Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 september 2006, nr. TRCJZ/2006/1769, houdende vaststelling van de Regeling medebewind Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Regeling medebewind Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Besluit:

Artikel

1

Paragraaf

1

Overdracht bevoegdheden Landbouwwet

Artikel

2

De minister draagt, voor zover nodig in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, de aan hem in de artikelen 13, 15, behoudens voorzover het betrekking heeft op het betalen van geldbedragen, 17, 19 en 20 van de Landbouwwet toegekende bevoegdheden over aan:

  • a.

    het bestuur van het Productschap voor Vee en Vlees, voor wat betreft:

    • 1°.

      de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (PbEG nr. L 282);

    • 2°.

      de producten genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PbEG L 160);

    • 3°.

      de producten genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (PbEG L 341);

  • b.

    het bestuur van het Productschap voor Pluimvee en Eieren, voor wat betreft:

    • 1°.

      de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (PbEG nr. L 282) alsmede albuminen;

    • 2°.

      de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (PbEG nr. L 282);

  • c.

    het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw, voor wat betreft:

    • 1°.

      de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (PbEU L 270);

    • 2°.

      de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (PbEU L 270);

    • 3°.

      de producten, genoemd in artikel 1, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PbEG L 179);

    • 4°.

      producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1947/2005 van de Raad van 23 november 2005 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector zaaizaad en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2358/71 en (EEG) nr. 1674/72 (PbEU L 312);

    • 5°.

      de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (PbEU L 270);

    • 6°.

      de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1952/2005 van de Raad van 23 november 2005 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop en houdende intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1696/71, (EEG) nr. 1037/72, (EEG) nr. 879/73 en (EEG) nr. 1981/82 (PbEU L 314);

    • 7°.

      de producten genoemd in bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 160);

    • 8°.

      de producten, genoemd in artikel 1, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad van 27 juli 2000 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep (PbEG L 193);

    • 9°.

      de producten, genoemd in artikel 1, eerste lid van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PbEU L 058);

    • 10°.

      de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor olijfolie en tafelolijven en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 827/68 (PbEU nr. L 161);

    • 11°.

      de producten, genoemd in bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (PbEU L 345), voor zover de te verwerken grondstoffen worden genoemd in onderdeel 1;

  • d.

    het bestuur van het Productschap voor Zuivel, voor wat betreft de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (PbEG L 160), alsmede chemisch zuivere lactose en melksuikerstroop;

  • e.

    het bestuur van het Productschap Tuinbouw, voor wat betreft:

    • 1°.

      de producten, genoemd in artikel 1, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (PbEG L 297);

    • 2°.

      de producten, genoemd in artikel 1, van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (PbEG L 297);

    • 3°.

      de producten , genoemd in artikel 1 Verordening (EEG) nr. 234/68 van de Raad van 27 februari 1968 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector levende planten en producten van de bloementeelt (PbEG L 55);

    • 4°.

      de producten ongegist druivensap (met inbegrip van druivenmost) zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker en druiven, andere dan voor tafelgebruik, zoals vermeld in artikel 1, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PbEG L 179) voor zover het betreft de in artikel 15 van de Landbouwwet toegekende bevoegdheid;

    • 5°.

      de producten, genoemd in artikel 1, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (PbEG L 47);

  • f.

    het bestuur van het Productschap Vis voor producten waarvoor geen financiering uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie en Garantiefonds voor de Landbouw wordt aangevraagd, voor wat betreft de producten, genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (PbEG nr. L 017).

Artikel

3

De besturen van de in artikel 2 genoemde productschappen zijn gehouden ter zake van het uitoefenen van de hun overgedragen bevoegdheden het bepaalde in de door de Raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen vastgestelde of vast te stellen verordeningen met betrekking tot het handelsverkeer in de in artikel 2 bedoelde producten in acht te nemen, alsmede de ter uitvoering daarvan vastgestelde of vast te stellen regels en besluiten, waaronder begrepen regels en besluiten van de minister, in voorkomend geval vastgesteld in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, in het belang van een goede uitvoering en een juiste toepassing van bedoelde verordeningen.

Artikel

4

De krachtens een verordening, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Landbouwwet, vastgestelde nadere regels behoeven de goedkeuring van de Directeur-generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Paragraaf

2

Medebewindskosten

Artikel

5

Artikel

6

Werkzaamheden in de zin van artikel 5 komen alleen voor vergoeding in aanmerking voor zover deze voortvloeien uit door de minister aan het productschap overgedragen bevoegdheden of uit bij algemene maatregel van bestuur of door de minister vastgestelde regelingen of besluiten, waarbij de medewerking van het productschap wordt ingeroepen.

Artikel

7

Als werkzaamheden in de zin van artikel 5 zijn met name aan te merken:

  • a.

    het opleggen van heffingen, werkzaamheden in verband met het betaalbaarstellen van uitvoer- en productierestituties of andere toeslagen;

  • b.

    het uitreiken van de door de regelingen voorgeschreven documenten;

  • c.

    de administratie en de controle die het onder a en b gestelde met zich mede brengen;

  • d.

    het ingevolge de voor vergoeding in aanmerking komende regelingen, als bedoeld in artikel 5, verstrekken van statistische gegevens;

  • e.

    de behandeling van verzoekschriften, bezwaar en beroep tegen een door een productschap genomen beslissing.

Artikel

8

Als werkzaamheden in de zin van artikel 5 zijn niet aan te merken de bekendmaking van de getroffen regelingen aan de bedrijfsgenoten, de publicatie van tarieven van heffingen of bijdragen daaronder niet begrepen, de overige daarmede verband houdende voorlichting aan de bedrijfsgenoten en de werkzaamheden die verband houden met het uit eigen beweging of op verzoek uitbrengen van adviezen aan de centrale overheid.

Artikel

9

Artikel

10

Als kosten worden mede aangemerkt schadeloosstellingen die aan derden zijn betaald wegens door het productschap bij de uitvoering van de werkzaamheden toegebrachte schade, tenzij ter zake aan het productschap ernstige nalatigheid in de uitoefening van zijn taak is te verwijten.

Artikel

11

Bij de toepassing van artikel 9 blijven buiten beschouwing kosten:

  • a.

    die verband houden met het functioneren van de productschapsbesturen, van de dagelijkse besturen en van de commissies;

  • b.

    van het voorzitterschap en;

  • c.

    van het secretariaat voor zover betrekking hebbende op andere werkzaamheden dan die bedoeld in artikel 7, onder e en de uitoefening van toezicht en leiding als bedoeld in artikel 9, eerste lid.

Artikel

12

Artikel

13

De door een productschap gedane uitgaven ter verhoging van toekomstige pensioenuitkeringen aan het personeel worden bij de berekening van de financiële bijdrage mede in aanmerking genomen voor een zelfde procentueel aandeel als geldt voor de daarbij meetellende salariskosten, tenzij het aantal aan het jaar waarover de bijdrage wordt berekend voorafgaande jaren, waarover het productschap reeds een bijdrage voor de kosten van werkzaamheden ter uitvoering van het communautair landbouwbeleid heeft genoten, kleiner is dan het gemiddeld aantal dienstjaren van het totale personeel van het productschap bij de aanvang van het jaar waarover de bijdrage wordt verleend. In dat geval, doch uitsluitend indien dit tot een lagere uitkomst leidt, wordt slechts een zodanig procentueel aandeel van deze uitgaven in aanmerking genomen als wordt gevonden door het procentueel aandeel van de salariskosten te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller en de noemer bestaan uit onderscheidenlijk het eerstbedoeld en het laatstbedoeld aantal jaren en de uitkomst vervolgens met 20% te verhogen.

Artikel

14

De door een productschap wegens vervroegde uittreding van personeel gedane netto-uitgaven worden bij de berekening van de financiële bijdrage mede in aanmerking genomen voor een zelfde procentueel aandeel als geldt voor de daarbij meetellende salariskosten.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Op het totaal van de financiële bijdrage worden in mindering gebracht de in

het betrokken dienstjaar of de vijf daaraan voorafgaande dienstjaren ten

onrechte:

  • a.

    betaalde of betaalbaar gestelde uitvoerrestituties, productierestituties of andere toeslagen en;

  • b.

    niet opgelegde of niet ingevorderde heffingen en niet verbeurdverklaarde waarborgsommen;

  • c.

    betaalde achterstandsrente ontstaan door niet tijdige afdracht van eigen middelen;

een en ander indien en voorzover terzake aan het productschap ernstige nalatigheid in de uitoefening van zijn taak te verwijten is en de gelden die deswege verloren zijn gegaan of niet zijn ontvangen nog niet aan de minister zijn vergoed.

Artikel

20

De productschappen plegen, terstond nadat een geval is geconstateerd waarbij aan derden schade is berokkend waarvoor een schadeloosstelling wordt verlangd dan wel (mede) ten gevolge van enigerlei gedraging van het productschap ten onrechte een betaling als bedoeld in artikel 19 heeft plaatsgevonden of een oplegging, invordering of verbeurdverklaring als aldaar bedoeld is nagelaten met de minister overleg over de afwikkeling daarvan. Indien ter zake geen overeenstemming wordt bereikt beslist de minister.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

25

Deze regeling treedt in werking met ingang van 16 oktober 2006.

Artikel

26

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling medebewind Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P.Veerman