Artikel
1
1
De mobiele eenheid, bedoeld in artikel 26 van het Besluit beheer politie, bestaat uit basiseenheden al dan niet met een bijzondere taak en bijzondere eenheden.
Besluiten:
De mobiele eenheid, bedoeld in artikel 26 van het Besluit beheer politie, bestaat uit basiseenheden al dan niet met een bijzondere taak en bijzondere eenheden.
Een regionale eenheid kan, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale eenheden, beschikken over een of meer aanhoudingseenheden.
Een regionale eenheid kan, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale eenheden, beschikken over een of meer BRATRA-groepen.
Een regionale eenheid beschikt over een uit een peloton van de basiseenheid samengestelde eenheid of zelfstandige eenheden specialistische schutters, die geoefend zijn in het gebruik van een vuurwapen als bedoeld in artikel 10 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.
De in het eerste lid bedoelde schutters zijn daarnaast bekwaam in verspreiden van CS-traangas al of niet met behulp van een vuurwapen.
Het aantal eenheden minimaal gelijk is aan het aantal eenheden zoals vermeld in de bijlage 3 van deze regeling.
Een ambtenaar van politie in de zin van artikel 2, eerste lid, onder a, van de Politiewet 2012, kan deel uitmaken van een basiseenheid of een bijzondere eenheid, indien hij voldoet aan:
kwalificaties zoals voorgeschreven voor een politieopleiding als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, onder 1˚, van de Politiewet 2012;
de eisen die op grond van de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie aan hem worden gesteld; en
de voor die taak ontwikkelde en voorgeschreven kwalificaties.
De korpschef draagt voor wat betreft opleiden en oefenen zorg voor dat:
elk in een basiseenheid of een bijzondere eenheid ingedeeld personeelslid van zijn korps jaarlijks, door middel van opleiding en oefening, blijft voldoen aan de kwalificaties, gesteld voor deze specifieke taak. Deze kwalificaties omvatten minimaal 40 uur oefenen per jaar.
de basiseenheden en de bijzondere eenheden geoefend zijn en blijven in de samenwerking met relevante andere eenheden of organisatieonderdelen.
De korpschef draagt voor wat betreft het materieel zorg voor dat:
De in deze regeling genoemde eenheden en BRATRA-groep de beschikking hebben over een voor de taak toegerust voertuig.
Een basiseenheid bij een zelfstandig optreden, anders dan een groep, de beschikking heeft over een commandovoertuig.
De ruiters de beschikking hebben over voor hun taak getrainde paarden.
Iedere hondengeleider de beschikking heeft over een gecertificeerde hond zoals voorgeschreven in de Regeling politiehonden.
De leden van de in deze regeling genoemde eenheden en BRATRA-groep zijn uitgerust met adequate beschermings- en veiligheidsmiddelen.
De aangewezen leden van de in deze regeling genoemde eenheden en BRATRA-groep zijn uitgerust met een vuurwapen als bedoeld in artikel 10 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.
De korpschef draagt er zorg voor dat ten behoeve van de eenheden te water, als bedoeld in artikel 3, kan worden beschikt over twee vaartuigen, een commandovaartuig en een reddingsvaartuig met een voor deze taak bekwame bemanning.
De korpschef houdt het aantal basiseenheden uit de bijlage 1 en 2 van deze regeling beschikbaar voor bijstand.
De korpschef houdt de bijzondere eenheden uit de bijlage 3 van deze regeling beschikbaar voor bijstand.
De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis van bijlage 1 twee of meer pelotons basiseenheden voor bijstand beschikbaar moeten zijn, één peloton binnen anderhalf uur en een volgend peloton binnen vier uur gereed is voor vertrek.
De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis van bijlage 1 één peloton en één sectie basiseenheden voor bijstand beschikbaar moeten zijn, één sectie binnen anderhalf uur en één volgende sectie binnen vier uur gereed is voor vertrek.
De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis van bijlage 2 één peloton eenheden te water beschikbaar moet zijn, één sectie binnen anderhalf uur en de andere sectie binnen vier uur gereed is voor vertrek.
De korpschef draagt ervoor zorg dat van de bijzondere eenheden die op basis van bijlage 3 voor bijstand binnen een regionale eenheid beschikbaar moeten zijn, de helft, zijnde ten minste een groep of eenheid, binnen anderhalf uur gereed is voor vertrek, en de volgende groep of eenheid binnen vier uur gereed is voor vertrek.
Vervallen
De korpschef draagt er zorg voor dat binnen elke regionale eenheid voldoende opvang en nazorg wordt aangeboden aan de ingezette leden tijdens en na een optreden van de mobiele eenheden.
Deze regeling berust op artikel 44 van het Besluit beheer politie en artikel 28 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.
De Regeling mobiele eenheid wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en geldt voor de duur van twee jaar.
Deze regeling wordt automatisch verlengd voor onbepaalde tijd tenzij de leden van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie met feiten aantonen dat uitvoering van de artikelen 15 en 16 tot sociaal onaanvaardbare situaties leidt voor de leden van de mobiele eenheid in de regionale politiekorpsen.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mobiele eenheid 2007.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Noord-Nederland |
3 |
|
Oost-Nederland |
5 |
|
Noord-Holland |
2 |
1 |
Amsterdam |
4 |
|
Midden-Nederland |
4 |
|
Den Haag |
4 |
1 |
Rotterdam |
4 |
1 |
Zeeland-West-Brabant |
2 |
1 |
Oost-Brabant |
2 |
1 |
Limburg |
2 |
1 |
Noord-Nederland |
1 |
Oost-Nederland |
2 |
Noord-Holland |
1 |
Amsterdam |
1 |
Midden-Nederland |
– |
Den Haag |
– |
Rotterdam |
2 |
Zeeland-West-Brabant |
1 |
Oost-Brabant |
– |
Limburg |
1 |
Noord-Nederland |
– |
4 |
Oost-Nederland |
– |
5 |
Noord-Holland |
– |
3 |
Amsterdam |
2 |
4 |
Midden-Nederland |
– |
5 |
Den Haag |
2 |
5 |
Rotterdam |
2 |
5 |
Zeeland-West-Brabant |
– |
4 |
Oost-Brabant |
– |
3 |
Limburg |
– |
3 |
Vervallen