Artikel
1.1
1
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
–
ambtenaar: degene die is aangesteld op grond van het ARAR of ARSG;
- –
-
–
arbeidsduurfactor: breuk waarvan de noemer 36 en de teller de voor de ambtenaar vastgestelde wekelijkse arbeidsduur is;
- –
-
–
berekeningsgrondslag: het salaris, vermeerderd met de vakantie-uitkering over dat salaris;
-
–
bevoegd gezag: het tot aanstelling bevoegd gezag;
-
–
levensloopinstelling: een door de ambtenaar gekozen kredietinstelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;
-
–
levenslooprekening: een geblokkeerde rekening op naam van de ambtenaar bij een levensloopinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd;
-
–
levenslooptegoed: de bij een levensloopinstelling opgebouwde voorziening in geld, vermeerderd met de met de daarop gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen, die is bestemd voor een uitkering gedurende een levensloopverlofperiode;
-
–
levensloopverlof: verlof zonder behoud van bezoldiging, waarvoor een uitkering uit het levenslooptegoed wordt toegekend;
-
–
levensloopverlofperiode: de periode gedurende welke de ambtenaar levensloopverlof geniet;
-
–
levensloopverzekering: een verzekering op naam van de ambtenaar bij een levensloopinstelling waarmee een levenslooptegoed wordt opgebouwd;
-
–
loon: loon als bedoeld in artikel 19g, eerste lid, onder b, van de Wet op de loonbelasting 1964;
-
–
spaarperiode: de periode gedurende welke de ambtenaar een voorziening in geld spaart ten behoeve van het opnemen van levensloopverlof;
-
–
vakantie: hetgeen daaronder wordt verstaan in het ARAR of ARSG.
2
Voor de toepassing van deze regeling wordt onder bezoldiging, salaris, salaris per uur en vakantie-uitkering verstaan, hetgeen daaronder wordt verstaan in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.