Besluit van 19 september 2007, houdende regels inzake de kwaliteit van landbouwproducten (Landbouwkwaliteitsbesluit 2007)

Landbouwkwaliteitsbesluit 2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 juni 2007, Directie Juridische Zaken, no. TRCJZ/2007/1788;
Gelet op verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1991 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PbEG L 198), verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEG L 173), verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEG L 143), verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 juni 2006 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (PbEU L 186), verordening (EG) nr. 557/2007 van de Commissie van 23 mei 2007 tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (PbEU L 132), verordening (EEG) nr. 2200/96 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (PbEG L 297), verordening (EG) nr. 1666/1999 van de Commissie van 28 juli 1999 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad betreffende de minimumkenmerken voor het in de handel brengen van bepaalde krenten- en rozijnenvariëteiten (PbEG L 197), verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (PbEG L 47), verordening (EG) nr. 2257/1994 van de Commissie van 16 september 1994 tot vaststelling van kwaliteitsnormen voor bananen (PbEG L 245), verordening (EG) 2898/95 van de Commissie van 15 december 1995 houdende voorschriften inzake de controle op de naleving van de kwaliteitsnormen in de sector bananen (PbEG L 304) , verordening (EG) 1148/2001 van de Commissie van 12 juni 2001 betreffende de handelsnormcontroles voor verse groenten en fruit (PbEG L 156), verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU L 93), verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU L 93), verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PbEG L 204), richtlijn nr. 1998/56/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG L 226) en richtlijn nr. 1992/52/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derde landen is bestemd (PbEG L 179);
De Raad van State gehoord (advies van 3 augustus 2007, nr. W11.07.0161/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 september 2007, TRCJZ/2007/2718;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Bij het in de handel brengen van of het maken van reclame voor landbouwproducten wordt slechts verwezen naar de biologische productiemethode indien voldaan is aan het bepaalde bij of krachtens verordening (EEG) 2092/91 en bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

Artikel

3

Eieren worden slechts in de handel gebracht indien voldaan is aan de artikelen 3 tot en met 6 van verordening (EG) 1028/2006 en de artikelen 2, 4, 5 tot en met 23 en 29 van verordening (EG) 557/2007 en bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

Artikel

4

Artikel

5

Vlees van pluimvee wordt slechts in de handel gebracht indien voldaan is aan de artikelen 3 tot en met 7 van verordening (EEG) 1906/90 en de artikelen 2 tot en met 14 van verordening (EEG) 1538/91 en de bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

Artikel

6

De bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, alsmede de bescherming als gegarandeerde traditionele specialiteit van landbouwproducten en levensmiddelen geschiedt overeenkomstig de bepalingen van verordening (EG) 509/2006 en verordening (EG) 510/2006 en bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

Artikel

7

Handelaren en organisaties als bedoeld in artikel 12 van verordening (EG) 1760/2000 die rundvlees etiketteren als bedoeld in artikel 11, tweede onderdeel, voldoen aan titel II, deel II van deze verordening en bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

Artikel

8

Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding worden slechts uit Nederland uitgevoerd naar derde landen indien voldaan is aan artikel 3 van richtlijn 92/52/EEG en bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

Artikel

9

Teeltmateriaal van bloembollen wordt slechts in de handel gebracht indien voldaan is aan de artikelen 3 tot en met 9 van richtlijn 98/56/EG en bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

Artikel

10

Artikel

11

De Stichting BKD is de instantie, bedoeld in de artikelen 12 en 13 van richtlijn 98/56/EG en belast met:

  • a.

    het toezicht op de naleving van bij of krachtens dit besluit gestelde regels ten aanzien van teeltmateriaal van bloembollen;

  • b.

    de keuring van teeltmateriaal van bloembollen;

  • c.

    de uitvoering van de registratie, bedoeld in artikel 6 van richtlijn 98/56/EG;

  • d.

    overige uitvoeringshandelingen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de in de aanhef bedoelde richtlijn.

Artikel

12

De Stichting COKZ is belast met:

  • a.

    het toezicht op de naleving van bij of krachtens dit besluit gestelde regels ten aanzien vanvolledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding die voor de uitvoer naar derdelanden zijn bestemd;

  • b.

    overige uitvoeringshandelingen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van richtlijn 92/52/EEG.

Artikel

13

De Stichting CPE is de instantie, bedoeld in artikel 8 van verordening (EG) 1906/90 en artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) 1028/2006 en belast met:

  • a.

    het toezicht op de naleving van bij of krachtens dit besluit gestelde regels ten aanzien van eieren en ten aanzien van vlees van pluimvee;

  • b.

    de uitvoering van de erkenning en het verstrekken van de code, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) 1028/2006;

  • c.

    de uitvoering van de registratie van slachterijen die op grond van artikel 10, eerste lid, van verordening (EEG) 1538/91 het houderijsysteem bij de etikettering van de producten vermelden, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening (EEG) 1538/91;

  • e.

    overige uitvoeringshandelingen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de in de aanhef bedoelde verordeningen.

Artikel

14

De Stichting KCB is de controle-instantie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, en belast met:

  • a.

    het toezicht op de naleving van bij of krachtens dit besluit gestelde regels ten aanzien van groenten en fruit, bananen en krenten en rozijnen;

  • b.

    het uitreiken van bewijsstukken, bedoeld in

    • 1e

      artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) 1148/2001 voor elke voor de uitvoer bestemde partij of zending groenten en fruit indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 9 van verordening (EG) 2200/96;

    • 2e

      artikel 6 van verordening (EG) 2200/96 voor elke ingevoerde partij of zending indien voldaan is aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van verordening (EG) 2200/96;

    • 3e

      artikel 8, tweede lid, van verordening (EG) 1148/2001 voor de industriële bestemming van producten indien voldaan is aan de voorwaarden genoemd in dat artikel;

  • c.

    de uitvoering van de registratie, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van verordening (EG) 2898/95;

  • d.

    overige uitvoeringshandelingen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de onder b en c bedoelde verordeningen.

Artikel

15

De Stichting Skal is de instantie, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening (EEG) 2092/91 en belast met:

  • a.

    het toezicht op de naleving van bij of krachtens dit besluit gestelde regels ten aanzien de biologische productiemethoden en van productiemethoden die bij ministeriële regeling daaraan gelijkgesteld zijn;

  • b.

    uitvoering van de registratie, bedoeld in artikel 8 van verordening (EEG) 2092/91;

  • c.

    overige uitvoeringshandelingen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de in de aanhef bedoelde verordening.

Artikel

16

De Stichting COKZ, de Stichting CPE en de Stichting KCB zijn voor zover het producten betreft die reeds op grond van respectievelijk artikel 12, 13 of 14 onder de bevoegdheid van deze instellingen vallen, dan wel voor zover het producten betreft die bij ministeriële regeling zijn aangewezen, de instanties, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van verordening (EG) 510/2006 of artikel 14, eerste lid, van verordening (EG) 509/2006 en belast met:

  • a.

    het toezicht op de naleving van bij of krachtens dit besluit gestelde regels ten aanzien van geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en traditionele specialiteiten ;

  • b.

    de keuring van producten die een beschermde geografische aanduiding of oorsprongsbenaming dan wel een gegarandeerde traditionele specialiteit hebben ten einde te waarborgen dat deze producten aan de eisen van de desbetreffende productdossiers voldoen als bedoeld in artikel 15 van verordening (EG) 509/2006 dan wel artikel 11 van verordening (EG) 510/2006.

Artikel

17

Onze Minister is belast met:

  • a.

    de keuring van de producten waarop verordening (EG) 509/2006 en verordening (EG) 510/2006 betrekking hebben en die naar hun aard of ingevolge de voorschriften van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen niet onder de bevoegdheid van de controle-instellingen vallen als bedoeld in artikel 16;

  • b.

    de erkenning van de productspecificaties, bedoeld in artikel 16 van verordening (EG) 1760/2000.

Artikel

18

Bij ministeriële regeling kan ter uitvoering van dit besluit medewerking worden gevorderd van:

  • a.

    het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouwproducten;

  • b.

    het bestuur van het Productschap voor Pluimvee en Eieren;

  • c.

    het bestuur van het Productschap voor Vee en Vlees;

  • d.

    het bestuur van het Productschap Tuinbouw; en

  • e.

    het bestuur van het Productschap Zuivel.

Artikel

19

Artikel

20

Dit besluit wordt aangehaald als: Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.

Artikel

21

Wijzigt het Tuchtrechtbesluit Landbouwkwaliteitswet.

Artikel

22

Wijzigt het Besluit glastuinbouw, het Besluit verhandeling teeltmateriaal, het Besluit aanwijzing Bloembollenkeuringsdienst en het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij.

Artikel

23

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin