Besluit van 28 december 2006, houdende regels inzake randapparaten en radioapparaten (Besluit randapparaten en radioapparaten 2007)

Besluit randapparaten en radioapparaten 2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Minister van Economische Zaken van 5 september 2006, nr. WJZ 6062961;
Gelet op richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG L 91), alsmede op het Besluit van het Gemengd Comité van de EER, nr. 48/2000, van 31 mei 2000, tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-Overeenkomst (PbEG L 237), artikel 3, tweede lid en de sectorbijlage betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika (PbEG 1999, L 31), artikel II, derde lid en de sectorbijlage betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en Canada (PbEG 1998, L 280), artikel 2, tweede lid en de sectorbijlage betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, certificaten en markeringen tussen de Europese Gemeenschap en Australië (PbEG 1998, L 229), artikel 2, tweede lid en de sectorbijlage betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur van de Overeenkomst inzake de wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland (PbEG 1998, L 229), artikel 2 en de sectorbijlage betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en radioapparatuur van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, tussen de Europese Gemeenschap en Japan (PbEG 2001, L 284), artikel 1 en bijlage 1, Hoofdstuk 7, betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland (PbEG 2002, L 114) en op de artikelen 10.1, tweede lid, 10.2, tweede lid, 10.3, 10.4, 10.6, 10.7 en 10.8, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet;
De Raad van State gehoord (advies van 12 oktober 2006, nr. W10.06.0378/II);
Gezien het nader rapport van Minister van Economische Zaken van 20 december 2006, nr. WJZ 6108618;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsomschrijvingen en toepassingsbereik

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Telecommunicatiewet;

  • b.

    richtlijn nr. 1999/5/EG: richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG L 91);

  • c.

    richtlijn nr. 2006/95/EG: richtlijn nr. 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PbEU L 374);

  • d.

    richtlijn nr. 2004/108/EG: richtlijn nr. 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit en tot intrekking van Richtlijn 89/336/EEG (PbEG L 390);

  • e.

    radioapparaten: radiozendapparaten en apparaten die naar hun aard bestemd zijn voor het ontvangen van radiocommunicatiesignalen;

  • f.

    geharmoniseerde norm: technische specificatie die door een erkende Europese normalisatie-instelling, in opdracht van de Europese Commissie en in overeenstemming met de procedures van de notificatierichtlijn is goedgekeurd;

  • g.

    lidstaat: staat die lid is van de Europese Unie;

  • h.

    derde land: land dat partij is bij een bij ministeriële regeling genoemde overeenkomst;

  • i.

    aangemelde instantie: instantie die voor het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingsprocedures als bedoeld in artikel 10 van richtlijn nr. 1999/5/EG is aangewezen

    • 1°.

      door een lidstaat die de instantie op grond van artikel 11 van richtlijn nr. 1999/5/EG heeft aangemeld,

    • 2°.

      door een staat, niet zijnde een lidstaat, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die de instantie op grond van artikel 11 van richtlijn nr. 1999/5/EG heeft aangemeld, of

    • 3°.

      in het kader van een bij ministeriële regeling genoemde overeenkomst, door de aanwijzende autoriteit in een derde land.

  • j.

    verklaring van conformiteit: document waarin degene die randapparaten of radioapparaten in de handel brengt, verklaart dat die apparaten voldoen aan de voorschriften van richtlijn nr. 1999/5;

  • k.

    overeenstemmingsbeoordelingsorgaan: instantie die voor het beoordelen van overeenstemming van randapparaten en radioapparaten met de normen van een derde land en volgens de regels en procedures van het derde land is aangewezen.

Artikel

2

Het bij of krachtens dit besluit bepaalde is niet van toepassing op:

  • a.

    de randapparaten of radioapparaten, genoemd in bijlage I van richtlijn nr. 1999/5/EG, en

  • b.

    randapparaten of radioapparaten die uitsluitend worden gebruikt bij activiteiten die betrekking hebben op de openbare veiligheid, defensie, de staatsveiligheid en bij de activiteiten van de staat op gebieden die onder het strafrecht vallen.

Artikel

3

De verplichtingen die bij of krachtens dit besluit worden opgelegd aan degene die randapparaten of radioapparaten in de handel brengt en aan degene die het voornemen heeft om radioapparaten, die in frequentiebanden worden gebruikt waarvan het gebruik niet in de gehele Europese Unie is geharmoniseerd, in Nederland in de handel te brengen, zijn eveneens van toepassing op de in Nederland gevestigde vertegenwoordigers van deze personen.

Hoofdstuk

2

Randapparaten en radioapparaten

Paragraaf

2.1

Kennisgeving

Artikel

4

Paragraaf

2.2

Essentiële eisen

Artikel

5

Paragraaf

2.3

Conformiteitsbeoordeling

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Degene die randapparaten of radioapparaten in de handel brengt, voldoet aan de uit de bijlagen II tot en met V van richtlijn nr. 1999/5/EG voortvloeiende verplichtingen behorende bij de conformiteitsbeoordelingsprocedures die op grond van artikel 7 op die apparaten van toepassing zijn.

Artikel

9

Artikel

10

Paragraaf

2.4

Aanwijzing van aangemelde instanties en overeenstemmingsbeoordelingsorganen

Artikel

11

Artikel

12

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een aanvraag tot aanwijzing als bedoeld in artikel 11 moet worden ingediend.

Artikel

12a

Paragraaf

2.5

Informatie

Artikel

13

Paragraaf

2.6

Specificaties van netwerkaansluitpunten en toegang tot openbare telecommunicatienetwerken

Artikel

14

Artikel

15

Een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk zorgt er voor dat randapparaten die voldoen aan de voorschriften, bedoeld in artikel 5, op daartoe geschikte netwerkaansluitpunten kunnen worden aangesloten.

Artikel

16

In afwijking van artikel 15 is een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk gerechtigd om randapparaten die voldoen aan de voorschriften, bedoeld in artikel 5, niet aan te sluiten of af te sluiten dan wel buiten gebruik te stellen indien deze apparaten ernstige schade toebrengen aan een telecommunicatienetwerk, schadelijke interferentie veroorzaken of het telecommunicatienetwerk of de werking daarvan schaden, mits hij hiertoe voorafgaande toestemming heeft van de Autoriteit Consument en Markt.

Artikel

17

Hoofdstuk

3

Verhandelen van randapparaten en radioapparaten

Artikel

18

Hoofdstuk

4

Maatregelen in verband met belemmeringen

Artikel

19

Onze Minister kan het in de handel brengen of verhandelen van radiozendapparaten of categorieën van radiozendapparaten beëindigen of beperken, indien de vrees is gewettigd dat door de betrokken radiozendapparaten ontoelaatbare belemmeringen worden veroorzaakt in het etherverkeer, in andere radiozendapparaten of in ontvangapparaten.

Hoofdstuk

5

Behandeling van klachten

Artikel

20

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de behandeling van klachten over belemmeringen welke bij het gebruik van radiozendapparaten worden ondervonden.

Hoofdstuk

6

Handelsreclame

Hoofdstuk

7

Tentoonstellingen en demonstraties

Artikel

22

Het is verboden randapparaten of radioapparaten die niet voldoen aan de eisen van dit besluit tentoon te stellen of te demonstreren, tenzij

  • a.

    het tentoonstellen of demonstreren plaatsvindt tijdens handelsbeurzen, tentoonstellingen of soortgelijke evenementen, en

  • b.

    deze uitrusting is voorzien van een zichtbaar teken dat aangeeft dat de uitrusting niet in de handel mag worden gebracht of mag worden verhandeld zolang deze uitrusting niet voldoet aan de eisen van dit besluit.

Hoofdstuk

8

Voorkomen van storingen door radiozendapparaten

Artikel

23

Artikel

23a

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld om verstoringen te voorkomen in frequentiebanden die ingevolge het frequentieplan als bedoeld in artikel 3.1 van de wet zijn bestemd voor omroep.

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

24

Artikel

26

Een wijziging van richtlijn nr. 1999/5/EG, van de notificatierichtlijn, van richtlijn nr. 2004/108/EG, of van richtlijn nr. 2006/95/EG gaat voor de toepassing van het onderhavige besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel

27

Artikel

29

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

30

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit randapparaten en radioapparaten 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, J. G.Wijn
De Minister van Justitie, E. M. H.Hirsch Ballin