Wet van 29 april 2004 tot implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (Overleveringswet)

Overleveringswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie van 13 juni 2002 (2002/584/JBZ), gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 190 van 18 juli 2002, noodzaakt tot het stellen van nieuwe regels voor de overlevering van personen tussen lidstaten van de Europese Unie en daarmee verbandhoudende andere vormen van rechtshulp;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Afdeling

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    overlevering: de terbeschikkingstelling van een persoon door de justitiële autoriteiten van de ene lidstaat aan de justitiële autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie ten behoeve van hetzij een in die andere lidstaat tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek, hetzij de tenuitvoerlegging van een hem opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel;

  • b.

    Europees aanhoudingsbevel: de schriftelijk vastgelegde beslissing van een justitiële autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie strekkende tot de aanhouding en de overlevering van een persoon door de justitiële autoriteit van een andere lidstaat;

  • c.

    vrijheidsstraffen: door de rechter op te leggen straffen met een vrijheidsbenemend karakter alsmede de door deze naast of in plaats van een straf op te leggen maatregelen strekkende tot vrijheidsbeneming;

  • d.

    opgeëiste persoon: de persoon op wie een Europees aanhoudingsbevel, een signalering in het Schengen-informatiesysteem of via Interpol strekkende tot aanhouding en overlevering betrekking heeft;

  • e.

    officier van justitie: voor zover aldus vermeld, elke officier van justitie, en overigens de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam;

  • f.

    rechter-commissaris: voor zover aldus vermeld, elke rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, en overigens, de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam;

  • g.

    rechtbank: de rechtbank Amsterdam;

  • h.

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • i.

    uitvaardigende justitiële autoriteit: de justitiële autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, krachtens het nationale recht bevoegd tot het afgeven van een Europees aanhoudingsbevel;

  • j.

    uitvaardigende lidstaat: de lidstaat van de Europese Unie waar de uitvaardigende justitiële autoriteit werkzaam is;

  • k.

    uitvoerende justitiële autoriteit: de justitiële autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, krachtens het nationale recht bevoegd tot het nemen van de beslissing tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel;

  • l.

    uitvoerende lidstaat: de lidstaat van de Europese Unie waar de uitvoerende justitiële autoriteit werkzaam is;

  • m.

    Uitvoeringsovereenkomst van Schengen: de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, Schengen, 19 juni 1990 (Trb. 1985, 101);

  • n.

    EU-rechtshulpovereenkomst 2000: de Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, Brussel, 29 mei 2000 (Trb. 2000, 96);

  • o.

    Verordening EOM: de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283).

Artikel

1a

In afwijking van de onderdelen b, i en j van artikel 1 wordt voor de toepassing van hoofdstuk II van deze wet ten behoeve van de uitoefening van de taken van het Europees Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening EOM, gelezen voor:

  • Europees aanhoudingsbevel: de schriftelijk vastgelegde beslissing op grond van artikel 33, tweede lid, van de Verordening EOM strekkende tot de aanhouding en de overlevering van een persoon door de justitiële autoriteit van een andere lidstaat;

  • uitvaardigende justitiële autoriteit: de justitiële autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, krachtens het nationale recht bevoegd tot het afgeven van een Europees aanhoudingsbevel of de gedelegeerd Europese aanklager bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM;

  • uitvaardigende lidstaat: de lidstaat van de Europese Unie waar de uitvaardigende justitiële autoriteit of de gedelegeerd Europese aanklager bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM werkzaam is.

Afdeling

2

Europees aanhoudingsbevel

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Hoofdstuk

II

Overlevering door Nederland

Afdeling

1

Voorwaarden voor overlevering

Artikel

5

Overlevering geschiedt uitsluitend aan uitvaardigende justitiële autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Unie en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

7

Artikel

8

Met vrijheidsstraffen van langere duur dan twaalf maanden worden voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld: levenslange vrijheidsstraffen en vrijheidsstraffen van onbepaalde duur.

Artikel

9

Artikel

10

Overlevering wordt niet toegestaan indien de opgeëiste persoon ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt.

Artikel

11

Artikel

12

Overlevering kan worden geweigerd indien het Europees aanhoudingsbevel strekt tot de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat overeenkomstig de procedurevoorschriften van de uitvaardigende lidstaat:

  • a.

    de verdachte tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van het proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt; of

  • b.

    de verdachte op de hoogte was van het voorgenomen proces en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren en dat die advocaat tijdens het proces zijn verdediging heeft gevoerd; of

  • c.

    de verdachte nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:

    • 1°.

      uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist; of

    • 2°.

      niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend; of

  • d.

    de beslissing niet in persoon aan de verdachte is betekend, maar:

    • 1°.

      hem na zijn overlevering onverwijld in persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing en

    • 2°.

      hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.

Artikel

12a

Artikel

13

Artikel

14

Afdeling

2

Procedure voor overlevering

§

A

Voorlopige aanhouding

Artikel

15

Op basis van een signalering als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, kan de voorlopige aanhouding worden bevolen van een zich in Nederland bevindende opgeëiste persoon.

Artikel

16

Een vreemdeling die op grond van artikel 54, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering is aangehouden, kan op bevel van de officier of hulpofficier van justitie in het arrondissement waar hij werd aangehouden worden opgehouden, indien gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat te zijnen aanzien onverwijld een signalering als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, zal worden gedaan dan wel een Europees aanhoudingsbevel zal worden ontvangen. Artikel 56a, eerste tot en met derde lid, van dat wetboek is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Een opgeëiste persoon wiens bewaring overeenkomstig artikel 18 is bevolen, wordt – behoudens de mogelijkheid van verdere vrijheidsbeneming uit anderen hoofde – in vrijheid gesteld:

  • a.

    zodra zulks door de rechtbank, de rechter-commissaris of de officier van justitie, ambtshalve of op verzoek van de opgeëiste persoon of diens raadsman, wordt gelast;

  • b.

    zodra de bewaring twintig dagen heeft geduurd en het Europees aanhoudingsbevel nog niet is ontvangen.

§

B

Aanhouding

Artikel

20

Artikel

21

§

Ba

Advocaat in uitvaardigende lidstaat

Artikel

21a

De opgeëiste persoon die is aangehouden, kan verzoeken een advocaat in de uitvaardigende lidstaat aan te wijzen met het oog op het, door het verstrekken van informatie en advies, verlenen van bijstand aan zijn raadsman in Nederland ten behoeve van de procedure voor overlevering in Nederland. De officier van justitie stelt na ontvangst van het verzoek de uitvaardigende justitiële autoriteit terstond van het verzoek in kennis; de termijnen voor de behandeling van het Europees aanhoudingsbevel gelden onverkort.

§

C

Beslissing over de overlevering

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

De officier van justitie brengt de uitspraak van de rechtbank onverwijld ter kennis van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Indien de overlevering is toegestaan, vermeldt hij hetzij de termijn waarbinnen de overlevering dient plaats te vinden, hetzij het bestaan van een concurrerend uitleveringsverzoek of een overleveringsverzoek van het Internationaal Strafhof of een ander internationaal tribunaal.

§

D

Voortgezette vrijheidsbeneming en feitelijke overlevering

Artikel

33

Een krachtens artikel 27 bevolen vrijheidsbeneming wordt – behoudens de mogelijkheid van verdere vrijheidsbeneming uit anderen hoofde – beëindigd zodra:

  • a.

    zulks door de rechtbank of door de officier van justitie, ambtshalve of op verzoek van de opgeëiste persoon of diens raadsman, wordt gelast;

  • b.

    zij sedert de dag van de uitspraak tien dagen heeft geduurd, tenzij de rechtbank, op vordering van de officier van justitie, de vrijheidsbeneming inmiddels heeft verlengd.

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Bij de feitelijke overlevering deelt de officier van justitie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit of, in voorkomend geval, aan de bevoegde centrale autoriteit de duur van de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon met het oog op zijn overlevering, mee.

§

E

Verkorte procedure

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

§

F

Recht op rechtsbijstand

Artikel

43a

Hoofdstuk

III

Overlevering aan Nederland

Artikel

44

Elke rechter-commissaris kan fungeren als uitvaardigende justitiële autoriteit.

Artikel

45

Artikel

45a

Artikel

45b

In de gevallen als bedoeld in artikel 45a, eerste lid, onderdeel d, verstrekt de uitvaardigende rechter-commissaris op verzoek van de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd en die nog niet officieel van de tegen hem ingestelde strafprocedure in kennis is gesteld, onverwijld en door tussenkomst van de uitvoerende justitiële autoriteit, een afschrift van het vonnis, dat ten grondslag ligt aan het Europees aanhoudingsbevel. Artikel 408, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is in dit geval niet van toepassing.

Artikel

46

Artikel

47

De uitvaardigende rechter-commissaris is met het oog op de behandeling en uitvoering van het door hem afgegeven Europees aanhoudingsbevel bevoegd de uitvoerende justitiële autoriteit op verzoek of eigener beweging aanvullende informatie te verstrekken en, in voorkomend geval, schriftelijk de voorwaarden overeen te komen in het geval de opgeëiste persoon voorlopig ter beschikking wordt gesteld.

Artikel

48

De voorwaarden die door de buitenlandse uitvoerende justitiële autoriteit in overeenstemming met het op 13 juni 2002 door de Raad vastgestelde kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (PbEG L 190) worden gesteld bij de overlevering van de opgeëiste persoon aan Nederland, zijn verbindend voor iedere persoon of instantie die in Nederland is belast met een publieke taak.

Artikel

48a

Na ontvangst van een kennisgeving van de uitvoerende justitiële autoriteit dat de opgeëiste persoon heeft verzocht om aanwijzing van een in Nederland ingeschreven advocaat met het oog op het, door het verstrekken van informatie en advies, verlenen van bijstand aan zijn raadsman in de uitvoerende lidstaat ten behoeve van de procedure voor overlevering in die lidstaat, verstrekt de uitvaardigende rechter-commissaris, al dan niet door tussenkomst van die autoriteit, de daarvoor benodigde gegevens aan de opgeëiste persoon. Deze verstrekking vindt onverwijld plaats; de termijnen voor behandeling van het Europees aanhoudingsbevel gelden onverkort.

Hoofdstuk

IV

Andere vormen van rechtshulp

Afdeling

1

Op verzoek van het buitenland

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Afdeling

2

Op verzoek van Nederland

Artikel

55

Elke rechter-commissaris kan de uitvoerende justitiële autoriteit verzoeken voorwerpen, aangetroffen in het bezit van degene wiens overlevering hij op basis van een signalering als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid of van een Europees aanhoudingsbevel heeft gevraagd, in beslag te nemen en aan hem over te dragen.

Artikel

56

Artikel

57

De rechter-commissaris kan de uitvoerende justitiële autoriteit verzoeken om de persoon die op basis van een door hem afgegeven Europees aanhoudingsbevel is aangehouden, voorafgaand aan de beslissing over diens overlevering:

  • a.

    te horen in zijn aanwezigheid dan wel in de aanwezigheid van een door hem aangewezen vertegenwoordiger;

  • b.

    tijdelijk over te brengen naar Nederland.

Artikel

58

Hoofdstuk

V

Slotbepalingen

Artikel

59

Krachtens deze wet gegeven bevelen tot inverzekeringstelling of bewaring, dan wel tot verlenging van een termijn van vrijheidsbeneming, worden gedagtekend en ondertekend. De grond voor uitvaardiging wordt in het bevel vermeld. Aan degene op wie het bevel betrekking heeft, wordt onverwijld een afschrift daarvan uitgereikt.

Artikel

60

Artikel

61

Personen die krachtens deze wet in verzekering of in bewaring zijn gesteld, of wier gevangenneming of gevangenhouding is bevolen, worden behandeld als verdachten die krachtens het Wetboek van Strafvordering aan een overeenkomstige maatregel zijn onderworpen.

Artikel

64

Artikel

66

De termijnen, genoemd in de artikelen 19, onder b, 22, en 37, eerste en tweede lid, lopen niet gedurende de tijd dat de betrokkene zich aan de verdere tenuitvoerlegging van de in die artikelen bedoelde bevelen heeft onttrokken.

Artikel

67

Artikel

69

De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op:

  • a.

    overlevering van gedeserteerde schepelingen aan autoriteiten van de staat waartoe zij behoren;

  • b.

    overlevering van leden van een vreemde krijgsmacht en van personen die met hen zijn gelijkgesteld, aan de bevoegde militaire autoriteiten, voor zover die overlevering geschiedt krachtens een overeenkomst met een of meer staten waarmee Nederland bondgenootschappelijke betrekkingen onderhoudt.

Artikel

70

De officier van justitie draagt zorg voor een halfjaarlijkse rapportage aan Onze Minister over:

  • a.

    het aantal Europese aanhoudingsbevelen dat is ontvangen en in behandeling is genomen;

  • b.

    het aantal malen dat de verkorte procedure is toegepast;

  • c.

    het aantal malen dat verhoor door de rechtbank heeft plaatsgevonden;

  • d.

    het aantal malen dat de rechtbank de overlevering heeft toegestaan en geweigerd;

  • e.

    de gemiddelde duur van de procedures, bedoeld onder b en c.

Artikel

71

Wijzigt de Uitleveringswet.

Artikel

72

Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

73

Onze Minister zendt binnen drie jaren na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de toepassing van deze wet op de overlevering door Nederland, in het bijzonder over de effecten van de behandeling van overleveringsverzoeken in één instantie.

Artikel

74

Artikel

75

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2004. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2003, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

76

Deze wet wordt aangehaald als: Overleveringswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

Bijlage

1

bij de Overleveringswet

Lijst van strafbare feiten als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Overleveringswet

  • 1.

    deelneming aan een criminele organisatie;

  • 2.

    terrorisme;

  • 3.

    mensenhandel;

  • 4.

    seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;

  • 5.

    illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

  • 6.

    illegale handel in wapens, munitie en explosieven;

  • 7.

    corruptie;

  • 8.

    fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;

  • 9.

    witwassen van opbrengsten van misdrijven;

  • 10.

    vervalsing met inbegrip van namaak van de euro;

  • 11.

    informaticacriminaliteit;

  • 12.

    milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde planten- en boomsoorten;

  • 13.

    hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf;

  • 14.

    moord en doodslag, zware mishandeling;

  • 15.

    illegale handel in menselijke organen en weefsels;

  • 16.

    ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;

  • 17.

    racisme en vreemdelingenhaat;

  • 18.

    georganiseerde of gewapende diefstal;

  • 19.

    illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen;

  • 20.

    oplichting;

  • 21.

    racketeering en afpersing;

  • 22.

    namaak van producten en productpiraterij;

  • 23.

    vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen;

  • 24.

    illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars;

  • 25.

    illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen;

  • 26.

    handel in gestolen voertuigen;

  • 27.

    verkrachting;

  • 28.

    opzettelijke brandstichting;

  • 29.

    misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen;

  • 30.

    kaping van vliegtuigen of schepen;

  • 31.

    sabotage.

Bijlage

2

bij de Overleveringswet

Model voor het Europees aanhoudingsbevel als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Overleveringswet

Europees arrestatiebevel

Dit bevel is uitgevaardigd door een bevoegde rechterlijke autoriteit. Ik verzoek om aanhouding en overlevering van de hieronder genoemde persoon met het oog op strafvervolging of tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel.

a) Gegevens betreffende de identiteit van de gezochte persoon

Naam: ........................................................................................................................

....................................................................................................................................

Voornaam of voornamen: ............................................................................................

...................................................................................................................................

Meisjesnaam, in voorkomend geval: .............................................................................

Bijnamen, in voorkomend geval: ...................................................................................

Geslacht: .....................................................................................................................

Nationaliteit: ................................................................................................................

Geboortedatum: ..........................................................................................................

Geboorteplaats: ...........................................................................................................

Verblijfplaats en/of bekend adres: ................................................................................

Indien bekend: taal/talen die de gezochte persoon begrijpt: ...........................................

....................................................................................................................................

Bijzondere kenmerken/beschrijving van de gezochte persoon: ...........

....................................................................................................................................

Foto en vingerafdrukken van de gezochte persoon, indien die beschikbaar zijn en mogen worden verzonden, of contactadres van de persoon die gecontacteerd moet worden om die informatie of een DNA-profiel te verkrijgen (indien deze gegevens beschikbaar zijn en toegezonden mogen worden, maar niet zijn opgenomen)

b) Besluit dat aan dit aanhoudingsbevel ten grondslag ligt

1. Aanhoudingsbevel of een gelijkwaardige rechterlijke beslissing:

Soort: ...........................................................................................................................

2. Voor uitvoerlegging vatbaar vonnis: ............................................................................

......................................................................................................................................

Referentie: .....................................................................................................................

c) Gegevens betreffende de duur van de straf

1. Maximumduur van de vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel die voor het strafbare feit/de strafbare feiten kan worden opgelegd: ....................................

.........................................................................................................................................

2. Duur van de opgelegde vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel:

.........................................................................................................................................

Nog uit te zitten straf: ........................................................................................................

.........................................................................................................................................

d) Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:

  • 1.

    □ Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

  • 2.

    □ Nee, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

  • 3.

    Indien u het vakje «nee» (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

    • □ 3.1a  de betrokkene is in persoon gedagvaard op ... (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet tijdens het proces verschijnt;

      OF

    • □ 3.1b de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

      OF

    • □ 3.2 de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

      OF

    • □ 3.3 nadat de beslissing aan hem was betekend op ... (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:

      □ heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

      OF

      □ heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend;

      OF

    • □ 3.4 de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar

      • de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en

      • de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en

      • de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk ... dagen.

  • 4.

    Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:..........................................................

e) Strafbare feiten

Dit bevel heeft betrekking op in totaal ............................... strafbare feiten.

Beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd/de strafbare feiten zijn gepleegd, met inbegrip van het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de gezochte persoon bij het strafbare feit/de strafbare feiten .....................................................................

...............................................................................................................................................

Aard en wettelijke kwalificatie van het strafbare feit/de strafbare feiten en toepasselijke wettelijke bepaling/wetboek: .....................................................

........................................................................................................................................

I. Geef in voorkomend geval aan of het gaat om één of meer van de volgende strafbare feiten waarop in de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel staat met een maximum van ten minste drie jaar en zoals omschreven in het recht van de uitvaardigende lidstaat (vakje aankruisen):

□ Deelneming aan een criminele organisatie

□ Terrorisme

□ Mensenhandel

□ Seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie

□ Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen

□ Illegale handel in wapens, munitie en explosieven

□ Corruptie

□ Fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen

□ Witwassen van opbrengsten van misdrijven

□ Valsemunterij met inbegrip van namaak van de euro

□ Informaticacriminaliteit

□ Milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten

□ Hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijf

□ Moord en doodslag, zware mishandeling

□ Illegale handel in menselijke organen en weefsels

□ Ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling

□ Racisme en vreemdelingenhaat

□ Georganiseerde of gewapende diefstal

□ Illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen

□ Oplichting

□ Racketeering en afpersing

□ Namaak van producten en productpiraterij

□ Vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten

□ Vervalsing van betaalmiddelen

□ Illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars

□ Illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen

□ Handel in gestolen voertuigen

□ Verkrachting

□ Opzettelijke brandstichting

□ Misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen

□ Kaping van vliegtuigen of schepen

□ Sabotage.

II. Volledige omschrijving van het strafbare feit of de strafbare feiten die niet onder de in punt I genoemde strafbare feiten vallen:

.......................................................................................................................................

.......................................................................................................................................

f) Andere voor de zaak relevante omstandigheden (facultatieve informatie)

(NB: bijvoorbeeld opmerkingen over extra-territorialiteit, stuiting van de verjaring en andere gevolgen van het strafbare feit) ...................................

......................................................................................................................................

g) Dit bevel heeft tevens betrekking op de inbeslagneming en de overdracht van voorwerpen die als bewijsmiddel moeten dienen. Dit bevel heeft tevens betrekking op de inbeslagneming en de overdracht van voorwerpen die de gezochte persoon uit het strafbare feit heeft verkregen

Beschrijving en plaats van de voorwerpen (indien bekend):

........................................................................................................................................

........................................................................................................................................

........................................................................................................................................

h) Het strafbare feit/de strafbare feiten dat/die aan dit bevel ten grondslag ligt/liggen, is/zijn strafbaar gesteld met/heeft(hebben) geleid tot een vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel welke levenslange vrijheidsbeneming meebrengt:

– de rechtsorde van de uitvaardigende lidstaat voorziet in de herziening van de opgelegde straf – op verzoek of ten minste na 20 jaar – strekkende tot niet-uitvoering van de straf en/of

– de rechtsorde van de uitvaardigende lidstaat voorziet in de toepassing van gratiemaatregelen waarvoor de betrokkene krachtens de wetgeving of praktijk van de uitvaardigende lidstaat in aanmerking komt, en die strekken tot niet-uitvoering van de straf.

i) Rechterlijke autoriteit die het bevel heeft uitgevaardigd

Officiële naam: ...............................................................................................................

.......................................................................................................................................

Naam van haar vertegenwoordiger: .....................................

.......................................................................................................................................

Functie (titel/rang): ..........................................................................................................

........................................................................................................................................

Dossiernummer: ...............................................................................................................

Adres: .............................................................................................................................

........................................................................................................................................

Tel.: (landnummer) (netnummer) (...) .................................................................................

Fax: (landnummer) (netnummer) (...) .................................................................................

E.mailadres: .....................................................................................................................

Adresgegevens van de persoon die moet worden gecontacteerd om de nodig praktische afspraken te maken voor de overlevering:

.........................................................................................................................................

Indien een centrale autoriteit is belast met de administratieve toezending en ontvangst van Europese aanhoudingsbevelen:

Naam van de centrale autoriteit: .........................................................................................

Contactpersoon, in voorkomend geval (titel/rang en naam):

..........................................................................................................................................

Adres: ...............................................................................................................................

Tel.: (landnummer) (netnummer) (...) ..................................................................................

Fax: (landnummer) (netnummer) (...) ..................................................................................

E-mailadres: ......................................................................................................................

Handtekening van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit en/of haar vertegenwoordiger:

Naam: ...............................................................................................................................

Functie (titel/rang): .............................................................................................................

Datum: ..............................................................................................................................

Officieel stempel (indien beschikbaar)