Wet van 9 juli 2004 tot regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet kinderopvang)

Wet kinderopvang

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is om regels te stellen met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en om de kwaliteit van kinderopvang te waarborgen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Kinderopvang

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Artikel

1.1a

Vervallen

Artikel

2

Vervallen

Afdeling

2

Kinderopvangtoeslag

Paragraaf

1

Uitvoering van de kinderopvangtoeslag

Artikel

1.3

Artikel

1.4

Paragraaf

2

Aanspraak op kinderopvangtoeslag

Artikel

1.5

Artikel

1.6

Artikel

1.6a

In afwijking van de artikelen 1.5 en 1.6, heeft een ouder als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a, voor zover die ouder de arbeid verricht als gastouder, geen aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.

Artikel

1.6b

Artikel

1.7

Artikel

1.8

Artikel

1.9

Paragraaf

3

Financiële middelen tot dekking van kinderopvangtoeslag

Artikel

1.10

Paragraaf

4

Overige bepalingen

Artikel

1.11

De kinderopvangtoeslag blijft buiten beschouwing bij de verlening van andere op het inkomen of vermogen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen.

Artikel

1.12

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

1.22

Vervallen

Artikel

1.23

Door vernummering vervallen.

Artikel

1.24

Vervallen

Artikel

1.25

Vervallen

Artikel

1.26

Vervallen

Artikel

1.27

Vervallen

Artikel

1.28

Vervallen

Artikel

1.29

Vervallen

Artikel

1.30

Vervallen

Artikel

1.31

Vervallen

Artikel

1.32

Vervallen

Artikel

1.33

Vervallen

Artikel

1.34

Vervallen

Paragraaf

5

Voortzetting aanspraak tegemoetkomingen

Artikel

1.35

Vervallen

Paragraaf

6

Invordering

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Artikel

1.38

Vervallen

Artikel

1.39

Vervallen

Paragraaf

7

Overige bepalingen

Artikel

1.40

Vervallen

Artikel

1.41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

1.44

Vervallen

Afdeling

3

Kwaliteit kindercentrum, voorziening voor gastouderopvang en gastouderbureau

Paragraaf

1

Aanvraag en registratie

Artikel

1.45

Artikel

1.46

Artikel

1.47

Artikel

1.47a

Artikel

1.47b

Artikel

1.48

Artikel

1.48a

Artikel

1.48b

Artikel

1.48c

Vervallen

Paragraaf

2

Eisen

Artikel

1.48d

Artikel

1.49

Artikel

1.50

Artikel

1.50a

De houder van een kindercentrum neemt deel aan het overleg tussen het college en de bevoegde gezagsorganen van scholen over het onderwijsachterstandenbeleid, bedoeld in de artikelen 160 en 161 van de Wet op het primair onderwijs en werkt mee aan de totstandkoming van de afspraken en de nakoming ervan.

Artikel

1.50b

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de kwaliteit van voorschoolse educatie, indien dit wordt gesubsidieerd door het college. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

  • a.

    de opleidingseisen en de scholingseisen waaraan de beroepskrachten voorschoolse educatie voldoen;

  • b.

    het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie in relatie tot het aantal kinderen;

  • c.

    de groepsgrootte; en

  • d.

    de minimum omvang van de voorschoolse educatie.

Artikel

1.51

De houder van een gastouderbureau voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder van het gastouderbureau legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving, in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico's de opvang van kinderen met zich brengt.

Artikel

1.51a

Artikel

1.51b

Artikel

1.51c

Artikel

1.52

Artikel

1.53

Bij regeling van Onze Minister kunnen ten behoeve van een goede uitvoering van dit hoofdstuk regels worden gesteld met betrekking tot de administratie van gegevens bij een kindercentrum en de informatieverstrekking door een kindercentrum aan ouders.

Artikel

1.54

Artikel

1.54a

Artikel

1.55

Artikel

1.56

Artikel

1.56a

De houder van een gastouderbureau maakt ten behoeve van een goede uitvoering van de bij of krachtens deze afdeling gestelde regels gebruik van het burgerservicenummer van de ouder.

Artikel

1.56b

Artikel

1.57

Vervallen

Artikel

1.57b

Artikel

1.57c

Artikel

1.57d

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de artikelen 1.57b en 1.57c en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit hoofdstuk de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel

1.57e

Paragraaf

3

Oudercommissie

Artikel

1.58

Artikel

1.58a

Artikel

1.59

Artikel

1.60

Paragraaf

4

Ouderparticipatiecrèches

Artikel

1.60a

Van ouderparticipatieopvang is sprake, indien:

  • a.

    de kinderopvang uitsluitend verzorgd wordt door ten minste één ouder van elk van de kinderen die in de ouderparticipatiecrèche wordt opgevangen;

  • b.

    de kinderopvang niet verzorgd wordt op het woonadres van een ouder;

  • c.

    participerende ouders niet worden bezoldigd voor werkzaamheden bij een ouderparticipatiecrèche;

  • d.

    uitsluitend één of meer ouders van de kinderen die in de ouderparticipatiecrèche worden opgevangen de houder is van de ouderparticipatiecrèche; en

  • e.

    uit de statuten, reglement of beleidsplan en administratie van de ouderparticipatiecrèche blijkt dat de ouderparticipatiecrèche alle inkomsten ten bate van verantwoorde kinderopvang aanwendt.

Artikel

1.60b

Afdeling

4

Handhaving

Paragraaf

1

Toezicht op de naleving

Artikel

1.61

Artikel

1.61a

Artikel

1.62

Artikel

1.63

Artikel

1.64

Onze Minister kan beleidsregels stellen omtrent de door de toezichthouder te hanteren werkwijze voor een onderzoek als bedoeld in deze paragraaf.

Paragraaf

2

Gemeentelijk ingrijpen

Artikel

1.65

Artikel

1.66

Paragraaf

2a

Geschillen

Artikel

1.66a

Artikel

1.66b

Paragraaf

2b

Informatieverstrekking aan de GGD

Artikel

1.67

Vervallen

Artikel

1.67a

De Dienst Toeslagen verstrekt aan de GGD kosteloos de gegevens en inlichtingen waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor het toezicht op de naleving van de bij of krachtens hoofdstuk 1 gestelde regels.

Paragraaf

3

Informatie aan minister door colleges van burgemeester en wethouders

Artikel

1.68

Vervallen

Artikel

1.69

Vervallen

Artikel

1.70

Vervallen

Afdeling

5

Opsporing en sancties

Paragraaf

1

Opsporing

Artikel

71

Vervallen

Paragraaf

2

Bestuurlijke boeten

Artikel

1.72

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Vervallen

Artikel

77

Vervallen

Artikel

78

Vervallen

Artikel

79

Vervallen

Artikel

1.80

Indien het college voornemens is een bestuurlijke boete op te leggen, geeft hij de overtreder daarvan kennis onder de vermelding van de gronden waarop het voornemen berust en overlegging van het rapport.

Paragraaf

3

Vermelding handhaving

Artikel

1.81

Artikel

82

Vervallen

Artikel

83

Vervallen

Artikel

84

Vervallen

Artikel

85

Vervallen

Artikel

1.86

Vervallen

Afdeling

6

Experimenten

Artikel

1.87

Artikel

1.88

Artikel

1.89

Vervallen

Hoofdstuk

2

Kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

2.1

Vervallen

Afdeling

2

Kwaliteit peuterspeelzalen

Paragraaf

1

Aanvraag en registratie

Artikel

2.2

Vervallen

Artikel

2.3

Vervallen

Artikel

2.4

Vervallen

Artikel

2.4a

Vervallen

Artikel

2.4b

Vervallen

Paragraaf

2

Eisen

Artikel

2.5

Vervallen

Artikel

2.6

Vervallen

Artikel

2.7

Vervallen

Artikel

2.8

Vervallen

Artikel

2.9

Vervallen

Artikel

2.9a

Vervallen

Artikel

2.9b

Vervallen

Artikel

2.9c

Vervallen

Artikel

2.10

Vervallen

Artikel

2.11

Vervallen

Artikel

2.12

Vervallen

Artikel

2.13

Vervallen

Artikel

2.13a

Vervallen

Artikel

2.13b

Vervallen

Artikel

2.13c

Vervallen

Paragraaf

3

Oudercommissie

Artikel

2.14

Vervallen

Artikel

2.15

Vervallen

Artikel

2.16

Vervallen

Artikel

2.17

Vervallen

Artikel

2.18

Vervallen

Afdeling

3

Handhaving

Paragraaf

1

Toezicht op de naleving

Artikel

2.19

Vervallen

Artikel

2.19a

Vervallen

Artikel

2.20

Vervallen

Artikel

2.21

Vervallen

Artikel

2.22

Vervallen

Paragraaf

2

Gemeentelijk ingrijpen

Artikel

2.23

Vervallen

Artikel

2.24

Vervallen

Paragraaf

2a

Geschillen

Artikel

2.24a

Vervallen

Artikel

2.24b

Vervallen

Paragraaf

3

Informatie aan minister door colleges

Artikel

2.25

Vervallen

Artikel

2.26

Vervallen

Afdeling

4

Sancties

Artikel

2.27

Vervallen

Artikel

2.28

Vervallen

Paragraaf

4a

Vermelding handhaving

Artikel

2.28a

Vervallen

Afdeling

5

Experimenten

Artikel

2.29

Vervallen

Artikel

2.30

Vervallen

Artikel

2.31

Vervallen

Hoofdstuk

3

Overgangs- en slotbepalingen

Paragraaf

1

Overgangsbepalingen

Artikel

3.1

De inschrijvingen van de voorzieningen, bedoeld in artikel 1.48, eerste en tweede lid, die op 1 januari 2014 in het register buitenlandse kinderopvang staan opgenomen vervallen van rechtswege met ingang van 1 januari 2018.

Artikel

3.2

Artikel

3.2b

Artikel 1.6, tweede en derde lid, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C en D, van de Wet van 2 december 2020 tot wijziging van de Wet Kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag (Stb. 2020, 518) blijft tot een jaar na dat tijdstip van toepassing, indien de ouder:

  • a.

    op de dag voor dat tijdstip aanspraak had op kinderopvangtoeslag, en

  • b.

    hij of zijn partner op dat tijdstip arbeid verrichtte, niet zijnde tegenwoordige arbeid waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten dan wel inkomen dat hiermee gelijkgesteld wordt op grond van artikel 1.6, vierde lid.

Paragraaf

2

Slotbepalingen

Artikel

3.3

Artikel

3.5

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen over de in hoofdstuk 1 van deze wet geregelde onderwerpen regels worden gesteld voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel

3.5a

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wet van 8 november 2023 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een structurele regeling voor meertalige dagopvang (Stb. 2023, 412), aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van die wet in de praktijk. In het verslag wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

  • a.

    de werking in de praktijk van het maximumpercentage van 50% per dag;

  • b.

    de effecten op het aanbod en de kwaliteit van de kinderopvang;

  • c.

    de effecten op de werkzaamheden van de beroepskrachten meertalige kinderopvang en de pedagogische beleidsmedewerkers werkzaam bij de meertalige kinderopvang.

Daarbij dient rekening te worden gehouden met alle talen, bedoeld in artikel 1.55, derde lid.

Artikel

3.6

Deze wet wordt aangehaald als: Wet kinderopvang.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Tavarnelle
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid , A. J. de Geus
De Staatssecretaris van Financiën , J. G. Wijn
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , C. I. J. M. Ross-van Dorp
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner