Besluit van 7 oktober 2004, houdende regels met betrekking tot de afgifte, de ontvangst en het vervoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen)
Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 april 2004, nr. MJZ2004039319, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
De Raad van State gehoord (advies van 28 juni 2004, nr W08.04.0159/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 oktober 2004, nr. MJZ 2004093834, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
route-inzameling: inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen volgens een vooraf bepaalde route waarbij de afvalstoffen tijdens het vervoer worden samengevoegd met gelijksoortige afvalstoffen die worden afgegeven door verschillende personen.
§
2
De ontvangstmelding
Artikel
2
1
De in artikel 10.40, eerste lid, van de wet gestelde verplichting geldt niet voor andere dan de ingevolge het tweede lid aangewezen categorieën van gevallen.
2
Als categorieën van gevallen waarvoor de in artikel 10.40, eerste lid, van de wet gestelde verplichting geldt, worden aangewezen de categorieën van gevallen waarin:
voor het opslaan van verontreinigde grond, waaronder begrepen verontreinigde baggerspecie, die van buiten de inrichting afkomstig is, met een opslagcapaciteit ten aanzien daarvan van 50 m3 of meer, of
3°.
voor het overslaan van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen, die van buiten de inrichting afkomstig zijn, met een opslagcapaciteit ten aanzien daarvan van 50 m3 of meer, en
b.
de afgifte, bedoeld onder a, geen betrekking heeft op:
1°.
afvalstoffen die binnen een inrichting als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder a, zijn ontstaan en binnen die inrichting nuttig worden toegepast of worden verwijderd;
2°.
afvalstoffen door een persoon die buiten Nederland is gevestigd en ten aanzien waarvan een kennisgeving op grond van de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen is gedaan;
3°.
onbeheerd aangetroffen bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, die door of vanwege een bestuursorgaan worden opgeruimd;
4°.
bedrijfsafvalstoffen in een hoeveelheid van niet meer dan 50 kilogram per afgifte, of
5°.
gevaarlijke afvalstoffen die worden afgegeven aan een inrichting waarin gevaarlijke afvalstoffen uitsluitend in een hoeveelheid van niet meer dan 50 kilogram per afgifte in ontvangst mogen worden genomen.
3
Een persoon als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid, van de wet voor wie de in dat lid gestelde verplichting ingevolge dit besluit niet geldt, registreert de in dat lid bedoelde gegevens op een zodanige wijze dat:
a.
controle daarvan door degenen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de wet binnen een redelijke termijn mogelijk is, en
b.
deze gedurende ten minste vijf jaar zijn te raadplegen.
4
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van registreren.
Degene die een melding als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid, van de wet doet, meldt daarbij tevens de van toepassing zijnde code van de afvalstoffenlijst en het voor de ontvangst van de afvalstoffen verstrekte afvalstroomnummer.
door inzameling verkregen afvalstoffen die behoren tot een door Onze Minister aangewezen categorie.
4
De in artikel 10.40, eerste lid, aanhef en onder f, van de wet gestelde verplichting geldt niet voor een andere categorie van gevallen dan die waarin de afgifte geschiedt door tussenkomst van een ander die opdracht had de afvalstoffen in te zamelen en naar hem te vervoeren.
binnen twee weken na afloop van de maand waarin een afgifte heeft plaatsgevonden, en
b.
langs elektronische weg of schriftelijk.
6
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de ingevolge artikel 10.40, eerste lid, van de wet en dit besluit te melden gegevens en de wijze waarop de melding wordt gedaan.
De in artikel 10.38, derde lid, van de wet gestelde verplichting geldt niet voor andere dan de ingevolge het tweede lid aangewezen categorieën van gevallen.
Aan artikel 10.38, derde lid, van de wet in verbinding met het eerste lid, onder a, van dat artikel wordt uitvoering gegeven door het melden van het aantal afgiften dat in de voorafgaande maand heeft plaatsgevonden.
2
Aan artikel 10.38, derde lid, van de wet in verbinding met het eerste lid, onder c, van dat artikel wordt, voorzover het betreft de hoeveelheid, uitvoering gegeven door het melden van de totale hoeveelheid afvalstoffen waarvan de afgifte in de voorafgaande maand heeft plaatsgevonden.
3
Degene die een melding als bedoeld in artikel 10.38, derde lid, van de wet doet, meldt daarbij tevens de van toepassing zijnde code van de afvalstoffenlijst.
indien de afvalstoffen aan hem worden afgegeven door een persoon die krachtens artikel 10.45 of 10.48 van de wet bevoegd is zodanige afvalstoffen in te zamelen en deze rechtstreeks naar hem vervoert: aan de persoon bij wie de afvalstoffen worden ingezameld;
b.
in andere gevallen: aan degene die zich van de afvalstoffen ontdoet.
2
De in het eerste lid gestelde verplichting geldt niet voor een in de aanhef van dat lid bedoelde persoon, in de categorieën van gevallen waarin het de afgifte van door route-inzameling verkregen bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen die behoren tot een in de bijlage bij dit besluit aangegeven categorie, of de afgifte van door inzameling verkregen afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder b, betreft en hij voorafgaand aan de route-inzameling onderscheidenlijk de inzameling een afvalstroomnummer aan degene die zodanige afvalstoffen inzamelt, heeft verstrekt.
3
Degene die door een inzameling als bedoeld in het tweede lid bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen in ontvangst neemt en aan wie met toepassing van het tweede lid een afvalstroomnummer is verstrekt, deelt dat afvalstroomnummer mede aan degene die zich van de afvalstoffen ontdoet.
Artikel
9
1
Het afvalstroomnummer bestaat uit:
a.
een voor de persoon die de afvalstoffen in ontvangst neemt, uniek nummer dat aan hem door de meldingsinstantie is verstrekt, en
b.
een nummer dat de persoon die de afvalstoffen in ontvangst neemt, vaststelt.
2
De meldingsinstantie verstrekt op verzoek van een persoon als bedoeld in het eerste lid onverwijld een nummer als bedoeld in het eerste lid, onder a.
3
Een afvalstroomnummer vervalt indien gedurende drie jaar geen melding van de ontvangst van afvalstoffen met gebruikmaking van dat nummer heeft plaatsgevonden.
§
5
De verstrekking van een omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling van afvalstoffen
Degene die ten behoeve van het verstrekken van een omschrijving gebruik maakt van schriftelijk of elektronisch vastgelegde gegevens omtrent aard, eigenschappen en samenstelling van de afvalstoffen, bewaart deze gegevens gedurende ten minste vijf jaar na de laatste afgifte van afvalstoffen waarop die omschrijving betrekking heeft.
4
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van een omschrijving.
bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, waarop de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen van toepassing is, dat vergezeld gaat van een begeleidend document als bedoeld in die verordening;
b.
bedrijfsafvalstoffen in een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B;
c.
bedrijfsafvalstoffen in een hoeveelheid van niet meer dan 500 kilogram op een andere wijze dan in een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B;
d.
gevaarlijke afvalstoffen in een hoeveelheid van niet meer dan 50 kilogram.
2
De in artikel 10.39, eerste lid, onder b, van de wet gestelde verplichting geldt evenmin in de categorieën van gevallen waarin afvalstoffen worden afgegeven aan een persoon die de afvalstoffen door route-inzameling verkrijgt of door inzameling verkrijgt ingeval de afvalstoffen behoren tot een krachtens artikel 3, derde lid, onder b, aangewezen categorie, en het op de afvalstoffen betrekking hebbende afvalstroomnummer met toepassing van artikel 8, derde lid, aan hem is verstrekt.
Artikel
12
1
Onverminderd het tweede lid wordt voor de begeleidingsbrief, bedoeld in artikel 10.39, eerste lid, onder b, van de wet gebruik gemaakt van een bij regeling van Onze Minister vastgesteld formulier dat voor de daarbij aangegeven categorieën van gevallen verschillend kan worden vastgesteld.
2
Onze Minister kan toestemming geven om gebruik te maken van een andere gegevensdrager dan een formulier als bedoeld in het eerste lid.
3
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid. Tevens kunnen daarbij categorieën van gevallen worden aangewezen waarvoor de verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet geldt.