Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
-
b.
Zwitserland: Zwitserse Bondsstaat.
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Zwitserland: Zwitserse Bondsstaat.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Het bepaalde ingevolge de artikelen 1:1, 1:45, eerste lid, aanhef en onderdelen h en i, 1:51, tweede lid, 1:78, 1:104, eerste lid, onderdeel d, 3:38, 3:53, eerste tot en met vierde lid, 3:57, eerste tot en met vierde lid, 3:67, 3:72, derde en vijfde tot en met achtste lid, 3:88, 3:132, 3:135 tot en met 3:137, 3:161 tot en met 3:193, 3:195 tot en met 3:201, 3:203, 3:204, 3:207 tot en met 3:219, 3:221, 3:238 tot en met 3:251, 3:255 tot en met 3:257, 3:269 tot en met 3:273, 3:282 tot en met 3:288k, 4:27 eerste en derde tot en met zesde lid, en 5:68 van de wet is niet van toepassing op een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:10, aanhef en onderdeel a, van de wet die voldoet aan de krachtens artikel 3, derde lid, van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën door Onze Minister gestelde regels.
Een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 15:
legt in zijn statuten vast zich bij het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar te beperken tot de werkzaamheden die ingevolge artikel 3 van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën verricht mogen worden;
vermeldt in de jaarrekening dat alleen risico’s in verzekering zijn genomen voor rekening of met garantie van de Staat der Nederlanden.
Met uitzondering van de hoofdstukken 5.1, 5.3 en 5.5 van de wet, zijn de ingevolge de wet gestelde regels niet van toepassing op verenigingen en onderlinge waarborgmaatschappijen van beperkte omvang met zetel in Nederland die het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uitoefenen en:
die naar Nederlands recht zijn opgericht voor 1 januari 1995; en
waarvan het aantal meerderjarige verzekerden minder dan 3000 bedraagt.
Op een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland die in Nederland het bedrijf van schadeverzekeraar wil uitoefenen vanuit een in Nederland gevestigd bijkantoor zijn de artikelen 19 tot en met 26 van toepassing.
Een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland legt bij de notificatie, bedoeld in artikel 2:35 van de wet aan de Nederlandsche Bank een certificaat over, afgegeven door de terzake bevoegde toezichthoudende instantie van Zwitserland, waarin wordt verklaard in welke branches de aanvrager het bedrijf van schadeverzekeraar mag uitoefenen en dat hij beschikt over een solvabiliteitsmarge die overeenkomt met de ingevolge artikel 3:57 van de wet vereiste solvabiliteitsmarge. Het certificaat vermeldt voorts:
welk bedrag aan financiële middelen beschikbaar is om de te verwachten kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet in Nederland te dekken;
welke categorieën van risico’s door de schadeverzekeraar vanuit vestigingen in Zwitserland worden gedekt.
Bij de notificatie legt een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland aan de Nederlandsche Bank een programma van werkzaamheden over als bedoeld in artikel 21.
De Nederlandsche Bank legt het programma van werkzaamheden, zonodig vergezeld van haar opmerkingen, binnen twee maanden na ontvangst van de vereiste gegevens, bewijsstukken en inlichtingen voor advies voor aan de toezichthoudende instantie, bedoeld in artikel 19, eerste lid.
Het programma van werkzaamheden bevat:
een opgave van de aard van de risico’s die de schadeverzekeraar voornemens is te dekken;
een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;
een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet en bewijsstukken waaruit blijkt, dat het bijkantoor beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan, alsmede, indien een der te dekken risico’s behoort tot de branche Hulpverlening, een opgave van de ter beschikking van de schadeverzekeraar staande middelen voor het verstrekken van de overeengekomen hulp;
een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel c bedoelde kosten van beheer, met name van de algemene kosten en de provisies, van het bijkantoor;
een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies en van de schaden van het bijkantoor; en
een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie van het bijkantoor.
De schadeverzekeraar voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens, bedoeld in de artikelen 361, eerste lid, onderscheidenlijk 391, eerste lid en 392, eerste lid, onderdelen a tot en met h, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van elk der laatste drie boekjaren, tenzij sedert de oprichting van de onderneming van de schadeverzekeraar nog geen drie boekjaren zijn verstreken en:
de schadeverzekeraar is opgericht ingevolge een fusie van bestaande schadeverzekeraars; of
de schadeverzekeraar is opgericht door een of meer bestaande schadeverzekeraars voor de uitoefening van een bepaalde branche, waarin een van de betrokken schadeverzekeraars voordien werkzaam was.
In afwijking van artikel 3:118, eerste lid, onderdeel c, van de wet verleent de Nederlandsche Bank voor een overdracht van rechten en verplichtingen uit overeenkomsten aan een verzekeraar met zetel in Zwitserland geen toestemming alvorens de terzake bevoegde toezichthoudende autoriteit van Zwitserland heeft verklaard dat de overnemende verzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge bezit.
In afwijking van artikel 3:118, derde lid, onderdeel a, van de wet kan de Nederlandsche Bank voor een overdracht als bedoeld in het eerste lid aan een verzekeraar met zetel in Zwitserland in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor slechts toestemming verlenen, indien de terzake bevoegde toezichthoudende autoriteit van Zwitserland heeft verklaard dat het betrokken bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge.
Artikel 3:68 van de wet is van toepassing op een bijkantoor in Nederland van een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland.
Indien een bijkantoor in Nederland van een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland niet voldoet aan het bij of krachtens artikel 3:68 van de wet bepaalde met betrekking tot de technische voorzieningen, kan de Nederlandsche Bank de vrije beschikking door het bijkantoor over de waarden die betrekking hebben op zijn vanuit Nederland uitgeoefende bedrijf van schadeverzekeraar, beperken of hem verbieden om anders dan met machtiging van de Nederlandsche Bank te beschikken over deze waarden.
Alvorens een beperking of een verbod als bedoeld in het eerste lid uit te vaardigen stelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instantie van Zwitserland op de hoogte van haar voornemen.
Een beperking of een verbod als bedoeld in het eerste lid kan de Nederlandsche Bank ook uitvaardigen, indien de toezichthoudende instantie van Zwitserland of van een andere lidstaat dan Nederland waar de schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland een vestiging heeft, dit verzoekt op grond van het feit dat het bijkantoor naar haar oordeel in soortgelijke omstandigheden verkeert als bedoeld in het eerste lid.
Het bijkantoor kan de ongeldigheid van een rechtshandeling, verricht in strijd met de beperking of het verbod, inroepen indien de wederpartij de maatregel kende of daarvan niet onkundig kon zijn.
De beperking of het verbod wordt door de Nederlandsche Bank door middel van een deurwaardersexploot aan de schadeverzekeraar bekend.
De Nederlandsche Bank heft de beperking of het verbod op zodra het bijkantoor weer voldoet aan de in het eerste lid bedoelde eisen of, wanneer de beperking of het verbod uitsluitend berust op het derde lid, zodra daartoe naar het oordeel van de Nederlandsche Bank aanleiding bestaat, doch in elk geval zodra de in dat lid bedoelde toezichthoudende instantie de door haar opgelegde beperking of het verbod heeft opgeheven. De Nederlandsche Bank maakt de opheffing bekend aan het bijkantoor.
De Nederlandsche Bank stelt de toezichthoudende instantie, bedoeld in het derde lid, alsmede de toezichthoudende instanties van de lidstaten waarnaar het bijkantoor, bedoeld in het eerste lid, vanuit Nederland diensten verricht in kennis van de uitvaardiging van de beperking of het verbod en de opheffing daarvan.
De Nederlandsche Bank vaardigt een beperking of een verbod als bedoeld in artikel 24 uit ten aanzien van de hier te lande aanwezige waarden, indien de toezichthoudende instantie van Zwitserland dit verzoekt op grond van het feit dat de schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland naar haar oordeel in soortgelijke omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3:136, tweede lid, van de wet.
De schadeverzekeraar kan de ongeldigheid van een rechtshandeling, verricht in strijd met de beperking of het verbod, inroepen indien de wederpartij de maatregel kende of daarvan niet onkundig kon zijn.
De Nederlandsche Bank heft de beperking of het verbod, bedoeld in het eerste lid, op zodra de toezichthoudende instantie van Zwitserland dit verzoekt. Zij maakt de opheffing bekend aan de schadeverzekeraar. Tevens doet de Nederlandsche Bank van het besluit tot opheffing van de beperking of het verbod mededeling aan de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waarheen de schadeverzekeraar vanuit Nederland diensten verricht.
Hoofdstuk 3A:2 van de wet is van overeenkomstige toepassing op een bijkantoor in Nederland van een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland.
De Nederlandsche Bank vraagt vooraf advies aan de Autoriteit Financiële Markten indien zij dient te beslissen op:
een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2:3.0d, eerste lid, 2:3.0i, eerste lid, 2:3.0m, eerste lid, van de wet teneinde te beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen is bepaald bij of krachtens de artikelen 3:73b, en 4:76a tot en met 4:76d van de wet en aan krachtens de artikelen 17b en 18 van het Besluit prudentiële regels Wft gestelde regels voor zover die regels uitvoering geven aan internationaal aanvaarde standaarden inzake bestuur; of
een aanvraag als bedoeld in de artikel 37a van het Besluit prudentiële regels Wft, teneinde te beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen is bepaald bij of krachtens de artikelen 3:73b van de wet en aan de krachtens artikel 17b Besluit prudentiële regels Wft gestelde regels voor zover die regels uitvoering geven aan internationaal aanvaarde standaarden inzake bestuur.
De Autoriteit Financiële Markten brengt het advies schriftelijk uit binnen zes weken na het verzoek.
De Nederlandsche Bank volgt het advies, bedoeld in het eerste lid, tenzij zwaarwegende redenen betreffende de soliditeit van de aanvrager of de stabiliteit van het financiële stelsel naar het oordeel van de Nederlandsche Bank aanleiding tot afwijking geven. Indien de Nederlandsche Bank overweegt af te wijken, stelt zij de Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid om haar advies mondeling toe te lichten. De Nederlandsche Bank motiveert een afwijking schriftelijk.
Een ontheffing als bedoeld in artikel 3:5, vierde lid, van de wet, kan, onverminderd artikel 28, worden verleend indien;
de nakoming van alle verplichtingen van de aanvrager die zijn ontstaan door het in de uitoefening van een bedrijf van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben, wordt gegarandeerd door:
een onderneming met een positief geconsolideerd eigen vermogen, waarvan de aanvrager dochtermaatschappij is;
een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen of een bank met zetel in een door Onze Minister aan te wijzen staat waar toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van bank wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
de Staat der Nederlanden of een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden; of
een onderneming die behoort tot een door de Nederlandsche Bank aan te wijzen categorie; of
de aanvrager een door de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten op grond van de wet verleende vergunning heeft.
De aanvrager van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:5, vierde lid, van de wet, toont aan dat zal worden voldaan aan artikel 28, eerste lid, en legt ten aanzien van de in dat lid bedoelde personen de volgende gegevens over:
een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;
een kopie van een geldig identiteitsbewijs;
gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 30; en
een opgave van referenten.
De houder van de ontheffing verstrekt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan de Nederlandsche Bank de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens, bedoeld in de artikelen 361, eerste lid, onderscheidenlijk 391, eerste lid, en 392, eerste lid, onderdelen a tot en met h, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Het beleid van een houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:5, vierde lid, van de wet wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen de houder van een ontheffing een orgaan is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de houder van een ontheffing wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.
De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.
Op de vaststelling van de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 29 tot en met 33 van overeenkomstige toepassing.
De Nederlandsche Bank stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 28, eerste lid, buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.
De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 29, in ieder geval in aanmerking:
de in onderdelen 1 en 2 van de bijlage genoemde strafrechtelijke antecedenten;
de in onderdeel 3 van de bijlage genoemde financiële antecedenten;
de in onderdeel 4 van de bijlage genoemde toezichtantecedenten;
de in onderdeel 5 van de bijlage genoemde fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten; en
de in onderdeel 6 van de bijlage genoemde overige antecedenten.
De Nederlandsche Bank verkrijgt inzicht in de in artikel 29 bedoelde voornemens, handelingen en antecedenten op grond van:
door betrokkene verstrekte gegevens en inlichtingen;
door de Landelijke Officier van Justitie verstrekte politiegegevens;
gegevens uit de registratie, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet controle op rechtspersonen;
gegevens en inlichtingen, verkregen van de Belastingdienst;
gegevens en inlichtingen, verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn;
ambtsberichten van het Openbaar Ministerie;
inlichtingen, verkregen van door betrokkene opgegeven referenten;
gegevens uit openbare bronnen;
inlichtingen, verkregen van curatoren of bewindvoerders met betrekking tot faillissementen, surseances, schuldsaneringen, bewindvoeringen of noodregelingen waarbij de in artikel 28 bedoelde personen betrokken zijn geweest;
inlichtingen, verkregen van organisaties van huidige of voormalige beroepsgenoten van betrokkene; of
gegevens en inlichtingen, verkregen uit andere bij ministeriële regeling aan te wijzen bronnen.
Indien de gegevens of inlichtingen, verkregen overeenkomstig het eerste lid, de Nederlandsche Bank aanleiding geven tot nader onderzoek, kan de Nederlandsche Bank ook inlichtingen inwinnen en gegevens opvragen bij andere personen of instanties dan genoemd in dat lid. De Nederlandsche Bank stelt de betrokkene in dat geval vooraf schriftelijk in kennis van:
de reden van het nadere onderzoek;
de personen of instanties bij wie nadere gegevens of inlichtingen zullen worden ingewonnen; en
de aard van de nadere gegevens of inlichtingen.
De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 29 staat niet buiten twijfel indien:
deze onherroepelijk veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van de bijlage, waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak minder dan acht jaren zijn verstreken;
deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van de bijlage, waarbij de uitspraak nog niet onherroepelijk is of waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht of meer jaren zijn verstreken;
deze veroordeeld is terzake van een overtreding van artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of artikel 65 van de Invorderingswet 1990, waarbij betrokkene veroordeeld is tot een gevangenisstraf of boete; of
deze een vergrijpboete van meer dan € 62.500 opgelegd heeft gekregen terzake van een feit als genoemd in onderdeel 5 van de bijlage, en het besluit waarbij de vergrijpboete is opgelegd onherroepelijk is geworden of waarbij ten minste de rechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan.
De Nederlandsche bank kan op grond van de omstandigheden of belangen, genoemd in artikel 33, afwijken van het eerste lid, ten aanzien van de onderdelen b, c en d.
De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 29, in aanmerking:
het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;
de belangen die de wet beoogt te beschermen; en
de overige belangen van de aanvrager en de betrokken persoon of personen.
De houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 3:5, vierde lid, van de wet:
informeert, alvorens een overeenkomst aan te gaan terzake van het in de uitoefening van een bedrijf van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben zijn wederpartij duidelijk en volledig over diens rechten en plichten met betrekking tot de overeenkomst;
deelt de Nederlandsche Bank schriftelijk en onverwijld nadat hij daarvan in het kader van de normale bedrijfsvoering kennis heeft genomen een wijziging mede in de gegevens die eerder door hemzelf of door een financiële onderneming aan een toezichthouder zijn verstrekt ten behoeve van de beoordeling van de ingevolge de wet gestelde eisen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in artikel 28, eerste lid; en
deelt de Nederlandsche Bank schriftelijk het voornemen tot wijziging van de personen bedoeld in artikel 28, eerste lid, mede.
De houder van een ontheffing geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voordat de Nederlandsche Bank heeft vastgesteld dat de betrouwbaarheid van de betrokken persoon buiten twijfel staat. De Nederlandsche Bank neemt een besluit omtrent de betrouwbaarheid:
binnen zes weken na ontvangst van de mededeling; of
inden de Nederlandsche Bank binnen twee weken na ontvangst van de mededeling om nadere gegevens heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens, doch uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de mededeling.
Indien de Nederlandsche Bank een derde verzoekt om nadere gegevens als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, geeft zij daarvan kennis aan de houder.
Bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, legt de houder ten aanzien van de betrokken persoon de volgende gegevens over:
een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;
een kopie van een geldig identiteitsbewijs;
gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 30; en
een opgave van referenten.
Het tweede lid en het vierde lid, onderdelen b, c en d, zijn niet van toepassing indien de wijziging een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 3:110, tweede lid van de wet wordt gedaan met gebruikmaking van het daartoe door de Nederlandsche Bank vastgestelde formulier dat op verzoek aan de aanvrager ter beschikking wordt gesteld.
De gegevens, bedoeld in artikel 3:110, tweede lid, van de wet zijn:
een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de bank of banken waarvan de financiële instelling dochtermaatschappij is;
een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de aanvrager;
een opgave van de rechtsvorm van de financiële instelling;
indien de aanvrager rechtspersoon is, een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
indien de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;
indien aanwezig, een gewaarmerkt afschrift van de statuten van de financiële instelling;
een opgave van de activiteiten die de aanvrager voornemens is te verrichten;
gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de financiële instelling;
gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de aanvrager;
een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet;
een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16 van de wet;
een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet;
een beschrijving van het geconsolideerde toezicht, bedoeld in artikel 3:31 van de wet; en
bescheiden waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet blijken.
De gegevens, bedoeld in artikel 3:110, tweede lid, van de wet zijn voor een aanvrager die voornemens is beleggingsdiensten te verlenen, onverminderd het eerste lid, een beschrijving van:
de inrichting van de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:14 van de wet;
de maatregelen, bedoeld in artikel 4:87 van de wet; en
het voorgenomen beleid, bedoeld in 4:88 van de wet.
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:
een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, de nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;
een curriculum vitae;
een opgave van de relevante diploma’s;
een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en
een opgave van referenten.
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:
een opgave van de naam, de geboortedatum, de nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;
een kopie van een geldig identiteitsbewijs;
gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en
een opgave van referenten.
Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing indien het een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.
Vervallen
Vervallen
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit reikwijdtebepalingen Wft.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:
het in of vanuit Nederland, beschikkende over voorwetenschap, verrichten of bewerkstelligen van transacties in bepaalde effecten (artikelen 5:53 en 5:56 van de wet juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
het doorgeven van voorwetenschap als bedoeld in artikelen 5:53 en 5:56 van de wet of de nadrukkelijke aanbeveling bepaalde transacties te doen zonder daarbij de voorwetenschap door te geven (artikel 5:57 van de wet juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
handel met voorwetenschap (artikelen 8 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
het iemand aanraden of ertoe aanzetten om te handelen met voorwetenschap (artikelen 8 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
het wederrechtelijk mededelen van voorwetenschap (artikelen 10 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
overtreding van een andere bepaling uit de financiële toezichtswetgeving, als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 2 juncto 6 van de Wet op de economische delicten en waarvoor betrokkene is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een geldboete van ten minste de vierde categorie;
deelneming aan een criminele en of terroristische organisatie (artikelen 140 tot en met 140a van het Wetboek van Strafrecht (WvSr));
valsheid in geschrifte (artikel 225 van het WvSr);
opzettelijk verstrekken van onware gegevens (artikel 227a van het WvSr);
opzettelijk schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 227b van het WvSr);
diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikelen 311en 312 van het WvSr);
verduistering (artikelen 321 tot en met 323 van het WvSr);
benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 340 tot en met 348 van het WvSr);
opzetheling (artikel 416 van het WvSr);
witwassen (artikelen 420bis tot en met 420ter van het WvSr);
financieren van terrorisme (artikel 421 van het WvSr); of
overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.
Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokken van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:
openbare orde en discriminatie (artikelen 131 tot en met 151a);
gemeengevaarlijke misdrijven (artikelen 157 tot en met 175);
openbaar gezag (artikelen 177 tot en met 207a );
muntmisdrijven (artikelen 208 tot en met 215);
andere valsheiddelicten dan muntmisdrijven (artikelen 216 tot en met 235);
opzettelijk verstrekken van onware gegevens (artikel 227a);
opzettelijk schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 227b);
seksuele misdrijven (artikelen 241, 243, 245 tot en met 253 en 254ba);
bedreiging met geweld of misdrijf (artikel 285);
geweldsmisdrijven tegen het leven (artikelen 287 tot en met 294);
mishandeling (artikelen 300 tot en met 306);
dood en lichamelijk letsel door schuld (artikelen 307 tot en met 309);
eenvoudige diefstal (artikel 310);
diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikel 311);
diefstal met geweld (artikel 312);
afpersing (artikel 317);
verduistering (artikelen 321 tot en met 323);
bedrog (artikelen 326 tot en met 337);
benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 340 tot en met 348);
vernieling (artikelen 350 tot en met 354);
ambtsmisdrijven (artikelen 355 tot en met 380);
heling en schuldheling (artikelen 416 tot en met 417bis);
witwassen (artikelen 420 bis tot en met 420quinquies);
financieren van terrorisme (artikel 421);
opgave van valse naam, academische titel etc. (artikel 435);
onbevoegd uitoefenen makelaardij (artikel 436a);
indruk wekken van officieel gesteund of erkend optreden (artikel 435b);
eigenmachtig handelen tijdens surséance (artikel 442);
verstrekken van onware gegevens (artikel 447c); of
schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 447d).
– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69).
met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van
harddrugs (artikel 2, eerste lid);
met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben en vervaardigen softdrugs (artikel 3, eerste lid); of
voorbereidingshandelingen met betrekking tot bereiden, verkopen, afleveren etc. en smokkelen van harddrugs (artikel 10a, eerste lid).
Door de WED strafbaar gestelde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële toezichtswetgeving en overtreding van de artikelen 2, 3, eerste lid, 4 eerste lid, 5, eerste en derde lid, 8, 16, 17, tweede lid, 23, eerste en tweede lid, 33 en 34 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
zonder erkenning wapen of munitie vervaardigen etc. (artikel 9, eerste lid), vervaardigen, voorhanden hebben etc. bepaalde wapens (artikel 13, eerste lid);
zonder consent bepaalde wapens of munitie doen binnenkomen of uitgaan etc. (artikel 14, eerste lid);
zonder vergunning of verlof vervoeren bepaalde wapens of munitie (artikel 22, eerste lid);
verboden voorhanden hebben van bepaalde wapens of munitie (artikel 26, eerste lid); of
verboden overdragen van bepaalde wapens of munitie (artikel 31, eerste lid).
dood of letsel door schuld (artikel 6);
doorrijden na ongeval (artikel 7);
rijden onder invloed (artikel 8);
motorvoertuig besturen na ontzegging (artikel 9);
joyriding (artikel 11); of
medewerking weigeren aan onderzoek (artikel 163).
overtreding douanewetgeving (artikelen 10:5 en 10:6).
overtreding fiscale wetgeving (artikelen 64 en 65).
– Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.
Tegen betrokkene is een strafbeschikking als bedoeld in artikel 257a van het Wetboek van Strafvordering, artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of artikel 10:15 van de Algemene douanewet uitgevaardigd ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder strafbeschikkingen wordt ook verstaan een daarmee vergelijkbare buitengerechtelijke afdoening ter zake van met de hiervoor bedoelde vergelijkbare strafbare feiten in het buitenland, opgelegd door een daartoe bevoegde autoriteit.
Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties wordt ook verstaan een daarmee vergelijkbare overeenkomst met betrekking tot niet-vervolging ter zake van met de hiervoor bedoelde vergelijkbare strafbare feiten in het buitenland, gesloten met de daartoe bevoegde autoriteit.
Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.
Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.
Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor DNB van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.
betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;
ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;
betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of
de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.
de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;
met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of
betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259 en 300a).
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voorzover die redelijkerwijs voor DNB van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie, als bedoeld artikel 1:1 van de wet;
betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie, als bedoeld artikel 1:1 van de wet;
een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie, als bedoeld artikel 1:1 van de wet;
betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie, als bedoeld artikel 1:1 van de wet en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid; of
aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 2:68, tweede lid, 2:125, tweede lid, 2:179, tweede lid, onderscheidenlijk 2:235, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek.
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor DNB van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
Aan betrokkene is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:
opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);
het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of
het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).
Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:
opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);
het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of
het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f van de AWR).
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor DNB van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
de inschrijving van betrokkene bij het Dutch Securities Institute is door die instelling beëindigd;
betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten Nederland en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of
betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).