Wet van 20 november 2006, houdende regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming)

Wet handhaving consumentenbescherming

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede ter uitvoering van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PbEU L 364), noodzakelijk is regels te stellen inzake privaatrechtelijke en publiekrechtelijke handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere overheidsinstantie: een andere overheidsinstantie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening 2006/2004;

  • b.

    bevoegde autoriteit: een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van verordening 2006/2004;

  • c.

    Consumentenautoriteit: de Consumentenautoriteit, bedoeld in artikel 2.1;

  • d.

    consumentenorganisaties: stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die krachtens hun statuten tot taak hebben het behartigen van de collectieve belangen van consumenten;

  • e.

    financiële dienst of activiteit:

  • f.

    inbreuk: elk handelen of nalaten dat in strijd is met een van de wettelijke bepalingen, bedoeld in de bijlage bij deze wet, en dat schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten;

  • g.

    intracommunautaire inbreuk: een intracommunautaire inbreuk als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van verordening 2006/2004;

  • h.

    lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • i.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • j.

    overtreder: degene die een overtreding pleegt of medepleegt;

  • k.

    overtreding: een inbreuk of intracommunautaire inbreuk;

  • l.

    verbindingsbureau: verbindingsbureau als bedoeld in artikel 3, onderdeel d, van verordening 2006/2004;

  • m.

    verordening 2006/2004: verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PbEU L 364);

  • n.

    wettelijke bepalingen: de communautaire wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument bedoeld in de bijlage bij deze wet, zoals geïmplementeerd in het Nederlands recht en het recht van de lidstaten.

Hoofdstuk

2

De consumentenautoriteit

§

1

Aanwijzing en taken

Artikel

2.1

Artikel

2.2

De Consumentenautoriteit is belast met de handhaving van de wettelijke bepalingen, bedoeld in de onderdelen a en b van de bijlage bij deze wet. Zij is niet bevoegd indien de overtreding betrekking heeft op een financiële dienst of activiteit.

Artikel

2.3

Artikel

2.4

§

2

Privaatrechtelijke handhaving

Artikel

2.5

Artikel

2.6

§

3

Bestuursrechtelijke handhaving

Artikel

2.8

Artikel

2.9

Artikel

2.11

Artikel

2.12

Artikel

2.13

De Consumentenautoriteit beslist binnen dertien weken na dagtekening van het rapport, bedoeld in artikel 2.8, omtrent het opleggen van de last onder dwangsom.

Artikel

2.14

De beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom vermeldt:

  • a.

    de naam van de overtreder;

  • b.

    de inhoud van de last en de termijn waarvoor deze geldt;

  • c.

    het overtreden wettelijk voorschrift;

  • d.

    zo nodig de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.

Artikel

2.16

Artikel

2.17

Artikel

2.18

Artikel

2.19

Artikel

2.20

Artikel

2.21

Artikel

2.23

§

4

Gegevensuitwisseling

Artikel

2.24

Gegevens die de Consumentenautoriteit verkrijgt van andere bevoegde autoriteiten en andere overheidsinstanties als bedoeld in hoofdstukken 3 en 4 van deze wet maakt de Consumentenautoriteit alleen openbaar met toestemming van de desbetreffende autoriteit of instantie.

Hoofdstuk

3

Andere bevoegde autoriteiten

§

1

Stichting Autoriteit Financiële Markten

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Artikel

3.4

§

2

Het Staatstoezicht op de volksgezondheid

Artikel

3.5

Het Staatstoezicht op de volksgezondheid wordt aangewezen als bevoegde autoriteit voor intracommunautaire inbreuken op de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel e van de bijlage bij deze wet.

Artikel

3.6

§

3

Het Commissariaat voor de Media

Artikel

3.7

Het Commissariaat voor de Media wordt aangewezen als bevoegde autoriteit voor intracommunautaire inbreuken op de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel f van de bijlage bij deze wet.

Artikel

3.8

§

4

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Artikel

3.9

De Inspectie Verkeer en Waterstaat wordt aangewezen als bevoegde autoriteit voor intracommunautaire inbreuken op de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel g van de bijlage bij deze wet.

Artikel

3.10

§

5

Voedsel en Warenautoriteit

Artikel

3.11

De Voedsel en Warenautoriteit wordt aangewezen als bevoegde autoriteit voor intracommunautaire inbreuken op de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel h van de bijlage bij deze wet.

Artikel

3.12

§

6

Gegevensuitwisseling

Artikel

3.13

Alle informatie die een bevoegde autoriteit op grond van verordening 2006/2004 aan bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie verstrekt, verstrekt de bevoegde instantie eveneens aan de Consumentenautoriteit als het verbindingsbureau.

Hoofdstuk

4

Andere overheidsinstanties

Artikel

4.1

Artikel

4.2

Artikel

4.3

Artikel

4.4

Indien een andere overheidsinstantie toezichts- of handhavingsmaatregelen neemt ten aanzien van een gedraging, die eveneens een intracommunautaire inbreuk op kan leveren, stelt zij de Consumentenautoriteit als het verbindingsbureau hiervan op de hoogte.

Artikel

4.5

Hoofdstuk

5

Samenwerkingsprotocollen

Artikel

5.1

Hoofdstuk

6

Consumentenorganisaties en instanties met een rechtmatig belang

Artikel

6.1

Artikel

6.2

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen instanties worden aangewezen die een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van of het verbieden van intracommunautaire inbreuken als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening 2006/2004.

Artikel

6.3

Hoofdstuk

7

Rechtsbescherming

Artikel

7.2

Consumentenorganisaties worden aangemerkt als belanghebbenden bij besluiten krachtens deze wet.

Hoofdstuk

8

Consumentenbescherming

Artikel

8.1

Artikel

8.2

Artikel

8.5

Artikel

8.6

Hoofdstuk

9

Wijziging in andere wetten

Artikel

9.1

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 3.

Artikel

9.2

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

9.3

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

9.4

Wijzigt de Prijzenwet.

Artikel

9.5

Wijzigt de Elektriciteitswet 1998.

Artikel

9.6

Wijzigt de Wet financiële dienstverlening.

Artikel

9.7

Wijzigt de Wet marktordening gezondheidszorg.

Artikel

9.8

Wijzigt de Gaswet.

Artikel

9.9

Zolang het bij koninklijke boodschap van 8 december 2003 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet, Kamerstukken II, nr. 29 359, nog niet tot wet is verheven en in werking is getreden, zijn de krachtens artikel 22 van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid belast met het toezicht, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid.

Hoofdstuk

10

Slotbepalingen

Artikel

10.1

Onze Minister brengt jaarlijks vóór 1 juni verslag uit over de werkzaamheden van de Consumentenautoriteit in het afgelopen jaar en brengt dit verslag ter kennis van de beide Kamers van de Staten-Generaal.

Artikel

10.2

Artikel

10.3

Artikel

10.4

Wijzigt deze wet.

Artikel

10.5

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

10.6

Deze wet wordt aangehaald als: Wet handhaving consumentenbescherming.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, C. E. G. vanGennip
De Minister van Justitie, E. M. H.Hirsch Ballin

Bijlage

bij de wet

Onderdeel a

Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame (PbEG L 250); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 1997, L 290)

artikelen 194 tot en met artikel 196 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek

Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PbEG L 158)

het bepaalde bij of krachtens de artikelen 500 en 503 tot en met 513 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L 95); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/995/EG van de Commissie (PbEG L 353)

artikelen 231 tot en met 235 en 237 tot en met 247 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de overtreder een beding als bedoeld in artikel 236 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek gebruikt

Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PbEG L 280)

het bepaalde bij of krachtens de artikelen 48a, 48c, 48d, 48e en 48g van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PbEG L 271).

artikelen 46a, 46b, 46d tot en met 46g, 46i, uitgezonderd de tweede volzin van het eerste lid, en 46j van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PbEG L 171)

artikelen 5, 6 en 6a, eerste, vierde en vijfde lid, artikelen 17 tot en met 19, artikelen 21 tot en met 23 en artikel 25 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt («Richtlijn inzake elektronische handel») (PbEG L 178)

artikelen 15a tot en met 15c en 15f van boek 3, artikel 196c en artikelen 227a, 227b, vierde, vijfde en zesde lid, en 227c, derde, vijfde en zesde lid, van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek

Onderdeel b

Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PbEG L 372)

het bepaalde bij of krachtens de Colportagewet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PbEG L 80)

het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2b en 3, voor zover samenhangend met artikel 2b, van de Prijzenwet

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt («Richtlijn inzake elektronische handel») (PbEG L 178)

Artikel 8.2 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L 95); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/995/EG van de Commissie (PbEG L 353)

Artikel 8.3 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PbEG L 171)

Artikel 8.4 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PbEG L 271).

Artikel 8.5 van deze wet en artikelen 11.7 en 11.8 van de Telecommunicatiewet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PbEG L 280)

Artikel 8.6 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PbEG L 158)

Artikel 8.7 van deze wet, voor zover niet betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Onderdeel c

Sub c.1

Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PbEG L 42); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 1998, L 101).

het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10, 31, 35 en 100 van de Wet financiële dienstverlening

Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten (PbEU L 271)

het bepaalde bij of krachtens de artikelen 31, 35, 40, 41 en 100 van de Wet financiële dienstverlening

Sub c.2

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt («Richtlijn inzake elektronische handel») (PbEG L 178)

Artikel 8.2 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L 95); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/995/EG van de Commissie (PbEG L 353)

Artikel 8.3 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PbEG L 171)

Artikel 8.4 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PbEG L 271).

Artikel 8.5 van deze wet en artikelen 11.7 en 11.8 van de Telecommunicatiewet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (PbEG L 280)

Artikel 8.6 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (PbEG L 158)

Artikel 8.7 van deze wet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Onderdeel d

Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (PbEG L 372)

het bepaalde bij of krachtens de Colportagewet, voor zover betrekking hebbend op een financiële dienst of activiteit

Onderdeel e

Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik: artikelen 86 tot 100 (PbEG L 311); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG (PbEU 2004, L 136).

Artikel 14, eerste en tweede lid, en 17, derde lid van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PbEG L 298); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 1997, L 202)

artikelen 5 en 10a van het Reclamebesluit geneesmiddelen (totdat de Geneesmiddelenwet in werking treedt)

artikelen 82 en 93 van de Geneesmiddelenwet

Onderdeel f

Artikelen 10, 11, 17, eerste, tweede en vierde lid, 18 tot en met 21 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PbEG L 298); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 1997, L 202)

het bepaalde bij of krachtens de volgende artikelen van de Mediawet: 13c, tweede lid, onderdeel c, 41a, 48, 50, achtste lid, 52, 52a, derde lid, 52b, eerste tot en met derde lid, 52c, 56a, vijfde lid, 64b, 64c, eerste en tweede lid, 71e, eerste lid, 71f tot en met 71k, eerste tot en met zesde lid, en 71m

Artikelen 12, 15 en 16 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PbEG L 298); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 1997, L 202)

De artikelen in de Nederlandse Reclame Code en de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken van de Stichting Reclame Code die dienen ter implementatie van de artikelen 12, 15 en 16 van Richtlijn 89/552/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG, en waarop de artikelen 43b, tweede lid, 61a en 71r van de Mediawet, alsmede artikel 169 van de Mediawet van toepassing zijn.

Onderdeel g

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (PbEU L 46)

Onderdeel h

Artikelen 13 en 17, tweede lid van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PbEG L298 ); Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 1997, L 202)

artikelen 4 en 5 van de Tabakswet