Regeling houdende regels voor de goedkeuring en het gebruik van controleapparaten alsmede de erkenning van installateurs en reparateurs van controleapparaten en tot wijziging van de Regeling taken Dienst Wegverkeer, de Regeling wijze van keuren APK en de Erkenningsregeling snelheidsbegrenzers (Regeling controleapparaten 2005)

Regeling controleapparaten 2005

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister Van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluiten:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    analoog controleapparaat: controleapparaat als bedoeld in bijlage I van verordening (EEG) nr. 3821/85;

  • b.

    digitaal controleapparaat: controleapparaat als bedoeld in bijlage IB van verordening (EEG) nr. 3821/85;

  • c.

    onderzoek: het op grond van artikel 46, onderdeel a en b, verplichte onderzoek van het controleapparaat;

  • d.

    erkenninghouder: een installateur of een reparateur van controleapparaten die op grond van deze regeling als zodanig is erkend;

  • e.

    installateur: natuurlijke persoon of rechtspersoon die bedrijfsmatig de installatie verzorgt van alsmede onderzoeken verricht aan controleapparaten;

  • f.

    reparateur: natuurlijk persoon of rechtspersoon die bedrijfsmatig reparaties uitvoert aan controleapparaten;

  • g.

    importeur: door de fabrikant contractueel erkende importeur;

  • h.

    werkplaats: inrichting waarin een erkenninghouder de werkzaamheden als bedoeld in deze regeling mag verrichten;

  • i.

    inrichting: perceel of enkele kadastraal aangrenzende percelen waarop één of meer gebouwen zijn geplaatst;

  • j.

    mobiele installatie-eenheid: installatie-eenheid waarmee een erkenninghouder afwisselend in verscheidene werkplaatsen als installateur werkzaamheden als bedoeld in deze regeling mag verrichten.

§

2

Goedkeuring controleapparaten

Artikel

2

§

3

Aanvraag en verlening van een erkenning als installateur of reparateur

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De Dienst Wegverkeer kent aan de erkenninghouder toegangscodes toe voor de melding van de installatie of het onderzoek, bedoeld in artikel 36.

§

4

Erkenningseisen

Artikel

8

De aanvrager van een erkenning als installateur of reparateur beschikt over een werkplaats die verwarmd, overdekt, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

§

5

Algemene erkenningsvoorschriften

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

De erkenninghouder zorgt ervoor dat installaties, onderzoeken en reparaties slechts worden uitgevoerd door de in artikel 12 bedoelde personen, bevoegd voor het desbetreffende merk en type controleapparaat.

Artikel

21

Onverminderd het bepaalde in artikel 12 beschikt de erkenninghouder dan wel het door hem aangewezen personeel aantoonbaar over actuele kennis en documentatie vanuit de fabrikant omtrent de in het kader van de erkenning te voeren merken en typen controleapparaat.

Artikel

22

De erkenninghouder meldt bij de Dienst Wegverkeer wijzigingen van of aanvullingen op de reeds in artikel 12, eerste en tweede lid, vermelde gegevens.

Artikel

23

Indien zich een wijziging voordoet van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, zijn zowel de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de erkenning oorspronkelijk was verleend als degene die de bedrijfsvoering voortzet, verplicht de Dienst Wegverkeer hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis te stellen.

§

6

Voorschriften voor installatie, onderzoek en reparatie

Artikel

24

Het controleapparaat wordt geïnstalleerd met inachtneming van de instructies van de fabrikant of importeur met betrekking tot:

  • a.

    het desbetreffende merk controleapparaat;

  • b.

    het functioneren van snelheidsbegrenzers met betrekking tot aspecten die van belang zijn bij de installatie en het onderzoek van controleapparaten;

  • c.

    het functioneren van motorrijtuigen met betrekking tot aspecten die van belang zijn bij de installatie en het onderzoek van controleapparaten.

Artikel

25

De houder van een werkplaatskaart plaatst bij alle werkzaamheden als bedoeld in deze regeling zijn werkplaatskaart direct in het digitale controleapparaat.

Artikel

26

Bij nieuwe voertuigen wordt het digitale controleapparaat uiterlijk geactiveerd en geïnstalleerd op het tijdstip dat het voertuig voor het eerst in gebruik wordt genomen.

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Na het onderzoek wordt een korte rijproef uitgevoerd, waarbij het in artikel 25, tweede lid, bedoelde testregistratieblad dan wel de werkplaatskaart in het controleapparaat aanwezig is, opdat vastgesteld kan worden dat het controleapparaat functioneert.

Artikel

30

Artikel

31

Van iedere reparatie worden de volgende gegevens in het in artikel 11 bedoelde register vastgelegd:

  • a.

    de naam en het adres van de reparateur;

  • b.

    de naam van de persoon die de reparatie heeft uitgevoerd;

  • c.

    merk, type en serienummer van het controleapparaat;

  • d.

    de aard van de reparatie;

  • e.

    de datum en tijd van de reparatie;

  • f.

    de ondertekening door de in onderdeel b bedoelde persoon indien het de reparatie van een analoog controleapparaat betreft.

Artikel

32

De erkenninghouder bewaart de gegevens in het register gedurende ten minste drie jaar vanaf het tijdstip van installatie, onderzoek of reparatie.

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

De erkenninghouder en de houder van een werkplaatskaart dragen er zorg voor dat alle verzamelde gegevens, verkregen bij het installeren, onderzoeken of repareren van digitale controleapparaten juist en volledig zijn opgeslagen en zodanig zijn geordend dat deze eenvoudig door de Dienst Wegverkeer zijn te raadplegen.

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Het in artikel 37, eerste lid, bedoelde installatieplaatje wordt niet eerder aangebracht dan nadat is vastgesteld dat het controleapparaat goed is afgesteld en verzegeld en door de Dienst Wegverkeer is medegedeeld dat:

  • a.

    de in artikel 36 bedoelde melding niet leidt tot een steekproefsgewijze controle van de installatie of het onderzoek door de Dienst Wegverkeer; of

  • b.

    de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de installatie of het onderzoek, doch deze controle niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen; dan wel

  • c.

    de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de installatie of het onderzoek en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de betreffende werkzaamheden.

§

7

Toezicht

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

De erkenninghouder mag in de staat van een motorrijtuig dat aan een controle als bedoeld in artikel 39, tweede lid, zal worden onderworpen, gedurende een periode van 90 minuten na het tijdstip van melding van de installatie of het onderzoek geen wijziging aanbrengen of laten aanbrengen en mag met betrekking tot het voertuig geen metingen verrichten of laten verrichten.

Artikel

42

§

8

Intrekking van een erkenning als installateur of reparateur

Artikel

43

Artikel

44

§

9

Verplichtingen werkgever en zelfstandige

Artikel

45

Artikel

46

De werkgever en de persoon als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid van de Arbeidstijdenwet zorgen ervoor dat:

  • a.

    ten minste eenmaal per twee jaar het controleapparaat door een erkenninghouder als installateur wordt onderzocht;

  • b.

    na iedere verbreking van verzegelingen als bedoeld in hoofdstuk V, paragraaf 4, van bijlage I of als bedoeld in hoofdstuk V, paragraaf 3, van bijlage IB van verordening (EEG) nr. 3821/85, met uitzondering van een verbreking als bedoeld in artikel 28, derde lid, en na iedere wijziging aan het motorrijtuig waardoor wegdraaital of bandenomtrek zijn beïnvloed, het controleapparaat door een erkenninghouder als installateur of reparateur wordt onderzocht;

  • c.

    na ieder onderzoek het controleapparaat door een erkenninghouder als installateur of reparateur is voorzien van een installatieplaatje en van verzegelingen als bedoeld in hoofdstuk V, paragraaf 4, van bijlage I of als bedoeld in hoofdstuk V, paragraaf 3, van bijlage IB van verordening (EEG) nr. 3821/85 dan wel in artikel 37, derde lid;

  • d.

    tijdens het gebruik van het motorrijtuig waarin een analoog dan wel digitaal controleapparaat is geïnstalleerd de maximaal toelaatbare fouten, aangegeven in bijlage I, hoofdstuk III onder f) onder 3 respectievelijk bijlage IB, hoofdstuk III, paragrafen 2 en 3 van verordening nr. (EEG) 3821/85 niet worden overschreden;

  • e.

    de onder c bedoelde verzegelingen ongewijzigd en intact blijven.

§

10

Vrijstellingen

Artikel

47

Van de verplichting tot installatie en gebruik van het controleapparaat zijn vrijgesteld motorrijtuigen die:

§

11

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

48

Wijzigt de Erkenningsregeling snelheidsbegrenzers.

Artikel

49

Wijzigt de Regeling wijze van keuren APK.

Artikel

52

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling controleapparaten 2005.

Artikel

53

Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de Arbeidstijdenwet en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van het digitale controleapparaat (Stb. 2004, 347).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H.Peijs
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. deGeus