Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die niet in dienstbetrekking staat tot de financiële dienstverlener of de groep waartoe de financiële dienstverlener behoort;
-
b.
beleggingsobjectprospectus: document waarin de in artikel 35, derde lid, genoemde onderwerpen met betrekking tot een beleggingsobject zijn weergegeven op de bij of krachtens dat artikel voorgeschreven wijze;
-
c.
betalingstermijn: tijdvak dat ligt tussen:
-
1°.
het tijdstip waarop een aanbieder ter uitvoering van een overeenkomst inzake krediet een geldsom ter beschikking stelt of aanvangt met het verschaffen van het genot van een zaak of effect of met het verlenen van een dienst als bedoeld in artikel 4 en het tijdstip waarop de consument gehouden is de eerste betaling ter zake daarvan te hebben gedaan, of
-
2°.
twee opeenvolgende tijdstippen waarop een consument gehouden is ter zake van een overeenkomst inzake krediet een betaling te hebben gedaan;
-
1°.
-
d.
complex product:
-
1°.
financieel product als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, onder 9°, van de wet dat ten minste een gecombineerd financieel product omvat dat afhankelijk is van de ontwikkelingen op financiële markten of andere markten;
-
2°.
recht van deelneming in een beleggingsinstellingals bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, dat op verzoek van de houder daarvan ten laste van de activa van die instelling direct of indirect door die instelling wordt ingekocht of terugbetaald, niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingstelling als bedoeld in artikel 17a, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, of dat niet op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald en, in het laatstgenoemde geval, geen effect is als bedoeld in artikel 1a, onderdeel d, van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995;
-
3°.
levensverzekering, anders dan de verzekering waarbij de verplichting van de aanbieder tot het doen van een uitkering of een reeks van uitkeringen alleen dan ontstaat, indien het overlijden van degene op wiens leven de verzekering betrekking heeft plaatsvindt voor de in de polis genoemde datum;
-
4°.
combinatie van een hypothecair krediet met een levensverzekering als bedoeld onder 3°, of met een spaarrekening als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, onder 5°, van de wet;
-
5°.
beleggingsobject; of
-
6°.
een combinatie van een of meer onder 1° tot en met 5° bedoelde producten met een of meer van de in artikel 1, onderdeel m, van de wet bedoelde producten;
-
1°.
-
e.
consumptief krediet: krediet, niet zijnde hypothecair krediet;
-
f.
doorlopend krediet: een overeenkomst inzake:
-
1°.
geldkrediet waarbij de consument op verschillende tijdstippen geldsommen kan opnemen, voorzover het uitstaande saldo de kredietlimiet niet overschrijdt; of
-
2°.
goederenkrediet waarbij de aanbieder, of een derde gehouden is aan een consument op verschillende tijdstippen het genot van een roerende zaak of een effect te verschaffen of een dienst te verlenen als bedoeld in artikel 4, voorzover het uitstaande saldo de kredietlimiet niet overschrijdt;
-
1°.
-
g.
eindtermen: normen waarin is vastgelegd over welke kennis of vaardigheden een persoon dient te beschikken om een bepaalde financiële dienst met betrekking tot een bepaald financieel product te mogen verlenen;
-
h.
financiële bijsluiter: document waarin de in artikel 39, eerste of tweede lid, genoemde onderwerpen met betrekking tot een complex product zijn weergegeven op de bij of krachtens dat artikel voorgeschreven wijze;
-
i.
gelieerde partij:
-
1°.
rechtspersoon of natuurlijke persoon die met een aanbieder van beleggingsobjecten in een groep is verbonden;
-
2°.
rechtspersoon of natuurlijke persoon die direct of indirect stemrecht kan uitoefenen of anderszins bepaalde rechten kan uitoefenen in een aanbieder van beleggingsobjecten waardoor invloed van betekenis kan worden uitgeoefend op diens zakelijk of financieel beleid;
-
3°.
natuurlijke persoon die een familierechtelijke betrekking of een persoonlijke relatie heeft met een bestuurder van een aanbieder van beleggingsobjecten of met een natuurlijke persoon als bedoeld onder 1° en 2°, op grond van welke betrekking of relatie hij het handelen van de bestuurder of de natuurlijke persoon met betrekking tot aanbieder van beleggingsobjecten kan beïnvloeden; of
-
4°.
een rechtspersoon waarin een bestuurder van een aanbieder van beleggingsobjecten of een natuurlijke persoon als bedoeld onder 3° direct of indirect stemrecht kan uitoefenen of anderszins bepaalde rechten kan uitoefenen waardoor sprake is van invloed van betekenis op het zakelijk of financieel beleid van die rechtspersoon;
-
1°.
-
j.
hypothecair krediet: overeenkomst inzake krediet, bij het aangaan waarvan een recht van hypotheek wordt gevestigd, strekkende tot verhaal bij voorrang van de vordering tot voldoening van de door de consument verschuldigde betaling, dan wel een overeenkomst inzake krediet met betrekking waartoe reeds een zodanig recht is gevestigd en waarbij het krediet wordt verleend tegen een voor hypothecaire financieringen van de aanbieder gebruikelijk effectief kredietvergoedingspercentage;
-
k.
kosten: bedragen die een financiële dienstverlener in rekening brengt of ten laste laat komen van een consument;
-
l.
kredietlimiet: maximum bedrag aan:
-
1°.
door de consument bij de aanbieder van krediet op te nemen geldsommen, ter uitvoering van een overeenkomst inzake doorlopend krediet als bedoeld in onderdeel f, aanhef en onder 1°, of
-
2°.
door de aanbieder van krediet aan de consument te verschaffen genot van een zaak of een effect, of te verlenen dienst als bedoeld in artikel 4, ter uitvoering van een overeenkomst inzake doorlopend krediet als bedoeld in onderdeel f, aanhef en onder 2°;
-
1°.
-
m.
kredietsom:
-
1°.
geldsom die de consument in het kader van een overeenkomst inzake geldkrediet ter beschikking wordt gesteld, met dien verstande, dat indien het doorlopend krediet betreft de kredietlimiet als die geldsom wordt aangemerkt, of
-
2°.
verschil tussen het totaal van de contante waarde van de roerende zaken, effecten of diensten als bedoeld in artikel 4, waarvan de consument het genot wordt verschaft, onderscheidenlijk welke aan de consument worden verleend, in het kader van een overeenkomst inzake goederenkrediet, en de door deze in dat kader gedane contante betalingen, met dien verstande, dat indien het doorlopend krediet betreft de kredietlimiet als dat verschil wordt aangemerkt;
-
1°.
-
n.
kredietvergoeding: kosten ter zake van een overeenkomst inzake krediet;
-
o.
maandlast: bedrag dat een consument verschuldigd is aan betalingen ter zake van krediet, berekend voor één kalendermaand;
-
p.
natura-uitvaartverzekering: verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van de mens die uitsluitend strekt tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties;
-
q.
kredietprospectus: document waarin de in artikel 36, derde en vijfde of zesde lid, genoemde onderwerpen met betrekking tot een krediet zijn weergegeven op de bij of krachtens dat artikel voorgeschreven wijze;
-
r.
provisie: beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, voor het bemiddelen of adviseren ter zake van een financieel product;
-
s.
risico-indicator: weergave van het risiconiveau van een complex product;
-
t.
schadeverzekering: verzekering, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
-
u.
serie van beleggingsobjecten: verzameling van beleggingsobjecten waarvoor op grond van artikel 35 hetzelfde beleggingsobjectprospectus dient te worden opgesteld;
-
v.
termijnbedrag: het bedrag van de betaling die een consument aan het einde van een betalingstermijn moet hebben gedaan;
-
w.
theoretische looptijd: de geschatte lengte van de periode gedurende welke een consument ter zake van een doorlopend krediet gehouden is betalingen te doen;
-
x.
toetstermen: normen waarin is vastgelegd waarop een persoon wordt getoetst om te kunnen vaststellen of deze voldoet aan de eindtermen;
-
y.
totale prijs van het krediet: maandlast vermenigvuldigd met de looptijd van de overeenkomst in kalendermaanden, of, indien het doorlopend krediet betreft, de maandlast vermenigvuldigd met de theoretische looptijd van de overeenkomst uitgedrukt in kalendermaanden;
-
z.
uitstaand saldo:
-
1°.
indien het geldkrediet betreft: het op enig tijdstip bestaande totaal van de tot en met dat tijdstip door de consument opgenomen geldsommen, vermeerderd met de tot en met dat tijdstip aan de consument in rekening gebrachte kredietvergoeding en verminderd met de tot en met dat tijdstip door de consument gedane betalingen;
-
2°.
indien het goederenkrediet betreft: het op enig tijdstip bestaande totaal van de contante waarde van de roerende zaken, effecten of diensten als bedoeld in artikel 4, waarvan tot en met dat tijdstip aan de consument het genot is verschaft, of welke tot en met dat tijdstip aan de consument zijn verleend, vermeerderd met het totaalbedrag van de tot en met dat tijdstip aan de consument in rekening gebrachte kredietvergoeding en verminderd met de tot en met dat tijdstip door de consument gedane betalingen;
-
1°.
-
aa.
de wet: de Wet financiële dienstverlening.