Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 juli 2006, nr. BWL/2006282070, houdende Regeling beoordeling reinigbaarheid van grond
Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
BRL SIKB 7500: Beoordelingsrichtlijn ‘Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie’, versie 2.0, vastgesteld op 28 september 2005;
e.
EOX: extraheerbare organische halogenen;
f.
Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
g.
SIKB-protocol 7510: Protocol ‘Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie’, versie 2.0, vastgesteld op 28 september 2005;
h.
toetsingsregel voor schone grond: de regel, opgenomen in artikel 3, tweede tot en met vierde lid, met betrekking tot de toetsing aan de samenstellingswaarden voor schone grond;
i.
tussenwaarde: de waarde die gelijk is aan de helft van de som van de samenstellingswaarde voor schone grond van een stof en de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond van die stof;
VKB-protocol 1001: VKB-protocol 1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen Bouwstoffenbesluit’, versie 1, vastgesteld op 10 december 2004;
l.
waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond: waarden die gelijk zijn aan of liggen beneden de samenstellingswaarden voor schone grond, dan wel die de samenstellingswaarden voor schone grond overschrijden in ten hoogste de door de toetsingsregel voor schone grond toegestane mate.
Artikel
2
1
In deze regeling wordt verstaan onder grond: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.
2
Onder grond wordt mede verstaan grond die voor ten hoogste 50% (gewichtsprocenten) is vermengd met ander materiaal dan grond, al dan niet met een korrelgrootte van meer dan 2 millimeter.
3
Onder grond wordt niet begrepen: baggerspecie, zijnde grond vrijgekomen via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte.
In afwijking van het eerste lid is ten aanzien van een partij verontreinigde grond overschrijding van de samenstellingswaarde voor schone grond voor ten hoogste drie stoffen toegestaan, indien het aantal getoetste stoffen uit het standaardpakket meer is dan elf.
3
Bij een overschrijding van de samenstellingswaarde voor schone grond, als bedoeld in het tweede lid, bedraagt de getoetste samenstellingswaarde voor:
a.
aldrin/endrin/dieldrin en DDT/DDE/DDD: ten hoogste drie maal de samenstellingswaarde voor schone grond;
b.
elk van de overige stoffen: ten hoogste twee maal de samenstellingswaarde voor schone grond.
4
De getoetste samenstellingswaarde, bedoeld in het derde lid, overstijgt niet de tussenwaarde.
Artikel
4
Als immissiewaarden worden aangemerkt de in bijlage 2, onderdeel D, kolom 3, van het Bouwstoffenbesluit opgenomen waarden voor grond of, indien in genoemde kolom voor een stof geen waarde voor grond is opgenomen, de in die kolom voor die stof opgenomen reguliere waarde.
In afwijking van het eerste lid geldt voor EOX als samenstellingswaarde voor herbruikbare grond de waarde, voor EOX voor ‘overig gebruik’ opgenomen in bijlage 2, onderdeel D, kolom 3, van het Bouwstoffenbesluit. Indien wordt voldaan aan de samenstellingswaarden voor de in EOX aanwezige halogeenverbindingen, zijnde chloorbenzenen, chloorfenolen, PCB’s en organochloorbestrijdingsmiddelen, is voor EOX geen samenstellingswaarde voor herbruikbare grond van toepassing.
Voor de beoordeling van asbest worden de volgende waarden gehanteerd:
a.
Samenstellingswaarde voor schone grond: de detectielimiet;
b.
Samenstellingswaarde voor herbruikbare grond: gewogen norm van 100 mg/kg droge stof (serpentijn asbestgehalte vermeerderd met tien maal het amfibool asbestgehalte);
c.
Interventiewaarde: gewogen norm van 100 mg/kg droge stof (serpentijn asbestgehalte vermeerderd met tien maal het amfibool asbestgehalte).
Artikel
8
Voor de beoordeling van stoffen waarvoor geen waarden zijn vastgesteld in deze regeling, kunnen na overleg met het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu en door tussenkomst van de inspecteur milieuhygiëne waarden worden bepaald door de Minister.
§
3
De beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond
Artikel
9
1
Grond van een verontreinigingsgehalte dat voor enige parameter ligt boven de interventiewaarden is reinigbaar, indien:
a.
de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond voor alle parameters;
b.
de reinigingskosten minder bedragen dan € 75,– per ton, exclusief BTW, en
c.
de hoeveelheid bij de reiniging vrijkomende te storten reststoffen minder bedraagt dan 20% van de droge stof van de te reinigen grond.
2
Grond als bedoeld in het eerste lid is, indien wordt voldaan aan de onderdelen b en c van dat lid, tevens reinigbaar indien de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond en de immissiewaarden voor alle parameters.
3
In het eerste lid, onder a, en het tweede lid, wordt onder alle parameters mede verstaan: de parameters, genoemd in bijlage 1.
Artikel
10
1
Grond van een verontreinigingsgehalte dat voor alle parameters gelijk is aan of ligt onder de interventiewaarden, en dat voor enige parameter ligt boven de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond of als gevolg van uitloging voor enige parameter de immissiewaarden overschrijdt, is reinigbaar, indien:
a.
de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond voor alle parameters;
b.
de reinigingskosten minder bedragen dan € 50,– per ton, exclusief BTW, en
c.
de hoeveelheid bij de reiniging vrijkomende te storten reststoffen minder bedraagt dan 20% van de droge stof van de te reinigen grond.
2
Grond als bedoeld in het eerste lid is, indien wordt voldaan aan de onderdelen b en c van dat lid, tevens reinigbaar indien de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond en de immissiewaarden voor alle parameters.
3
In het eerste lid, onder a, en het tweede lid, wordt onder alle parameters mede verstaan: de parameters, genoemd in bijlage 1.
de reinigingskosten minder bedragen dan € 45,– per ton, exclusief BTW.
Artikel
12
Grond als bedoeld in de aanhef van het eerste lid van de artikelen 9 en 10 die bij toepassing van de artikelen 9, 10 en 11 niet-reinigbaar blijkt te zijn, geldt desalniettemin als reinigbaar mits naar het oordeel van de Minister redelijkerwijs kan worden verwacht dat die grond metterdaad kan worden gereinigd binnen 5 jaar te rekenen met ingang van de dag dat die grond niet-reinigbaar werd beoordeeld en tijdens die periode voldoende opslagcapaciteit voor die grond aanwezig is.
Indien geen reinigingstechniek als bedoeld in het eerste lid voor de betrokken partij grond beschikbaar is, geeft de Minister bij zijn besluit op basis van artikel 2, onderdeel f, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen alle reinigingstechnieken aan met de toepassing waarvan voor de betrokken partij grond kan worden voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 11.
Indien evenmin kan worden voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 12, geeft de Minister in een verklaring aan dat de betrokken partij grond niet-reinigbaar is.
§
4
De beoordeling van de reinigbaarheid van residu dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen verontreinigde grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan
Artikel
14
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
a.
procesmatige reiniging: het, met behulp van een installatie en daarmee samenhangende voorzieningen, beheerst verwijderen van verontreinigingen zodat nuttige toepassing of hergebruik mogelijk wordt;
b.
partij waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan: partij waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waarin een of meer van de parameters voor anorganische stoffen zijn gelegen op of boven de tussenwaarde.
Artikel
15
Het residu van de procesmatige reiniging van een partij waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan, en die is gereinigd overeenkomstig het bepaalde in BRL SIKB 7500 en SIKB-protocol 7510, wordt aangemerkt als niet-reinigbare verontreinigde grond.
§
5
De beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij evident niet-reinigbaar is
Artikel
16
In afwijking van de artikelen 9 tot en met 12 wordt verontreinigde grond in elk geval aangemerkt als niet-reinigbare verontreinigde grond, indien het betreft:
a.
verpakte grondmonsters;
b.
de minerale stof die resteert na de destillatie van het mengsel van oliehoudende boorspoeling en boorgruis.
De aanvraag wordt ingediend bij SenterNovem, onderdeel Bodem+.
2
Voor het indienen van een aanvraag wordt het formulier met toelichting gebruikt, dat is opgenomen in bijlage 2.
3
Bij de aanvraag worden de gegevens verstrekt die zijn aangegeven in bijlage 3.
4
Voor zover § 2, § 3 of § 4 van toepassing is, voldoet de aanvraag voorts aan het in de desbetreffende paragraaf bepaalde.
§
2
Bepalingen met betrekking tot het onderzoek van verontreinigde grond
Artikel
18
Deze paragraaf is niet van toepassing op:
a.
verontreinigde grond met betrekking waartoe § 3 van toepassing is;
b.
partijen met betrekking waartoe toepassing wordt gegeven aan § 4, en
c.
verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij evident niet-reinigbaar is.
Artikel
19
De aanvraag heeft betrekking op een ontgraven en in depot geplaatste partij.
Artikel
20
1
De te beoordelen partij is niet groter dan 2.000 ton.
2
De onderverdeling van een in depot geplaatste partij in partijen van ten hoogste 2.000 ton geschiedt overeenkomstig paragraaf 6.1.2 van VKB-protocol 1001.
Artikel
21
1
De partij wordt in depot bemonsterd overeenkomstig:
a.
VKB-protocol 1001, of;
b.
het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de monstername conform het schema voor de monsterneming ten behoeve van het handhavingsprotocol schone grond.
2
Bij het gebruik van VKB-protocol 1001 wordt bemonsterd overeenkomstig de doelstelling keuring grond in depot(ten behoeve van bewijsmiddel schone grond, categorie 1/2 grond of ernstig verontreinigde grond), zoals opgenomen in tabel 1 van hoofdstuk 6 van genoemd protocol.
3
Bij het gebruik van VKB-protocol 1001 wordt ten aanzien van het nemen van grepen de strategie 2 maal 50 grepen gevolgd, overeenkomstig hoofdstuk 6 van genoemd protocol, met uitzondering van de paragrafen 6.2.2, 6.2.4 en 6.2.5 uit genoemd protocol.
Artikel
22
De voorbehandeling en de analyse van de monsters wordt uitgevoerd overeenkomstig het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de bewerking van monsters en het laboratoriumonderzoek.
Artikel
23
1
Indien de partij wordt bemonsterd ten aanzien van asbest, geschiedt dit overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.
2
De voorbehandeling en de analyse van de monsters wordt uitgevoerd overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.
§
3
Bepalingen met betrekking tot het onderzoek van grond waarvan is gebleken dat zij is verontreinigd met asbest boven een bepaalde waarde
Artikel
24
1
Deze paragraaf is van toepassing op verklaringen voor verontreinigde grond waarvan is gebleken dat zij is verontreinigd met asbest tot boven de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond, bedoeld in onderdeel b van artikel 7.
Voor het indelen van de te ontgraven grond in partijen worden de richtlijnen gehanteerd die zijn opgenomen in bijlage 4.
Artikel
26
De partij wordt bemonsterd overeenkomstig een nader onderzoek asbest, dan wel een depotkeuring, conform NEN 5707 of NEN 5897.
Artikel
27
1
Ten aanzien van asbest worden de voorbehandeling en de analyse van de monsters uitgevoerd overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897.
2
Ten aanzien van andere contaminanten worden de voorbehandeling en de analyse van de monsters uitgevoerd overeenkomstig ISO/IEC 17025 dan wel EN 45001.
§
4
Bepalingen met betrekking tot de aanvraag van een verklaring voor residu dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen verontreinigde grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan
Artikel
28
1
Deze paragraaf is van toepassing op een verklaring voor residu van de procesmatige reiniging van partijen waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan.
2
Artikel 14 is op deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.
Artikel
29
Tenzij in de aanvraag anders is aangegeven, heeft de aanvraag betrekking op de afgifte van een verklaring die zal gelden voor het residu als bedoeld in artikel 28 dat bij de aanvrager van de verklaring ontstaat in de periode van zes maanden nadat de verklaring is afgegeven.
Artikel
30
1
Bij de aanvraag dienen de navolgende gegevens te worden overgelegd:
a.
een geldig bewijs dat de aanvrager op het moment van de aanvraag is gecertificeerd overeenkomstig BRL SIKB 7500 en SIKB-protocol 7510, en
b.
een prognose van de hoeveelheid te produceren niet-reinigbaar te storten residu in de eerstvolgende periode van zes maanden.
Indien de aanvrager in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag de beschikking heeft gehad over een verklaring als bedoeld in deze paragraaf, wordt zijn aanvraag niet in behandeling genomen zolang hij niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 35.
§
5
Bepalingen met betrekking tot een verklaring voor residu dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen verontreinigde grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan
Artikel
32
1
Deze paragraaf is van toepassing op degene die beschikt over een geldige verklaring die is verleend met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2.
2
Indien deze paragraaf van toepassing is:
a.
blijven de artikelen 9 tot en met 12 buiten toepassing met betrekking tot het residu van de procesmatige reiniging van een partij waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan, en
b.
kan degene op wie deze paragraaf van toepassing is, voor het residu bedoeld onder a geen aanvraag indienen op grond van § 1 tot en met 3 van hoofdstuk 2.
3
Deze paragraaf is niet langer van toepassing op degene die schriftelijk heeft verklaard niet langer gebruik te willen maken van deze paragraaf.
Artikel
33
Tenzij in de verklaring anders is aangegeven, is een verklaring die met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2 is verleend, geldig voor alle residu dat bij de houder van de verklaring ontstaat in de periode van zes maanden nadat de verklaring is afgegeven en dat is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van partijen waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan, en die zijn gereinigd overeenkomstig het bepaalde in BRL SIKB 7500 en SIKB-protocol 7510.
Artikel
34
Degene op wie deze paragraaf van toepassing is, houdt de navolgende partijen verontreinigde grond gescheiden:
a.
partijen waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan;
b.
partijen waarop de BRL SIKB 7500 van toepassing is en waaruit naar verwachting reinigbaar residu zal ontstaan;
c.
partijen waarop de BRL SIKB 7500 niet van toepassing is.
Artikel
35
1
Na zes maanden na de datum van afgifte van de verklaring die met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2 is verleend, dienen met betrekking tot de verstreken periode van zes maanden de volgende gegevens te worden overgelegd aan SenterNovem, onderdeel Bodem+:
a.
een overzicht met de herkomst en status van de ingekomen partijen, waarvan het residu onder de verklaring die met toepassing van § 4 van hoofdstuk 2 is verleend, is gestort;
b.
de hoeveelheid ingenomen verontreinigde grond in tonnen droge stof;
c.
de hoeveelheid afgevoerd residu in tonnen gespecificeerd naar verwerker.
2
Jaarlijks dient een materialenbalans over de scheidingsinstallatie van het voorgaande boekjaar te worden overgelegd aan SenterNovem, onderdeel Bodem+.
§
6
De reikwijdte en geldigheid van een verklaring
Artikel
36
In de verklaring wordt aangegeven binnen welke minimum- en maximumwaarden de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond van kracht is.
Artikel
37
1
De verklaring is niet geldig voor een partij die na afgifte van de verklaring meer dan 10% in massa groter blijkt dan in de verklaring is aangegeven.
2
Indien de partij na afgifte van de verklaring meer dan 10% in massa groter blijkt dan in de verklaring is aangegeven, dan wordt het meerdere aangemerkt als een afzonderlijke partij, waarvoor een aparte verklaring moet worden aangevraagd.
§
7
Het wijzigen en intrekken van een verklaring
Artikel
38
Een verklaring kan op verzoek van de houder van de verklaring in elk geval worden gewijzigd:
a.
indien hij de desbetreffende partij wil splitsen in deelpartijen;
b.
in geval de verklaring is gebaseerd op een in situ beoordeling: indien de omvang of de samenstelling van de partij na het ontgraven is gewijzigd.
Artikel
39
Een verklaring kan worden ingetrokken indien:
a.
de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
b.
de omvang of de samenstelling van de partij zodanig is gewijzigd dat een hernieuwde beoordeling noodzakelijk is;
c.
gedurende ten minste twee jaren van de verklaring geen gebruik is gemaakt.
§
8
De beslistermijn
Artikel
40
Het besluit inzake het afgeven of wijzigen van een verklaring wordt genomen binnen vier weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
Hoofdstuk
3
De beoordeling van verontreinigde grond in het kader van de Wet bodembescherming
Voor het indelen van de te ontgraven grond in partijen worden de richtlijnen gehanteerd die zijn opgenomen in bijlage 4.
Hoofdstuk
4
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
43
Op een aanvraag die is ingediend bij de Minister voor het tijdstip waarop deze regeling in werking is getreden en waarop op dat tijdstip nog niet onherroepelijk is beslist, zijn de Beleidsregels verontreinigde grond Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, zoals die luidden ten tijde van de aanvraag, van toepassing totdat op de aanvraag onherroepelijk is beslist.
Artikel
44
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel
45
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel
Parameters die mede worden betrokken bij de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond, uitgaande van 25% lutum en 10% humus (organische stof) (mg/kg droge stof tenzij anders vermeld).
1. Metalen
beryllium
tellurium
thallium
zilver
2. Aromatische verbindingen
dodecylbenzeen
aromatische oplosmiddelen
3. Gechloreerde koolwaterstoffen
dichlooranilinen
trichlooranilinen
tetrachloor-anilinen
pentachloor-anilinen
4-chloor-methylfenolen
dioxine
4. Bestrijdingsmiddelen
azinfosmethyl
5. Overige organische stoffen
acrylonitril
butanol
1,2-butylacetaat
ethylacetaat
diethyleen glycol
ethyleen glycol
formaldehyde
isopropanol
methanol
methyl-tert-butyl ether (MTBE)
methylethylketon
Voor de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond waarin deze stoffen zich mede bevinden, gelden voor deze stoffen de volgende waarden:
Een verklaring verontreinigde grond geeft aan dat de desbetreffende partij grond niet reinigbaar is tot een nuttig toepasbaar product en leidt voor die partij tot ontheffing van het stortverbod krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).
Een aanvraag voor een verklaring verontreinigde grond inzake het Bssa vindt met uitzondering van:
–
grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof;
–
residu van de procesmatige reiniging van grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan en dat is gereinigd overeenkomstig het bepaalde in BRL SIKB 7500 en SIKB-protocol 7510;
–
grond die in de Ministeriële Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 is gekwalificeerd als zijnde evident niet-reinigbaar;
altijd plaats na ontgraving van de grond en op basis van een ex-situ depotkeuring.
Het formulier ‘Aanvraag verklaring verontreinigde grond’ kunt u gebruiken ten behoeve van een aanvraag van een verklaring van niet-reinigbaarheid in het kader van het Bssa.
Een aanmelding in het kader van het Bssa wordt door Bodem+ uitsluitend in behandeling genomen op basis van een ex-situ depotkeuring met monsterneming conform protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ (2 x 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en -analyse conform Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit (AP04).
Grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof vormt hier een uitzondering op. In geval van met asbest verontreinigde grond kan voor een aanmelding in het kader van het Bssa ook worden volstaan met een in-situ bodemonderzoek conform NEN 5707 (in geval van < 20% bodemvreemd materiaal) of NEN 5897 (in geval van > 20% bodemvreemd materiaal), aangevuld met in-situ bodemonderzoeksgegevens van overige chemische en fysische parameters.
Een beoordeling in het kader van het Bssa c.q. afgifte van een verklaring van niet-reinigbaarheid door Bodem+ is kosteloos. De termijn van een beoordeling bedraagt maximaal vier weken, indien de gegevens volledig en correct zijn aangeleverd.
Wij raden u aan om al tijdens de voorbereiding van de ontgraving rekening te houden met de melding aan Bodem+ en het verwerkingstraject van de grondstromen. Bij het uitvoeren van bodemonderzoek en het opstellen van een saneringsplan en -bestek kunt u denken aan het volgende:
–
scheiding aan de bron, namelijk het gescheiden ontgraven van partijen met depotbemonstering is vaak de beste methode; de hogere ontgravings- en handlingskosten worden vaak goedgemaakt door de lagere transport-, reinigings- en stortkosten en het elimineren van risico’s. Met behulp van het programma K-SOIL (kosteloos verkrijgbaar bij Bodem+) kunt u op basis van het saneringsonderzoek een rationele inschatting van de beoogde eindverwerking van partijen maken.
–
inrichting van depots ten behoeve van een correcte en uniforme kwalificatie van een partij grond. Bij voorkeur op de saneringslocaties en indien dit onmogelijk c.q. onwenselijk is bij de beoogde verwerkingslocatie van de grond of op een Tijdelijke Opslag Plaats (TOP).
A. Gegevens saneerder/ontdoener
01. Onder saneerder verstaat Bodem+ de opdrachtgever voor een sanering. Onder ontdoener verstaat Bodem+ een aanbieder van een partij grond/afval. Bodem+ kent aan de saneerder/ontdoener een blijvend relatienummer toe. Bij volgende aanmeldingen of wijzigingen volstaat vermelding van dit relatienummer. De nummers 02 t/m 10 kunt u dan open laten mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
02 t/m 08. Algemene gegevens van de saneerder/ontdoener.
9 en 10. Contactpersoon van de saneerder/ontdoener voor algemene zaken/hoofd van de afdeling.
B. Projectgegevens
11. Het projectnummer wordt door Bodem+ toegekend. Als dit nummer bekend is, kunt u het hier invullen. De gegevens bij 12 t/m 20 hoeft u dan niet in te vullen mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
12. De naam die door de saneerder/ontdoener aan het project is gegeven.
13. Geef hier aan of de financiering van het project plaatsvindt door de overheid ingevolge de Wbb. De code is het nummer waaronder dit project bij het bevoegd gezag bekend is.
14. Adres, postcode en plaats van de projectlocatie.
15. De X- en de Y-coördinaat van de locatie zoals deze op de topografische kaart zijn te vinden.
16 t/m 20. De naam en gegevens van de projectleider van de saneerder/ontdoener (dus niet van de projectadviseur die de melding verzorgt).
Projectadviseur
21 t/m 26. Onder projectadviseur verstaat Bodem+ de persoon/instantie/het adviesbureau die na-mens de saneerder/ontdoener de melding verzorgt en al dan niet als correspondentieadres fungeert. Bodem+ kent aan de projectadviseur een blijvend relatienummer toe. Bij volgende aanmeldingen, wijzigingen of uitbreidingen volstaat vermelding van dit relatienummer. De gegevens bij 22 t/m 26 kunt u dan open laten mits er geen veranderingen zijn opgetreden.
27 t/m 29. De contactpersoon, het toestelnummer en het e-mail adres van de projectadviseur die de melding verzorgt.
30. Hier kunt u aangeven of de projectadviseur de correspondentie wenst te ontvangen.
Aanvullende informatie en toelichting
31. Hier vermeldt u de relevante rapporten met titel, nummer, datum en plaats waar deze rapporten ter inzage liggen en zonodig de naam van de daarvoor te benaderen persoon. Steekproefsgewijs en bij onduidelijkheden kan Bodem+ deze rapporten opvragen ten behoeve van de beoordeling van een partij. Stuur in alle gevallen de volledige rapportage van de partijkeuring toe!
32. Bij de toelichting verstrekt u algemene achtergrondinformatie met betrekking tot historie, bedrijfsvoering, enzovoort. Eventueel gebruikt u hiervoor een kopie van de samenvatting van het nader onderzoek of het saneringsonderzoek.
C. Partijgegevens
Dit onderdeel (kopiëren en) invullen per depot c.q. te onderscheiden partij (zie brochure ‘Indelen in partijen’). Bij een aanvraag voor een niet-reinigbaarheidsverklaring moeten partijen groter dan 2.000 ton zijn opgesplitst in deelpartijen van maximaal 2.000 ton.
33 en 34. Naast het partijnummer van de saneerder/ontdoener, kent Bodem+ aan elke partij een eigen uniek partijnummer toe.
35. Hier geeft u de totale hoeveelheid materiaal inclusief puin en afval zo goed mogelijk aan, zowel in tonnen als in kubieke meters. Geef tevens de gehanteerde omrekenfactor van tonnen naar kubieke meters aan. Zijn puin en afval vóór levering op een bepaalde diameter afgezeefd, dan het afgezeefde deel niet aanmelden. Eventueel bij 46 de gebruikte zeefdiameter aangeven.
36. Geef hier aan wanneer de partij vermoedelijk wordt afgevoerd.
37 en 38. In principe wordt gebruik gemaakt van één grondsoortaanduiding. Alleen in bijzondere omstandigheden, in geval van een sterk heterogene bodemlaag of een sterk heterogeen depot, kunt u één partij met twee verschillende grondsoorten aanmelden.
Naast de indeling van partijen op basis van de grondsoort, dient u vóór ontgraving de partijen ook te scheiden op basis van combinaties van verontreinigingen, de mate van verontreiniging en de aanwezigheid van bodemvreemde stoffen (afval, puin). Het indelen van partijen is beschreven in de brochure ‘Indelen in partijen’ en in de handleiding van het programma K-SOIL.
De grondsoort geeft u aan met de volgende codes (zie ook de figuren 1 en 2):
31
zwak tot matig siltig zand
0–5
0–17,5
82,5–100
0–20
21
kleiig zand
5–8
0–12,5
82,5–95
0–20
22
sterk siltig zand tot zwak zandige leem
0–25
9,5–100
0–82,5
0–25
32
sterk zandig tot zwak siltige klei
8–100
0–75
0–92
0–30
41
zwak tot sterk zandig veen
0–8
55–85
15–40
42
zwak tot sterk kleiig veen
5–70
0–75
15–70
43
mineraalarm veen
0–30
0–65
35–100
Partijen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal worden door Bodem+ gekwalificeerd als partijen niet-zijnde grond. Voor dergelijke partijen wordt géén niet-reinigbaarheidsverklaring verstrekt. Bodem+ gebruikt de volgende codes als een partij voor minder dan 50% uit grond bestaat (zie 43):
61
Huisvuil
62
Bedrijfs- of industrieel afval
63
Bouw- en sloopafval, puin
64
Gecombineerde stort
67
Bodemsaneringsmateriaal
81
Slakken
82
Sintels, (kolen)as, -gruis
39. Geef het gemiddelde vochtgehalte aan (100 - % droge stof, bepaald volgens NEN 5748).
40. Geef het gemiddelde humusgehalte aan, bepaald volgens NEN 5754. De pH (0,01 M CaCl 2) bepalen volgens NEN 5750. Het gehalte calciumcarbonaat bepalen volgens NEN 5757.
41. Geef het gemiddelde lutumgehalte en de fractieverdeling van de minerale delen (0–2000 μm) aan. Het lutumgehalte (uitgedrukt in % d.s.) bepalen volgens NEN 5753. De fractieverdeling eveneens bepalen volgens NEN 5753 (met destructie, met behulp van zeef en pipet, inclusief de fractie > 2 mm) en berekenen als massapercentage van de som van de minerale delen (zie bijlage C.3 van NEN 5753). Minimaal één fractieverdeling bepalen per (deel)partij van maximaal 2.000 ton.
42. Dit betreft de minerale delen < 2 mm. samen met humus en CaCO3 en eventueel aanwezige grind met een diameter van 2 tot 63 mm. en schelpen; dit is een bepaald percentage van de totale hoeveelheid droge stof.
43. Bodem+ gaat ervan uit dat de partij zo mogelijk wordt gezeefd op 32 mm en in ieder geval op 80 mm. Vermeld derhalve op basis van visuele waarnemingen, de zeefcurve en boorstaten een schatting van de gehaltes voor de fracties van 2–32, 32–80 en >80 mm. Met puin wordt het gehalte aan steenachtig materiaal bedoeld.
44 en 45. Onder afval verstaat Bodem+ bodemvreemde stoffen (uitgezonderd puin) zoals slakken, sintels en kooldeeltjes, ijzerdelen, boomstronken, begroeiingsresten, plastics, huisvuil e.d.
Het percentage bodemvreemd materiaal (b) kan worden aangegeven door sommatie van het percentage puin en afval. Als het percentage bodemvreemd materiaal is aangegeven, dan is de totale partij bestaande uit grond (a) en bodemvreemd materiaal (b) voor 100% benoemd. Deze 100% is dan de totaal bij 35 aangemelde hoeveelheid.
46. Bij de omschrijving afval geeft u een beschrijving van het afval, bijvoorbeeld soort, verspreiding, grootte, uitzeefbaarheid en dergelijke. Eventueel de gebruikte zeefdiameter aangeven.
47. Hier geeft u de verontreinigingen van de partij aan:
Verontreinigingstype
Bij elk verontreinigingstype (Vt.) hoort een code; deze codes staan vermeld op bijgaande lijst. Voor PAK’s geldt: naast het PAK-totaal (de 10 van VROM) o.a. in verband met de toetsing van hergebruiksmogelijkheden ook altijd de overige op het formulier aangegeven PAK’s invullen.
Concentratie
Bij de concentratie (Conc.) geeft u de gemeten concentraties op van de verontreinigende stoffen (in mg/kg d.s.). Deze concentratie is het ‘gewogen gemiddelde’ van de analyses van de partij. In geval van een depotkeuringen met twee mengmonsters is het gewogen gemiddelde identiek aan het rekenkundig gemiddelde.
Minimum/maximum
Hier geeft u de gemeten minimale (Min.) en maximale (Max.) waarden (in mg/kg d.s.) aan.
Aantal analyses
Bij Nan vermeldt u het aantal analyses dat op de partij betrekking heeft. Bij Nmm vermeldt u het aantal grepen per monster van het depotonderzoek of in geval van een bodemonderzoek het aantal deelmonsters per samengesteld monster.
Uitloging
Bij U vermeldt u eventueel de bepaalde uitloging, gemeten met de proef voor korrelvormige materialen (NEN 7343): de cumulatieve uitloging, uitgedrukt in mg/kg bij L/S=10. Dit uitsluitend voor partijen met een gehalte aan organische stoffen kleiner dan de samenstellingswaarden voor hergebruik van grond (bijlage 2 Bsb) én een gehalte aan anorganische stoffen groter dan de samenstellingswaarden voor schone grond (bijlage 1 Bsb) maar kleiner dan de samenstellingswaarden voor hergebruik van grond (bijlage 2 Bsb).
In de toelichting kunt u bijvoorbeeld aangeven in welke vorm en verspreiding de verontreiniging in de grond voorkomt (bijvoorbeeld wel of niet geïoniseerd) enzovoort.
48. Hier kunt u aangeven welke monsternemingsstrategie is gehanteerd en met welke kwaliteitsniveau de monstervoorbehandeling en -analyses zijn uitgevoerd.
Een aanvraag inzake het Bssa ten behoeve van een niet-reinigbaarheidsverklaring moet altijd (m.u.v. grond met een gemiddeld gewogen asbestgehalte hoger of gelijk dan 100 mg/kg droge stof) ex-situ in depot worden gekeurd conform protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ (2 × 50 grepen van ca. 180 gram per deelpartij van maximaal 2.000 ton) en monstervoorbehandeling en -analyse conform AP04.
49. Per partij ondertekenen. Bodem+ neemt alleen volledig ingevulde en ondertekende formulieren in behandeling. Formulieren kunnen per post of fax worden verstuurd aan Bodem+, Postbus 93144, 2509 AC, Den Haag. Fax: 070 – 3735 100.
Naast het ingevulde formulier ‘Aanvraag verklaring grond’ dient u bij iedere partij standaard een aantal begeleidende documenten mee te sturen, te weten:
–
Kopie van het certificaat VKB-1001 van de monsternemende instantie;
–
Kopie van het monsternameplan;
–
Kopie van het monsternameformulier;
–
Kopieën van de analysecertificaten van het laboratorium;
–
Plattegrond van de depotlocatie;
–
Foto’s van de bemonsterde depots.
In geval van asbesthoudende grond die op basis van een in-situ bodemonderzoek wordt aangemeld dient u altijd een volledig exemplaar van het rapport asbestonderzoek mee te sturen.
In geval van residu van de reiniging van grond, die is gereinigd overeenkomstig BRL 7500 en SIKB-protocol 7510 dient u standaard een aantal begeleidende documenten mee te sturen, te weten:
–
een overzicht met de herkomst en status van de ingenomen partijen, waarvan het residu is gestort onder een eventuele voorgaande afgegeven verklaring;
–
de hoeveelheid ingenomen verontreinigde grond in tonnen droge stof;
–
de hoeveelheid afgevoerd residu gespecificeerd naar verwerker;
–
jaarlijks een materialenbalans over de scheidingsinstallatie.
Bij de aanvraag voor een verklaring verontreinigde grond te verstrekken gegevens
A. Gegevens saneerder
–
Relatienummer van Bodem+ of:
–
Naam, afdeling
–
Adres, postcode, plaats
–
Provincie
–
Telefoon en faxnummers, e-mail adres
–
Contactpersoon en toestelnummer
B. Projectgegevens
–
Projectnummer van het Bodem+ of:
–
Projectnaam
–
Projectfinanciering door overheid of anders
–
Projectcode met adres, postcode en plaats
–
X- en Y- coördinaat
–
Projectleider met telefoon en faxnummer en e-mail adres
–
Overzicht van uitgevoerde in-situ bodemonderzoeken en partijkeuringen
–
Een beschrijving van de historie van de locatie en het ontstaan van de verontreiniging op de locatie
–
Een beschrijving van het uitgevoerde grondverzet op de locatie
–
Toelichting
C1. Partijgegevens (ingeval van bemonstering van een depot van maximaal 2.000 ton)
De bemonstering van de depots moet zijn uitgevoerd overeenkomstig het protocol VKB-1001 ‘Monsterneming grond voor het procescertificaat partijkeuringen bouwstoffenbesluit’ volgens de strategie 2 maal 50 grepen of conform het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de monstername conform het schema voor de monsterneming ten behoeve van het handhavingsprotocol grond.
–
Depotnummer saneerder
–
Geraamde hoeveelheid in ton en m3 inclusief onderbouwing
–
Vermoedelijke afvoerdatum
–
Percentage puin en afval
–
Grondsoort met omschrijving (NEN 5104)
–
Korrelverdeling van de minerale delen tot 2 mm (NEN 5753)
Per geanalyseerd monster:
–
Gehalten aan vocht (NEN 5748), humus (NEN 5754), lutum (NEN 5753), CaCO3 (NEN 5757) en de pH (KCl) (NEN 5750)
–
Verontreinigingen (gehalten in mg/kg d.s.) onder vermelding van de stof, de concentratie, de minimum en maximum concentraties, het aantal analyses en eventueel de uitloging. (diverse NEN’s; zie AP04)
Het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor voorbewerking van monsters en laboratoriumonderzoek is van toepassing op de bovenstaande partijgegevens.
C2. Partijgegevens (ingeval van grond verontreinigd met asbest tot boven de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond)
–
Partijnummer saneerder
–
Geraamde hoeveelheid in ton en m3 inclusief onderbouwing
–
Vermoedelijke afvoerdatum
–
Percentage puin en afval
–
Grondsoort met omschrijving (NEN 5104)
–
Korrelverdeling van de minerale delen tot 2 mm
–
Gehalten aan vocht (NEN 5748), humus (NEN 5754), lutum (NEN 5753), CaCO3 (NEN 5757) en de pH (KCl) (NEN 5750)
–
Verontreinigingen (gehalten in mg/kg d.s.) onder vermelding van de stof, de concentratie, de minimum en maximum concentraties, het aantal analyses en eventueel de uitloging.
–
Asbestonderzoek inclusief de rapportage overeenkomstig NEN 5707 of NEN 5897
D. Bemonsteringsgegevens depotkeuring
–
Kopie van het certificaat VKB-1001 van de monsternemende instantie
–
Kopie van het monsternameplan
–
Kopie van het monsternameformulier
–
Plattegrond van de locatie met de ligging van de bemonsterde depots
–
Eventueel aanwezige foto’s van de bemonsterde depots
–
Kopieën van de analysecertificaten van het laboratorium (AP04)
E. Gegevens procescertificering (ingeval van residu van de procesmatige reiniging van grond waaruit naar verwachting niet-reinigbaar te storten residu zal ontstaan)
–
Geldig bewijs dat de aanvrager op het moment van de aanvraag is gecertificeerd overeenkomstig BRL SIKB 7500 en SIKB-protocol 7510
–
Prognose van de hoeveelheid te produceren niet-reinigbaar te storten residu in eerstvolgende periode van zes maanden
–
Overzicht met herkomst en status van ingekomen partijen
–
Hoeveelheid ingenomen verontreinigde grond
–
Hoeveelheid afgevoerd residu gespecificeerd naar verwerker
–
Jaarlijkse materialenbalans over de scheidingsinstallatie
geen van de samenstellingswaarden voor grond uit bijlage 2 van het Bsb overschrijdt en
3.
op zodanige wijze kan worden gebruikt dat, ook indien geen isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische verontreinigingen wordt overschreden.
geen van de samenstellingswaarden voor grond uit bijlage 2 van het Bsb overschrijdt en
3.
op zodanige wijze kan worden gebruikt dat, slechts indien isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische verontreinigingen wordt overschreden.
Ernstig verontreinigde grond
Grond die de interventiewaarden overschrijdt.
Niet ernstig verontreinigde grond, niet zijnde schone- of categorie 1 of 2 grond
Grond die niet behoort tot de categorieën schone grond, categorie 1-grond, categorie 2-grond of ernstig verontreinigde grond.
In figuur 1 is voor anorganische verontreinigingen de indeling in categorieën grafisch weergegeven. De immissiewaarde is in figuur 1 vervangen door een emissie ongeïsoleerd en een emissie geïsoleerd, zodat het onderscheid tussen categorie 1-grond en categorie 2-grond duidelijk wordt. In figuur 2 is voor organische verontreinigingen de indeling in categorieën grafisch weergegeven.
Indelen in partijen, versie juli 2006
Om een zo doelmatig mogelijke verwerking te realiseren is het van belang dat, indien relevant, een partij-indeling wordt gemaakt. Een project dient u zodanig in partijen in te delen dat elke partij (binnen bepaalde marges) redelijk homogeen is zowel voor wat betreft grondsoort als verontreinigingen, rekening houdend met de verwerkingsmogelijkheden. De wijze van indelen kan in sterke mate de kosten van verwerken beïnvloeden. Hoe beter de indeling, hoe goedkoper de verwerking. Als handleiding is het navolgende opgesteld hetgeen tevens fungeert als aanvulling op de toelichting formulier aanvraag verklaring verontreinigde grond.
Voor de indeling geldt dat deze niet alleen theoretisch, maar ook praktisch uitvoerbaar moet zijn. Voorwaarden tijdens de sanering hiervoor zijn veelal:
–
milieukundige begeleiding;
–
depotvorming (op of nabij de locatie);
–
en aanvullende bemonstering.
Grote projecten
Voor grote projecten raden wij u aan om voorafgaand aan de aanvraag over de wijze van indelen in overleg te treden met Bodem+.
Homogene eenheden
De locatie dient u in te delen in homogene eenheden: de partijen. Bij de indeling van partijen dient u achtereenvolgens rekening te houden met:
1.
grondsoort
2.
verontreinigingsgraad:
a.
categorieën;
b.
zware metalen;
c.
asbest;
d.
overige verontreinigingen.
Daarnaast is het zinvol om rekening te houden met gevaarlijk en niet-gevaarlijk afval (de Europese lijst van gevaarlijke afvalstoffen).
1. Indelen op grondsoort
Te onderscheiden bodemlagen/grondsoorten geven meestal een verschil in aard en mate van verontreiniging en daarmee ook een verschil in verwerkingsmogelijkheden. De hoeveelheid fijne delen van de grond is met name van belang voor het bepalen van de reinigingskosten en de keuze van de reinigingstechnieken. Voor hergebruik is de fysische samenstelling van de grond evenwel ook van belang.
Minder dan 20% fijne delen (fractie < 32 tot 63 μm)
Des te minder fijne delen de grond bevat des te minder residu ontstaat bij natte of ‘extractieve’ reiniging. Grond met minder dan 20% aan fijne delen is in het algemeen nat reinigbaar. Zwak siltig, matig siltig en kleiig zand kan daarom vrijwel altijd nat worden gereinigd. De grondsoorten sterk siltig zand, uiterst siltig zand en sterk tot zwak zandige klei zijn mogelijk nat reinigbaar.
Meer dan 20% fijne delen (fractie < 32 tot 63 μm)
Natte reiniging van grond met meer dan 20% aan fijne delen is over het algemeen minder doelmatig. Bij thermische reiniging is de hoeveelheid fijne delen in mindere mate van belang; deze is wel bepalend voor de doorvoersnelheid in de installatie en in samenhang met het vochtgehalte de belangrijkste kostenfactor.
Bijmengingen
De aanwezigheid van puin en/of afval kan de kosten en/of het resultaat van de reiniging beïnvloeden. In veel gevallen verdient het daarom aanbeveling om puin en afval op de locatie af te zeven op maximaal 32 mm. Als afzeven niet mogelijk is, dan een indeling maken van partijen mèt en partijen zonder puin en/of afval. Partijen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal niet aanmelden.
2. Indelen op verontreinigingsgraad
a. Categorieën
Schone grond (< samenstellingswaarden schone grond uit bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit (Bsb)) is multifunctioneel toepasbaar. Categorie 1-grond is ongeïsoleerd toepasbaar. Categorie 2-grond is geïsoleerd toepasbaar. Alle overige grond dient te worden gereinigd of gestort. Voor de definities van schone grond, categorie 1-grond en categorie 2-grond zie de brochure ‘Indelen in categorieën’.
b. Zware metalen
Na de indeling op grondsoort en categorieën is voor de verontreinigde grond een indeling nodig op zware metaalgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden mogelijk te maken. Bij deze indeling spelen de samenstellingswaarden voor schone grond (bijlage 1 Bsb) en samenstellingswaarden voor herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb) een belangrijke rol.
De volgende partijen zijn te onderscheiden:
1.
gehalte aan zware metalen onder de samenstellingswaarden schone grond (bijlage 1 Bsb);
2.
gehalte aan zware metalen onder de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb);
3.
gehalte aan zware metalen boven de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb).
c. Asbest
Na indeling op grondsoort en categorieën is voor verontreinigde asbesthoudende grond een indeling nodig op asbestgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden te maken. Bij deze indeling spelen de restconcentratienorm voor asbesthoudende grond (100 mg/kg droge stof gewogen) en de interventiewaarde voor asbesthoudende grond(eveneens 100 mg/kg droge stof gewogen) een belangrijke rol. De restconcentratienorm en interventiewaarde voor asbesthoudende grond, zijnde 100 mg/kg droge stof, betreft een gewogen norm. Deze gewogen norm kan worden berekend op basis van de formule: 1 × serpentijnasbestgehalte + 10 × amfiboolasbestgehalte.
De volgende partijen zijn te onderscheiden:
1.
gewogen gehalte asbest onder de restconcentratienorm c.q. de interventiewaarde;
2.
gewogen gehalte asbest gelijk aan of boven de restconcentratienorm c.q. de interventiewaarde.
d. Overige verontreinigingen
De verwerkingskosten van thermische reiniging nemen stapsgewijs toe voor olie, PAK/cyanide en chloorkoolwaterstoffen (CKW’s). Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na de indeling op zware metalen) in partijen verontreinigd met alleen olie (PAK < 50mg/kg ds., cyanide < 25mg/kg ds., CKW’s < 20mg/kg ds.), partijen met PAK > 50mg/kg ds. en/of cyanide > 25mg/kg ds. (al dan niet met olie doch zonder CKW’s > 20mg/kg ds.) en partijen met CKW’s > 20mg/kg ds. (al dan niet met olie en/of PAK en/of cyanide); anders gelden voor de gehele partij de hoogste verwerkingskosten.
Voor natte reiniging nemen de reinigingskosten toe als de verontreinigingen meer dan een factor 5 boven de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb) liggen. Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na het indelen op zware metalen) in grond met verontreinigingen beneden 5 maal de samenstellingswaarde herbruikbare grond en grond met verontreinigingen boven 5 maal de samenstellingswaarde herbruikbare grond.