Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
Aangewezen overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de wet worden de categorieën van beperkingenbesluiten, genoemd in de bijlage bij dit besluit.
Wijzigt het Besluit voorkeursrecht gemeenten.
Wijzigt het Besluit uniforme saneringen.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken van de bijlage bij dit besluit of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
(artikel 174a) besluit van de burgemeester tot het sluiten van een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf;
(artikel 222, zoals dit artikel tot 1 januari 1995 heeft geluid) gemeentelijk bekostigingsbesluit strekkend tot het heffen van een gemeentelijke bouwgrondbelasting krachtens verordening;
(artikel 222, zoals dit artikel tot 1 januari 1995 heeft geluid, juncto artikel 216) vaststelling verordening tot het heffen van een gemeentelijke bouwgrondbelasting;
(artikel 222, zoals dit artikel vanaf 1 januari 1995 luidt) gemeentelijk bekostigingsbesluit strekkend tot het heffen van een gemeentelijke baatbelasting krachtens verordening;
(artikel 222, zoals dit artikel vanaf 1 januari 1995 luidt, juncto artikel 216) vaststelling verordening tot het heffen van een gemeentelijke baatbelasting.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
– (artikel 13b, eerste lid) besluit van de burgemeester tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien dat besluit strekt tot sluiting van het betreffende object.
(artikelen 4 en 22) vaststelling huisvestingsverordening (aanwijzing categorie gebouwen waarvoor het in artikel 22 bedoelde vergunningenstelsel inzake splitsing in appartementsrechten geldt).
(artikel 2.43, eerste lid, in samenhang met artikel 3.53, derde en vierde lid, onder a tot en met c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving) besluit van het bevoegd gezag om geen of minder geluidwerende maatregelen aan een geluidgevoelig gebouw te treffen;
(artikel 2.43, eerste lid, in samenhang met artikel 3.54 van het Besluit kwaliteit leefomgeving) besluit van het bevoegd gezag om een besluit tot het treffen van geluidwerende maatregelen aan een geluidgevoelig gebouw te wijzigen in een besluit om geen geluidwerende maatregelen aan dat gebouw te treffen;
(artikel 2.44, eerste lid) door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als Natura 2000-gebied aangewezen gebied;
(artikel 2.44, tweede lid) door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als bijzonder nationaal natuurgebied aangewezen gebied;
(artikel 4.5 in samenhang met een algemene regel als bedoeld in paragraaf 4.1.1) door het bevoegd gezag in verband met een archeologische toevalsvondst van algemeen belang gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een daarbij omschreven plicht;
(artikel 4.5 in samenhang met artikel 11.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving) door het bevoegd gezag gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een verbod om een houtopstand te vellen
(artikel 4.5 in samenhang met artikel 3.7, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving) door het bevoegd gezag gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een plicht tot het treffen van voorzieningen aan een bestaand bouwwerk tot op ten hoogste nieuwbouwniveau;
(artikel 4.5, eerste lid, in samenhang met artikel 5.23a, aanhef en onder b, van het Besluit bouwwerken leefomgeving) door het bevoegd gezag gesteld maatwerkvoorschrift bij wijziging van een gebruiksfunctie van een bouwwerk of een gedeelte daarvan inhoudende dat de waarde, bedoeld in artikel 5.23, eerste lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving, wordt versoepeld tot ten hoogste 38 dB;
(artikel 4.5 in samenhang met in het omgevingsplan gestelde regels) door het bevoegd gezag op grond van het omgevingsplan gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een plicht tot het treffen van voorzieningen aan een bouwwerk om dat in overeenstemming te brengen met regels in het omgevingsplan over het uiterlijk van bouwwerken;
(artikel 4.5 in samenhang met in het omgevingsplan gestelde regels) door het bevoegd gezag op grond van het omgevingsplan gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een plicht gebruiksbeperkingen in acht te nemen of nazorgmaatregelen te treffen na het saneren van de bodem;
(artikel 5.34) door het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift tot het opleggen van een plicht gebruiksbeperkingen in acht te nemen of nazorgmaatregelen te treffen na het saneren van de bodem;
(artikel 5.40, eerste lid, aanhef en onder a) door het bevoegd gezag in verband met een archeologische toevalsvondst van algemeen belang gewijzigde voorschriften van een omgevingsvergunning;
(artikel 10.13, eerste lid) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk voor infrastructuur of water;
(artikel 10.13, tweede lid) door het dagelijks bestuur van een waterschap opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk ter uitvoering van een projectbesluit waarop artikel 5.46, tweede lid, van de Omgevingswet van toepassing is;
(artikel 10.13b) door het college van burgemeester en wethouders opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek of de uitvoering van maatregelen in verband met nazorg van de bodem;
(artikel 10.14) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk voor energie of mijnbouw;
(artikel 10.15) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgelegde gedoogplicht voor het tot strand brengen of opruimen van werken voor grenswateren als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag;
(artikel 10.16, eerste lid, of het eerste lid in samenhang met het derde lid) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat of gedeputeerde staten opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek op een locatie in verband met een omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit of een aanvraag om een dergelijke vergunning;
(artikel 10.16, tweede lid, of het tweede lid in samenhang met het derde lid) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat of gedeputeerde staten op verzoek van de aanvrager of houder van een omgevingsvergunning opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek en voor het aanbrengen, in stand houden, onderhouden, gebruiken en verwijderen van de voor dat onderzoek benodigde middelen als dat voor de ontgrondingsactiviteit nodig is;
(artikel 10.17, eerste lid) door de beheerder opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek in verband met een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit of ter voldoening aan een andere in het kader van het waterbeheer op grond van de Omgevingswet, een waterschapsverordening of omgevingsverordening op hem rustende plicht;
(artikel 10.17, tweede lid) door de beheerder opgelegde gedoogplicht voor het op of in gronden verrichten van onderzoek en daarmee verband houdende activiteiten in verband met een waterstaatswerk of voor de aanleg of wijziging daarvan en de daarmee verband houdende activiteiten;
(artikel 10.18) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgelegde gedoogplicht als voor het bepalen van de mate van luchtverontreiniging gebruik moet worden gemaakt van onroerende zaken;
(artikel 10.19, eerste lid) door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgelegde gedoogplicht voor het in het belang van een archeologisch onderzoek betreden van terreinen, het daarop verrichten van metingen of het daarin doen van opgravingen;
(artikel 10.19, tweede lid) door een bestuursorgaan ter voorbereiding of uitvoering van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit opgelegde gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.19, eerste lid;
(artikel 10.19a) door de Minister van Defensie opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van werken voor de uitoefening van defensietaken;
(artikel 10.21) door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat of de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met de Minister die het aangaat opgelegde gedoogplicht voor het tot stand brengen of opruimen van een werk van algemeen belang dat geen werk of activiteit als bedoeld in de artikelen 10.13 tot en met 10.19a is;
(artikel 10.21a) door het college van burgemeester en wethouders in verband met het voorkomen, beperken of ongedaan maken van een verontreiniging of aantasting van de bodem opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek of het treffen van maatregelen;
(artikel 13.14, derde lid, aanhef en onder a, in samenhang met het eerste lid) door het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit verbonden voorschrift over kostenverhaal als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid;
(artikel 13.14, derde lid, aanhef en onder b, in samenhang met het eerste lid en met artikel 22.16, eerste lid) door het bevoegd gezag aan een projectbesluit dat geldt als een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit verbonden voorschrift over kostenverhaal als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid;
(artikelen 18.2 en 18.3 in samenhang met artikel 18.4a) besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom gericht op naleving van een bij of krachtens de Omgevingswet gestelde regel, voor zover bij dat besluit met toepassing van artikel 18.4a van die wet is bepaald dat het besluit ook geldt voor de rechtsopvolgers van degene aan wie de last wordt opgelegd;
(artikel 19.4) door het bevoegd gezag, voor zover dat de beheerder is of als sprake is van nadelige gevolgen of dreigende nadelige gevolgen voor de bodemkwaliteit, aan de veroorzaker van een ongewoon voorval opgelegde plicht tot het treffen van maatregelen om de nadelige gevolgen van dat voorval te voorkomen, te beperken of weg te nemen;
(artikel 19.5) beslissing van het bevoegd gezag, voor zover dat de beheerder is of als sprake is van nadelige gevolgen of dreigende nadelige gevolgen voor de bodemkwaliteit, tot het treffen van preventieve of herstelmaatregelen na een ongewoon voorval;
(artikel 19.9 in samenhang met artikel 19.4) door het bevoegd gezag in verband met een archeologische toevalsvondst van algemeen belang opgelegde plicht tot het treffen van maatregelen;
(artikel 19.9c, eerste lid) door het bevoegd gezag in verband met een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem opgelegde plicht tot het treffen van tijdelijke beschermingsmaatregelen;
(artikel 22.2, eerste lid, in samenhang met de artikelen 29, eerste lid, en 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet) beschikking voor zover in een regel over bodembeheer in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet, de locatie waarop die beschikking betrekking heeft bepalend is voor het toepassingsbereik van die regel;
(artikel 13b) door het college van burgemeester en wethouders opgelegde plicht om een in dat artikel genoemd object aan een ander in gebruik of beheer te geven;
(artikelen 14, 15, 15a, 16, 17, 17a, 17b, 18 en 20, zoals deze artikelen tot 1 april 2007 luiden) aanschrijving door het college van burgemeester en wethouders;
(artikel 17) besluit van het college van burgemeester en wethouders tot het sluiten van een gebouw, open erf of terrein;
(artikel 92, derde lid, in samenhang met hoofdstuk III van de Woningwet en artikel 18.4a van de Omgevingswet) besluit van het college van burgemeester en wethouders tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk III van de Woningwet, voor zover bij dat besluit met toepassing van artikel 18.4a, eerste zin, van de Omgevingswet is bepaald dat het besluit ook geldt voor de rechtsop-volgers van degene aan wie de last wordt opgelegd.