Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 september 2006, nr. TRCJZ/2006/1769, houdende vaststelling van de Regeling medebewind Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Regeling medebewind Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Besluit:

Artikel

1

Paragraaf

1

Overdracht bevoegdheden Landbouwwet

Artikel

2

De minister draagt de aan hem in de artikelen 13, 15, behoudens voor zover het betrekking heeft op het betalen van geldbedragen, 17, 19 en 20 van de Landbouwwet toegekende bevoegdheden over aan het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw voor wat betreft de producten genoemd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005; (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999 (PbEU 2008, nr. L148).

Artikel

3

Het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw is gehouden ter zake van het uitoefenen van de aan haar overgedragen bevoegdheid het bepaalde in de door de Raad van Ministers van de Europese Unie vastgestelde of vast te stellen verordeningen met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde producten in acht te nemen, alsmede de ter uitvoering daarvan vastgestelde of vast te stellen regels en besluiten, waaronder begrepen regels en besluiten van de minister, in voorkomend geval vastgesteld in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, in het belang van een goede uitvoering en een juiste toepassing van bedoelde verordeningen.

Artikel

4

De krachtens een verordening, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Landbouwwet, vastgestelde nadere regels behoeven de goedkeuring van de Directeur-generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

4a

Voorlichting- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten, de productiewijze daarvan, en voedingsmiddelen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (PbEU nr. L 3), geschieden overeenkomstig het bepaalde in die verordening en alsmede overeenkomstig ter uitvoering daarvan door de Raad van Ministers van de Europese Unie vastgestelde of vast te stellen verordeningen.

Paragraaf

2

Medebewindskosten

Artikel

5

Artikel

6

Werkzaamheden in de zin van artikel 5 komen alleen voor vergoeding in aanmerking voor zover deze voortvloeien uit door de minister aan het productschap overgedragen bevoegdheden of uit bij algemene maatregel van bestuur of door de minister vastgestelde regelingen of besluiten, waarbij de medewerking van het productschap wordt ingeroepen.

Artikel

7

Als werkzaamheden in de zin van artikel 5 zijn met name aan te merken:

  • a.

    het opleggen van heffingen, werkzaamheden in verband met het betaalbaarstellen van uitvoer- en productierestituties of andere toeslagen;

  • b.

    het uitreiken van de door de regelingen voorgeschreven documenten;

  • c.

    de administratie en de controle die het onder a en b gestelde met zich mede brengen;

  • d.

    het ingevolge de voor vergoeding in aanmerking komende regelingen, als bedoeld in artikel 5, verstrekken van statistische gegevens;

  • e.

    de behandeling van verzoekschriften, bezwaar en beroep tegen een door een productschap genomen beslissing.

Artikel

8

Als werkzaamheden in de zin van artikel 5 zijn niet aan te merken de bekendmaking van de getroffen regelingen aan de bedrijfsgenoten, de publicatie van tarieven van heffingen of bijdragen daaronder niet begrepen, de overige daarmede verband houdende voorlichting aan de bedrijfsgenoten en de werkzaamheden die verband houden met het uit eigen beweging of op verzoek uitbrengen van adviezen aan de centrale overheid.

Artikel

9

Artikel

10

Als kosten worden mede aangemerkt schadeloosstellingen die aan derden zijn betaald wegens door het productschap bij de uitvoering van de werkzaamheden toegebrachte schade, tenzij ter zake aan het productschap ernstige nalatigheid in de uitoefening van zijn taak is te verwijten.

Artikel

11

Bij de toepassing van artikel 9 blijven buiten beschouwing kosten:

  • a.

    die verband houden met het functioneren van de productschapsbesturen, van de dagelijkse besturen en van de commissies;

  • b.

    van het voorzitterschap en;

  • c.

    van het secretariaat voor zover betrekking hebbende op andere werkzaamheden dan die bedoeld in artikel 7, onder e en de uitoefening van toezicht en leiding als bedoeld in artikel 9, eerste lid.

Artikel

12

Artikel

13

De door een productschap gedane uitgaven ter verhoging van toekomstige pensioenuitkeringen aan het personeel worden bij de berekening van de financiële bijdrage mede in aanmerking genomen voor een zelfde procentueel aandeel als geldt voor de daarbij meetellende salariskosten, tenzij het aantal aan het jaar waarover de bijdrage wordt berekend voorafgaande jaren, waarover het productschap reeds een bijdrage voor de kosten van werkzaamheden ter uitvoering van het communautair landbouwbeleid heeft genoten, kleiner is dan het gemiddeld aantal dienstjaren van het totale personeel van het productschap bij de aanvang van het jaar waarover de bijdrage wordt verleend. In dat geval, doch uitsluitend indien dit tot een lagere uitkomst leidt, wordt slechts een zodanig procentueel aandeel van deze uitgaven in aanmerking genomen als wordt gevonden door het procentueel aandeel van de salariskosten te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller en de noemer bestaan uit onderscheidenlijk het eerstbedoeld en het laatstbedoeld aantal jaren en de uitkomst vervolgens met 20% te verhogen.

Artikel

14

De door een productschap wegens vervroegde uittreding van personeel gedane netto-uitgaven worden bij de berekening van de financiële bijdrage mede in aanmerking genomen voor een zelfde procentueel aandeel als geldt voor de daarbij meetellende salariskosten.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Op het totaal van de financiële bijdrage worden in mindering gebracht de in

het betrokken dienstjaar of de vijf daaraan voorafgaande dienstjaren ten

onrechte:

  • a.

    betaalde of betaalbaar gestelde uitvoerrestituties, productierestituties of andere toeslagen en;

  • b.

    niet opgelegde of niet ingevorderde heffingen en niet verbeurdverklaarde waarborgsommen;

  • c.

    betaalde achterstandsrente ontstaan door niet tijdige afdracht van eigen middelen;

een en ander indien en voorzover terzake aan het productschap ernstige nalatigheid in de uitoefening van zijn taak te verwijten is en de gelden die deswege verloren zijn gegaan of niet zijn ontvangen nog niet aan de minister zijn vergoed.

Artikel

20

De productschappen plegen, terstond nadat een geval is geconstateerd waarbij aan derden schade is berokkend waarvoor een schadeloosstelling wordt verlangd dan wel (mede) ten gevolge van enigerlei gedraging van het productschap ten onrechte een betaling als bedoeld in artikel 19 heeft plaatsgevonden of een oplegging, invordering of verbeurdverklaring als aldaar bedoeld is nagelaten met de minister overleg over de afwikkeling daarvan. Indien ter zake geen overeenstemming wordt bereikt beslist de minister.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Vervallen

Artikel

24a

Vervallen

Artikel

25

Deze regeling treedt in werking met ingang van 16 oktober 2006.

Artikel

26

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling medebewind Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P.Veerman