijke werkzaamheden kan worden volstaan met het verstrekken van globale cijfers;

  • b.

    de ondernemer, bij wie de technische leiding der werkzaamheden berustte;

  • c.

    het tijdvak, waarin de werkzaamheden werden verricht.

2

Het verkennings- en opsporingsonderzoek naar aardolie of aardgas, verricht voor rekening van de aanvrager of van de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort,

  • 1°.

    binnen het Nederlands territoir, en

  • 2°.

    op het continentaal plat, een en ander onder vermelding van:

    • a.

      de omvang van de verrichte seismische onderzoekingen, uitgedrukt in het aantal kilometers verkende sectielijnen;

    • b.

      opsporingsonderzoekingen en andere verkenningsonderzoekingen dan die, bedoeld onder a;

    • c.

      de totale kosten van de onder a en b bedoelde werkzaamheden, uitgedrukt in euro's, voor zover deze voor rekening zijn gekomen van de aanvrager of van de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort.

3

a. De hoeveelheid aardolie, putgasbenzine daaronder begrepen, en aardgas gedurende het afgelopen kalenderjaar door de aanvrager gewonnen, uitgedrukt in 1000 m3, zowel in totaal als gesplitst per land.

b. De gegevens, bedoeld onder 3, onderdeel a, met betrekking tot de aanvrager en de rechtspersonen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort, gezamenlijk.

Bijlage

2a

behorende bij de artikelen 1.3b.1, tweede lid, onderdeel f, 1.3b.2, eerste lid, onderdeel b, en 1.3b.3, eerste lid, onderdeel e Gegevens over te leggen bij een aanvraag om een toewijzing zoekgebied of startvergunning aardwarmte of om instemming met de aanwijzing van de uitvoerder aardwarmte

1.

De ervaringen met betrekking tot de ontwikkeling van mijnbouwactiviteiten of het uitvoeren van feitelijke werkzaamheden voor mijnbouwactiviteiten binnen het Nederlands territoir van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte of de personen, die naar het oordeel van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte behoort, onder vermelding van:

  • a.

    de soort mijnbouwactiviteit;

  • b.

    de vergunning of vergunningen waaronder de mijnbouwactiviteiten worden of zijn verricht;

  • c.

    de rol van de aanvrager of de uitvoerder aardwarmte bij de mijnbouwactiviteit;

  • d.

    indien het een mijnbouwactiviteit betreft waarbij boringen zijn verricht, het aantal verrichte boringen;

  • e.

    de ondernemer bij wie de technische leiding van de werkzaamheden berust of berustte;

  • f.

    het gebied waar en het tijdvak waarin de activiteit plaatsvond of ten tijde van het indienen van de aanvraag plaatsvindt.

2.

De verkennings- en opsporingsonderzoeken naar aardwarmte, verricht voor rekening van de aanvrager of van de personen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort, binnen het Nederlands territoir, onder vermelding van:

  • a.

    de omvang van de verrichte seismische onderzoekingen:

    • 1°.

      uitgedrukt in kilometers verkende sectielijnen, indien het tweedimensionale seismische onderzoekingen betreft;

    • 2°.

      uitgedrukt in kilometers seismische bedekking, indien het driedimensionale seismische onderzoekingen betreft;

  • b.

    opsporingsonderzoeken en andere verkenningsonderzoeken dan die bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    de totale kosten van de werkzaamheden, bedoeld in de onderdelen a en b, uitgedrukt in euro's, voor zover deze voor rekening zijn gekomen van de aanvrager of van de personen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort.

3.

De hoeveelheid aardwarmte, uitgedrukt in petajoule, die het afgelopen kalenderjaar zowel in totaal als gesplitst per land is gewonnen door de aanvrager afzonderlijk en gezamenlijk door de aanvrager en de personen, die naar het oordeel van de aanvrager kunnen worden aangemerkt als diens moedermaatschappijen of als behorende tot de groep, waartoe de aanvrager behoort.

Bijlage

3

behorende bij de artikelen 1.3.2 en 1.3.5

Bijlage

4

behorende bij de artikelen 1.10.1 tot en met 1.10.6

Vervallen

Bijlage

5

bij de Mijnbouwregeling

Vervallen

Bijlage

6

behorende bij artikelen 4.1.1, onderdeel c, en 4.4.3, zevende lid

Vervallen

Bijlage

7

behorende bij artikelen 4.1.1, onderdeel c, en 4.4.3, zevende lid

Vervallen

Bijlage

8

behorende bij de artikelen 4.3.3, vierde lid, en 4.4.6, tweede lid

Vervallen

Bijlage

9

behorende bij artikel 4.4.3, achtste lid

Vervallen

Bijlage

10

behorende bij artikel 4.8.2

Vervallen

Bijlage

11

behorende bij artikel 8.2.2.l, tweede lid

1.0. Projectgegevens

1.1 de naam van de mijnbouwonderneming

1.2 de aanduiding van de boring

1.3 de naam van de boorinstallatie

1.4 de naam van het bijstandsschip, indien een bijstandsschip bij de boring aanwezig is

1.5 de naam van de concipiant van het dagverslag

1.6 de telefoonnummers waarop de concipiant gedurende werkuren bereikbaar is

1.7 het serienummer van het dagverslag

1.8 de datum waarop het dagverslag van toepassing is

1.9 het tijdsbestek waarop het dagverslag van toepassing is.

2.0. Boorgatsectiegegevens

2.1 de diameter (in inches) van alle verbuizingen

2.2 de boorbeiteldiameters (in inches) van alle verbuizingen

2.3 de schoendiepte (in meters) van alle in het boorprogramma voorziene verbuizingen

2.4 de schoendiepte (in meters) van alle gezette verbuizingen

2.5 de formatiesterkte van alle relevante verbuizingen, uitgedrukt in de boorspoelingsgradiënt in kPa/m, bar/l0 m of in een equivalent boorspoelingsgewicht

2.6 de einddiepte (in meters) van een boorgatsectie.

3.0. Boorspoelinggegevens

3.1 het type boorspoeling op de betreffende diepte

3.2 de viscositeit van de boorspoeling volgens MARSH in seconden

3.3 het filtraatverlies volgens de standaardmethode in 0,001 m3 (cc)

3.4 het solidsgehalte van de boorspoeling in gr/l

3.5 het boorspoelingsgewicht in kN/m² of kg/dm3

3.6 de viscositeit en gel van de boorspoeling volgens FANN

3.7 de PH van het bij 3.3. verkregen filtraat

3.8 het oliegehalte van de bij 3.4 verkregen vloeistof.

4.0. Geologische gegevens

4.1 de naam van de laatstdoorboorde aardlaag

4.2 de top van de bovengenoemde aardlaag op de vanaf de boorvloer langs het boorgat gemeten diepte in meters waar deze werd verwacht ("along hole depth" (AHD)/"true vertical depth" (TVD))

4.3 de diepte in meters waar deze top is gevonden (AHD)

4.4 de naam van de volgende te verwachten aardlaag

4.5 de verwachte top van de volgende aardlaag (AHD).

5.0. Gegevens betreffende het verloop van de werkzaamheden

5.1 een korte samenvatting van de werkzaamheden gedurende de verslagperiode

5.2 een korte samenvatting van de voorziene werkzaamheden in de daaropvolgende verslagperiode

5.3 een korte samenvatting van de al verrichte werkzaamheden in de daaropvolgende verslagperiode tot de rapportagetijd

6.0. Onvoorziene gebeurtenissen

6.1 Een korte samenvatting van alle onvoorziene gebeurtenissen gedurende de verslagperiode.

Bijlage

12

behorende bij artikel 8.2.2.2

Het eindrapport over de aanleg of de reparatie van een boorgat of het stimuleren van een voorkomen via een put

Het eindrapport bestaat uit een statustekening van het boorgat of de put en bijlagen en bevat ten minste de volgende informatie:

1.0 projectgegevens

1.1. Algemeen

1. de namen van de leidinggevenden met een aanduiding van hun functie

2. het tijdvak waarin deze leiding gaven.

1.2. Boring

1. een aanduiding (code of naam) van de boring inclusief sidetracks

2. voor putten op land: de plaats van het aanzetpunt uitgedrukt in het coördinatiestelsel van de Rijksdriehoeksmeting

3. voor putten op zee: de plaats van het aanzetpunt uitgedrukt in geografische coördinaten, berekend volgens het ETRS89 systeem

4. het doel van de boring

5. de datum van het begin van de boring en het aantal dagen op de locatie.

1.3. Mijnbouw- of boorinstallatie

1. de naam van de installatie

2. de namen van de eigenaren van de installatie.

2.0. Boorgatsectiegegevens

2.1. Dieptes

1. de dieptereferentie in meters ten opzichte van

a. Normaal Amsterdams Peil (NAP), indien bij de boring geen gebruik wordt gemaakt van een mijnbouwinstallatie of

b. Mean Sea Level (MSL), indien bij de boring gebruik wordt gemaakt van een mijnbouwinstallatie

2. de diepte in meters ("along hole depth" (AHD) en "true vertical depth" (TVD)) aan het einde van de diepboring

3. de deviatieplots van de diepboring, zowel verticaal als horizontaal, op A4-formaat

4. de waterdiepte onder MSL, indien bij de boring gebruik wordt gemaakt van een mijnbouwinstallatie.

2.2. Gezette verbuizingen

1. de maten

2. de schoendiepte in meters en de diepte in meters aan de bovenzijde

3. de materiaalsoort en het gewicht per lengte-eenheid van de gezette verbuizing

4. de cementsoorten, het gewicht van de cementspecie ("slurry") en het volume van de cementspecie

5. de bovenzijde van het cement (theoretisch of vastgesteld)

6. een verbuizingsdiagram op A4-formaat.

3.0. Boorspoelinggegevens

1. het type boorspoeling per boorgatsectie

2. het soortelijk gewicht van de boorspoeling als functie van de diepte.

4.0. Geologische gegevens

4.1. Stratigrafische kolom

1. de diepte in meters (AHD) van de bovenzijde van de aangetroffen geologische aardlagen

2. de aangetroffen breukdieptes

3. de aangetroffen abnormale formatiedrukken.

4.2. Koolwaterstoffen

1. de aangetroffen producten

2. de producerende aardlagen

3. de maximaal geteste productie ("choke sizes" en "flowing tubing head pressure")

4. de ingesloten formatiedruk na het testen.

5.0. Gegevens betreffende de putafwerking

1. de putstatus

2. een tekening van de (definitief of tijdelijk) buiten gebruik gestelde put op A4-formaat

3. een tekening met de maten van de putmondafwerking op A4-formaat

4. een tekening met de maten van de spuitseries op A4-formaat.

6.0. Ondertekening

1. plaats

2. datum

3. handtekening van de leidinggevende.

Bijlage

12a

behorende bij artikel 8.2.2.2

Het eindrapport over het buiten gebruik stellen van een boorgat of put

Het eindrapport bestaat uit een statustekening van het boorgat of de put en bijlagen en bevat ten minste de volgende informatie:

1.0

Projectgegevens

  • 1.1.

    Algemeen

    • 1.

      de naam van de mijnbouwonderneming;

    • 2.

      de naam van de onderneming die de activiteiten heeft uitgevoerd;

    • 3.

      de naam dan wel nummer of aanduiding van de mobiele installatie.

  • 1.2.

    De putaanduiding bestaande uit:

    • 1.

      voor putten op zee:

      • a.

        de letter- en nummeraanduiding van het blok waarbinnen de buiten gebruik te stellen put zich bevindt;

      • b.

        de aanduiding(en) van de put, en in voorkomend geval het zijtak nummer;

      • c.

        de plaats van het aanzetpunt van de put uitgedrukt in geografische coördinaten, berekend volgens het ETRS89 systeem;

      • d.

        een opgave van de hoogte van de boortafel of van een ander nader aan te geven referentiepunt in meters ten opzichte van zowel de gemiddelde waterstand als de zeebodem;

    • 2.

      voor putten op land:

      • a.

        de naam van de gemeente waarbinnen de buiten gebruik te stellen put zich bevindt;

      • b.

        de aanduidingen van de put, en in voorkomend geval, het zijtaknummer;

      • c.

        de plaats van het aanzetpunt van de put uitgedrukt in geografische coördinaten, berekend volgens het ETRS89 systeem;

      • d.

        een opgave van de hoogte van zowel het maaiveld als de boortafel of een ander, nader aan te geven referentiepunt, een en ander in meters ten opzichte van N.A.P..

  • 1.3.

    De begin- en einddatum van de buitengebruikstellingsactiviteit.

  • 1.4.

    Alle relevante afstanden van de onderdelen in de diepte van de put in meters onder het vastgestelde referentiepunt.

2.0

Put gegevens

  • 2.1.

    Putstatusdiagram

    • 1.

      de putstatus;

    • 2.

      een tekening van de buitengebruik gestelde put met de gegevens, bedoeld in de onderdelen 2.2 en 2.3, weergeven naast een schematische weergave van de stratigrafische kolom met de gegevens, bedoeld in onderdeel 3.0, in een vergelijkbare schaal en diepte;

    • 3.

      een tekening met de afmetingen van de putmondafwerking, waaronder de putafsluiter en, indien aanwezig, het spuitkruis of de kap;

    • 4.

      een lijst in tabelvorm met putdeviatie gegevens in een bijlage.

  • 2.2.

    Afsluitingen, verbuizingen, cement, mechanische apparatuur in de put

    • 1.

      de achtergelaten verbuizing, type, gewicht per lengte-eenheid, de diepte van de onderkant (schoen) en bovenkant;

    • 2.

      mechanische pluggen: soort en diepte, verificatie;

    • 3.

      cementpluggen: gewicht van het vloeibare cement, diepte van onder- en bovenkant, verificatie.

  • 2.3.

    Achtergebleven vloeistoffen en gassen, waaronder de vloeistoffen en gassen in annulaire ruimten

    • 1.

      soort vloeistof per sectie, met inbegrip van viskeuze pillen en spacers;

    • 2.

      de gewichtsgradiënt of soortelijk gewicht van elke vloeistof.

3.0

geologische gegevens

  • 1.

    de diepte van de formatietoppen;

  • 2.

    de formatiesterkte, indien beschikbaar;

  • 3.

    abnormale formatiedrukken, indien aanwezig;

  • 4.

    de formatiedrukgradiënten;

  • 5.

    eventueel geconstateerde aanwezigheid van koolwaterstoffen met type-aanduiding;

  • 6.

    in het geval van een put op land: de diepte van grens van het water dat bruikbaar is voor de bereiding van drinkwater.

Bijlage

13

behorende bij artikel 8.3.2.5, tweede lid Capaciteitstest

Bijlage

14

behorende bij artikel 9.1.6, derde lid, van de Mijnbouwregeling

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

Totaal:

Gemiddeld:

Wijze van berekening:

Het gemiddelde van de geloosde gedispergeerde olie is het gewogen gemiddelde en wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:

  • a.

    Bij iedere monstername voor analyse van het gedispergeerde oliegehalte wordt ook het bijbehorende debiet (in m3 per dag) van het geloosde water geregistreerd in kolom C;

  • b.

    Vermenigvuldig dan het gedispergeerde oliegehalte in mg/l (kolom E) met het bijbehorende debiet (kolom C). Dit resulteert in de hoeveelheid geloosde gedispergeerde olie op de dag van monstername. Noteer dit resultaat in kolom H;

  • c.

    Indien het BTEX-gehalte (kolom F) ook is geanalyseerd, vermenigvuldig dan dit gehalte met het bijbehorende debiet in kolom C. Het resultaat is de hoeveelheid geloosde BTEX op de dag van monstername. Noteer dit resultaat in kolom I;

  • d.

    Het totale oliegehalte (kolom G) is de som van het gedispergeerde oliegehalte en het BTEX-gehalte;

  • e.

    De hoeveelheid totale olie geloosd (kolom J) is de som van de hoeveelheden geloosde gedispergeerde olie (kolom H) en de geloosde BTEX (kolom I);

  • f.

    Op de dagen waarop geen monstername plaats vindt, gelden de data van de laatste monstername;

  • g.

    Op het einde van de maandelijkse periode worden de kolommen C, H, I en J in de rij totaal opgeteld. Vervolgens wordt het gemiddelde voor een maand berekend door de totale hoeveelheden voor de gehele maand aan gedispergeerde olie, BTEX en totale olie te delen door het totaal debiet voor die maand.

Bijlage

15

behorende bij artikel 12.2, eerste lid

A

Begripsbepalingen

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • a.

    land: het deel van het Nederlands territoir dat ligt aan de landzijde van de in de bijlage bij de wet vastgelegde lijn;

  • b.

    kleine productie-installatie op land: een productie-installatie op land zonder installatie voor het behandelen van koolwaterstoffen, tenzij de installatie uitsluitend water of gascondensaat afscheidt en de koolwaterstoffen niet afkomstig zijn van één of meer andere productie-installaties;

  • c.

    middelgrote productie-installatie op land: een productie-installatie op land met niet meer dan één installatie voor het behandelen van koolwaterstoffen die niet uitsluitend water of gascondensaat afscheidt of die afkomstig zijn van één of meer andere productie-installaties;

  • d.

    grote productie-installatie op land: een productie-installatie op land die geen kleine productie-installatie op land en geen middelgrote productie-installatie op land is;

  • e.

    zee: het continentaal plat en het deel van het Nederlands territoir dat ligt aan de zeezijde van de in de bijlage bij de wet vastgelegde lijn;

  • f.

    kleine productie-installatie op zee: een productie-installatie op zee zonder installatie voor het behandelen van koolwaterstoffen, tenzij de installatie uitsluitend water of gascondensaat afscheidt en de koolwaterstoffen niet afkomstig zijn van één of meer andere productie-installaties;

  • g.

    grote productie-installatie op zee: een productie-installatie op zee, die geen kleine productie-installatie op zee is;

  • h.

    essentiële wijziging: een wijziging in het ontwerp, de aard of de omvang van de productie-installatie, de gehele of gedeeltelijke verwijdering van een productie-installatie, het buiten gebruik stellen van een boorgat of een put;

  • i.

    neutrale wijziging: een wijziging van de installatie die geen beoordeling vergt van de mogelijke gevolgen voor de veiligheid of het milieu.

B

De vergoeding voor het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 133, eerste lid, onderdeel b, van de wet in verband met een mijnbouwwerk

  • 1.

    De vergoeding, die jaarlijks in rekening wordt gebracht aan een exploitant van een productie-installatie bedraagt: € 5.284.

  • 2.

    De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt verhoogd met:

    • a.

      € 653 per jaar voor iedere kleine productie-installatie op land, waaronder het geval dat de exploitant de productie heeft gestaakt en het geval dat een exploitant de productie heeft gestaakt van een middelgrote installatie op land tot het gereed zijn van de uitvoering van het sluitingsplan of de beschrijving van maatregelen, bedoeld in de artikelen 40, respectievelijk 40a, van het Mijnbouwbesluit;

    • b.

      € 1.306 per jaar voor een kleine productie-installatie op zee waarvan de exploitant de productie heeft gestaakt tot het gereed zijn van de uitvoering van het verwijderingsplan, bedoeld in artikel 60, van het Mijnbouwbesluit;

    • c.

      € 3.264 per jaar voor een kleine productie-installatie op zee en voor een middelgrote productie-installatie op land, alsmede, in het geval dat de exploitant de productie heeft gestaakt, voor een grote productie-installatie op land of zee, tot het gereed zijn van de uitvoering van het sluitingsplan, de beschrijving van maatregelen, of het verwijderingsplan, bedoeld in de artikelen 40, 40a, respectievelijk 60, van het Mijnbouwbesluit;

    • d.

      € 6.529 per jaar voor een grote productie-installatie op zee en een grote productie-installatie op land;

    • e.

      € 9.793 voor het tijdsevenredige deel van een jaar dat de oprichting van een nieuwe productie-installatie wordt beoordeeld tot 6 maanden na de aanvang van de winning, na de ontvangst van:

    • f.

      € 9.793 voor het tijdsevenredige deel van een jaar dat een essentiële wijziging van een bestaande productie-installatie, met uitzondering van een wijziging van een kleine productie-installatie op land of een neutrale wijziging van een andere productie-installatie, wordt beoordeeld tot 6 maanden na het in bedrijf nemen van de gewijzigde installatie of na de uitvoering van de ontmanteling, bedoeld in artikel 45e, eerste lid, van de wet onder aftrek van het tijdsevenredige deel van een jaar van de verhoging, bedoeld in de onderdelen c en d, na de ontvangst van:

    • g.

      € 140 per dag, gedurende de duur van boorgatactiviteiten als bedoeld in artikel 1, onderdeel y, onder 1° en 2°, van de wet, waarbij een boorgatafsluiter wordt toegepast met een werkdruk van maximaal 68,95 MPa (689,5 bar);

    • h.

      € 279 per dag, gedurende de duur van boorgatactiviteiten als bedoeld in artikel 1, onderdeel y, onder 1° en 2°, van de wet, waarbij op enig moment een boorgatafsluiter wordt toegepast met een werkdruk hoger dan 68,95 MPa (689,5 bar);

    • i.

      € 209 per dag, gedurende de duur van boorgatactiviteiten als bedoeld in artikel 1, onderdeel y, onder 3°, van de wet;

    • j.

      € 4.396 voor de beoordeling van een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 45m of 45n van de wet;

    • k.

      € 2.917 voor de beoordeling van een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 45o of 45p van de wet.

  • 3.

    De vergoeding, die in rekening wordt gebracht aan een eigenaar van een niet-productie-installatie, bedraagt voor het toezicht op iedere afzonderlijke installatie eenmalig voor de periode van een jaar vanaf het eerste dagrapport, bedoeld in artikel 8.2.2.1. van deze regeling: € 13.057.

C

De vergoeding, bedoeld in artikel 133, eerste lid, onderdeel b, van de wet, in verband met een gastransportnet

De vergoeding die jaarlijks in rekening wordt gebracht bij:

  • a.

    een netbeheerder van een gastransportnet anders dan het landelijk gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Gaswet, met uitzondering van een gastransportnet met uitsluitend hoge druk gastransport, bedraagt: € 9,50 per jaar per 100 aansluitingen;

  • b.

    de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Gaswet is gelijk aan het bedrag dat aan de netbeheerder, bedoeld onder a, met de meeste aansluitingen in rekening wordt gebracht;

  • c.

    de netbeheerder van een gastransportnet met uitsluitend hoge druk gastransport is gelijk aan het bedrag dat aan de netbeheerder, bedoeld onder a, met de minste aansluitingen in rekening wordt gebracht.

D

De vergoeding voor het nemen van een besluit, het adviseren over of instemmen met, het beoordelen van een melding, het beoordelen van gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 133, eerste lid, onderdeel a, van de wet en een rapport inzake grote gevaren, als bedoeld in artikel 127, eerste lid, onderdeel f, van de wet

  • 1.

    De vergoeding voor het nemen van een besluit, het adviseren over of instemmen met of het doen van een beoordeling op aanvraag in tabel 2 is gelijk aan het bij de desbetreffende categorie genoemde bedrag in tabel 1 te verhogen met de kosten voor het bekendmaken of mededelen van ontwerpbesluiten en besluiten in de media.

  • 2.

    In het geval krachtens artikel 14.2 van de Omgevingsregeling een vergoeding verschuldigd is, wordt die vergoeding verhoogd met de bijkomende vergoeding van kosten, bedoeld in onderdeel E.

Tabel 1

A

€ 40.370,00

B

Vervallen

C

€ 18.980,00

D

€ 16.150,00

E

Vervallen

F

Vervallen

G

Vervallen

H

€ 8.480,00

I

Vervallen

J

€ 5.500,00

K

€ 4.540,00

L

€ 3.800,00

M

€ 2.030,00

N

€ 1.080,00

O

Nihil

Tabel 2

a.

het intrekken van een besluit of het beoordelen van een melding

artikel 161a, tweede lid, onderdelen b, f en g, van het besluit

O

b.

het verlenen van een opsporingsvergunning of winningsvergunning

artikel 6, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk b, van de wet

H

c.

het wijzigen van een opsporingsvergunning of winningsvergunning

artikelen 18, 19, 20 en 143, achtste lid, van de wet

J

d.

intrekken van een opsporingsvergunning

artikel 21 in samenhang met artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de wet

M

e.

het intrekken van een winningsvergunning

artikel 21 in samenhang met artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van de wet

J

f.

de instemming met en wijziging van de instemming met een winningsplan op land

artikel 34, derde lid, van de wet

A

g.

de instemming met en wijziging van de instemming met een winningsplan op land van ondergeschikte aard

artikel 34, derde lid, en vierde lid, onderdeel b, van de wet

C

h.

de instemming met en wijziging van de instemming met een winningsplan voor een locatie gelegen op het continentaal plat of in de territoriale zee

artikel 34, derde lid, van de wet

J

i.

vervallen

j.

vervallen

k.

vervallen

l.

vervallen

m.

vervallen

n.

vervallen

o.

vervallen

p.

vervallen

q.

vervallen

r.

vervallen

s.

de instemming met een rapport inzake grote gevaren inzake:

– nieuwe productie-installatie op zee of

– essentiële wijzigingen van het algemene deel en één specifiek deel van een bestaande productie-installatie op zee

artikel 45b, tweede lid, onderscheidenlijk 45e, tweede lid, van de wet

D

t.

de instemming met een rapport inzake grote gevaren inzake:

– nieuwe niet-productie-installatie op zee of

– essentiële wijzigingen van het algemene deel en één specifiek deel van een bestaande niet productie-installatie op zee

artikel 45b, tweede lid, onderscheidenlijk 45f, tweede lid, van de wet

D

u.

de beoordeling van een extra specifiek deel van een rapport inzake grote gevaren of een wijziging daarvan als bedoeld onder s en t

artikel 45b, tweede lid, onderscheidenlijk 45f, tweede lid, van de wet

K

v.

vervallen

w.

vervallen

x.

vervallen

y.

vervallen

z.

het verlenen of wijzigen van een vergunning of ontheffing voor het gebruik van ontplofbare stoffen voor verkenningsonderzoek in totaal voor de activiteit

artikel 22, eerste lid, van het besluit, onderscheidenlijk artikel 2.2.4, derde lid, van de regeling

L

aa.

de instemming met het meetplan en de ontheffing voor meetapparatuur

artikel 30, vijfde lid, onderscheidenlijk 35, derde lid, van het besluit

N

bb.

de instemming met en wijziging van de instemming met een verwijderingsplan mijnbouwwerk, kabels, pijpleidingen

artikelen 44a, eerste en vijfde lid, en 45, vierde lid, van de wet

J

cc.

vervallen

dd.

het verlenen of wijzigen van een ontheffing van de verplichting van het voorzien van een mijnbouwinstallatie van een helikopterdek

artikel 51, vijfde lid, van het besluit

J

ee.

het verlenen of wijzigen van een instemming met de plaatsing van een mijnbouwinstallatie

artikel 55, eerste lid, van het besluit

M

ff.

het verlenen of wijzigen van een vergunning voor het leggen van pijpleidingen op zee of het na uitvoering van een milieueffectrapportage verlenen of wijzigen van een vergunning voor het leggen van pijpleidingen op land

artikel 94, eerste lid, van het besluit, onderscheidenlijk artikel 95 in samenhang met artikel 94, eerste lid, van het besluit

K

gg.

het intrekken van een vergunning voor het leggen van pijpleidingen op zee of op land

artikel 94, eerste lid, van het besluit, onderscheidenlijk artikel 95 in samenhang met artikel 94, eerste lid, van het besluit

M

hh.

het verlenen van een instemming tot ingebruikname pijpleiding, de frequentie van het onderzoek te verminderen of her-ingebruikname pijpleiding

artikelen 97, eerste lid, 99, vierde lid, onderscheidenlijk 101, van het besluit

N

ii.

vervallen

jj.

vervallen

kk.

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor de boorgatafsluiters, het hoofdbedieningsverdeelwerk, een persproef, de beveiligingen, de beveiligingsinstallatie, de verbuizing, de zij-inlaat, het spuitkruis, de afdichtconstructie, de afdichting of pijpstuk onder deze afdichting, van een boorgat of put, of inzake een oliehoudend mengsel, boorvloeistof, OPF-vloeistof, boorgruis of het lozen van chemicaliën

artikelen 8.3.1.4, zesde lid, 8.3.1.5, tweede lid, 8.3.2.2, vierde lid, 8.3.4.1, vierde lid, artikel 8.4.1, vijfde lid, 8.4.3, eerste, derde en vierde lid, 8.4.5, vierde lid, 8.4.8, eerste, tweede en derde lid, 9.1.3, tweede lid, artikel 9.1.5, tweede lid, 9.2.3, tweede lid, 9.2.4, tweede lid, 9.2.5, eerste lid, 9.2.6, eerste en derde lid, onderscheidenlijk 9.2.6a, van de regeling

N

ll.

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor het buiten gebruik stellen van een boorgat of put

artikel 8.5.1.4, eerste lid, van de regeling

L

mm.

beoordelen van een melding buiten werking stellen

artikel 44, eerste lid, en artikel 45, eerste lid, van de wet

M

nn.

verlenen van ontheffing en wijziging van de ontheffing van overleggen verwijderingsplan

artikelen 44b, eerste lid, en 45, derde lid, van de wet juncto artikel 40e van het besluit.

M

oo.

besluit tot instemming op rapport over de verwijdering mijnbouwwerk, kabels, pijpleidingen

artikelen 44c, tweede en derde lid, en 45, vierde lid, van de wet

J

E

Bijkomende vergoeding van kosten

De vergoeding, bedoeld in de onderdelen B en D, wordt verhoogd met:

  • a.

    de kosten van onderzoek, bedoeld in artikel 127, eerste lid, onderdeel d, van de wet naar:

    • 1°.

      de effecten van de wijze van winning alsmede de daarmee verband houdende activiteiten;

    • 2°.

      de effecten van bodembeweging ten gevolge van de winning en de maatregelen ter voorkoming van schade door bodembeweging;

    • 3°.

      de risico’s voor omwonenden, gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan;

    • 4°.

      het nemen van monsters die nodig zijn voor het onderzoek;

    • 5°.

      het berekenen van risico’s en het uitvoeren analyses op monsters, indien van belang in verband met de effecten, bedoeld in subonderdelen 1° en 2° of de risico’s, bedoeld in subonderdeel 3°, en

  • b.

    de kosten, die zijn gemaakt voor het onderzoek, bedoeld in onderdeel a, die betrekking hebben op de volgende componenten:

    • 1°.

      berekeningen, controleberekeningen, literatuurstudies, analyses, modelstudies en onderzoeken;

    • 2°.

      het opstellen van rapportages en adviezen;

    • 3°.

      laboratoriumkosten;

    • 4°.

      verwerkings- en verzendkosten;

    • 5°.

      administratiekosten;

    • 6°.

      reis-, vervoers- en verblijfskosten van de bij de werkzaamheden betrokkenen;

    • 7°.

      een bedrag per uur per met de werkzaamheden belaste persoon;

    • 8°.

      overige kosten die verband houden met deze werkzaamheden.

Bijlage

15a

behorende bij artikel 12.2, tweede lid

A. De vergoeding voor het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 133, eerste lid, onderdeel b, van de wet in verband met een mijnbouwwerk voor het opsporen en winnen van aardwarmte

  • 1.

    De vergoeding die jaarlijks in rekening wordt gebracht aan een houder van een startvergunning aardwarmte, bedraagt € 6.157.

  • 2.

    De vergoeding die jaarlijks in rekening wordt gebracht aan een houder van een vervolgvergunning aardwarmte, bedraagt € 5.367.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de vergoeding niet in rekening gebracht in het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend.

B. De vergoeding voor het nemen van een besluit, adviseren over of instemmen met, beoordelen van een melding en beoordelen van gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 133, eerste lid, onderdeel a, van de wet

  • 1.

    De vergoeding voor het nemen van een besluit, het adviseren over of het instemmen met of het doen van een beoordeling op aanvraag is gelijk aan het bij de desbetreffende handeling genoemde bedrag in onderstaande tabel, te verhogen met de kosten voor het bekendmaken of mededelen van ontwerpbesluiten en besluiten in de media.

  • 2.

    In het geval krachtens de Regeling leges omgevingsvergunning rijksoverheid een vergoeding verschuldigd is, blijven de artikelen 2.13 en 2.15 van die regeling buiten toepassing, indien in deze bijlage in een vergoeding is voorzien.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is de vergoeding voor het nemen van een besluit, het adviseren over of het instemmen met of het doen van een beoordeling op een aanvraag die is ingediend voor 1 mei 2023, gelijk aan nul.

a

het intrekken van een besluit

artikel 161a, tweede lid, onderdelen b, c, en f tot en met j, van het besluit

€ 0

b

het verlenen van een toewijzing zoekgebied

artikel 24d van de wet

€ 5.494

c

het wijzigen van een toewijzing zoekgebied

artikel 24l, eerste lid, van de wet

€ 5.709

d

het intrekken van een toewijzing zoekgebied

artikel 24l, eerste lid, van de wet

€ 2.107

e

het verlenen van een startvergunning (uitgebreide procedure)

artikelen 24n in samenhang met 24r van de wet

€ 39.370

f

het wijzigen van een startvergunning

artikel 24ab, eerste en tweede lid, van de wet

€ 14.224

g

het intrekken van een startvergunning

artikel 24ab, eerste en tweede lid, van de wet

€ 4.920

h

het verlenen van een vervolgvergunning (uitgebreide procedure)

artikelen 24ae in samenhang met 24ag van de wet

€ 39.370

i

het verlenen van een vervolgvergunning (reguliere procedure)

artikel 24ae van de wet

€ 12.195

j

het wijzigen van een vervolgvergunning

artikel 24ao, eerste en tweede lid, van de wet

€ 13.650

k

het intrekken van een vervolgvergunning

artikel 24ao, eerste en tweede lid, van de wet

€ 2.460

l

het instemmen met de aanwijzing van een uitvoerder

artikel 24z, derde lid, van de wet

€ 4.400

m

het wijzigen of intrekken van de instemming met de aanwijzing van een uitvoerder

artikel 24z, zesde lid, van de wet

€ 4.400

n

het verlenen of wijzigen van een omgevingsvergunning met de reguliere procedure

artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, en paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 3.3, vierde lid, van het Besluit omgevingsrecht

€ 8.148

o

het verlenen of wijzigen van een omgevingsvergunning met de uitgebreide procedure

artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, en paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 3.3, vierde lid, van het Besluit omgevingsrecht

€ 15.742

p

het verlenen van een omgevingsvergunning inzake een verandering van een inrichting of mijnbouwwerk of de werking daarvan, die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu met de reguliere procedure

artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, paragraaf 3.2 in samenhang met artikel 3.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 3.3, vierde lid, van het Besluit omgevingsrecht

€ 5.500

q

het verlenen van een omgevingsvergunning inzake een verandering van een inrichting of mijnbouwwerk of de werking daarvan, die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu met de uitgebreide procedure

artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, en paragraaf 3.3 en art. 3.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 3.3, vierde lid, van het Besluit omgevingsrecht

€ 8.480

r

het verlenen van een omgevingsvergunning met beoordeling milieueffectrapportage met de reguliere procedure

artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, en paragraaf 3.2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede artikel 7.16 van de Wet milieubeheer

€ 10.600

s

het verlenen van een omgevingsvergunning met beoordeling milieueffectrapportage met de uitgebreide procedure

artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, en paragraaf 3.3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede artikel 7.16 van de Wet milieubeheer

€ 13.160

t

het verlenen van een omgevingsvergunning met een milieueffectrapportage met de reguliere procedure

artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, en paragraaf 3.2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.28 van de Wet milieubeheer

€ 16.150

u

het verlenen van een omgevingsvergunning met een milieueffectrapportage met de uitgebreide procedure

artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, en paragraaf 3.3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.28 van de Wet milieubeheer

€ 18.980

v

het verlenen van een vergunning voor het gebruik van ontplofbare stoffen voor verkenningsonderzoek, te verrichten anders dan in oppervlaktewater

artikel 22, eerste lid, van het besluit

€ 4.400

w

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor verkenningsonderzoek binnen een afstand van 100 m van hoofdwaterkerende dijken

artikel 2.2.4, derde lid, van de regeling

€ 12.240

x

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor verkenningsonderzoek op afstand kleiner dan 50 m van gebouwen of objecten

artikel 2.2.4, derde lid, van de regeling

€ 12.240

y

de ontheffing voor meetapparatuur

artikel 35, derde lid, van het besluit

€ 1.324

z

het instemmen met het meetplan

artikel 30, derde lid, van het besluit

€ 1.080

aa

het na uitvoering van een milieueffectrapportage verlenen van een vergunning voor het leggen van pijpleidingen

artikel 95 in samenhang met artikel 94, eerste lid, van het besluit

€ 4.361

bb

het verlenen van een instemming de frequentie van het onderzoek te verminderen

artikel 99, vierde lid, van het besluit

€ 1.984

cc

het instemmen met her-ingebruikname van de pijpleiding

artikel 101, eerste lid, van het besluit

€ 1.640

dd

het instemmen met en wijzigen van de instemming met een verwijderingsplan mijnbouwwerk, kabels of pijpleidingen

artikelen 44a, eerste en vijfde lid, en 45, vierde lid, van de wet

€ 5.500

ee

het beoordelen van een melding van het voornemen om werkzaamheden uit te voeren, het wijzigen van die melding

artikel 7 van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw

€ 1.020

ff

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor de boorgatafsluiters of de uitbreiding van de beveiligingsinstallatie

artikel 8.3.1.4, zesde lid, van de regeling

€ 1.620

gg

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor het hoofdbedieningsverdeelwerk

artikel 8.3.1.5, tweede lid, van de regeling

€ 1.404

hh

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor een persproef

artikel 8.3.2.2, vierde lid, van de regeling

€ 1.404

ii

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor het aantal beveiligingen van de put

artikel 8.3.4.1, vierde lid, van de regeling

€ 1.440

jj

het verlenen of wijzigen van een ontheffing voor bepaalde gevallen, inzake een effectieve en duurzame methode voor het buiten gebruik stellen van putten.

artikel 8.5.1.4, eerste lid, van de regeling

€ 2.628

kk

het beoordelen van een melding buiten werking stellen

artikel 44, eerste lid, en artikel 45, eerste lid, van de wet

€ 2.030

ll

het verlenen van ontheffing en wijzigen van de ontheffing van overleggen verwijderingsplan

artikelen 44b, eerste lid, en 45, derde lid, van de wet, in samenhang met artikel 40e van het besluit

€ 2.030

mm

het instemmen met het rapport over de verwijdering mijnbouwwerk, kabels, pijpleidingen

artikelen 44c, derde lid, en 45, vierde lid, van de wet

€ 5.500

C. Bijkomende vergoeding van kosten

De vergoeding, bedoeld in de onderdelen A en B, wordt verhoogd met:

  • a.

    de kosten van onderzoek, bedoeld in artikel 127, eerste lid, onderdeel d, van de wet, naar:

    • 1°.

      de effecten van de wijze van winning alsmede de daarmee verband houdende activiteiten;

    • 2°.

      de effecten van bodembeweging ten gevolge van de winning en de maatregelen ter voorkoming van schade door bodembeweging;

    • 3°.

      de risico’s voor omwonenden, gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan;

    • 4°.

      het nemen van monsters die nodig zijn voor het onderzoek;

    • 5°.

      het berekenen van risico’s en het uitvoeren van analyses op monsters, indien van belang in verband met de effecten, bedoeld in subonderdelen 1° en 2° of de risico’s, bedoeld in subonderdeel 3°; en

  • b.

    de kosten, die zijn gemaakt voor het onderzoek, bedoeld in onderdeel a, die betrekking hebben op de volgende componenten:

    • 1°.

      berekeningen, controleberekeningen, literatuurstudies, analyses, modelstudies en onderzoeken;

    • 2°.

      het opstellen van rapportages en adviezen;

    • 3°.

      laboratoriumkosten;

    • 4°.

      verwerkings- en verzendkosten;

    • 5°.

      administratiekosten;

    • 6°.

      een bedrag per uur per met de werkzaamheden belaste persoon;

    • 7°.

      overige kosten die verband houden met deze werkzaamheden.

Bijlage

16

Productielocaties Groningenveld (bijlage als bedoeld in artikel 1.3a.1, tweede lid, van de Mijnbouwregeling)

Amsweer

AMR-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11,-12

Bierum

BIR-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11,-12,-13

De Eeker

EKR-101,-102,-103,-104,-105,-107,-108,-109,-110,-111,-112, -201,-202,-203,-204,-205,-206,-207,-208,-209, -210

Eemskanaal

EKL-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11,-12,-13

Kooipolder

KPD-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11,-12

Leermens

LRM-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11

De Paauwen

PAU-2,-3,-4,-5,-6

Oudeweg

OWG-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11

Overschild

OVS-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11

Ten Post

POS-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11

Schaapbulten

SCB-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11

Siddeburen

SDB-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11

Slochteren

SLO-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9, FRB-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8

Spitsbergen

SPI-101,-102,-103,-104,-105,-106,-107,-108,-109,-110, -201,-202,-203,-204,-205,-206,-207,-208,-209

Scheemderzwaag

SZW-101,-102,-103,-104,-105,-106,-107,-108,-109, -110, -201,-202,-203,-204,-205,-206,-207,-208,-209, -210

’t Zandt

ZND-2,-3,-4,-5,-7,-9,-10,-12

Tjuchem

TJM-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11

Tusschenklappen

TUS-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10, SAP-6,-7,-8,-9,-10,-11,-12,-13,-15

Zuiderpolder

ZDP-1,-2,-3,-4,-5,-6,-7,-8,-9,-10,-11,-12

Zuiderveen

ZVN-2,-3,-4,-5,-7,-8,-9,-10,-11,-12,-13