Besluit van 28 december 2006, houdende regels inzake elektromagnetische compatibiliteit van uitrusting (Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2007)

Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Minister van Economische Zaken van 5 september 2006, nr. WJZ 6062957;
Gelet op richtlijn nr. 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 (PbEG L 390) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit en tot intrekking van Richtlijn 89/336/EEG, alsmede op het Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 3/2006, van 27 januari 2006 (PbEG L 92) tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-Overeenkomst, artikel 3, tweede lid en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika (PbEG 1999, L 31), artikel II, derde lid en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en Canada (PbEG 1998, L 280), artikel 2, tweede lid, en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, certificaten en markeringen tussen de Europese Gemeenschap en Australië (PbEG 1998, L 229), artikel 2, tweede lid en de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland (PbEG 1998, L 229), artikel 1 en bijlage 1, Hoofdstuk 9, betreffende elektromagnetische compatibiliteit van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland (PbEG 2002, L 114), en op de artikelen 10.1, tweede lid, 10.2, eerste lid, 10.3, 10.4, 10.6 en artikel 10.7 van de Telecommunicatiewet;
De Raad van State gehoord (advies van 16 oktober 2006, nr. W10.060377/II);
Gezien het nader rapport van de Minister van Economische Zaken van 20 december 2006, nr. WJZ 6108521;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsomschrijvingen en toepassingsbereik

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Telecommunicatiewet;

  • b.

    richtlijn nr. 2004/108/EG: richtlijn nr. 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit en tot intrekking van Richtlijn 89/336/EEG (PbEG L 390);

  • c.

    richtlijn nr. 1999/5/EG: richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG L 91);

  • d.

    elektromagnetische storing: elk elektromagnetisch verschijnsel dat een verslechtering van de prestaties van uitrusting kan veroorzaken, waaronder een elektromagnetische ruis, een ongewenst signaal of een wijziging in het voortplantingsmilieu;

  • e.

    ongevoeligheid: het vermogen van uitrusting om in aanwezigheid van een elektromagnetische storing te kunnen functioneren zoals beoogd zonder verslechtering van prestaties;

  • f.

    elektromagnetische omgeving: het geheel van waarneembare elektromagnetische verschijnselen op een bepaalde locatie;

  • g.

    elektromagnetische compatibiliteit: het vermogen van uitrusting om op bevredigende wijze in haar elektromagnetische omgeving te functioneren zonder zelf elektromagnetische storing te veroorzaken die ontoelaatbaar is voor andere uitrusting in die omgeving;

  • h.

    lidstaat: staat die lid is van de Europese Unie;

  • i.

    derde land: land dat partij is bij een bij ministeriële regeling genoemde overeenkomst;

  • j.

    geharmoniseerde norm: technische specificatie die door een erkende Europese normalisatie-instelling, in opdracht van de Europese Commissie en in overeenstemming met de procedures van de notificatierichtlijn, is goedgekeurd;

  • k.

    EG-verklaring van overeenstemming: document waarin degene die een apparaat in de handel brengt verklaart dat het apparaat voldoet aan de voorschriften van richtlijn nr. 2004/108/EG en dat is opgesteld volgens bijlage IV, punt 2, van richtlijn nr. 2004/108/EG;

  • l.

    CE-markering: markering als bedoeld in bijlage V, eerste en tweede alinea, van richtlijn nr. 2004/108/EG;

  • m.

    aangemelde instantie: instantie die voor het uitvoeren van conformiteitsbeoordelingsprocedures als bedoeld in bijlage III van richtlijn nr. 2004/108/EG is aangewezen

    • 1°.

      door een lidstaat die de instantie op grond van artikel 12 van richtlijn nr. 2004/108/EG heeft aangemeld,

    • 2°.

      door een staat, niet zijnde een lidstaat, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die de instantie op grond van artikel 12 van richtlijn nr. 2004/108/EG heeft aangemeld, of

    • 3°.

      in het kader van een bij ministeriële regeling genoemde overeenkomst, door de aanwijzende autoriteit in een derde land;

  • n.

    overeenstemmingsbeoordelingsorgaan: instantie die voor het beoordelen van overeenstemming van uitrusting op het gebied van elektromagnetische compatibiliteit met de normen van een derde land en volgens de regels en procedures van het derde land is aangewezen.

Artikel

2

Het bij of krachtens dit besluit bepaalde is niet van toepassing op uitrusting als bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, van richtlijn nr. 2004/108/EG.

Artikel

3

De verplichtingen die bij of krachtens dit besluit worden opgelegd aan degene die een apparaat in de handel brengt, zijn eveneens van toepassing op de in Nederland gevestigde vertegenwoordigers van deze persoon.

Hoofdstuk

2

Uitrusting

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Hoofdstuk

3

Apparaten

Paragraaf

3.1

Conformiteitsbeoordeling

Artikel

7

Degene die een apparaat in de handel brengt, voldoet aan de in artikel 8 of artikel 9 bedoelde verplichtingen inzake de conformiteitsbeoordeling.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Paragraaf

3.2

Informatie

Artikel

12

Paragraaf

3.3

Apparaten bestemd voor integratie in vaste installaties

Artikel

13

De artikelen 4, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 zijn niet van toepassing op een apparaat dat bestemd is om in een bepaalde vaste installatie te worden geïntegreerd en anderszins niet in de handel verkrijgbaar is.

Artikel

14

Hoofdstuk

4

Vaste installaties

Artikel

15

Artikel

16

Hoofdstuk

5

Aanwijzing van aangemelde instanties en overeenstemmingsbeoordelingsorganen

Artikel

17

Artikel

18

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een aanvraag tot aanwijzing als bedoeld in artikel 17 wordt ingediend.

Artikel

19

Artikel

19a

Hoofdstuk

6

Speciale maatregelen voor conforme uitrusting

Artikel

20

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over speciale maatregelen betreffende de ingebruikneming of het gebruik van uitrusting die voldoet aan de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde voorschriften. Deze regels betreffen:

  • a.

    maatregelen om een bestaand of te verwachten probleem in verband met elektromagnetische compatibiliteit op een bepaalde locatie te verhelpen;

  • b.

    maatregelen die om veiligheidsredenen genomen worden om openbare elektronische communicatienetwerken of apparaten die naar hun aard bestemd zijn voor het zenden of ontvangen van radiocommunicatiesignalen te beschermen, indien deze worden gebruikt voor veiligheidsdoeleinden in duidelijk gedefinieerde spectrumsituaties.

Hoofdstuk

7

Verhandelen van uitrusting

Artikel

21

Hoofdstuk

8

Behandeling van klachten

Artikel

22

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de behandeling van klachten over elektromagnetische storing, ondervonden van het gebruik van uitrusting.

Hoofdstuk

9

Handelsreclame

Artikel

23

Het is verboden handelsreclame te maken voor uitrusting die niet voldoet aan de eisen van dit besluit en waarvan het in de handel brengen of het verhandelen op grond van artikel 10.1, eerste lid van de wet is verboden.

Hoofdstuk

10

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

26

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

27

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, J. G. Wijn
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin