Besluit van de Minister van Economische Zaken van 23 augustus 2004, nr. WJZ 4053550, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Economische Zaken 2004 (Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004)

Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004

De Minister van Economische Zaken,

Besluit:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    de minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b.

    de hoofden van dienst:

    • 1°.

      de directeur-generaal van de Buitenlandse Economische Betrekkingen,

    • 2°.

      de directeur-generaal van Economische Politiek,

    • 3°.

      de directeur-generaal van Energie,

    • 4°.

      de directeur-generaal van Ondernemen en Innovatie,

    • 5°.

      de directeur-generaal van Telecommunicatie en Post,

    • 6°.

      de directeur van de Auditdienst,

    • 7°.

      de directeur Communicatie,

    • 8°.

      de directeur Financieel-Economische Zaken,

    • 9°.

      de projectdirecteur Informatiemanagement en Automatisering,

    • 10°.

      de directeur Interne Zaken,

    • 11°.

      de directeur Personeel en Organisatie,

    • 12°.

      de directeur Wetgeving en Juridische Zaken,

    • 13°.

      de directeur van het Bureau voor de Industriële Eigendom,

    • 14°.

      de directeur van het Centraal Planbureau,

    • 15°.

      de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie;

    • 16°.

      de algemeen directeur van de EVD,

    • 17°.

      de inspecteur-generaal der mijnen,

    • 18°.

      de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit,

    • 19°.

      de algemeen directeur van SenterNovem en

    • 20°.

      de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom;

  • c.

    P&O-aangelegenheden: aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;

  • d.

    BBRA: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

  • e.

    ARAR: Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel

2

Het in dit besluit ten aanzien van de minister bepaalde is van overeenkomstige toepassing voor de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Artikel

3

Artikel

4

Bij of krachtens dit besluit verleend mandaat, volmacht en machtiging heeft geen betrekking op:

  • a.

    het beslissen op een bezwaarschrift door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen en

  • b.

    aangelegenheden waarbij de gemandateerde belanghebbende is.

§

2

Mandaat, volmacht en machtiging

Artikel

5

Aan de secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

  • a.

    aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499);

  • b.

    het vaststellen van circulaires, met uitzondering van circulaires die naar het oordeel van de secretaris-generaal door de minister of een hoofd van dienst moeten worden vastgesteld;

  • c.

    het vaststellen van de werkterreinen van de hoofden van dienst;

  • d.

    aangelegenheden op het werkterrein van de hoofden van dienst:

    • 1°.

      ten aanzien waarvan de secretaris-generaal in een incidenteel geval aan een hoofd van dienst mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld of

    • 2°.

      die door een hoofd van dienst aan de secretaris-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de secretaris-generaal door een ander hoofd van dienst moeten worden behandeld;

  • e.

    aangelegenheden op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover niet vallend onder artikel 3, tweede lid, onder a, of behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

  • f.

    het uitoefenen van de bevoegdheden van de minister inzake benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges, voor zover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Aan de directeur-generaal van de Buitenlandse Economische Betrekkingen wordt mandaat en machtiging verleend inzake de benoeming en het ontslag van leden van de Adviescommissie exportkredietverzekering opkomende markten en van het Adviescollege Programma Samenwerking Oost-Europa.

Artikel

9

Aan de directeur-generaal van Energie wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met:

  • a.

    de Mijnbouwwet, het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling, met uitzondering van het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen waarvoor in artikel 14 mandaat, volmacht en machtiging wordt verleend aan de inspecteur-generaal der mijnen;

  • b.

    benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de Mijnraad;

  • c.

    benoeming, schorsing en ontslag van de Technische commissie bodembeweging;

  • d.

    benoeming en ontslag van de leden van de Raad van Toezicht van de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland;

  • e.

    benoeming en ontslag van de bestuursleden van de stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten.

Artikel

10

Aan de directeur-generaal van Ondernemen en Innovatie wordt mandaat en machtiging verleend inzake de benoeming en het ontslag van de leden van de Gemeenschappelijke Raadgevende Commissie.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Aan de algemeen directeur van SenterNovem, de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom en de algemeen directeur van de EVD wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten die in mandaat zijn genomen door hem of door hem aangewezen ambtenaren.

Artikel

15

Aan de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

  • a.

    de P&O-aangelegenheden van de Dienst uitvoering en toezicht energie;

  • b.

    het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, tegen besluiten die zijn gebaseerd op de artikelen genoemd in artikel 16;

  • c.

    het behandelen van bezwaar- en beroepschriften die zijn gericht tegen een besluit op grond van de in artikel 16 genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet dat vóór of op 1 januari 2001 is voorbereid door of namens de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie, en is genomen en ondertekend namens de minister door één van de hoofden van dienst, bedoeld in artikel 1;

  • d.

    de voorbereiding van een beslissing op bezwaar en de behandeling van een beroepschrift, dat is gericht tegen een besluit op grond van de in artikel 16 genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of Gaswet dat vóór 1 januari 2001 is voorbereid door of namens de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie en dat is genomen en ondertekend door de minister.

Artikel

16

Aan de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met:

§

3

Instructies

Artikel

17

Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

  • a.

    ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

  • b.

    de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

  • c.

    artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

Artikel

18

Het krachtens mandaat of volmacht ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

§

4

Ondermandaat

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

§

5

Vervanging

Artikel

22

§

6

Ondertekening bij afwezigheid minister

Artikel

23

§

7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

25

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, het hoofd van het bureau secretaris-generaal, de hoofden van dienst en hun plaatsvervangers en de Algemene Rekenkamer.

Artikel

26

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2004.

Artikel

27

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Economische Zaken, L.J.Brinkhorst