Regeling van 13 december 2007, nr. DJZ2007124397, houdende regels voor de uitvoering van de kwaliteit van de bodem

Regeling bodemkwaliteit

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Definitiebepalingen

Hoofdstuk

2

Kwaliteit van de uitvoering

Artikel

2.1

Aanwijzing van werkzaamheden

Artikel

2.2

Basis erkenning

Artikel

2.4

Website voor erkende personen en instellingen

Als website, bedoeld in artikel 9 van het besluit wordt aangewezen: http://www.bodemplus.nl.

Artikel

2.5

Onafhankelijkheidseisen

Artikel

2.7

Aanwijzing van normdocumenten

Voor een werkzaamheid is als normdocument aangewezen het document dat bij de categorie waartoe de werkzaamheid behoort in bijlage C is vermeld of een of meer onderdelen van zodanig document waarin de werkzaamheid wordt beschreven.

Hoofdstuk

3

Bouwstoffen

Paragraaf

3.1

Bepaling bouwstofkarakter materiaal

Artikel

3.1.1

Monsterneming en voorbehandeling

Artikel

3.1.2

Analyse en berekening

Paragraaf

3.2

Bepaling eigenschappen bouwstof

Artikel

3.2.1

Bepaling volume kleinste eenheid op basis van afmetingen

Artikel

3.2.2

Bepaling volume kleinste eenheid op basis van zeefproef

Artikel

3.2.3

Bepaling duurzame vormvastheid

Een bouwstof, met uitzondering van de bouwstoffen genoemd in bijlage F, paragraaf 3, geldt als duurzaam vormvast indien deze in een diffusieproef volgens NEN 7375 gedurende 64 dagen minder massaverlies vertoont dan:

  • a.

    1500 g/m2 voor lichtgebonden steenmengsels voor wegfunderingen, beproefd direct na een verhardingstijd van 28 dagen,

  • b.

    500 g/m2 voor lichtgebonden steenmengsels, beproefd direct na een verhardingstijd van 91 dagen (verharding bij 20 °C en bij een relatieve vochtigheid van tenminste 90%),

  • c.

    200 g/m2 voor cementgebonden minerale reststoffen, die worden toegepast als gebonden fundering in de GWW conform BRL 9322, of

  • d.

    30 g/m2 voor alle andere materialen.

Paragraaf

3.3

Toetsing aan maximale emissie- en samenstellingswaarden

Artikel

3.3.1

Bepaling emissie- en samenstellingswaarden

Artikel

3.3.2

Bepaling emissiewaarden uit afwijkende bouwstoffen

Artikel

3.3.3

Voldoen aan de maximale emissie- en samenstellingswaarden

Paragraaf

3.4

Partijkeuringen

Artikel

3.4.1

Uitvoering partijkeuring

Artikel

3.4.2

Rapportage en verklaring partijkeuring

Paragraaf

3.5

Fabrikant-eigenverklaringen

Artikel

3.5.1

Eisen fabrikant-eigenverklaring

Artikel

3.5.2

Het toelatingsonderzoek

Artikel

3.5.3

Bepaling k-waarde

Artikel

3.5.4

Interne kwaliteitsbewaking

Artikel

3.5.5

Invulling fabrikant-eigenverklaring

Paragraaf

3.6

Erkende kwaliteitsverklaringen

Artikel

3.6.1

Het toelatingsonderzoek

Artikel

3.6.2

Keuringsfrequentie

Artikel

3.6.3

Certificering bouwstoffen die niet uit gecontroleerd productieproces komen

Artikel

3.6.4

Invulling erkende kwaliteitsverklaringen

Een erkende kwaliteitsverklaring bevat de volgende gegevens:

  • a.

    de naam en het adres van de persoon of instelling die is erkend voor het produceren op basis van een nationale BRL;

  • b.

    de certificatie-eisen waaraan de producten zijn getoetst;

  • c.

    de specificatie van het product;

  • d.

    de datum vanaf welke het certificaat geldig is;

  • e.

    eventuele bijzondere voorwaarden voor het gebruik van het product;

  • f.

    een uniek nummer waarmee naar de verklaring kan worden verwezen.

Paragraaf

3.7

Bouwstoffen en partijen

Artikel

3.7.1

Afgifte milieuhygiënische verklaringen

Een producent geeft niet meer dan één type milieuhygiënische verklaring af per product.

Artikel

3.7.2

Afleveringsbon

Artikel

3.7.3

Splitsen van partijen

Artikel

3.7.4

Samenvoegen van partijen

Paragraaf

3.8

Handhaving bouwstoffen

Artikel

3.8.2

Onderzoek in het kader van de handhaving

Artikel

3.8.3

Handhaving fabrikant-eigenverklaring

Paragraaf

3.9

Isolatie-, beheers- en controlemaatregelen

Artikel

3.9.1

Ontwerp

Artikel

3.9.2

Isolerende voorzieningen

Artikel

3.9.3

Drooglegging

Artikel

3.9.4

Beheers- en controlemaatregelen

Artikel

3.9.5

Nulonderzoek

Artikel

3.9.6

Uitvoering

Artikel

3.9.7

Controle zetting

Artikel

3.9.8

Controle grondwater

Artikel

3.9.9

Signalering gebreken en vereiste maatregelen

Indien controlewerkzaamheden aantonen dat een toepassing van een IBC-bouwstof niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen of negatieve effecten heeft, worden terstond maatregelen getroffen. Hiervoor wordt een plan van aanpak opgesteld, dat wordt aangeboden aan Onze Minister.

Artikel

3.9.10

Verwijderen IBC-bouwstof

Paragraaf

3.10

Gelijkwaardigheid

Artikel

3.10.1

Aanvraag ontheffing bij gelijkwaardigheid

Artikel

3.10.2

De verklaring behorende bij de ontheffing, bedoeld in artikel 31, eerste lid van het besluit, waaruit blijkt dat ten minste dezelfde mate van bescherming van de bodem wordt geboden als is beoogd met de betrokken eis, stellen Onze Ministers vrij beschikbaar via de website van Bodem+.

Artikel

3.10.3

Voorwaarden ontheffing

De ontheffing kan worden verleend onder de voorwaarde dat deze alleen geldt onder bepaalde omstandigheden of voor bepaalde bouwstoffen.

Paragraaf

3.11

Mijnsteen

Artikel

3.11.2

De kwaliteit van mijnsteen die afkomstig is uit een herkomstgebied als bedoeld in artikel 3.11.1, eerste lid, en wordt toegepast in een toepassingsgebied als bedoeld in het tweede lid van dat artikel wordt vastgesteld door middel van een milieuhygiënische verklaring als bedoeld in artikel 4.3.3 of 4.3.4, tweede lid.

Hoofdstuk

4

Grond en baggerspecie

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Paragraaf

4.1

Bepaling of een materiaal kan worden aangemerkt als grond of baggerspecie

Artikel

4.1.1

Bepalen hoeveelheid

Paragraaf

4.2

Vaststellen overschrijding van waarden voor grond of baggerspecie

Artikel

4.2.1

Correctie lutum en organische stof

Artikel

4.2.2

Overschrijding van waarden

Artikel

4.2.3

Kengetal in bodemkwaliteitszone

Paragraaf

4.3

Milieuhygiënische verklaringen

Artikel

4.3.1

Splitsen van partijen

Artikel

4.3.2

Samenvoegen van partijen

Artikel

4.3.3

Partijkeuringen

Artikel

4.3.4

Bodemonderzoek

Artikel

4.3.5

Bodemkwaliteitskaart

Artikel

4.3.6

Voor het verkrijgen van een erkende kwaliteitsverklaring voor grond of baggerspecie is paragraaf 3.6 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor bouwstof, grond of baggerspecie moet worden gelezen. Hierbij wordt volgens paragraaf 4.2 vastgesteld of, in afwijking van artikel 3.6.1, tweede lid, sprake is van overschrijding van de in de tabellen 1 en 2 van bijlage B opgenomen waarden en de partijkeuring is uitgevoerd volgens artikel 4.3.3, eerste tot en met vierde en zesde lid.

Artikel

4.3.7

Fabrikant-eigenverklaringen

Voor het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring voor grond of baggerspecie door een producent is paragraaf 3.5 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor bouwstof grond of baggerspecie moet worden gelezen. Hierbij wordt volgens paragraaf 4.2 vastgesteld of, in afwijking van artikel 3.5.1, eerste lid, sprake is van overschrijding van een achtergrondwaarde als bedoeld in tabel 1 of 2 van bijlage B en de partijkeuring uitgevoerd volgens artikel 4.3.3, eerste tot en met vierde en zesde lid.

Paragraaf

4.4

Bodemkwaliteitsklassen

Artikel

4.4.1

Kwaliteitsklassen grond of baggerspecie

Paragraaf

4.5

Stoffenpakket

Artikel

4.5.1

Stoffenpakket

Paragraaf

4.6

Melden

Afdeling

2

Gebiedsspecifiek toetsingskader voor de algemene toepassing

Paragraaf

4.7

Bodemfuncties

Artikel

4.7.1

Bodemfuncties

De bodemfuncties worden als volgt ingedeeld:

  • a.

    wonen met tuin;

  • b.

    plaatsen waar kinderen spelen;

    • i.

      met een gemiddelde ecologische waarde;

    • ii.

      met weinig ecologische waarde.

  • c.

    moestuinen en volkstuinen:

    • i.

      grote moestuinen: grote stads- en dorpstuinen en boerderijtuinen met een grote hoeveelheid gewasteelt;

    • ii.

      kleinere moestuinen: grote stads- en dorpstuinen met een redelijke hoeveelheid gewasteelt.

  • d.

    landbouw;

  • e.

    natuur;

  • f.

    groen met natuurwaarden;

  • g.

    ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie:

    • i.

      nagenoeg geheel verhard;

    • ii.

      niet nagenoeg geheel verhard.

Paragraaf

4.8

Gevolgen lokale maximale waarden

Artikel

4.8.1

Methode voor bepalen gevolgen lokale maximale waarden

Artikel

4.8.3

Stoffen waarvoor geen lokale maximale waarden worden vastgesteld

Het bevoegd gezag stelt voor toepassingen als bedoeld in artikel 35, onder g, van het besluit, voorzover het toepassingen betreft in de Waddenzee, de Zeeuwse Delta of de Noordzee voor tributyltin geen lokale maximale waarde vast boven de maximale waarde voor tributyltin voor verspreiden van baggerspecie in een zout oppervlaktewaterlichaam, zoals opgenomen in tabel 2 van bijlage B.

Afdeling

3

Generiek toetsingskader voor de algemene toepassing

Paragraaf

4.9

Bodemfunctieklassen voor toepassing op of in de bodem

Artikel

4.9.1

Maximale waarden bodemfunctieklassen

De maximale waarden voor de bodemfunctieklassen wonen en industrie zijn opgenomen in tabel 1 van bijlage B.

Paragraaf

4.10

Vaststelling kwaliteitsklassen van de bodem

Artikel

4.10.1

Maximale waarden kwaliteitsklassen van de bodem

Artikel

4.10.2

Vaststellen kwaliteitsklassen van de bodem

Artikel

4.10.3

Vaststellen kwaliteitsklassen van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam

Paragraaf

4.11

Maximale waarden voor het verspreiden van baggerspecie

Artikel

4.11.1

Maximale waarden voor het verspreiden van baggerspecie

Afdeling

4

Toetsingskader voor grootschalige toepassingen

Paragraaf

4.12

Grootschalige toepassingen

Artikel

4.12.1

Maximale emissiewaarden

Paragraaf

4.13

Vaststellen overschrijding van waarden

Artikel

4.13.1

Onderzoek in het kader van de handhaving

Artikel

4.13.2

Handhaving fabrikant-eigenverklaring

Bij het uitoefenen van toezicht op de naleving van de vereisten voor het afgeven van een fabrikant-eigen verklaringen voor grond of baggerspecie is artikel 3.8.3 van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf

4.14

Toepassen van tarragrond

Artikel

4.14.1

Toepassen van tarragrond

Bij toepassing van tarragrond gelden de achtergrondwaarden alsmede de maximale waarden voor de kwaliteitsklasse wonen en industrie niet voor de stoffen cresolen (som), fenol, tolueen en minerale olie, indien de aanwezigheid van die stoffen in de tarragrond een gevolg is van natuurlijke processen.

Artikel

4.14.2

Toepassen van tarragrond van aardappelen die zijn behandeld met chloorprofam

Hoofdstuk

5

Overgangsbepalingen

Paragraaf

5.1

Overgangsbepalingen

Artikel

5.1.1

Intrekkingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

Artikel

5.1.7

Tijdelijke regeling voor tarragrond

Vervallen

Artikel

5.1.8

Fasering maximale waarden bouwstoffen

Vervallen

Artikel

5.1.9

Vrijstellingen van erkenningsverplichting

Artikel

5.1.10

Toetsingsregel bouwstoffen

Artikel

5.1.10a

Overgangsrecht voor bodemkwaliteitskaarten

Tot 1 juli 2016 kan een milieuhygiënische verklaring als bedoeld in artikel 4.3.5., vierde lid, zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2016, worden afgegeven op grond van een kaart die is vastgesteld voor 1 januari 2016, waarbij toepassing is gegeven aan onderdeel 5. Vaststellen bodemkwaliteitszones, onder 3, van bijlage M, zoals dat luidde vóór 1 januari 2016.

Artikel

5.1.10b

Artikel

5.1.11

Inwerkingtreding

Artikel

5.1.12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bodemkwaliteit.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M.Cramer
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C.Huizinga-Heringa

Bijlage

A

behorende bij paragraaf 3.3 van de Regeling bodemkwaliteit

Maximale samenstellings- en emissiewaarden bouwstoffen

Tabel 1. Maximale emissiewaarden anorganische parameters

antimoon (Sb)

8,7

0,32

0,7

arseen (As)

260

0,9

2

barium (Ba)

1.500

22

100

cadmium (Cd)

3,8

0,04

0,06

chroom (Cr)

120

0,63

7

kobalt (Co)

60

0,54

2,4

koper (Cu)

98

0,9

10

kwik (Hg)

1,4

0,02

0,08

lood (Pb)

400

2,3

8,3

molybdeen (Mo)

144

1

15

nikkel (Ni)

81

0,44

2,1

seleen (Se)

4,8

0,15

3

tin (Sn)

50

0,4

2,3

vanadium (V)

3201

1,81

20

zink (Zn)

800

4,5

14

bromide (Br)

6702

202

34

chloride (Cl)

110.0002

6161, 2

8.800

fluoride (F)

2.5002

552

1.500

sulfaat (SO4)

165.0002

2.4302

20.000

1 In afwijking van de in tabel 1 opgenomen maximale emissiewaarden geldt bij toepassing van bouwstoffen in grote oppervlaktewaterlichamen als bedoeld in bijlage O bij deze regeling een maximale waarde voor vanadium van 460 mg/m2 (vormgegeven) en 4,6 mg/kg droge stof (niet-vormgegeven), en voor chloride van 1070 mg/kg droge stof (niet-vormgegeven).

2 In afwijking van de in tabel 1 opgenomen maximale emissiewaarden, gelden bij de toepassing van bouwstoffen op plaatsen waar een direct contact (mogelijk) is met zeewater of brak water met van nature een chloride-gehalte van meer dan 5.000 mg/l: a) geen maximale emissiewaarden voor chloride en bromide, en b) de in de tabel opgenomen maximale emissiewaarden voor fluoride en sulfaat vermenigvuldigd met een factor 4.

Tabel 2. Maximale samenstellingswaarden organische parameters

Aromatische stoffen

benzeen

11

ethylbenzeen

1,251

tolueen

1,251

xylenen (som)

1,251, 7

fenol

1,252

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

53

fenantreen

203

antraceen

103

fluoranteen

353

chryseen

103

benzo(a)antraceen

403

benzo(a)pyreen

103

benzo(k)fluoranteen

403

indeno (1,2,3cd) pyreen

403

benzo(ghi)peryleen

403

PAK’s (som)

504, 7

Overige parameters

PCB’s (som)

0,57

minerale olie

5005

asbest

1006

1 deze maximale samenstellingswaarden gelden niet voor bitumenproducten*1. In afwijking van de tabel gelden voor polymeerbeton de volgende maximale samenstellingswaarden: xylenen (som) 20 mg/kg d.s. en ethylbenzeen 20 mg/kg d.s.

2 voor vormzand geldt een maximale waarde van 3,75 mg/kg droge stof.

3 deze maximale samenstellingswaarden gelden niet voor voor bitumenproducten*1, asfaltproducten*2 en granulaten*3.

4. voor bitumenproducten*1 en asfaltproducten*2 geldt een maximale samenstellingswaarde van 75 mg/kg d.s. voor PAK’s (som).

5 deze maximale samenstellingswaarde geldt niet voor rubberproducten*1, toegepast op of onder kunstgrasvelden, bitumenproducten*2 en asfaltproducten*3. Voor granulaten*4 en vormzand geldt een maximale waarde van 1.000 mg/kg droge stof.

  • *1

    onder rubberproducten wordt verstaan: rubbergranulaat van personen- en be-drijfsautobanden (SBR-rubber), rubbergranulaat op basis van thermoplastisch-elastomeren (TPE) en rubbergranulaat op basis van elastomeren (EPDM) en functionele mengsels met rubbergranulaat;

  • *2

    onder bitumenproducten wordt verstaan: bitumen dakbedekkings- en afdich-tingsmaterialen, vormgegeven bouwstoffen met een bitumen coating, en secundair bitumengranulaat dat zodanig is toegepast dat in de eindtoepassing een functionele constructie van samenhangend bitumengranulaat ontstaat;

  • *3

    onder asfaltproducten wordt verstaan: asfalt, asfaltbeton, asfaltgranulaat en ci-vieltechnisch functionele mengsels met asfaltgranulaat;

  • *4

    onder granulaten wordt verstaan: menggranulaat, hydraulisch menggranulaat, betongranulaat, metselwerkgranulaat brekerzeefzand en recyclingbrekerzand.

6 Gewogen norm (concentratie serpentijn asbest + 10 x concentratie amfibool asbest). Deze eis bedraagt 0 mg/kg d.s. indien niet is voldaan aan artikel 2, onder b, van het Productenbesluit Asbest.

7 de definitie van de somparameters wordt gegeven in bijlage N.

*1 onder bitumenproducten wordt verstaan: bitumen dakbedekkings- en afdichtingsmaterialen, vormgegeven bouwstoffen met een bitumen coating, en secundair bitumengranulaat dat zodanig is toegepast dat in de eindtoepassing een functionele constructie van samenhangend bitumengranulaat ontstaat.

*2 onder asfaltproducten wordt verstaan: asfalt, asfaltbeton, asfaltgranulaat en civieltechnisch functionele mengsels met asfaltgranulaat.

*3 onder granulaten wordt verstaan: menggranulaat, hydraulisch menggranulaat, betongranulaat, metselwerkgranulaat brekerzeefzand en recyclingbrekerzand.

Bijlage

B

behorende bij hoofdstuk 4 van de Regeling bodemkwaliteit Achtergrondwaarden en maximale waarden voor grond en baggerspecie

Tabel 1. Normwaarden voor toepassen van grond of baggerspecie op of in de bodem, voor de bodem waarop grond of bagger wordt toegepast en voor verspreiden van baggerspecie over het aangrenzende perceel (voor standaardbodem, in mg kg/ds).

1. Metalen

antimoon (Sb)

4,0*

X

15

22

0,070

9

arseen (As)

20

X

27

76

0,61

42

barium (Ba)

X

cadmium (Cd)

0,60

X en 7,5

1,2

4,3

0,051

4,3

chroom (Cr)

55

X

62

180

0,17

180

kobalt (Co)

15

X

35

190

0,24

130

koper (Cu)

40

X

54

190

1,0

113

kwik (Hg)

0,15

X

0,83

4,8

0,49

4,8

lood (Pb)

50

X

210

530

15

308

molybdeen (Mo)

1,5*

X

88

190

0,48

105

nikkel (Ni)

35

X

39

100

0,21

100

tin (Sn)

6,5

X

180

900

0,093

450

vanadium (V)

80

X

97

250

1,9

146

zink (Zn)

140

X

200

720

2,1

430

2. Overige anorganische stoffen

chloride3

cyanide (vrij)4

3,0

3,0

20

nvt

nvt

cyanide (complex)5

5,5

5,5

50

nvt

nvt

thiocyanaten

6,0

6,0

20

nvt

nvt

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,20*

0,20

1

nvt

nvt

ethylbenzeen

0,20*

0,20

1,25

nvt

nvt

tolueen

0,20*

0,20

1,25

nvt

nvt

xylenen (som)

0,45*

0,45

1,25

nvt

nvt

styreen (vinylbenzeen)

0,25*

0,25

2,5

nvt

nvt

fenol

0,25

0,25

1,25

nvt

nvt

cresolen (som)

0,30*

0,30

5

nvt

nvt

dodecylbenzeen

0,35*

0,35

0,35

nvt

nvt

aromatische oplosmiddelen (som)6

2,5*

2,5

2,5

nvt

nvt

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

X

nvt

nvt

fenantreen

X

nvt

nvt

antraceen

X

nvt

nvt

fluorantheen

X

nvt

nvt

chryseen

X

nvt

nvt

benzo(a)antraceen

X

nvt

nvt

benzo(a)pyreen

X

nvt

nvt

benzo(k)fluorantheen

X

nvt

nvt

indeno(1,2,3cd)pyreen

X

nvt

nvt

benzo(ghi)peryleen

X

nvt

nvt

PAK’s totaal (som 10)

1,5

6,8

40

nvt

nvt

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)7

0,10*

0,10

0,1

nvt

nvt

dichloormethaan

0,10

0,10

3,9

nvt

nvt

1,1-dichloorethaan

0,20*

0,20

0,20

nvt

nvt

1,2-dichloorethaan

0,20*

0,20

4

nvt

nvt

1,1-dichlooretheen7

0,30*

0,30

0,30

nvt

nvt

1,2-dichlooretheen (som)

0,30*

0,30

0,30

nvt

nvt

dichloorpropanen (som)

0,80*

0,80

0,80

nvt

nvt

trichloormethaan (chloroform)

0,25*

0,25

3

nvt

nvt

1,1,1-trichloorethaan

0,25*

0,25

0,25

nvt

nvt

1,1,2-trichloorethaan

0,30*

0,30

0,30

nvt

nvt

trichlooretheen (Tri)

0,25*

0,25

2,5

nvt

nvt

tetrachloormethaan (Tetra)

0,30*

0,30

0,7

nvt

nvt

tetrachlooretheen (Per)

0,15

0,15

4

nvt

nvt

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,20*

0,20

5

nvt

nvt

dichloorbenzenen (som)

2,0*

2,0

5

nvt

nvt

trichloorbenzenen (som)

0,015*

0,015

5

nvt

nvt

tetrachloorbenzenen (som)

0,0090*

0,0090

2,2

nvt

nvt

pentachloorbenzeen

0,0025

X

0,0025

5

nvt

nvt

hexachloorbenzeen

0,0085

X

0,027

1,4

nvt

nvt

chloorbenzenen (som)

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,045

0,045

5,4

nvt

nvt

dichloorfenolen (som)

0,20*

0,20

6

nvt

nvt

trichloorfenolen (som)

0,0030*

0,0030

6

nvt

nvt

tetrachloorfenolen (som)

0,015*

1

6

nvt

nvt

pentachloorfenol

0,0030*

X

1,4

5

nvt

nvt

chloorfenolen (som)

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

X

nvt

nvt

PCB 52

X

nvt

nvt

PCB 101

X

nvt

nvt

PCB 118

X

nvt

nvt

PCB 138

X

nvt

nvt

PCB 153

X

nvt

nvt

PCB 180

X

nvt

nvt

PCB’s (som 7)

0,020

0,040

0,5

nvt

nvt

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)

0,20*

0,20

0,20

nvt

nvt

pentachlooraniline

0,15*

0,15

0,15

nvt

nvt

dioxine (som TEQ)

0,000055*

0,000055

0,000055

nvt

nvt

chloornaftaleen (som)

0,070*

0,070

10

nvt

nvt

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan (som)

0,0020

X

0,0020

0,1

nvt

nvt

DDT (som)

0,20

X

0,20

1

nvt

nvt

DDE (som)

0,10

X

0,13

1,3

nvt

nvt

DDD (som)

0,020

X

0,84

34

nvt

nvt

DDT/DDE/DDD (som)

nvt

nvt

aldrin

X

nvt

nvt

dieldrin

X

nvt

nvt

endrin

X

nvt

nvt

isodrin

X

nvt

nvt

telodrin

X

nvt

nvt

drins (som)

0,015

0,04

0,14

nvt

nvt

endosulfansulfaat

X

nvt

nvt

α-endosulfan

0,00090

X

0,00090

0,1

nvt

nvt

α-HCH

0,0010

X

0,0010

0,5

nvt

nvt

β-HCH

0,0020

X

0,0020

0,5

nvt

nvt

γ-HCH (lindaan)

0,0030

X

0,04

0,5

nvt

nvt

δ-HCH

X

nvt

nvt

HCH-verbindingen (som)

nvt

nvt

heptachloor

0,00070

X

0,00070

0,1

nvt

nvt

heptachloorepoxide (som)

0,0020

X

0,0020

0,1

nvt

nvt

hexachloorbutadieen

0,003*

X

nvt

nvt

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som landbodem)

0,40

nvt

nvt

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,0075*

0,0075

0,0075

nvt

nvt

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin verbindingen (som)8

0,15

0,5

2,59

nvt

nvt

tributyltin (TBT)8

0,065

0,065

0,065

nvt

nvt

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,55*

0,55

0,55

nvt

nvt

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,035*

0,035

0,5

nvt

nvt

carbaryl

0,15*

0,15

0,45

nvt

nvt

carbofuran7

0,017*

0,017

0,017

nvt

nvt

4-chloormethylfenolen (som)

0,60*

0,60

0,60

nvt

nvt

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

0,090*

0,090

0,5

nvt

nvt

7. Overige stoffen

asbest10

100

100

nvt

nvt

cyclohexanon

2,0*

2,0

150

nvt

nvt

dimethyl ftalaat11

0,045*

9,2

60

nvt

nvt

diethyl ftalaat11

0,045*

5,3

53

nvt

nvt

di-isobutylftalaat11

0,045*

1,3

17

nvt

nvt

dibutyl ftalaat11

0,070*

5,0

36

nvt

nvt

butyl benzylftalaat11

0,070*

2,6

48

nvt

nvt

dihexyl ftalaat11

0,070*

18

60

nvt

nvt

di(2-ethylhexyl)ftalaat11

0,045*

8,3

60

nvt

nvt

minerale olie12, 13

190

3000

190

500

nvt

nvt

pyridine

0,15*

0,15

1

nvt

nvt

tetrahydrofuran

0,45

0,45

2

nvt

nvt

tetrahydrothiofeen

1,5*

1,5

8,8

nvt

nvt

tribroommethaan (bromoform)

0,20*

0,20

0,20

nvt

nvt

ethyleenglycol

5,0

5,0

5,0

nvt

nvt

diethyleenglycol

8,0

8,0

8,0

nvt

nvt

acrylonitril

0,1*

0,1

0,1

nvt

nvt

formaldehyde

0,1*

0,1

0,1

nvt

nvt

isopropanol (2-propanol)

0,75

0,75

0,75

nvt

nvt

methanol

3,0

3,0

3,0

nvt

nvt

butanol (1-butanol)

2,0*

2,0

2,0

nvt

nvt

butylacetaat

2,0*

2,0

2,0

nvt

nvt

ethylacetaat

2,0*

2,0

2,0

nvt

nvt

methyl-tert-butyl ether (MTBE)

0,20*

0,20

0,20

nvt

nvt

methylethylketon

2,0*

2,0

2,0

nvt

nvt

Opmerkingen:

  • 1)

    Voor het vaststellen van een overschrijding van de waarden en het omgaan met rapportagegrenzen en aantoonbaarheidsgrenzen is bijlage G, onder IV, van toepassing.

  • 2)

    Wanneer in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse wonen’ of in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse industrie’ geen waarde is vermeld, wordt de grond, baggerspecie, bodem of bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam ingedeeld in de bodemfunctieklasse industrie. Wanneer in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse industrie’ geen waarde is vermeld, dient bij de invulling van de zorgplicht rekening te worden gehouden met mogelijke overschrijdingen van de indicatieve interventiewaarden, bedoeld in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013.

  • 3)

    Voor dioxine wordt de som TEQ berekend als de som van de producten van de concentraties van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s en de TEF overeenkomstig de volgende formule:

    Som TEQ

    =

    Waarin:

    TEQ

    =

    toxische equivalent (‘WHO-TEQ’)

    C

    =

    concentratie van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s

    TEF

    =

    ToxiciteitsEquivalentieFactor

    De TEQ waarde drukt de toxiciteit van de aanwezige dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s uit in toxiciteit van referentiestof TCDD.

    De in te vullen TEF kan worden afgeleid van de volgende tabel:

    Gechlorineerde dibenzo-p-dioxines

    2,3,7,8-TCDD

    1

    1,2,3,7,8-PeCDD

    1

    1,2,3,6,7,8-HxCDD

    0,1

    1,2,3,7,8,9-HxCDD

    0,1

    1,2,3,4,7,8-HxCDD

    0,1

    1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

    0,01

    1,2,3,4,6,7,8,9-OCDD

    0,0003

    Gechlorineerde dibenzofuranen

    2,3,7,8-TCDF

    0,1

    1,2,3,7,8-PeCDF

    0,03

    2,3,4,7,8-PeCDF

    0,3

    1,2,3,6,7,8-HxCDF

    0,1

    1,2,3,7,8,9-HxCDF

    0,1

    1,2,3,4,7,8-HxCDF

    0,1

    2,3,4,6,7,8-HxCDF

    0,1

    1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

    0,01

    1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

    0,01

    1,2,3,4,6,7,8,9-OCDF

    0,0003

    PCBs

    PCB77

    0,0001

    PCB81

    0,0003

    PCB105

    0,00003

    PCB114

    0,00003

    PCB118

    0,00003

    PCB123

    0,00003

    PCB126

    0,1

    PCB156

    0,00003

    PCB157

    0,00003

    PCB167

    0,00003

    PCB169

    0,03

    PCB189

    0,00003

    Indien PCB118 alleen als onderdeel van de som PCB’s wordt gemeten, wordt de som dioxines niet bepaald.

  • 4)

    Voor het omgaan met stoffen die niet genormeerd zijn, wordt verwezen naar paragraaf 2 van bijlage 6 ‘Richtlijn voor het omgaan met niet-genormeerde stoffen’ van de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013. Deze informatieve richtlijn betreft een nadere invulling van de zorgplicht voor stoffen waarvoor geen achtergrondwaarde of interventiewaarde is vastgesteld.

Verklaring symbolen in tabel 1:

1 Voor de definitie van somparameters wordt verwezen naar bijlage N van deze regeling. De definitie van sommige somparameters is verschillend voor de landbodem en de waterbodem. Achter de somparameter wordt vermeld welke van de twee definities gehanteerd moet worden.

2 De msPAF wordt berekend voor de met x aangeduide stoffen. Indien geen waarde wordt ingevuld (bijvoorbeeld omdat de stof niet gemeten wordt) wordt gerekend met 0,7 * bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid). De baggerspe-cie voldoet aan de maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie op het aangrenzende perceel indien:

  • *.

    de gehalten van de gemeten stoffen lager zijn dan de Interventiewaarde bodem, niet zijnde de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, en

  • *.

    voor organische stoffen: msPAF < 20%, en

  • *.

    voor metalen: msPAF < 50%, waarbij voor cadmium een maximum gehalte geldt.

Voor gemeten stoffen die geen deel uitmaken van de msPAF-berekening geldt de achtergrondwaarde (met uitzondering van somparameters waarbij de individuele parameters onderdeel uitmaken van de msPAF-berekening; deze uitzondering geldt niet voor dioxine (som TEQ) waarvan PCB118 onderdeel uitmaakt). Minerale olie maakt geen deel uit van de msPAF-berekening. In plaats van de Achtergrondwaarde geldt voor deze stof de waarde, die vermeld is in de kolom ‘Maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie over aangrenzend perceel’. Voor toetsing aan de Achtergrondwaarden worden de toetsingsregels van de Achtergrondwaarden toegepast.

Uit artikel 36 van het Besluit vloeit voort dat naast de msPAF toetsing ook een toets moet plaatsvinden aan de Interventiewaarden bodem. Voor metalen waarvoor geen Interventiewaarden bodem zijn vastgesteld, dienen de Maximale waarden bodemfunctieklasse industrie te worden gehanteerd.

3 Voor het toepassen van zeezand geldt de norm 200 mg/kg ds. Bij het toepassen van zeezand op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak water of zeewater met van nature een chloride-gehalte van meer dan 5000 mg/l, geldt voor chloride geen maximale waarde.

4 Bij gehalten die de Achtergrondwaarde overschrijden moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van uitdamping. Wanneer uitdamping naar binnenlucht zou kunnen optreden, moet bij overschrijding van de Achtergrondwaarde worden gemeten in de bodemlucht en moet worden getoetst aan de TCL (Toxicologisch Toelaatbare Concentratie in Lucht).

5 Het gehalte cyanide-complex is gelijk aan het gehalte cyanide-totaal minus het gehalte cyanide-vrij, bepaald conform NEN-EN-ISO 14403-1:2012, NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en NEN-EN-ISO 17380:2013. Indien geen cyanide-vrij wordt verwacht, mag het gehalte cyanide-complex gelijk worden gesteld aan het gehalte cyanide-totaal (en hoeft dus alleen het gehalte cyanide-totaal te worden gemeten).

6 De Achtergrondwaarde van deze somparameter gaat uit van de aanwezigheid van meerdere van de 16 componenten, die tot deze somparameter worden gerekend (zie bijlage N). De hoogte van de Achtergrondwaarde is gebaseerd op de som van de bepalingsgrenzen vermenigvuldigd met 0,7. Sommige componenten zijn tevens individueel genormeerd. Binnen de somparameter mag de Achtergrondwaarde van de individueel genormeerde componenten niet worden overschreden. Hetzelfde geldt voor de Maximale waarde wonen en de Maximale waarde industrie. Voor de componenten, die niet individueel zijn genormeerd, geldt per component een maximum gehalte van 0,45 mg/kg ds, zowel voor de Achtergrondwaarde als de Maximale waarden wonen en industrie.

7De maximale waarden bodemfunctieklasse wonen en industrie van deze stoffen zijn gelijk aan de interventiewaarden bodemsanering en zijn gelijk of kleiner dan de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid). Indien de stof wordt aangetoond moeten de risico’s nader worden onderzocht. Bij het aantreffen van vinylchloride of 1,1-dichlooretheen moet tevens het grondwater worden onderzocht.

8 De eenheid voor organotinverbindingen is mg Sn/kg ds, met uitzondering van de normwaarden met voetnoot 9.

9 De eenheid van de Maximale Waarde Industrie voor organotinverbindingen (som) is organotin in mg/kg ds.

10 Gewogen norm (concentratie serpentijn asbest + 10 x concentratie amfibool asbest). Deze eis bedraagt 0 mg/kg d.s. indien niet is voldaan aan artikel 2, onder b, van het Productenbesluit Asbest.

11 Het is onzeker of de Achtergrondwaarden en Maximale waarden wonen voor de ftalaten meetbaar zijn. Toekomstige ervaringen moeten uitwijzen of sprake is van een knelpunt.

12 Minerale olie heeft betrekking op de som van de (al dan niet) vertakte alkanen. Indien er enigerlei vorm van verontreiniging met minerale olie wordt aangetoond in grond/baggerspecie, dan dient naast het gehalte aan minerale olie ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen bepaald te worden.

13 Voor het toepassen van baggerspecie in grootschalige toepassingen geldt voor minerale olie een maximale waarde van 2.000 mg/kg ds.

* Achtergrondwaarde is gebaseerd op de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid), omdat onvoldoende data beschikbaar zijn om een betrouwbare P95 af te leiden.

Tabel 2. Normwaarden voor toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater en voor de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam waarop grond of baggerspecie wordt toegepast (waarden voor een standaardbodem, in mg/kg ds)

1. Metalen

antimoon (Sb)

4,0*

15

22

0,070

9

arseen (As)

20

29

85

76

29@

0,61

42

Barium (Ba)17

cadmium (Cd)

0,60

4

14

4,3

4

0,051

4,3

chroom (Cr)

55

120

380

180

120@

0,17

180

kobalt (Co)

15

25

240

190

0,24

130

koper (Cu)

40

96

190

190

60@

1,0

113

kwik (Hg)

0,15

1,2

10

4,8

1,2

0,49

4,8

lood (Pb)

50

138

580

530

110

15

308

molybdeen (Mo)

1,5*

5

200

190

0,48

105

nikkel (Ni)

35

50

210

100

45

0,21

100

tin (Sn)

6,5

900

0,093

450

vanadium (V)

80

250

1,9

146

zink (Zn)

140

563

2000

720

365@

2,1

430

2. Overige anorganische stoffen

chloride5

cyanide (vrij)6

3,0

20

20

nvt

nvt

cyanide-complex

5,5

50

50

nvt

nvt

thiocyanaten

6,0

20

20

nvt

nvt

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,20*

1

1

nvt

nvt

ethylbenzeen

0,20*

50

1,25

nvt

nvt

tolueen

0,20*

130

1,25

nvt

nvt

xylenen (som)

0,45*

25

1,25

nvt

nvt

styreen (vinylbenzeen)

0,25*

100

2,5

nvt

nvt

fenol

0,25

40

1,25

nvt

nvt

cresolen (som)

0,30*

5

5

nvt

nvt

dodecylbenzeen

0,35*

0,35

nvt

nvt

aromatische oplosmiddelen (som)7

2,5*

2,5

nvt

nvt

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

naftaleen

fenantreen

antraceen

fluorantheen

chryseen

benzo(a)antraceen

benzo(a)pyreen

benzo(k)fluorantheen

indeno(1,2,3cd)pyreen

benzo(ghi)peryleen

PAK’s totaal (som 10)

1,5

9

40

40

8

nvt

nvt

5. Gechloreerde koolwaterstoffen

a. (vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen (vinylchloride)8

0,10*

0,1

0,1

nvt

nvt

dichloormethaan

0,10

10

3,9

nvt

nvt

1,1-dichloorethaan

0,20*

15

0,20

nvt

nvt

1,2-dichloorethaan

0,20*

4

4

nvt

nvt

1,1-dichlooretheen8

0,30*

0,3 (9)

0,30

nvt

nvt

1,2-dichlooretheen (som)

0,30*

1

0,30

nvt

nvt

dichloorpropanen (som)

0,80*

2

0,80

nvt

nvt

trichloormethaan (chloroform)

0,25*

10

3

nvt

nvt

1,1,1-trichloorethaan

0,25*

15

0,25

nvt

nvt

1,1,2-trichloorethaan

0,30*

10

0,30

nvt

nvt

trichlooretheen (Tri)

0,25*

60

2,5

nvt

nvt

tetrachloormethaan (Tetra)

0,30*

1

0,7

nvt

nvt

tetrachlooretheen (Per)

0,15

4

4

nvt

nvt

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,20*

5

nvt

nvt

dichloorbenzenen (som)

2,0*

5

nvt

nvt

trichloorbenzenen (som)

0,015*

5

nvt

nvt

tetrachloorbenzenen (som)

0,0090*

2,2

nvt

nvt

pentachloorbenzeen

0,0025

0,007

5

nvt

nvt

hexachloorbenzeen

0,0085

0,044

1,4

0,02

nvt

nvt

chloorbenzenen (som)10

2,0*

30

nvt

nvt

c. chloorfenolen

monochloorfenolen (som)

0,045

5,4

nvt

nvt

dichloorfenolen (som)

0,20*

6

nvt

nvt

trichloorfenolen (som)

0,0030*

6

nvt

nvt

tetrachloorfenolen (som)

0,015*

6

nvt

nvt

pentachloorfenol

0,0030*

0,016

5

5

nvt

nvt

chloorfenolen (som)10

0,20*

10

nvt

nvt

d. polychloorbifenylen (PCB’s)

PCB 28

0,0015

0,014

nvt

nvt

PCB 52

0,0020

0,015

nvt

nvt

PCB 101

0,0015

0,023

nvt

nvt

PCB 118

0,0045

0,016

nvt

nvt

PCB 138

0,0040

0,027

nvt

nvt

PCB 153

0,0035

0,033

nvt

nvt

PCB 180

0,0025

0,018

nvt

nvt

PCB’s (som 7)

0,020

0,139

1

0,5

0,1@

nvt

nvt

e. overige gechloreerde koolwaterstoffen

monochlooranilinen (som)

0,20*

50

0,20

nvt

nvt

pentachlooraniline

0,15*

0,15

nvt

nvt

dioxine (som TEQ)

0,000055*

0,000055

nvt

nvt

chloornaftaleen (som)

0,070*

10

10

nvt

nvt

6. Bestrijdingsmiddelen

a. organochloorbestrijdingsmiddelen

chloordaan (som)

0,0020

4

0,1

nvt

nvt

DDT (som)

1

nvt

nvt

DDE (som)

1,3

nvt

nvt

DDD (som)

34

nvt

nvt

DDT/DDE/DDD (som)

0,30

0,30$

4

0,02

nvt

nvt

aldrin

0,00080

0,0013

nvt

nvt

dieldrin

0,0080

0,0080$

nvt

nvt

endrin

0,0035

0,0035$

nvt

nvt

isodrin

0,0010*

nvt

nvt

telodrin

0,00050

nvt

nvt

drins (som)

0,015

0,015$

4

0,14

nvt

nvt

endosulfansulfaat

nvt

nvt

α-endosulfan

0,00090

0,0021

4

0,1

nvt

nvt

α-HCH

0,0010

0,0012

0,5

nvt

nvt

β-HCH

0,0020

0,0065

0,5

nvt

nvt

γ-HCH (lindaan)

0,0030

0,003$

0,5

nvt

nvt

δ-HCH

nvt

nvt

HCH-verbindingen (som)

0,010

0,010$

2

nvt

nvt

heptachloor

0,00070

0,004

4

0,1

nvt

nvt

heptachloorepoxide (som)

0,0020

0,004

4

0,1

nvt

nvt

hexachloorbutadieen

0,003*

0,0075

nvt

nvt

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som waterbodem)

0,40

nvt

nvt

b. organofosforpesticiden

azinfos-methyl

0,0075*

0,0075

nvt

nvt

c. organotin bestrijdingsmiddelen

organotin verbindingen (som)11

0,15

2,512

2,512

nvt

nvt

tributyltin (TBT)11

0,065

0,25

0,065

0,2513

0,11514

nvt

nvt

d. chloorfenoxy-azijnzuur herbiciden

MCPA

0,55*

4

0,55

nvt

nvt

e. overige bestrijdingsmiddelen

atrazine

0,035*

6

0,5

nvt

nvt

carbaryl

0,15*

5

0,45

nvt

nvt

carbofuran

0,017*

2

0,017

nvt

nvt

4-chloormethylfenolen (som)

0,60*

0,60

nvt

nvt

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

0,090*

0,5

nvt

nvt

7. Overige stoffen

asbest15

100

100

100

100

nvt

nvt

cyclohexanon

2,0*

45

150

nvt

nvt

dimethyl ftalaat

60

nvt

nvt

diethyl ftalaat

53

nvt

nvt

di-isobutylftalaat

17

nvt

nvt

dibutyl ftalaat

36

nvt

nvt

butyl benzylftalaat

48

nvt

nvt

dihexyl ftalaat

60

nvt

nvt

di(2-ethylhexyl)ftalaat

60

nvt

nvt

ftalaten (som)

0,25*

60

nvt

nvt

minerale olie16

190

1250

5000

500

1250@

nvt

nvt

pyridine

0,15*

0,5

1

nvt

nvt

tetrahydrofuran

0,45

2

2

nvt

nvt

tetrahydrothiofeen

1,5*

90

8,8

nvt

nvt

tribroommethaan (bromoform)

0,20*

75

0,20

nvt

nvt

ethyleenglycol

5,0

5,0

nvt

nvt

diethyleenglycol

8,0

8,0

nvt

nvt

acrylonitril

0,1*

0,1

nvt

nvt

formaldehyde

0,1*

0,1

nvt

nvt

isopropanol (2-propanol)

0,75

0,75

nvt

nvt

methanol

3,0

3,0

nvt

nvt

butanol (1-butanol)

2,0*

2,0

nvt

nvt

butylacetaat

2,0*

2,0

nvt

nvt

ethylacetaat

2,0*

2,0

nvt

nvt

methyl-tert-butyl ether (MTBE)

0,20*

0,20

nvt

nvt

methylethylketon

2,0*

2,0

nvt

nvt

Opmerkingen:

  • 1)

    Voor het vaststellen van een overschrijding van de waarden en het omgaan met rapportagegrenzen en aantoonbaarheidsgrenzen is bijlage G, onder IV, van toepassing.

  • 2)

    Wanneer in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse A’ of in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse B’ geen waarde is vermeld, wordt de grond, baggerspecie, bodem of bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam ingedeeld in de kwaliteitsklasse B. Wanneer in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse B’ geen waarde is vermeld, dient bij de invulling van de zorgplicht rekening te worden gehouden met mogelijke overschrijdingen van de indicatieve interventiewaarden, zoals opgenomen in het normenzoeksysteem www.rivm.nl/RVS/rvs.

  • 3)

    Voor dioxine wordt de som TEQ berekend als de som van de producten van de concentraties van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s en de TEF overeenkomstig de volgende formule:

    Som TEQ

    =

    Waarin:

    TEQ

    =

    toxische equivalent (‘WHO-TEQ’)

    C

    =

    concentratie van dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s

    TEF

    =

    ToxiciteitsEquivalentieFactor

    De TEQ waarde drukt de toxiciteit van de aanwezige dioxines, dibenzofuranen en dioxine-achtige PCB’s uit in toxiciteit van referentiestof TCDD.

    De in te vullen TEF kan worden afgeleid van de volgende tabel:

    Gechlorineerde dibenzo-p-dioxines

    2,3,7,8-TCDD

    1

    1,2,3,7,8-PeCDD

    1

    1,2,3,6,7,8-HxCDD

    0,1

    1,2,3,7,8,9-HxCDD

    0,1

    1,2,3,4,7,8-HxCDD

    0,1

    1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

    0,01

    1,2,3,4,6,7,8,9-OCDD

    0,0003

    Gechlorineerde dibenzofuranen

    2,3,7,8-TCDF

    0,1

    1,2,3,7,8-PeCDF

    0,03

    2,3,4,7,8-PeCDF

    0,3

    1,2,3,6,7,8-HxCDF

    0,1

    1,2,3,7,8,9-HxCDF

    0,1

    1,2,3,4,7,8-HxCDF

    0,1

    2,3,4,6,7,8-HxCDF

    0,1

    1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

    0,01

    1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

    0,01

    1,2,3,4,6,7,8,9-OCDF

    0,0003

    PCBs

    PCB77

    0,0001

    PCB81

    0,0003

    PCB105

    0,00003

    PCB114

    0,00003

    PCB118

    0,00003

    PCB123

    0,00003

    PCB126

    0,1

    PCB156

    0,00003

    PCB157

    0,00003

    PCB167

    0,00003

    PCB169

    0,03

    PCB189

    0,00003

    Indien PCB118 alleen als onderdeel van de som PCB’s wordt gemeten, wordt de som dioxines niet bepaald.

  • 4)

    Voor het omgaan met stoffen die niet genormeerd zijn en voor stoffen waar een achtergrondwaarde of interventiewaarde ontbreekt, wordt voor een nadere invulling van de zorgplicht verwezen naar de meest recente risiconormen voor water, bodem of sediment. www.rivm.nl/RVS/rvs.

Verklaring symbolen in tabel 2:

1 Voor de definitie van somparameters wordt verwezen naar bijlage N van deze regeling. De definitie van sommige somparameters is verschillend voor de landbodem en de waterbodem. Achter de somparameter wordt vermeld welke van de twee definities gehanteerd moet worden.

2 De Maximale waarden verspreiden baggerspecie in een zoet oppervlaktewaterlichaam zijn gebaseerd op een bepaald Herverontreinigingsniveau (HVN). Voor de stoffen waarvoor geen HVN is afgeleid gelden de Achtergrondwaarden en de toetsingsregels voor de Achtergrondwaarden.

3 in een oppervlaktewaterlichaam wordt geen grond toegepast die niet afkomstig is van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam en die de Maximale waarden voor de functieklasse industrie overschrijdt.

4 Bij de toetsing aan de maximale waarden voor verspreiden in zout oppervlaktewaterlichaam wordt geen bodemtype correctie toegepast.

5 Voor het toepassen van zeezand geldt de norm 200 mg/kg ds. Bij het toepassen van zeezand op plaatsen waar een direct contact is of mogelijk is met brak water of zeewater met van nature een chloride-gehalte van meer dan 5000 mg/l, geldt voor chloride geen maximale waarde.

6 Bij gehalten die de Achtergrondwaarde overschrijden moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van uitdamping. Wanneer uitdamping naar binnenlucht zou kunnen optreden, moet bij overschrijding van de Achtergrondwaarde worden gemeten in de bodemlucht en moet worden getoetst aan de TCL (Toxicologisch Toelaatbare Concentratie in Lucht).

7 De Achtergrondwaarde van deze somparameter gaat uit van de aanwezigheid van meerdere van de 16 componenten, die tot deze somparameter worden gerekend (zie bijlage N). De hoogte van de Achtergrondwaarde is gebaseerd op de som van de bepalingsgrenzen vermenigvuldigd met 0,7. Sommige componenten zijn tevens individueel genormeerd. Binnen de somparameter mag de Achtergrondwaarde van de individueel genormeerde componenten niet worden overschreden. Hetzelfde geldt voor de Maximale waarde wonen en de Maximale waarde industrie. Voor de componenten, die niet individueel zijn genormeerd, geldt per component een maximum gehalte van 0,45 mg/kg ds, zowel voor de Achtergrondwaarde als de Maximale waarden wonen en industrie.

8 De interventiewaarden voor bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam van deze stoffen zijn gelijk of kleiner dan de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid). Indien de stof wordt aangetoond moeten de risico’s nader worden onderzocht. Bij het aantreffen van vinylchloride of 1,1-dichlooretheen moet tevens het grondwater worden onderzocht.

9 De Interventiewaarde waterbodem is gelijk (gesteld) aan de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid).

10 De Achtergrondwaarde van deze somparameter gaat uit van de aanwezigheid van meerdere componenten, die tot deze somparameter worden gerekend (zie bijlage N). De hoogte van de Achtergrondwaarde is gebaseerd op de som van de Achtergrondwaarden van de afzonderlijke isomeergroepen vermenigvuldigd met 0,7. Binnen de somparameter mag de Achtergrondwaarde van de afzonderlijke isomeergroepen niet worden overschreden.

11 De eenheid voor organotinverbindingen is mg Sn/kg ds, met uitzondering van de normwaarden met voetnoot 12.

12 De eenheid voor de Maximale waarde bodemfunctieklasse industrie, Interventiewaarde waterbodem en Maximale waarde kwaliteitsklasse B voor organotinverbindingen (som) is organotin in mg/kg ds.

13 Normwaarde Tributyltin van 0,25 mg Sn/kg ds geldt verspreiden van baggerspecie in de Waddenzee en de Zeeuwse Delta.

14 Normwaarde Tributyltin van 0,115 mg Sn/kg ds geldt voor verspreiden van baggerspecie in de Noordzee langs de Noordzeekust.

15 Gewogen norm (concentratie serpentijn asbest + 10 x concentratie amfibool asbest). Deze eis bedraagt 0 mg/kg d.s. indien niet is voldaan aan artikel 2, onder b, van het Productenbesluit Asbest.

16 Minerale olie heeft betrekking op de som van de (al dan niet) vertakte alkanen. Indien er enigerlei vorm van verontreiniging met minerale olie wordt aangetoond in grond/baggerspecie, dan dient naast het gehalte aan minerale olie ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen bepaald te worden.

17 De normen voor barium zijn ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s. Deze voormalige interventiewaarde is op dezelfde manier onderbouwd als de interventiewaarden voor de meeste andere metalen.

* Achtergrondwaarde is gebaseerd op de (intralaboratorium reproduceerbaarheid) bepalingsgrens, omdat onvoldoende metingen boven de bepalingsgrens beschikbaar zijn om een betrouwbare P95 af te leiden.

@ Betreft normwaarde voor een niet prioritaire stof op grond van de KRW.

$ Herverontreinigingsniveau (HVN) is lager dan Achtergrondwaarde, daarom is de Maximale waarde voor verspreiden in een oppervlaktewaterlichaam dat zoet water bevat/Maximale waarde kwaliteitsklasse A gelijk getrokken aan de Achtergrondwaarde.

Bijlage

C

behorende bij de artikelen 2.1 en 2.2

Indien in de tabel voor een categorie van werkzaamheden een normdocument of een onderdeel van een normdocument in de derde kolom, onderscheidenlijk vierde kolom, cursief is weergegeven, geschiedt de aanwijzing van dat normdocument of onderdeel daarvan uitsluitend ten behoeve van de toepassing van de artikelen 9 en 15 van het Besluit bodemkwaliteit.

Indien in de tabel voor een categorie van werkzaamheden een normdocument of een onderdeel van een normdocument in de derde kolom, onderscheidenlijk vierde kolom, dikgedrukt is weergegeven, geschiedt de aanwijzing van dat normdocument of onderdeel daarvan uitsluitend ten behoeve van de toepassing van artikel 18 van het besluit (de wijze van uitvoering van een werkzaamheid). De aanwijzing heeft dan betrekking op essentiële eisen.

1

Aanleg van bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a.

BRL SIKB 7700 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 7701 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met prefab betonnen elementen, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018. Protocol 7702 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening van beton, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 7703 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met bitumineus materiaal, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 7704 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte kunstharsgebonden beschermlaag, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 7711 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voegafdichting, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

2

Afgeven van kwaliteitsverklaringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b

BRL 1004-01 Kalkzandsteen, versie van 25 mei 2016.

BRL 1328-03 Pleistersystemen, versie van 30 juni 2016.

BRL 2307-2 AEC-bodemas voor ongebonden toepassing in grond en wegenbouwkundige werken, versie van 3 juli 2017.

BRL 2506 -2 Recyclinggranulaten, versie van 15 juli 2019.

BRL 5068 Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken, versie van 5 juli 1999, met wijzigingsblad van 9 juni 2016.

BRL 5070 Vooraf vervaardigde betonproducten, versie van 16 april 2015.

BRL 5071 Vooraf vervaardigde vezelcement producten, versie van 16 april 2015.

BRL 5076 Vooraf vervaardigde polymeerbeton producten, versie van 16 april 2015.

BRL 5077 vooraf vervaardigde geopolymeerbeton producten/ geopolymeerbeton voor ter plaatse gestorte producten, versie van 15 april 2017.

BRL 5078 Groutmengsels voor het afdichten van boorgaten, versie van 26 juni 2019, met wijzigingsblad van 16 juli 2020.

BRL 5080 Vooraf vervaardigde producten op basis van een CO2 geactiveerd bindmiddel, versie van 13 december 2022

BRL 52230 Keramische producten, versie van 22 april 2015.

BRL 9301 Mijnsteen voor GWW-werken, versie van 25 februari 2016.

BRL 9302-2 E-bodemas in ongebonden toepassing, versie van 8 mei 2015 met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

BRL 9313 Zand uit dynamische wingebieden, versie van 26 juni 2019.

BRL 9315 De milieuhygiënische kwaliteit van geëxpandeerde kleikorrels voor ongebonden toepassing in werken, versie van 9 april 2008, met wijzigingsblad van 3 juli 2017.

BRL 9317 Poreus gesteente van vulkanische oorsprong, versie van 13 mei 2015.

BRL 9319 De milieuhygiënische kwaliteit van drinkwaterreststoffen voor toepassing in grondwerken, versie van 31 augustus 2009.

BRL 9320 Bitumineus gebonden mengsels, versie van 24 april 2009, met wijzigingsblad van 19 juni 2017.

BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en (gebroken) industriegrind, versie van 4 november 2014, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

BRL 9322 Mengsels van cementgebonden minerale reststoffen, versie van 1 maart 2016 met wijzigingsblad van 2 september 2016.

BRL 9324 Groevesteen in ongebonden toepassing, versie van 13 mei 2015, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

BRL 9326 Schelpen, versie van 15 september 2011, met wijzigingsblad van 13 mei 2015.

BRL 9327 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineuze afdichtingsmaterialen voor toepassing in waterkerende en waterafdichtingssystemen, versie van 30 maart 2017.

BRL 9331 Geblazen glasgranulaat, versie van 26 juni 2019.

BRL 9335 Grond, versie van 22 juni 2017 met wijzigingsblad van 28 maart 2019, en de bijbehorende SIKB- protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, SIKB Protocol 9335-1, SIKB Protocol 9335-2 onderscheidenlijk SIKB Protocol 9335-4, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019

BRL 9336 Milieuhygiënische kwaliteit van E-Vliegas in ongebonden toepassing, versie van 4 november 2014, met wijzigingsblad van 27 mei 2019.

BRL 9337 De milieuhygiënische kwaliteit van polymeergebonden steenslag voor toepassing in GWW-werken, versie van 2 november 2009.

BRL 9338 Cementgebonden mortel, versie van 17 juni 2016.

BRL 9339 De milieuhygiënische kwaliteit van duurzaam waterglasgebonden grond voor in situ toepassing in bouwkundige en civieltechnische werken, versie van 11 november 2022

BRL 9341 Steenachtige substraten, versie van 25 februari 2016.

BRL 9345 Slakken en slakmengsels voor toepassing in GWW-werken, versie van 7 oktober 2015.

3

Analyse van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c

NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018 Algemene eisen voor de competentie van test- en kalibratielaboratoria in combinatie met toepasselijke onderdelen van AP04 die in deze kolom en volgende kolom bij de werkzaamheid in categorie 3 zijn aangewezen.

AP 04-A, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Algemeen, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

AP 04-V, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Monstervoorbehandeling, versie 11, vastgesteld op 23 april 2020

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 10, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

AP 04-SG, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling grond, versie 13, vastgesteld op 23 april 2020.

Pakket SG1.

Pakket SG2.

Pakket SG3.

Pakket SG4.

Pakket SG5.

Pakket SG6.

Pakket SG8.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 12, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

AP 04-SB, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling bouwstoffen (niet zijnde grond en afvalstoffen), versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

Pakket SB1.

Pakket SB3.

Pakket SB4.

Pakket SB5.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

AP 04-U, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Uitloogonderzoek, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020

Pakket U1.

Pakket U2.

Pakket U3.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

AP 04-E, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Analyse van eluaten, versie 10, vastgesteld op 23 april 2020.

Tot 1 oktober 2024 is het toegestaan versie 9, vastgesteld op 23 juni 2016 te gebruiken

4

Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d

NEN-EN-ISO/IEC 17025:2018 Algemene eisen voor de competentie van test- en kalibratielaboratoria in combinatie met toepasselijke onderdelen van AS SIKB 3000 die in deze kolom en volgende kolom bij de werkzaamheid in categorie 4 zijn aangewezen.

AS SIKB 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 8, vastgesteld op 23 april 2020, met wijzigingsblad versie 8 van 1 november 2022.

Protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 5 van 2 oktober 2014.

Protocollen 3010 t/m 3090, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (grond), versie 9, vastgesteld op 23 april 2020, met wijzigingsblad versie 8 van 1 november 2022.

Protocollen 3110 t/m 3190, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (grondwater), versie 8, vastgesteld op 23 april 2020, met wijzigingsblad versie 8 van 1 november 2022.

Protocollen 3210 t/m 3290, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (waterbodem), versie 6, vastgesteld op 23 april 2020, met wijzigingsblad versie 8 van 1 november 2022.

5

Bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019. De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7500, Protocol 7510:

Thermische reiniging;

Extractieve reiniging/bewerking;

- Eenvoudige procesmatige zandscheiding van (zandige) baggerspecie;

Biologische reiniging/behandeling (incl. landfarming);

Koude immobilisatie;

Fysische scheiding (nat of droog zeven).

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 7500, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging/bewerking en immobilisatie van grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

Protocol 7511, Ontwateren en rijpen van baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 7510, onderscheidenlijk Protocol 7511, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

6

Certificering van personen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f

NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012, Conformiteitsbeoordeling-Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten en een of meerdere normdocumenten die zijn opgenomen in deze tabel met uitzondering van de normdocumenten die zijn opgenomen bij categorie 2.

7

Periodieke inspectie van bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g

AS SIKB 6700 – Inspectie bodembeschermende voorzieningen, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 6701 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018. Protocol 6702 – Geo-elektrische meting vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 6703 – Hydrologische meting vloeistofdichtheid, versie 3.0, vastgesteld op 15 februari 2018. Protocol 6704 – Meten vloeistofdichtheid met luchttestsysteem, versie 2.0, vastgesteld op 19 februari 2015.

Protocol 6711 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid minerale lagen, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

8

Milieukundige begeleiding, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h

BRL SIKB 6000, Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019. De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 6000:

- Verificatie;

- Processturing

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 6000, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

Of

BRL SIKB 7000 – Uitvoering van (water)bodemsaneringen en

ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op

1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7000:

- Processturing.

Protocol 6001, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018. Protocol 6002, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in situ methoden en nazorg, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

Protocol 6003, Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en uitvoering van waterbodemsaneringen, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

Dezelfde documenten als bij onderdeel verificatie

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 6001, Protocol 6002, onderscheidenlijk Protocol 6003, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

Of

Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

9

Monsterneming bij partijkeuringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i (zie noot)

BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

of

AS SIKB 1000, Accreditatieschema Monsterneming voor partijkeuringen, versie 1.1, vastgesteld op 4 maart 2010 met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 1000, onderscheidenlijk AS SIKB 1000, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

Protocol 1001, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019. Protocol 1002, Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018 Protocol 1003, Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen, versie 9.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 1001, Protocol 1002, onderscheidenlijk Protocol 1003, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

10

Produceren van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder j

De normdocumenten die bij categorie 2 zijn opgenomen.

11

Uitvoering van een sanering van de bodem, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder k

BRL SIKB 7000 – Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

Protocol 7001 – Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

Protocol 7003 – Uitvoering van waterbodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

Protocol 7004 – Tijdelijk uitplaatsen van grond, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

12

Veldwerk, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder l (zie noot)

BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad 7.0 van BRL SIKB 2000, van 1 november 2022

Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

of

AS SIKB 2000, Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, vastgesteld op 7 februari 2014.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL SIKB 2000, onderscheidenlijk AS SIKB 2000, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad van 1 november 2022.

Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan om Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad van 1 november 2022. Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan om Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad van 1 november 2022. Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan om Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

Protocol 2018, Maaiveld inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 7.0, 7 maart 2022, met wijzigingsblad van 1 november 2022. Tot 1 oktober 2024 of tot in werking treden van de Omgevingswet is het toegestaan om Protocol 2018, Maaiveld inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 6.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019 te gebruiken.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit Protocol 2001, Protocol 2002, Protocol 2003, onderscheidenlijk Protocol 2018, zoals weergegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 2 november 2021.

13

Verwijderen, onklaar maken, reparatie en installeren van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder m.

BRL-K902, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/diesel, KIWA Nederland B.V., versie 04, vastgesteld op 26 juli 2011 met wijzigingsbladen van 14 september 2012 en 29 mei 2015.

BRL SIKB 7800, Beoordelingsrichtlijn voor Tankinstallaties (ontwerpen, installeren, modificeren, (her-)classificeren, keuren en herstellen), versie 1.0, vastgesteld op 1 oktober 2018. Tot 1 juli 2021 is het toegestaan om BRL-K903, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor de Regeling Erkenning Installateurs Tankinstallaties, KIWA Nederland B.V., versie 08, vastgesteld op 1 februari 2011 met wijzigingsbladen van 15 december 2011, 1 januari 2013, 14 februari 2014, 1 april 2015 en 21 september 2015, toe te passen.

BRL K904, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksaneringen, KIWA Nederland B.V., versie 4, vastgesteld op 15 juni 2016.

BRL K905, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tankreiniging, KIWA Nederland B.V., versie 3 vastgesteld op 1 maart 2016.

14

Beoordeling en keuring van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages en daarbij behorende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder n.

AS SIKB 6800 – Controle en keuring tank(opslag)installaties, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 6801 – Controle bekleding en kathodische bescherming van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018. Protocol 6802 – Controle op water/bezinksel/micro-organismen in onder- en bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 6803 – Controle aarding en potentiaalvereffening, van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 6811 – Keuring van ondergrondse tanks of ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks; uitvoeren bodemweerstandsmeting, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

15

Inspecteren van de aanleg van een werk met isolerende voorzieningen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder o.

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 6901, Inspectie bij aanleg IBC-werk, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

16

Aanbrengen van isolerende voorzieningen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder p.

BRL 1148, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg van afdichtingslagen met zandbentonietpolymeergel mengsel, 7 april 2014.

BRL 1149, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor verwerken van kunststof folie, 14 juni 2002, met wijzigingsblad van 21 maart 2005.

17

Controle van de staat van een werk, bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder q.

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

Protocol 6902, Controle staat van het IBC-werk, versie 2.0, vastgesteld op 15 februari 2018.

18

Samenvoegen van verschillende partijen grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder r.

BRL 9335 Grond, versie van 22 juni 2017 met wijzigingsblad van 28 maart 2019 en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1, 9335-2 en 9335-4, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

De essentiële eisen ILT-toezicht uit BRL 9335, zoals aangegeven in het document Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

Of

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

De essentiële eisen van BRL SIKB 7500, zoals aangegeven in BRL SIKB, Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

SIKB protocol 9335-1, versie van 22 juni 2017, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

SIKB protocol 9335-2, versie van 22 juni 2017.

SIKB protocol 9335-4, versie van 22 juni 2017.

De essentiële eisen van SIKB Protocol 9335-1, SIKB Protocol 9335-2 onderscheidenlijk SIKB Protocol 9335-4, zoals aangegeven in Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

Of

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018. Protocol 7511, Ontwateren en rijpen van baggerspecie, versie 5.0, vastgesteld op 1 februari 2018.

De essentiële eisen van Protocol 7510, onderscheidenlijk Protocol 7511, zoals aangegeven in het document, Essentiële eisen ILT-toezicht; Essentiële eisen voor publiek toezicht op de erkenningsregeling bodembeheer door Inspectie Leefomgeving en Transport, versie van 28 maart 2019.

19

Mechanisch boren in de bodem, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder s.

BRL SIKB 2100, Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren, versie 4.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.De volgende werkgebieden, worden onderscheiden in BRL SIKB 2100:

– mechanische boringen zonder waterdruk;

– mechanische boringen met waterdruk;

– mechanische luchtliftboringen.

Protocol 2101, Mechanisch boren, versie 4.0, vastgesteld op 1 februari 2018, met wijzigingsblad van 28 maart 2019.

20

Keuren van mestbassins en afdekkingen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder t.

Beoordelingsrichtlijn BRL 2344 voor het Kiwa procescertificaat voor het verlengen van de referentieperiode voor mestbassins en afdekkingen voor mestbassins, KIWA Nederland B.V., versie van 20 april 2017.

21

Ontwerpen, installeren, beheren en onderhouden van het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen

BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 20 juni 2019, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 11000:

1a. Ontwerpen op hoofdlijnen van open bodemenergiesystemen;

1b. Ontwerpen op hoofdlijnen van gesloten bodemenergiesystemen;

2a. Ontwerpen in detail van open bodemenergiesystemen;

2b. Ontwerpen in detail van gesloten bodemenergiesystemen;

3a. Installeren van open bodemenergiesystemen;

3b. Installeren van gesloten bodemenergiesystemen;

4a. Beheren en onderhouden van open bodemenergiesystemen;

4b. Beheren en onderhouden van gesloten bodemenergiesystemen.

Protocol 11001, Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 3.0, vastgesteld op 28 maart 2019, met wijzigingsblad van 6 oktober 2022.

22

Ontwerpen, installeren en beheren van het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel v.

BRL voor het InstallQ procescertificaat voor ‘Ontwerpen, installeren en beheren van installaties’, deelgebied Ontwerpen en installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen en het beheren van bodemenergiesystemen deel 6000-21/00, vastgesteld op 1 november 2019.

Tot 1 juli 2021 is het toegestaan om de volgende normdocumenten te gebruiken:

BRL KBI 6000 Deel 00, Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO INSTAL certificaat voor Ontwerpen, Installeren en Beheren van Installaties, Algemeen deel, vastgesteld op 30 april 2013, met wijzigingsblad van 30 september 2013.En BRL 6000 Deel 21, Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO INSTAL certificaat voor Ontwerpen, Installeren en Beheren van energiecentrales van bodemenergiesystemen, versie van 23 januari 2014 met wijzigingsblad van 1 september 2014.

De volgende subdeelgebieden worden onderscheiden in BRL InstallQ 6000 Deel 21/00:

1. Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(ontwerpen, klein);

2. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(installeren, klein);

3. Beheren van bodemenergiesystemen van individuele woningen (beheren, klein);

4.Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (ontwerpen, groot);

5. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (installeren, groot);

6. Beheren van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (beheren, groot).

ISSO-publicatie 39

Energiecentrale met warmte- en koudeopslag (WKO). Ontwerp, realisatie en beheer, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 44 Het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen, vastgesteld op 5 november 1998.

ISSO-publicatie 47 Ontwerp hydraulische schakelingen voor koelen, vastgesteld op 17 maart 2005.

ISSO-publicatie 69 Model voor de beschrijving van de werking van een klimaatinstallatie, vastgesteld op 8 november 2002.

ISSO-publicatie 72

Ontwerp van individuele en klein elektrische warmtepomp-systemen voor woningen, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 73 Ontwerp en uitvoering van verticale bodemwarmtewisselaars, vastgesteld op 1 juni 2017.

ISSO-publicatie 76 Montage- en materiaalspecificaties voor warmwater-verwarmingsinstallaties, vastgesteld op 24 mei 2005.

ISSO-publicatie 80 Handboek integraal ontwerpen van collectieve installaties met warmtepompen in woningbouw, vastgesteld op 1 juni 2017.

Noot

Onder een werkzaamheid als bedoeld in categorie 9 (monsterneming bij partijkeuringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i) en categorie 12 (veldwerk, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder l) wordt niet verstaan het assisteren van een medewerker van een persoon of instelling die voor die werkzaamheid is erkend, bij het verrichten van handelingen ten behoeve van een werkzaamheid als in de aanhef bedoeld, een zodanige werkzaamheid waarvoor die medewerker op de erkenning is vermeld, voor zover:

  • a.

    de assistentie plaatsvindt onder toezicht en verantwoordelijkheid van de medewerker als in de aanhef bedoeld,

  • b.

    niet tegelijkertijd ook door een andere persoon assistentie wordt verleend, en

  • c.

    het activiteiten betreft die de assistent blijkens de BRL SIKB 1000 of de BRL SIKB 2000 mag verrichten.

Bijlage

D

Overzicht normdocumenten en onderzoeksprotocollen

I

Normdocumenten

Van de normdocumenten waarnaar in deze regeling wordt verwezen, worden de volgende uitgaven bedoeld:

  • ASTM -norm D 3682-13 Standard test method for major and minor elements in combustion residues from coal utilization processes, 2013, verkrijgbaar via de website van NEN (www.NEN.nl)

  • CROW-publicatie 125, Werken met de richtlijn IBC-maatregelen – Evaluatie van reguliere werken en ervaringsprojecten, 1 april 1998

  • CROW publicatie 144, Toetsingskader IBC-maatregelen, maart 2000

  • CUR-Aanbeveling 49, Bentonietmatten in bodembeschermende voorzieningen, 1 juni 1997

  • CUR-Aanbeveling 50, Bentonietmatten in bodembeschermende voorzieningen, 1 november 1997

  • HCB 2009-200 Bouwsectorspecifieke procedures en eisen voor beoordelingsrichtlijnen en kwaliteitsverklaringen van de collectieve merken van SBK, februari 2009

  • NEN 5104, Geotechniek – Classificatie van onverharde grondmonsters, 1 september 1989

  • NEN 5707, Bodem - Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond, augustus 2015, met correctieblad van augustus 2016 en correctieblad C2:2017

  • NEN 5717: 2017, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

  • NEN 5720: 2017, Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch onderzoek

  • NEN 5725: 2017, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek

  • NEN 5740, Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, januari 2009, met wijzigingsblad van 1 februari 2016

  • NEN 5753: 2018, Bodem – Bepaling van het lutumgehalte en de korrelgrootteverdeling in grond en waterbodem met behulp van zeef en pipet

  • NEN 5754, Bodem-Berekening van het gehalte aan organische stof volgens de gloeiverliesmethode, oktober 2014

  • NPR 6416, Atomaire-absorptiespectrometrie – Vlamtechniek – Algemene richtlijnen, juni 1995

  • NPR 6417, Atomaire-absorptie-spectrometrie – Grafietoventechniek – Algemene richtlijnen, juli 1997

  • NEN 7300 Ontw., Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monsterneming – Algemene aanwijzingen, november 1999

  • NVN 7301 Ontw., Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monsterneming – Monsterneming van korrelvormige materialen uit materiaalstromen, november 1999

  • NVN 7302 Ontw., Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monsterneming – Monsterneming van korrelvormige materialen uit statische partijen, november 1999

  • NVN 7303 Ontw., Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monsterneming – Monsterneming van vormgegeven en monolitische materialen, november 1999

  • NEN 7310, Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monstervoorbehandeling – Algemene aanwijzingen, juni 1995

  • NVN 7311, Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monstervoorbehandeling – Monsteropslag en -conservering, juni 1995

  • NVN 7312, Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Monstervoorbehandeling – Monstervoorbehandeling voor de bepaling van het uitlooggedrag en het gehalte van anorganische componenten, juli 1995

  • NEN 7371, Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de beschikbaarheid voor uitloging van anorganische componenten – Vaste grond- en steenachtige materialen, januari 2004

  • NEN 7373, Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit poeder- en korrelvormige materialen met een kolomproef – Vaste grond- en steenachtige materialen, januari 2004

  • NEN 7375, Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit vormgegeven en monolitische materialen met een diffusieproef – Vaste grond- en steenachtige materialen, januari 2004

  • NEN 7383, Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de cumulatieve uitloging van anorganische componenten uit poeder- en korrelvormige materialen met een vereenvoudigde procedure voor de kolomproef – Vaste grond- en steenachtige materialen, januari 2004

  • NEN-ISO 3310-2: 2013 Controlezeven – Technische eisen en beproevingen – deel 2: Geperforeerde plaatzeven. Tot 1 april 2021 is het toegestaan om ‘NEN-ISO 3310-2 Controlezeven – Technische eisen en beproevingen – Deel 2: Geperforeerde plaatzeven, september 1999’ te gebruiken

  • NEN-EN 13383-1, Waterbouwsteen – Deel 1: Specificatie, juni 2002

  • NEN-EN 13383-2, Waterbouwsteen – Deel 2: Beproevingsmethoden, mei 2002

  • SIKB, Werkvoorschrift beoordelen ontwerp IBC-werk, 30 mei 2013

II

Richtlijnen voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten

  • Richtlijn voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten, 3 september 2007, met het wijzigingsblad van 1 januari 2019.

III

Werkvoorschriften

  • Rapport Toepassing bitumenemulsie als diffusieremmende constructie tussen minerale afdichting en AVI-bodemas, mei 2003.

Bijlage

E

behorende bij paragraaf 3.1

De bepaling of een bouwstof steenachtig is

Berekening van de massa’s

De berekening van de massa’s van aluminium (Al), calcium (Ca) en silicium (Si) vindt plaats overeenkomstig de volgende methode:

Om het gehalte Al, Ca en Si te bepalen wordt een calibratiecurve opgesteld. Deze is gebaseerd op de absorptiewaarden van de standaardoplossingen (‘Standards’) zoals beschreven in de ASTM-norm D 3682-13 (§ 9.1, § 10.1 en § 12.1). De calibratiecurve voldoet bij voldoende lage concentraties aan de wet van Lambert-Beer en vormt dan een rechte lijn. Wanneer blijkt dat dit niet het geval is, worden de standaardoplossingen verdund.

De absorpties van de blanco (‘blank’) en het te onderzoeken monster (‘sample solution’), gemaakt als in § 9.3, § 10.3 en § 12.3 van de ASTM-norm D 3682-13, worden gemeten. De calibratiecurve wordt gebruikt om de concentratie in de blanco (cb in ppm) en het monster (cm in ppm) te bepalen. Deze twee concentraties worden van elkaar afgetrokken, wat de concentratie in het gemeten monster oplevert:

c'm (ppm) = cm (ppm) – cb (ppm)

Indien bij de metingen blijkt dat het te onderzoeken monster buiten het meetbereik ligt, wordt het te onderzoeken monster verder verdund (verdunningsfactor f) met de blanco-oplossing. Informatie over het uitvoeren van analyses met behulp van atomaire absorptiespectrometrie kan worden verkregen uit NPR 6416 en NPR 6417.

Voor de berekening van het percentage Al, Ca en Si in het onderzochte materiaal (resp. %Al, %Ca en %Si) worden de volgende formules ingevuld:

waarin:

  • f de factor is (dimensieloos) waarmee het te onderzoeken monster (eventueel extra) is verdund;

  • m de in bewerking genomen massa van het te onderzoeken monster, in g, is;

  • Vo het totale volume destruaat, in ml, is;

  • Vo/m voor Al 1/200 ml/g, voor Ca 1/200 ml/g en voor Si 1/50 ml/g is (zie ASTM-norm D 3682-13 § 9.3, § 10.3 en § 12.3, ‘sample of solution’).

Vaststellen van het gemiddelde

Van elk mengmonster wordt het percentage aluminium, silicium, en calcium bepaald. Hiervan wordt vervolgens het gemiddelde bepaald. Aan dit gemiddelde wordt getoetst of de totaalgehalten silicium, aluminium en calcium samen meer of minder dan 10% (m/m) is van het te onderzoeken materiaal.

Bijlage

F

behorende bij paragraaf 3.2

De bepaling of een bouwstof kan worden aangemerkt als vormgegeven en duurzaam vormvast

1

Bepaling van het volume van de kleinste eenheid op basis van afmetingen

Voor de berekening van het volume wordt als formule gehanteerd:

V = 1000 * (M1 – M2) / ρ

waarbij:

V = volume van het element cm3

M1 = de massa van het vochtige proefstuk, in g

M2 = de schijnbare massa onder water van het element bedoeld in hoofdstuk 8 van NEN-EN 13383-2, in g

ρ = de dichtheid van water bij de beproevingstemperatuur van het waterbad, in g/cm3

2

Bepaling van het volume van de kleinste eenheid op basis van een zeefproef

Een bouwstof wordt op grond van de resultaten van een bepaling van de korrelverdeling door middel van een zeefproef aangemerkt als bouwstof met een volume per kleinste eenheid van ten minste 50 cm3, indien het korrelverdelingsdiagram van een monster van die bouwstof, vastgesteld door zeving volgens de gegeven normdocumenten voldoet aan onderstaande waarden:

90 mm

0 – 90%

NEN-EN 13383-2

63 mm

0 – 60%

NEN-EN 13383-2

45 mm

0 – 35%

NEN-ISO 3310-2

31,5 mm

0 – 10%

NEN-ISO 3310-2

16 mm

0 – 5%

NEN-ISO 3310-2

3

Niet-duurzaam vormvaste toepassingen

In onderstaande lijst zijn combinaties van toepassingen en bouwstoffen opgenomen die niet als duurzaam vormvast worden beschouwd.

Wegenbouw

funderingslaag

– gestabiliseerde klei

– gestabiliseerde leem

– gestabiliseerd E-vliegas

verhardingslaag

– oppervlaktebehandeling

Waterbouw

toplaag

– zandcementblokken

– niet-vochtbestendige staalslakken, als bedoeld in Standaard RAW-bepalingen 2005 (CROW, Ede)

dynamisch stabiele constructie

– alle bouwstoffen

kern

– niet-vochtbestendige staalslakken als bedoeld in Standaard RAW-bepalingen 2005 (CROW, Ede)

4

Vormgegeven bouwstoffen die met de kolomproef moeten worden bepaald

verhardingslaag

– zeer open asfaltbeton (ZOAB)

– zeer open cementbeton

Waterbouw

toplaag

– open colloïdaal beton

Bijlage

G

behorende bij artikel 4.2.1 en 4.2.2

I

Vervallen.

II

Vervallen.

III

Formules bodemtypecorrectie bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, bij toepassing en verspreiden van grond of baggerspecie volgens de toetsingskaders in paragraaf 2 en 3 van afdeling 2 van hoofdstuk 4 van het Besluit bodemkwaliteit, behorende bij de artikelen 3.9.5, 4. 2.1 en 4.2.2

Interventiewaarden en normwaarden in de tabellen 1 en 2 van bijlage B en lokale maximale waarden zijn bodemtype-afhankelijk en gebaseerd op een standaardbodem met een lutum percentage van 25 % en een organische stof percentage van 10 %. Alleen de maximale waarden voor verspreiden in zoute oppervlaktewaterlichamen in tabel 2 van bijlage B en de emissiewaarden in de tabellen 1 en 2 van bijlage B zijn niet-bodemtype-afhankelijk.

Bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam of toe te passen grond of baggerspecie op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam worden de gemeten gehalten middels een bodemtypecorrectie omgerekend naar standaardbodem. Bij de beoordeling aan de maximale waarde verspreiden in zoute oppervlaktewaterlichamen wordt geen bodemtypecorrectie toegepast. Toetsing vindt dan plaats met de werkelijk gemeten gehalten.

De omrekening naar standaardbodem vindt plaats op basis van individuele meetwaarden, alvorens andere berekeningen (bepalen gemiddelden of P95) worden uitgevoerd. Bij het standaardiseren wordt gebruik gemaakt van de gemeten percentages organische stof en lutum. De gestandaardiseerde waarden worden, met inachtneming van de toetsingsregels, getoetst aan de normwaarden voor toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater, zoals die zijn opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage. Hierbij is het percentage aan organisch stof bepaald volgens NEN 5754. Hierbij is het percentage lutum het gewichtspercentage minerale bestanddelen met een diameter kleiner dan 2 µm betrokken op het drooggewicht.

De omrekening van gemeten gehalten in bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam waterbodem, grond of baggerspecie naar een standaardbodem verloopt via de onderstaande formule:

Hierin is:

G standaard Gestandaardiseerd gehalte

G gemeten Gemeten gehalte

A,B,C Stofafhankelijke constanten voor metalen (zie tabel 3)

% lutum Percentage lutum: het gewichtspercentage minerale bestanddelen met een diameter kleiner dan 2 µm betrokken op het totale drooggewicht van de bodem, oever grond of baggerspecie. Voor thermisch gereinigde grond en baggerspecie geldt de volgende uitzondering: indien het lutumpercentage lager is dan 10%, wordt bij de omrekening van de gemeten gehalten aan barium met een lutumpercentage van 10% gerekend.

% organische stof Gemeten percentage organisch stof betrokken op het drooggewicht. Het percentage organisch stof kan voor zoute baggerspecie ook berekend worden uit het percentage organisch koolstof x 1,724. Voor het percentage organisch stof is een minimum en maximumwaarde gedefinieerd. Voor het percentage lutum is een minimumwaarde gedefinieerd. (zie tabel 4).

Tabel 3 Stofafhankelijke constanten voor metalen en organische verbindingen

Antimoon1

1

0

0

Arseen

15

0,4

0,4

Barium

30

5

0

Berylium

8

0,9

0

Cadmium

0,4

0,007

0,021

Chroom

50

2

0

Kobalt

2

0,28

0

Koper

15

0,6

0,6

Kwik

0,2

0,0034

0,0017

Lood

50

1

1

Molybdeen1

1

0

0

Nikkel

10

1

0

Thallium1

1

0

0

Tin

4

0,6

0

Vanadium

12

1,2

0

Zink

50

3

1,5

Organische verbindingen

0

0

1

Overige verbindingen

1

0

0

1 Voor antimoon, molybdeen en thallium wordt geen bodemtypecorrectie gehanteerd.

Tabel 4 minimum en maximum waarde

Anorganische parameters

2

2

Organische parameters

2

30

PAK's

10

30

De berekening van de meersoorten Potentieel Aangetast Fractie (msPAF) als aparte normwaarde bij het beoordelen van de kwaliteit van baggerspecie die conform artikel 35, onderdeel f, van het Besluit bodemkwaliteit wordt verspreid op het aangrenzend perceel heeft een aparte vorm van standaardisatie. De minimum en maximumwaarden zoals opgenomen in tabel 4 worden niet gehanteerd bij het berekenen van de msPAF, met uitzondering van de minimumwaarde voor de organische parameters genoemd in deze tabel.

IV

Regels voor het vaststellen van een overschrijding van de waarden, bedoeld in artikel 3.3.3, 3.5.3, 3.6.2, 3.9.5, 3.9.8, 4.2.2 en 4.10.2

De normwaarden die zijn opgenomen in deze regeling of die zijn opgenomen in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 en waarnaar in deze regeling wordt verwezen, kunnen lager zijn dan met de huidige technieken betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten.

A: grond, grondwater baggerspecie, bodem of bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam

De door het laboratorium aangeleverde gehalten zijn gemeten conform de afgestemde meetmethoden in AS3000 dan wel AP04.

Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van deze bijlage, mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde normwaarden.

Indien de op het analysecertificaat weergegeven < rapportagegrens hoger ligt dan de in tabel 1 vermelde rapportagegrenzen dan dient de desbetreffende < rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. De zo verkregen waarde wordt getoetst aan de van toepassing zijnde waarden.

Indien het laboratorium een gemeten gehalte rapporteert (zonder < teken), wordt dit gehalte aan de van toepassing zijnde waarde getoetst, ook als dit gehalte lager is dan de vereiste rapportagegrens. Indien geen rapportagegrens is opgenomen in tabel 1 dient het gemeten gehalte (met < teken) vermenigvuldigd te worden met 0,7.

Bij het berekenen van een somwaarde, het rekenkundig gemiddelde en een percentielwaarde worden voor de individuele componenten de gemeten gehalten < rapportagegrens vermenigvuldigd met 0,7. Indien er voor een of meer individuele componenten een of meer gemeten gehalten (zonder < teken) zijn of geen rapportagegrens in tabel 1 is opgenomen, dan dient de berekende waarde te worden getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. Deze regel geldt ook als gemeten gehalten lager zijn dan de vereiste rapportagegrens.

Indien alle individuele waarden als onderdeel van deze berekende waarde < minimale rapportagegrens uit tabel 1 zijn, mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit voldoet aan de van toepassing zijnde normwaarden.

Deze regel geldt niet voor de berekening van de msPAF metalen en msPAF organische stoffen.

Voor grondwater heeft de onderzoeker de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet in die mate is verontreinigd als het toetsingsresultaat aangeeft. Dit geldt bijvoorbeeld als bij een meting van PAK’s in het grondwater alleen voor naftaleen in een licht verhoogde concentratie is aangetoond en de overige PAK’s een waarde < rapportagegrens hebben. Voor die overige PAK’s worden dan relatief hoge gehalten berekend (door de vermenigvuldiging met 0,7), waarvan kan worden onderbouwd dat die gehalten niet in het grondwater aanwezig zullen zijn gezien de immobiliteit van de betreffende stoffen.

B: Bouwstoffen

Voor toetsen aan de emissie en samenstellingwaarden gelden dezelfde regels als onder A.

Voor de rapportage-eisen wordt verwezen naar de hiervoor geldende AP04 documenten. Bij enkele type bouwstoffen kan het voorkomen dat door bepaalde toevoegingen in de bouwstof, bij de analyse van die bouwstoffen de rapportage-eisen voor de samenstellingswaarden niet gehaald kunnen worden. Deze verstoring van het analyseresultaat wordt ook wel aangeduid als een matrixstoring. Door het laboratorium wordt aangegeven wat de oorzaak is van de matrixstoring en of deze matrixstoring middels een extra of andere voorbewerking of middels andere meetmethode kan worden voorkomen. Is dit niet het geval en de matrixstoring leidt tot een overschrijding van de maximale samenstellingswaarden van bijlage A van de regeling, heeft de onderzoeker de vrijheid om onderbouwd aan te tonen dat de bouwstof bij toepassing ter invulling van de zorgplicht niet tot nadelige gevolgen voor het milieu leidt.

Tabel 1 ten minste te behalen rapportagegrenzen behorende bij bijlage GIV

1. Metalen

mg/kg ds( tenzij anders aangegeven)

µg/l( tenzij anders aangegeven)

antimoon

1,5

3

Arseen

4

5

barium

20

20

beryllium

1

1

cadmium

0,2

0,2

chroom

10

1

kobalt

3

2

koper

5

2

kwik

0,05

0,05

lood

10

2

molybdeen

1,5

2

nikkel

4

3

seleen

1,5

tellurium

2

15

thallium

1

5

tin

1,5

2,5

vanadium

10

2

zilver

1

5

zink

20

10

2. Overige anorganische stoffen

chloride

150

mg/l

50

CN vrij

2

3

CN totaal

3

5

nitraat

mg N/l

3

ortho-fosfaat

mg P/l

1

sulfaat

mg/l

30

3. Aromatische stoffen

benzeen

0,05

0,2

ethylbenzeen

0,05

0,2

tolueen

0,05

0,2

o-xyleen

0,05

0,1

m-xyleen

som 0,1

som 0,2

p-xyleen

styreen

0,05

0,2

1,2,3-trimethylbenzeen

0,1

1,2,4-trimethylbenzeen

0,1

1,3,5-trimethylbenzeen

0,1

2-ethyltolueen

0,1

3-ethyltolueen

0,1

4-ethyltolueen

0,1

isopropylbenzeen

0,1

propylbenzeen

0,1

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen( PAK's)

naftaleen

0,05

0,02

fenantreen

0,05

0,01

antraceen

0,05

0,01

fluoranteen

0,05

0,01

chryseen

0,05

0,01

benz(a)antraceen

0,05

0,01

benz(a)pyreen

0,05

0,01

benz(k)fluoranteen

0,05

0,01

indeno(123cd)pyreen

0,05

0,01

benz(ghi)peryleen

0,05

0,01

5. Gechloreerde koolwaterstoffen a.(vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

monochlooretheen( vinylchloride )

0,05

0,2

dichloormethaan

0,05

0,2

1,1-dichloorethaan

0,1

0,2

1,2-dichloorethaan

0,1

0,2

1,1-dichlooretheen

0,1

0,1

cis 1,2-dichlooretheen

0,1

0,1

trans 1,2-dichlooretheen

0,1

0,1

1,1-dichloorpropaan

0,05

0,2

1,2-dichloorpropaan

0,05

0,2

1,3-dichloorpropaan

0,05

0,2

trichloormethaan( chloroform)

0,05

0,2

1,1,1-trichloorethaan

0,05

0,1

1,1,2-trichloorethaan

0,05

0,1

trichlooretheen(Tri)

0,05

0,2

tetrachloormethaan(Tetra)

0,05

0,1

tetrachlooretheen (Per)

0,05

0,1

b. chloorbenzenen

monochloorbenzeen

0,04

0,2

1,2-dichloorbenzeen

0,1

0,2

1,3-dichloorbenzeen

0,1

0,2

1,4-dichloorbenzeen

0,1

0,2

1,2,3-trichloorbenzeen

µg/kg ds

1

0,01

1,2,4-trichloorbenzeen

µg/kg ds

1

0,01

1,3,5-trichloorbenzeen

µg/kg ds

1

0,01

1,2,3,4-tetrachloorbenzeen

µg/kg ds

1

0,01

1,2,3,5-tetrachloorbenzeen

µg/kg ds

som 2

som 0,02

1,2,4,5-tetrachloorbenzeen

µg/kg ds

pentachloorbenzeen

µg/kg ds

1

ng/l

5

hexachloorbenzeen

µg/kg ds

1

ng/l

5

c. chloorfenolen

pentachloorfenol

µg/kg ds

3

d. polychloorbifenylen (PCB's)

PCB 28

µg/kg ds

1

ng/l

6

PCB 52

µg/kg ds

1

ng/l

6

PCB101

µg/kg ds

1

ng/l

6

PCB 118

µg/kg ds

1

ng/l

6

PCB138

µg/kg ds

1

ng/l

6

PCB153

µg/kg ds

1

ng/l

6

PCB 180

µg/kg ds

1

ng/l

6

6. Bestrijdingsmiddelen a. oranochloorbestrijdingsmiddelen

cis-chloordaan

µg/kg ds

1

0,01

trans-chloordaan

µg/kg ds

1

0,01

opDDT

µg/kg ds

1

0,01

ppDDT

µg/kg ds

1

0,01

opDDE

µg/kg ds

1

0,01

ppDDE

µg/kg ds

1

0,01

opDDD

µg/kg ds

1

0,01

ppDDD

µg/kg ds

1

0,01

aldrin

µg/kg ds

1

0,01

dieldrin

µg/kg ds

1

0,01

endrin

µg/kg ds

1

0,01

isodrin

µg/kg ds

1

telodrin

µg/kg ds

1

endosulfansulfaat

µg/kg ds

2

α-endosulfan

µg/kg ds

1

0,01

α-HCH

µg/kg ds

1

0,01

β-HCH

µg/kg ds

1

ng/l

8

γ-HCH

µg/kg ds

1

ng/l

9

δ-HCH

µg/kg ds

1

ng/l

8

heptachloor

µg/kg ds

1

0,01

cis-heptachloorepoxide

µg/kg ds

1

0,01

trans-heptachloorepoxide

µg/kg ds

1

0,01

hexachloorbutadieen

µg/kg ds

1

c. organotin bestrijdingsmiddelen

tributyltin

µg Sn/kg ds

4

trifenyltin

µg Sn/kg ds

4

7. Overige stoffen

ETBE

0,3

1

min olie

35

50

MTBE

0,1

1

tribroommethaan

0,1

0,2

Bijlage

H

behorende bij paragraaf 3.5 en 3.6 van de Regeling bodemkwaliteit

Berekening k-waarden

Definitie k-waarde

De k-waarde wordt gedefinieerd als:

k = (log (maximale waarde) – y) / sy

Hierin is:

– maximale waarde voor bouwstoffen

de maximale samenstellings- of emissiewaarde die voor de bouwstof geldt is aangegeven in bijlage A;

– maximale waarde voor grond of baggerspecie1:

de geldende achtergrondwaarde voor de kwaliteitsklassen wonen, industrie, A of B: de maximale waarde die is opgenomen in bijlage B.

– y:

Het gemiddelde van de log-getransformeerde waarnemingen.

– sy:

De standaarddeviatie van de log-getransformeerde waarnemingen.

Waarnemingen zijn:

voor bouwstoffen: de gemiddelde samenstellings- of emissiewaarde van een partij;

voor grond of baggerspecie: de gemeten kwaliteit van een partij.

Bij het toelatingsonderzoek voor het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring of een erkende kwaliteitsverklaring worden waarnemingen gebaseerd op ten minste twee mengmonsters. De verificatiekeuring wordt gebaseerd op ten minste één mengmonster. De verificatiekeuring wordt verricht overeenkomstig de BRL voor de desbetreffende bouwstof.

1 Voor het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring voor grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 4.3.7 is de maximale waarde voor grond of baggerspecie altijd gelijk aan de in de tabellen 1 en 2 in bijlage B opgenomen achtergrondwaarden.

Overzicht k-waarden bij certificering

In de onderstaande tabel zijn voor de verschillende klassen de minimaal benodigde k-waarden gegeven en de daarbij behorende minimale frequenties van de productiecontrole. Hierbij geeft N het aantal waarnemingen waarover de k-waarde is berekend.

Steekproefregime 1

90 / (> 99,9)

> 6,12

> 4,63

Eén keuring per vijf jaar

90 / (99 – 99,9)

≤ 6,12

≤ 4,63

Eén keuring per jaar

90 / (90 – 99)

≤ 4,67

≤ 3,53

Eén keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

90 / (70 – 90)

≤ 2,74

≤ 2,07

Eén keuring per vier partijen

(minimaal tien per drie jaar)

90 / (50 – 70)

≤ 1,46

≤ 1,07

Eén keuring per twee partijen

(minimaal vijf per jaar)

Partijkeuringsregime 2

90 / (< 50)

≤ 0,69

≤ 0,44

elke partij

(minimaal tien per jaar)

1 Voor toetsing onder steekproefregime bij verificatiekeuring wordt ten minste een mengmonsters genomen overeenkomstig de BRL voor de desbetreffende bouwstof.

2 Voor toetsing onder partijkeuringsregime bij verificatiekeuring worden, onder de voorwaarde dat ten minste twee te analyseren mengmonsters worden samengesteld en geanalyseerd, voor bouwstoffen ten minste 12 grepen per partij genomen en voor grond en baggerspecie ten minste 100 grepen per partij. Van een niet-vormgegeven bouwstof worden, in het geval dat één te analyseren mengmonster wordt samengesteld, ten minste 32 grepen genomen. Van een vormgegeven bouwstof worden, in het geval dat één te analyseren mengmonster wordt samengesteld, ten minste 12 grepen genomen. De wijze van monsterneming onder steekproefregime en partijkeuringsregime is vastgelegd in de beoordelingsrichtlijn van de desbetreffende bouwstof.

De monsterneming onder steekproefregime en partijkeuringsregime vindt plaats overeenkomstig het normdocument dat voor de desbetreffende bouwstof is aangewezen in categorie 2 in bijlage C.

Gammaregeling bij certificering

In de onderstaande tabel zijn voor de verschillende bepalingen en klassen de y-waarden (gamma) gegeven en de daarbij behorende minimale frequenties van de productiecontrole. Hierbij geeft N het aantal waarnemingen waarvoor de y-waarde geldt.

samenstelling bouwstoffen, grond en baggerspecie en emissie niet-vormgegeven bouwstoffen en grond

90 / (>99,9)

0,19

0,26

Eén keuring per vijf jaar

90 / (99–99,9)

0,31

0,41

Eén keuring per jaar

90 / (90–99)

0,57

0,76

Eén keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

emissie vormgegeven bouwstoffen

90 / (>99,9)

0,31

0,38

Eén keuring per vijf jaar

90 / (99–99,9)

0,43

0,52

Eén keuring per jaar

90 / (90–99)

0,67

0,82

Eén keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

Verdelingsvrije toets bij certificering

In de onderstaande tabel zijn voor de verschillende klassen de voorwaarden gegeven van de verdelingsvrije toets en de daarbij behorende minimale frequenties van de productiecontrole.

Steekproefregime

90 / (90-99)

geen overschrijdingen van de laatste 22, of ten hoogste 1 van de laatste 38 waarnemingen

Eén keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

90 / (70 – 90)

geen overschrijdingen van de laatste 7, of ten hoogste 1 van de laatste 12 waarnemingen

Eén keuring per vier partijen

(minimaal tien per drie jaar)

90 / (50 – 70)

ten hoogste 1 overschrijding van de laatste 7, of 3 van de laatste 12 waarnemingen

Eén keuring per twee partijen

(minimaal vijf per jaar)

Partijkeuringsregime

90 / (< 50)

2 of meer overschrijding van de laatste 7 en 4 of meer van de laatste 12 waarnemingen

elke partij

(minimaal tien per jaar)

Bijlage

I

, behorende bij paragraaf 3.9

Vervallen

Bijlage

J

behorende bij artikel 4.9.2

Richtlijn opstellen kaarten bodemfunctieklassen

Ten behoeve van het generieke toetsingskader legt de gemeente de bodemfunctieklassen vast op een kaart (Besluit bodemkwaliteit, artikel 55, derde lid). Deze kaart geeft de ligging aan van:

  • Gebieden met de bodemfunctieklassen wonen;

  • Gebieden met de bodemfunctieklasse industrie;

  • Overige gebieden, welke niet in een bodemfunctieklasse zijn ingedeeld.

Uitgangspunt van de wijze van indeling is dat de bodemfunctieklasse die wordt toegekend aan een gebied overeenkomt met de gevoeligste bodemfunctie(klasse) binnen het betreffende gebied. De gevoeligheid van de bodemfunctieklassen en bodemfuncties ten opzichte van elkaar is weergegeven in onderstaande tabel.

Industrie

Wonen

Moestuinen en volkstuinen, landbouw, natuur

Wonen

Moestuinen en volkstuinen, landbouw, natuur

Moestuinen en volkstuinen, landbouw, natuur

De richtlijnen voor het opstellen van de kaarten met de indeling in bodemfunctieklassen zijn in deze bijlage beschreven. Daarbij is onderscheid gemaakt in twee situaties:

  • bodemkwaliteitskaart beschikbaar;

  • geen bodemkwaliteitskaart beschikbaar.

Opstellen kaart bodemfunctieklassen bij beschikbaarheid bodemkwaliteitskaart

Uitgangspunt voor het opstellen van de kaart met bodemfunctieklassen zijn de bodemkwaliteitszones zoals die zijn vastgesteld in de bodemkwaliteitskaart volgens de eisen in bijlage D en M van deze regeling.

Voor de bodemkwaliteitszones die in de bodemkwaliteitskaart zijn onderscheiden, is de wijze van indeling in de bodemfunctieklassen ‘wonen’ of ‘industrie’ afhankelijk van de mate van variatie en versnippering van de bodemfunctieklassen en bodemfuncties.

Voor de indeling van bodemkwaliteitszones in de bodemfunctiekaart zijn twee opties:

  • 1.

    De gehele bodemkwaliteitszone krijgt de bodemfunctie(klasse) toegekend, behorend bij de meest kwetsbare bodemfunctie die binnen de bodemkwaliteitszone aanwezig is:

    • Indien de meest kwetsbare functies in de bodemfunctieklasse industrie worden ingedeeld, wordt de hele bodemkwaliteitszone ingedeeld in de bodemfunctieklasse industrie.

    • Indien de meest kwetsbare functies in de bodemfunctieklasse wonen worden ingedeeld, wordt de hele bodemkwaliteitszone ingedeeld in de bodemfunctieklasse wonen.

    • Indien de meest kwetsbare functies de bodemfunctie moestuinen en volkstuinen en/of landbouw en/of natuur betreft, wordt de bodemkwaliteitszone niet in de bodemfunctiekaart opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat binnen de zone alleen grond en baggerspecie mag worden toegepast die voldoet aan de achtergrondwaarden.

  • 2.

    De bodemkwaliteitszone in de bodemfunctieklassenkaart opdelen in meerdere delen, waarbij ieder deel de bodemfunctie(klasse) krijgt toegekend, behorend bij de meest kwetsbare bodemfunctie die binnen dat deel van de bodemkwaliteitszone.

Indien de bovengenoemde twee opties leiden tot een ongewenste situatie ten aanzien van de hergebruiksmogelijkheden voor grond en baggerspecie, kan het bevoegd gezag overwegen om het gebiedsspecifieke toetsingskader voor de algemene toepassing te benutten.

Opstellen kaart bodemfunctieklassen zonder bodemkwaliteitskaart

Indien er geen bodemkwaliteitskaart is, worden de bodemfunctieklassen direct afgeleid van het actuele bodemgebruik, de bodemfuncties zoals die zijn vastgesteld in het bestemmingsplan, een ontwerp-bestemmingsplan of een voorbereidingsbesluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Bij de indeling in bodemfunctieklassen geldt als uitgangspunt dat de bodemfunctieklasse die wordt toegekend aan een gebied overeen komt met de gevoeligste bodemfunctie(klasse) binnen het betreffende gebied.

Bijlage

K

behorende bij artikel 3.3.2 van de Regeling bodemkwaliteit

Bepaling emissiewaarden uit slecht doorlatende materialen

Formule bepaling emissiewaarden

Voor de bepaling van de emissie uit slechtdoorlatende materialen wordt de volgende formule gehanteerd:

antimoon

0,04

nikkel

0,26

arseen

0,01

seleen

0,16

barium

0,17

tin

0,10

cadmium

0,32

vanadium

0,04

chroom

0,25

zink

0,28

kobalt

0,13

bromide

0,51

koper

0,27

chloride

0,65

kwik

0,14

fluoride

0,26

lood

0,18

sulfaat

0,33

molybdeen

0,38

Bijlage

L

behorende bij artikel 1.1 (versie 30 november 2007)

Bepalingsgrenzen voor bodem, grond en baggerspecie

In de tabel van deze bijlage zijn de aantoonbaarheidsgrenzen en bepalingsgrenzen weergegeven, die zijn gebaseerd op de resultaten van het project AW2000. Tevens zijn de gehanteerde analysemethoden vermeld. Niet opgenomen zijn de gegevens voor de niet (direct) genormeerde stoffen (niet genormeerde stoffen en stoffen die alleen voorkomen in een somparameter).

De bepalingsgrenzen in AW2000 zijn vastgesteld met behulp van experimenten die werden uitgevoerd onder herbaalbaarheid condities, conform de eisen van AP04. Inmiddels is NEN 7777 gepubliceerd, waarin de voorkeur wordt gegeven aan reproduceerbaarheid condities (binnen hetzelfde laboratorium) als bepalingsgrens en als kwaliteitscriterium voor de uitvoering van laboratoriumanalyses.

Het vaststellen van de bepalingsgrens en het kwaliteitniveau is in het kader van de normstelling op achtergrondniveau van belang. Reden hiervoor is dat in het onderzoek van AW2000 van sommige genormeerde stoffen onvoldoende waarnemingen boven de bepalingsgrens zijn aangetroffen voor het vaststellen van een betrouwbare P95. Voor die stoffen is de bepalingsgrens onder intralaboratorium reproduceerbaarheid condities gekozen als basis voor de normwaarde. Hiermee is de normwaarde feitelijk bepaald door de gehanteerde analysemethode, immers een andere methode heeft in principe ook een andere bepalingsgrens. Met een asterisk* is aangegeven voor welke stoffen de normwaarde is gebaseerd op de bepalingsgrens.

Als in de toekomst betere genormeerde methoden voor routinematige analyses beschikbaar komen, dan kan worden overwogen de normwaarde bij te stellen. De geldende bepalingsgrenzen en te hanteren analysemethoden voor routinematig onderzoek zijn vastgelegd in het protocol AS3000.

1. Metalen

Antimoon (Sb)*

NVN 7323

3,9

3,9

1,3

Arseen (As)

NVN 7323

5,9

3,9

1,3

Barium (Ba)

NEN 6964

59

39

13

Cadmium (Cd)

NEN 6964

0,45

0,3

0,1

Chroom (Cr)

NEN 6964

23

15

5

Kobalt (Co)

NEN 6964

3,2

2,1

0,7

Koper (Cu)

NEN 6964

7,7

5,1

1,7

(Niet-vluchtig) Kwik (Hg)

NVN 7324

0,05

0,03

0,01

Lood (Pb)

NEN 6964

19,4

12,9

4,3

Molybdeen (Mo)*

NEN 6964

1,5

1,5

0,5

Nikkel (Ni)

NEN 6964

4,5

3

1

Tin (Sn)

NEN 6964

4,5

3

1

Vanadium (V)

NEN 6964

9

6

2

Zink (Zn)

NEN 6964

32

21

7

2. Anorganische verbindingen

Chloride

VPR C85-06/NEN-EN-ISO 10304-1

36

24

8

Cyanide (vrij)

NEN-EN-ISO 14403-1:2012 en NEN-EN-ISO 14403-2:2012

0,45

0,3

0,1

Cyanide-complex (pH < 5)

NEN-EN-ISO 14403-1:2012 en NEN-EN-ISO 14403-2:2012

0,36

0,24

0,08

Cyanide-complex (pH ≥ 5)

NEN-EN-ISO 14403-1:2012 en NEN-EN-ISO 14403-2:2012

0,36

0,24

0,08

Thiocyanaten (som)

EPA 335-3

0,9

0,6

0,2

3. Macroparameters

pH

NEN-ISO 10390

n.v.t.

Lutum

NEN 5753

n.v.t.

1,5%

0,5%

Organisch stof

NEN 5754

n.v.t.

0,6%

0,2%

Droge stof

NEN-EN 15934:2012

n.v.t.

0,3%

0,1%

Totaal organisch koolstof

NEN-EN 15936:2012

n.v.t.

0,6%

0,2%

CaCO3

NEN-EN-ISO 10693

n.v.t.

0,6%

0,2%

Calcium

NEN 6966

n.v.t.

48

17

Magnesium

NEN 6966

n.v.t.

48

17

IJzer

NEN 6966

n.v.t.

48

17

Aluminium

NEN 6966

n.v.t.

48

17

4. Aromatische verbindingen

Benzeen*

NEN 6970:2016

0,16

0,105

0,035

Tolueen*

NEN 6970:2016

0,20

0,135

0,045

Ethylbenzeen*

NEN 6970:2016

0,20

0,135

0,045

Xylenen (som)*

NEN 6970:2016

0,41

0,27

0,09

Styreen (vinylbenzeen)*

NEN 6970:2016

0,23

0,15

0,05

Fenol

AP04 SG XXII

0,09

0,063

0,021

Cresolen (som o-, m-, p-)*

AP04 SG XXII

0,29

0,195

0,065

Dodecylbenzeen*

Huismethode A

0,34

0,225

0,075

Aromatische oplosmiddelen*

NEN 6970:2016

0,42

0,279

0,093

5. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

Naftaleen

NEN 6977

0,009

0,006

0,002

Fenantreen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

Antraceen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

Fluorantheen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

Chryseen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

Benzo(a)antraceen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

Benzo(a)pyreen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

Benzo(k)fluoran-theen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

Indeno(1,2,3cd)-pyreen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

Benzo(ghi)pery-leen

NEN 6977

0,014

0,009

0,003

PAK’s totaal (som 10)

NEN 6977

0,09

0,063

0,021

6. Gechloreerde koolwaterstoffen

Monochlooretheen (vinylchloride)* 1

NEN 6970:2016

0,23

0,15

0,05

Dichloormethaan

NEN 6970:2016

0,059

0,039

0,013

1,1-Dichloorethaan*

NEN 6970:2016

0,16

0,105

0,035

1,2-Dichloorethaan*

NEN 6970:2016

0,18

0,12

0,04

1,1-Dichlooretheen* 1

NEN 6970:2016

0,27

0,18

0,06

1,2-Dichlooretheen (som cis en trans)*

NEN 6970:2016

0,27

0,18

0,06

Dichloorpropanen (som)*

NEN 6970:2016

0,77

0,51

0,17

Trichloormethaan (chloroform)*

NEN 6970:2016

0,23

0,15

0,05

1,1,1-Trichloorethaan*

NEN 6970:2016

0,25

0,165

0,055

1,1,2-Trichloorethaan*

NEN 6970:2016

0,27

0,18

0,06

Trichlooretheen (Tri)*

NEN 6970:2016

0,25

0,165

0,055

Tetrachloormethaan (Tetra)*

NEN 6970:2016

0,29

0,195

0,065

Tetrachlooretheen (Per)

NEN 6970:2016

0,045

0,03

0,01

Monochloorbenzeen*

NEN 6970:2016/NEN 6980

0,18

0,12

0,04

Dichloorbenzenen (som)*

NEN 6970:2016/NEN 6980

1,6

1,05

0,35

Trichloorbenzenen (som)*

NEN 6970:2016/NEN 6980

0,014

0,009

0,003

Tetrachloorbenzenen (som)*

NEN 6970:2016/NEN 6980

0,009

0,006

0,002

Pentachloorbenzeen

NEN 6970:2016/NEN 6980

0,00045

0,0003

0,0001

Hexachloorbenzeen

NEN 6970:2016/NEN 6980

0,00045

0,0003

0,0001

Chloorbenzenen (som)*

NEN 6970:2016/NEN 6980

0,63

0,42

0,14

Monochloorfenolen (som)

VPR C85-14

0,023

0,015

0,005

Dichloorfenolen (som)*

VPR C85-14

0,18

0,12

0,04

Trichloorfenolen (som)

VPR C85-14

0,0027

0,0018

0,0006

Tetrachloorfenolen (som)*

VPR C85-14

0,01

0,0075

0,0025

Pentachloorfenol*

VPR C85-14

0,0027

0,0018

0,0006

Chloorfenolen (som)*

VPR C85-14

0,027

0,018

0,006

PCB 28

NEN 6980

0,0009

0,0006

0,0002

PCB 52

NEN 6980

0,00045

0,0003

0,0001

PCB 101

NEN 6980

0,0009

0,0006

0,0002

PCB 118

NEN 6980

0,0009

0,0006

0,0002

PCB 138

NEN 6980

0,0009

0,0006

0,0002

PCB 153

NEN 6980

0,0009

0,0006

0,0002

PCB 180

NEN 6980

0,0009

0,0006

0,0002

PCB’s (som 7)

NEN 6980

0,0039

0,0026

0,00087

Monochlooranilinen (som)*

Huismethode A

0,20

0,14

0,045

Pentachlooraniline*

Huismethode A

0,14

0,09

0,03

Chloornaftaleen (som α, β)*

AP04, bijlage SG2

0,07

0,045

0,015

Dioxine*

NEN-EN 1948

0,000054

0,000036

0,000012

7. Bestrijdingsmiddelen

Chloordaan

NEN 6980

0,0006

0,0004

0,00014

DDT (som)

NEN 6980

0,0014

0,0009

0,0003

DDE (som)

NEN 6980

0,0014

0,0009

0,0003

DDD (som)

NEN 6980

0,0014

0,0009

0,0003

DDT/DDE/DDD (som)

NEN 6980

0,0016

0,001

0,00036

Aldrin

NEN 6980

0,0003

0,0002

0,00007

Dieldrin

NEN 6980

0,0003

0,0002

0,00007

Endrin

NEN 6980

0,0003

0,0002

0,00006

Isodrin*

NEN 6980

0,0009

0,0006

0,0002

Telodrin

NEN 6980

0,0003

0,0002

0,00007

Drins (som)

NEN 6980

0,0006

0,0004

0,00014

Endosulfansulfaat#

NEN 6980

0,0009

α-Endosulfan

NEN 6980

0,00014

0,00009

0,00003

α-HCH

NEN 6980

0,0009

0,0006

0,0002

β-HCH

NEN 6980

0,0003

0,0002

0,00007

γ-HCH (lindaan)

NEN 6980

0,0001

0,00009

0,00003

δ-HCH#

NEN 6980

0,0007

HCH-verbindingen (som)

NEN 6980

0,0008

0,0005

0,00018

Heptachloor

NEN 6980

0,0005

0,0004

0,00012

Heptachloorepoxide (som)

NEN 6980

0,0003

0,0002

0,00007

Hexachloorbutadieen* #

NEN 6980

0,003

Organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (som)

NEN 6980

0,008

0,005

0,0017

Azinfos-methyl*

VPR C85-18

0,007

0,005

0,0016

Organotin (som)

Huismethode B

0,0045

0,003

0,001

Tributyltin

Huismethode B

0,0045

0,003

0,001

Atrazine*

SG XIX

0,03

0,023

0,0075

MCPA*

AP04 bijlage SG2

0,54

0,36

0,12

Carbofuran* 1

Huismethode C

0,14

0,09

0,03

Carbaryl*

Huismethode C

0,14

0,09

0,03

4-Chloormethylfenolen*

VPR C85-14

0,59

0,39

0,13

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)*

VPR C85-18

0,09

0,06

0,0197

8. Overige verontreinigingen

Tetrahydrothiofeen*

NEN 6970:2016

1,1

0,75

0,25

Tribroommethaan*

NEN 6970:2016

0,20

0,14

0,045

Cyclohexanon*

Huismethode E

1,8

1,8

0,6

Methyl-Tert-Butyl-Ether (MTBE)*

NEN 6970:2016

0,18

0,12

0,04

Tetrahydrofuran

NEN 6970:2016

0,23

0,15

0,05

Acrylonitril*3

Huismethode E

2

1,2

0,4

Ethyleenglycol

Huismethode E

2

2

0,8

Diethyleenglycol

Huismethode E

2

2

1

Isopropanol

Huismethode E

2

1,8

0,6

Methanol

Huismethode E

2

2

1

Butanol*

Huismethode E

2

2

0,8

1,2-Butylacetaat*

Huismethode E

2

1,2

0,4

Ethylacetaat*

Huismethode E

2

2

1

Methylethylketon*

Huismethode E

2

1,8

0,6

Dimethylftalaat* 2

De Jong et al 2004

0,045

0,03

0,01

Diethylftalaat* 2

De Jong et al 2004

0,045

0,03

0,01

Di-isobutylftalaat* 2

De Jong et al 2004

0,045

0,03

0,01

Dibutylftalaat* 2

De Jong et al 2004

0,07

0,045

0,015

Butylbenzylftalaat* 2

De Jong et al 2004

0,07

0,045

0,015

Dihexylftalaat* 2

De Jong et al 2004

0,07

0,045

0,015

Di(2-etheylhexyl)ftalaat* 2

De Jong et al 2004

0,045

0,03

0,01

Ftalaten (som)* 2

De Jong et al 2004

0,22

0,147

0,049

Minerale olie

NEN 6978

77

51

17

Formaldehyde*3

EPA1667

2,3

1,5

0,5

Pyridine*

Huismethode A

0,15

0,15

0,05

# Deze stoffen zijn niet gemeten in AW2000. De bepalingsgrenzen zijn gebaseerd op informatie van laboratoria.

1 De bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid) is gelijk of hoger dan de Interventiewaarde van deze stof. De normwaarden in bijlage B zijn afgekapt op het niveau van de Interventiewaarde.

2 In AW2000 konden ftalaten door onontkoombare contaminatieproblemen niet op achtergrondniveau worden bepaald. De vermelde bepalingsgrenzen zijn afkomstig uit een latere publicatie. Zie onderstaande toelichting bij Huismethode D.

3 De bepalingsgrenzen voor acrylonitril en formaldehyde zijn gelijk aan of hoger dan de waarden voor deze stoffen. De Achtergrondwaarden en Maximale waarden in bijlage B zijn begrensd op het niveau van de indicatieve interventiewaarde.

Een aantal componenten zijn geanalyseerd conform huismethoden van het uitvoerend laboratorium van het AW2000-onderzoek. De methoden zijn hieronder kort omschreven:

Huismethode A

Pyridine, chlooranilinen en dodecylbenzeen

Componenten:

pyridine

Monochlooranilines: 2-chlooraniline, 3-chlooraniline, 4-chlooraniline

Dichlooranilines: 2,6-dichlooraniline, 2,4+2,5-dichlooraniline (als som), 2,3-dichlooraniline, 3,5-dichlooraniline, 3,4-dichlooraniline

Trichlooranilines: 2,4,6-trichlooraniline, 2,4,5-trichlooraniline, 2,3,4-trichlooraniline, 3,4,5-trichlooraniline

tetrachlooraniline

pentachlooraniline

dodecylbenzeen

Extractie en analysemethode:

De methode die is gehanteerd voor de bepaling van bovengenoemde verbindingen is gebaseerd op EPA 8131. Uitgangspunt is een schudextractie van het grondmonster (50 g) met 125 ml van een mengsel van dichloormethaan en aceton (1:1 v/v) gedurende 15 min. Het extract is na drogen met natriumsulfaat geanalyseerd op een gaschromatograaf met massaspectrometrische detectie.

De enige afwijking ten opzichte van EPA 8131 is dat voor AW2000 een directe injectie van het aceton/dichloormethaan extract is gedaan. Bij EPA 8131 wordt het extract eerste overgebracht naar tolueen. Dit is tegenwoordig niet meer nodig omdat het aceton/dichloormethaan extract zonder problemen kan worden geanalyseerd. Door de extracten niet over te dampen naar tolueen worden verliezen door verdamping vermeden, waardoor de terugvinding van de vluchtige verbindingen (m.n. pyridine en de monochlooranilines) hoger is.

Huismethode B

Organotin

Componenten:

tributyltin (TBT)

trifenyltin (TFT)

Extractie en analysemethode:

De analysemethode is gebaseerd op de RIKZ methode A 645. Het grondmonster (ca. 1,0 gram cryogeen vermalen monster) is geëxtraheerd door de grond gedurende 5 minuten te roeren met een mengsel van methanol (15 ml), azijnzuur (1,5 ml) en hexaan (7 ml). Tevens is er in-situ geëthyleerd met natriumtetraethylboraat. Het verkregen extract is gezuiverd door het extract over een aluminiumoxide kolom te elueren. Het eluaat is vervolgens geconcentreerd waarna kwantificering op een gaschromatograaf met massaspectrometrische detectie plaatsvindt.

De resultaten zijn uitgedrukt op basis van mg Sn/kg ds per tinverbinding.

Voor de AW2000 monsters heeft de analyse plaatsgevonden volgens de RIKZ A645 methode met de volgende opmerkingen:

  • De calibratie is uitgevoerd met behulp van een één punts calibratie op basis van een externe standaard. Het gebruik van een externe standaard voor de berekening van het gehalte in een monster is een standaard procedure die bij bijna alle GC-MS analyses is toegepast.

  • Het eindvolume van het extract is vastgesteld door middel van het terugwegen van de puntbuis.

Huismethode C

Carbaryl/Carbofuran

Componenten:

carbaryl

carbofuran

Extractie en analysemethode:

De extractie en analyse is uitgevoerd volgens EPA 8270D en EPA 3545 (Accelerated Solvent Extraction (ASE)).

Van het monster is 15 gram ingewogen en vermengd met Isolute. Isolute is een droogmiddel wat in ASE wordt toegepast. Dit mengsel is kwantitatief overgebracht in een ASE-buis en bij hoge temperatuur (100 °C) en druk (1500–2000 psi) geëxtraheerd met dichloormethaan. Het extract is teruggewogen en verdeeld over een 10 ml en een 2 ml vial. De 10 ml vial is bewaard in de vriezer en kan worden gebruikt voor mogelijke heranalyses, de 2 ml vial is voor de analyse gebruikt. De componenten zijn bepaald met een gaschromatograaf met massaspectrometrische detectie.

Huismethode D

Ftalaten

Componenten:

dimethylftalaat, diethylftalaat, dibutylftalaat, dutylbenzylftalaat, bis(ethylhexyl)ftalaat, di-isobutylftalaat

Extractie en analysemethode:

Het cryogeen vermalen monster (25 g) wordt geëxtraheerd (15 min) met 50 ml aceton. Vervolgens wordt 50 ml petroleumether aan het mengsel toegevoegd en opnieuw geschud (15 min). Het extract wordt gewassen met 100 ml demiwater. De organische fase (petroleumether) wordt gedroogd met 10 g natriumsulfaat en vervolgens onder stikstof geconcentreerd tot 1 ml. Het verkregen extract wordt geanalyseerd op een gaschromatograaf met massaspectrometrische detectie.

Vanwege onontkoombare contaminatieproblemen konden in AW2000 de ftalaten niet op achtergrondniveau worden vastgesteld. De aantoonbaarheidsgrenzen voor de ftalaten zijn afkomstig uit: Jong de V., M.A.E. van de Berg, S.D.S. Poelloe, W. Broer. Juli 2004. AW2000 Eindrapport. Alcontrol Laboratories.

Huismethode E

Oplosmiddelen en Glycolen

Componenten:

Oplosmiddelen

methanol, 2-propanol, acrylonitril, methylethylketon, ethylacetaat, 1-butanol, butylaceaat, cyclohexanon

Glycolen:

ethyleenglycol, diethyleenglycol

Extractie en analysemethode:

De extractie en analyse worden uitgevoerd conform EPA 1667. Hierbij is de extractie in viervoud op deelmonsters van 50 gram uitgevoerd. De verkregen extracten zijn samengevoegd en gezamenlijk voorbewerkt. Vervolgens zijn de extracten gefiltreerd om eventuele zwevende deeltjes te verwijderen.

De analyse is uitgevoerd met behulp van een gaschromatograaf met een FID-detector. De analyse van de oplosmiddelen en de glycolen zijn afzonderlijk uitgevoerd aangezien voor deze twee groepen verbindingen andere instellingen voor het analyse-instrument nodig zijn.

Bijlage

M

behorende bij artikel 4.3.5 en 4.8.2

Eisen opstellen kaarten actuele kwaliteit van de bodem en de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam

1. Algemene randvoorwaarden

1. Locaties waarvan bekend is of verwacht wordt dat ze verontreinigd zijn als gevolg van een puntbron, zijn geen onderdeel van de kaart van de actuele kwaliteit van de bodem. Deze locaties worden van de kaart uitgesloten, door in de bodemkwaliteitskaart een kaartlaag op te nemen waarin alle locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging en alle bekende verontreinigde locaties worden weergegeven.

2. In de kaart van de actuele bodemkwaliteit wordt ten minste de bodemkwaliteit van de toplaag van 0 tot 0,5 meter beneden maaiveld of oppervlaktewaterniveau vastgelegd.

3. In de kaart van de actuele bodemkwaliteit worden ten minste de stoffen opgenomen als bedoeld in artikel 4.5.1, eerste lid, van de Regeling bodemkwaliteit.

4. In afwijking van het derde, is voor kaarten van de actuele kwaliteit van de bodem voor rijkswateren artikel 4.5.1, tweede lid van de regeling van toepassing. Voorzover een stoffenpakket voor de rijkswateren is vastgesteld, worden ten minste de stoffen van het stoffenpakket voor de rijkswateren opgenomen in kaarten van de actuele bodemkwaliteit van de rijkwateren.

5. De kaart van de actuele bodemkwaliteit wordt voorzien van een toelichting, waarin wordt omschreven hoe de kaart tot stand is gekomen, en de inhoudelijke en beleidsmatige keuzes die daarbij zijn gemaakt.

2. Aanvullende randvoorwaarden voor kaarten van de actuele kwaliteit van de bodem onder oppervlaktewater

1. Een kaart van de actuele kwaliteit van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam kan worden opgesteld voor gebieden waarvan het aannemelijk is dat de ruimtelijke indeling in bodemkwaliteitszones niet verandert binnen de geldigheidsduur van een bodemkwaliteitskaart.

2. Bodemverwachtingenkaarten kunnen worden gebruikt om te voldoen aan de in artikel 47, onder a, van het besluit genoemde eisen ter onderbouwing van de lokale maximale waarden.

3. Bodemverwachtingenkaarten kunnen niet gebruikt worden als basis voor een milieuhygiënische verklaring van de toe te passen baggerspecie of van de bodem waarop de grond of baggerspecie wordt toegepast.

3. Indelen beheersgebied in deelgebieden

1. Het beheersgebied wordt ingedeeld in deelgebieden die uniform zijn ten aanzien van de volgende kenmerken:

  • a.

    bodemopbouw,

  • b.

    gebruikshistorie,

  • c.

    ontwikkeling wijken of gebieden,

  • d.

    geomorfologie, en

  • e.

    huidig bodemgebruik.

2. In aanvulling op het bepaalde onder 1, wordt bij het opstellen van een kaart van de actuele kwaliteit van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam rekening gehouden met de volgende aspecten:

  • a.

    (geo)morfologische ontwikkeling van de waterbodem onder invloed van sedimentatie vanuit het oppervlaktewaterlichaam;

  • b.

    veranderingen in de kwaliteit van het sediment dat in de loop van de tijd is afgezet;

  • c.

    invloed van uitgevoerd baggerwerk (op de morfologische ontwikkeling);

  • d.

    gebruik van het oppervlaktewaterlichaam;

  • e.

    ligging van lozingspunten en riooloverstorten, bekende locaties van morsingen vanaf schepen en calamiteiten;

  • f.

    afspoeling vanaf aangrenzende percelen (bijvoorbeeld belendende boomgaardpercelen, stedelijk gebied); en

  • g.

    invloed van de nabije omgeving: depositie vanuit de lucht (verkeer).

3. Indien in een gebied andere kenmerken dan genoemd in het bepaalde onder 1 van invloed kunnen zijn op de actuele bodemkwaliteit, worden deze kenmerken ook betrokken bij de indeling van het beheersgebied in deelgebieden als bedoeld in het bepaalde onder 1.

4. In afwijking van onderdeel 1, onder 1 is het voor de stof PCB’s (som 7) toegestaan het beheersgebied in te delen in deelgebieden die uniform zijn ten aanzien van het organisch stofgehalte.

5. In afwijking van onderdeel 1, onder 1, is het voor de stoffen molybdeen en kobalt toegestaan het beheersgebied niet of slechts gedeeltelijk in te delen in deelgebieden, indien wordt aangetoond dat de desbetreffende stof niet klassebepalend is.

4. Voorbewerken gegevens actuele bodemkwaliteit per deelgebied

1. Bodemkwaliteitsgegevens van locaties waarvan bekend is of verwacht wordt dat ze verontreinigd zijn door een puntbron, worden niet meegenomen bij het in beeld brengen van de actuele bodemkwaliteit.

2. Uitbijters worden buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de actuele bodemkwaliteit. Van een uitbijter is sprake als de hoge of lage meetwaarde kan worden toegeschreven aan een fout in het onderzoek of een administratieve fout.

3. De meetwaarden onder de bepalingsgrens worden opgenomen als de waarde van de bepalingsgrens vermenigvuldigd met een factor 0,7.

4. De monsterdiepte moet liggen binnen het dieptetraject waarvoor de bodemkwaliteitskaart wordt opgesteld.

5. Indien de bodemkwaliteitskaart wordt vastgesteld bij een besluit als bedoeld in artikel 45 van het besluit, kan het bevoegd gezag gemotiveerd een kleinere dikte van de toplaag vastleggen.

6. Indien naast de toplaag, ook een bodemkwaliteitskaart wordt opgesteld voor diepere bodemlagen, wordt voor de toplaag en de diepere laag/lagen ieder een aparte kaart opgesteld. De differentiatie in bodemlagen onder de toplaag moet plaatsvinden op basis van de lokale bodemopbouw.

7. Gegevens zijn voldoende recent indien de gegevens niet ouder zijn dan 5 jaar. Indien de gegevens ouder zijn dan 5 jaar wordt getoetst (bijvoorbeeld via de vergelijking met recentere gegevens) of de gegevens nog actueel zijn.

8. De ruimtelijke coördinaten van de monsterpunten waarvan de bodemkwaliteitsgegevens afkomstig zijn, zijn bekend.

9. Alle bewerkingen aan het bestand met gegevens over de actuele bodemkwaliteit dienen te worden gedocumenteerd, zodat te allen tijde de totstandkoming van de bodemkwaliteitskaart is te reproduceren.

5. Vaststellen bodemkwaliteitzones

1. Voor de bodem en de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam kan een deelgebied als bodemkwaliteitszone worden vastgesteld indien per onderscheiden bodemlaag voldaan wordt aan de volgende eisen:

  • a.

    er zijn voor alle stoffen, met uitzondering van barium, ten minste 20 waarnemingen beschikbaar;

  • b.

    Indien gekozen wordt voor het indelen, bedoeld in onderdeel 3, onder 4, van bijlage M geldt voor de stof PCB’s (som 7) dat ten minste dertig waarnemingen beschikbaar zijn;

  • c.

    bij toepassing van onderdeel 3, onder 5, geldt dat voor de stoffen molybdeen en kobalt in het beheersgebied tenminste 30 waarnemingen beschikbaar zijn;

  • d.

    in afwijking van de eis onder a, geldt voor de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam dat indien het oppervlak van de zone zo klein is dat er volgens de reguliere meetprotocollen, zoals genoemd in artikel 4.3.3 en 4.3.4 van de regeling, met minder dan 20 waarnemingen een milieuhygiënische verklaring kan worden verkregen, kan worden volstaan met de bij dat protocol horende meetinspanning;

  • e.

    de waarnemingen liggen ruimtelijk voldoende verspreid over het deelgebied:

    • 1°.

      Voor aaneengesloten deelgebieden bij een systematische indeling in 20 vakken van gelijke oppervlakte in tenminste 10 vakken een of meer waarnemingen zijn gedaan.

    • 2°.

      Voor elk niet-aaneengesloten deel van een deelgebied ten minste 3 waarnemingen beschikbaar zijn; en

  • f.

    voor alle stoffen geldt dat er geen ruimtelijke structuur aanwezig is in de gehalten of de variabiliteit die het opsplitsen van de zone zouden rechtvaardigen.

2. Indien niet aan de eisen in het eerste lid wordt voldaan, worden aanvullende meetgegevens verzameld en/of worden deelgebieden opgedeeld. Ingeval het standaardpakket uit NEN 5740 wordt aangepast en daarbij stoffen worden toegevoegd dan geldt het volgende. Gerekend vanaf de datum van ingang van de wijziging van NEN5740 waarin het standaardpakket is aangepast behoeft gedurende een periode van drie jaar voor de stoffen die zijn toegevoegd aan het standaardpakket niet te worden voldaan aan het minimumcriterium van 20 waarnemingen. Voor deze aanvullende stoffen wordt zolang niet wordt voldaan aan het minimumcriterium van 20 waarnemingen stap 7 (karakteriseren van de bodemkwaliteit per te onderscheiden zone) overgeslagen. In stap 8 (resultaten weergeven in bodemkwaliteitskaart) worden deze stoffen zolang niet wordt voldaan aan het minimumcriterium niet opgenomen in de ontgravingskaart. In stap 8 wordt voor deze stoffen in de toepassingskaart de generieke toepassingsies gehanteerd zoals die geldt voor de functie die de bodem heeft.

3. Het bepaalde onder 1 en 2 is niet van toepassing op bodemverwachtingenkaarten.

6. Aanvullend bodemonderzoek

1. Indien aanvullend bodemonderzoek wordt uitgevoerd om te komen tot voldoende gegevens, gelden hiervoor de volgende eisen:

  • a.

    de monsternemingsplaatsen worden gestratificeerd aselect over het deelgebied verdeeld, waardoor een (min of meer) gelijkmatige verdeling van de monsternemingsplaatsen over het deelgebied wordt verkregen. Er wordt daarbij rekening gehouden met de plaatsen waar al monsters zijn genomen,

  • b.

    De monsters worden genomen volgens de eisen daartoe in de reguliere meetprotocollen, zoals genoemd in artikel 4.3.3 en 4.3.4 van de regeling.

  • c.

    de monsters worden ten minste onderzocht op de stoffen als bedoeld in artikel 4.5.1, eerste lid, van de regeling.

  • d.

    in afwijking van de eis onder c, is voor aanvullend onderzoek van de bodem van rijkswateren artikel 4.5.1, tweede lid, van de regeling van toepassing. Zodra een stoffenpakket voor de rijkswateren is vastgesteld, worden tenminste de stoffen van het stoffenpakket voor de rijkswateren opgenomen in het aanvullend onderzoek voor kaarten van de actuele kwaliteit van de bodem van rijkswateren.

  • e.

    het veldwerk wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het besluit daartoe is erkend, en

  • f.

    de analyses worden uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het besluit daartoe is erkend.

7. Beschrijven actuele bodemkwaliteit

1. Voor alle onderscheiden bodemkwaliteitszones wordt per bodemlaag de actuele kwaliteit van de bodem op basis van gemeten gehalten beschreven aan de hand van:

  • a.

    de gemiddelde gehalten van alle in beeld gebrachte stoffen;

  • b.

    de P95 en desgewenst andere percentielwaarden, zoals bijvoorbeeld de P80 en de P90.

  • c.

    de gemiddelde fracties lutum en organisch stof.

8. Digitale bodemkwaliteitskaarten

  • 1.

    Van de digitale geografische bronbestanden worden ten minste de ontgravingskaart en de toepassingskaart aangeleverd.

  • 2.

    Het geografische bestand voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      Polygons of MultiPolygons in ‘OpenGIS Implementation Specification for Geographic information – Simple feature access – Part 1: Common architecture’. Daarnaast mogen de vlakken van de kaart elkaar niet overlappen;

    • b.

      de digitale bronbestanden zijn voorzien van kolommen, waarin de naam van de zones van de ontgravingskaart of toepassingskaart staat vermeld;

    • c.

      de digitale bronbestanden moeten voorzien zijn van kolommen, waarin de toepassings- of ontgravingskwaliteit van de zones van de kaart zijn opgenomen. Deze kwaliteit is in deze kolommen omschreven als: ‘natuur-landbouw’, ‘wonen’, ‘industrie’ of ‘lokale maximale waarde’.

  • 3.

    De ontgravingskaart en de toepassingskaart zijn voorzien van metadata en worden aangeleverd via het format dat verkrijgbaar is via www.bodemloket.nl. De metadata vermelden ten minste:

    • a.

      het bestuursorgaan dat de kaarten heeft vastgesteld;

    • b.

      de datum van inwerkingtreding van de kaarten;

    • c.

      de kolom(men) met de namen van de zones van de ontgravingskaart of toepassingskaart;

    • d.

      de kolom(men) met de kwaliteit van de zones van de ontgravingskaart of toepassingskaart;

    • e.

      een verwijzing naar een URL of de naam van een document van het besluit als bedoeld in artikel 47 van het besluit.

Bijlage

N

behorend bij bijlagen A en B

Definitie somparameters

Stoffen worden niet alleen individueel genormeerd. Sommige stoffen maken (ook) onderdeel uit van een somparameter. Voor het gebruik van somparameters moet eenduidig zijn vastgelegd welke stoffen onderdeel uitmaken van de somparameter. Onder de definitie wordt in dit verband verstaan de aanwijzing van individuele stoffen die moeten worden gemeten, om de somparameter te kwantificeren. Bij de definitie van de somparameters is rekening gehouden met de meetbaarheid van de individuele stoffen, die binnen een somparameter worden gerekend.

Als aanvullende toetsingregel geldt, dat niet genormeerde stoffen die qua aard zouden kunnen vallen onder een genormeerde somparameter maar dat nu niet doen, individueel de normwaarde voor de somparameter niet mogen overschrijden.

Tabel: Definitie van genormeerde somparameters

xylenen

ortho-xyleen

95-47-6

meta-xyleen

108-38-3

para-xyleen

106-42-3

cresolen

ortho-cresol

95-48-7

meta-cresol

108-39-4

para-cresol

106-44-5

1,2-dichlooretheen

cis-1,2-dichlooretheen

156-59-2

trans-1,2-dichlooretheen

156-60-5

dichloorpropanen

1,1-dichloorpropaan

78-99-9

1,2-dichloorpropaan

78-87-5

1,3-dichloorpropaan

142-28-9

dichloorbenzenen

1,2-dichloorbenzeen

95-50-1

1,3-dichloorbenzeen

541-73-1

1,4-dichloorbenzeen

106-46-7

trichloorbenzenen

1,2,3-trichloorbenzeen

87-61-6

1,2,4-trichloorbenzeen

120-82-1

1,3,5-trichloorbenzeen

108-70-3

tetrachloorbenzenen

1,2,3,4-tetrachloorbenzeen

634-66-2

1,2,3,5-tetrachloorbenzeen

634-90-2

1,2,4,5-tetrachloorbenzeen

95-94-3

chloorbenzenen

monochloorbenzeen

108-90-7

1,2-dichloorbenzeen

95-50-1

1,3-dichloorbenzeen

541-73-1

1,4-dichloorbenzeen

106-46-7

1,2,3-trichloorbenzeen

87-61-6

1,2,4-trichloorbenzeen

120-82-1

1,3,5-trichloorbenzeen

108-70-3

1,2,3,4-tetrachloorbenzeen

634-66-2

1,2,3,5-tetrachloorbenzeen

634-90-2

1,2,4,5-tetrachloorbenzeen

95-94-3

pentachloorbenzeen

608-93-5

hexachloorbenzeen

118-74-1

aromatische oplosmiddelen

benzeen

71-43-2

tolueen

108-88-3

ethylbenzeen

100-41-4

ortho-xyleen

95-47-6

meta-xyleen

108-38-3

para-xyleen

106-42-3

styreen

100-42-5

1, 2, 3-trimethyl-benzeen

526-73-8

1, 2, 4-trimethylbenzeen

95-63-6

1, 3, 5-trimethylbenzeen

108-67-8

2-ethyltolueen

611-14-3

3-ethyltolueen

620-14-4

4-ethyltolueen

622-96-8

isopropylbenzeen

98-82-8

propylbenzeen

103-65-1

n-dodecylbenzeen

123-01-3

som-PAK

naftaleen

91-20-3

fenantreen

85-01-8

antraceen

120-12-7

fluorantheen

206-44-0

chryseen

218-01-9

benzo(a)antraceen

56-55-3

benzo(a)pyreen

50-32-8

benzo(k)fluorantheen

207-08-9

indeno(1,2,3cd)pyreen

193-39-5

benzo(ghi)peryleen

191-24-2

4-chloormethylfenolen

4-chloor-3-methylfenol

59-50-7

4-chloor-2-methylfenol

1570-64-5

monochloorfenolen

2-chloorfenol

95-57-8

3-chloorfenol

108-43-0

4-chloorfenol

106-48-9

dichloorfenolen

2,3-dichloorfenol

576-24-9

2,4-dichloorfenol

120-83-2

2,5-dichloorfenol

583-78-8

2,6-dichloorfenol

87-65-0

3,4-dichloorfenol

95-77-2

3,5-dichloorfenol

591-35-5

trichloorfenolen

2,3,4-trichloorfenol

15950-66-0

2,3,5-trichloorfenol

933-78-8

2,3,6-trichloorfenol

933-75-5

2,4,5-trichloorfenol

95-95-4

2,4,6-trichloorfenol

88-06-2

3,4,5-trichloorfenol

609-19-8

tetrachloorfenolen

2,3,4,5-tetrachloorfenol

4901-51-3

2,3,4,6-tetrachloorfenol

58-90-2

2,3,5,6-tetrachloorfenol

935-95-5

chloorfenolen

2-chloorfenol

95-57-8

3-chloorfenol

108-43-0

4-chloorfenol

106-48-9

2,3-dichloorfenol

576-24-9

2,4-dichloorfenol

120-83-2

2,5-dichloorfenol

583-78-8

2,6-dichloorfenol

87-65-0

3,4-dichloorfenol

95-77-2

3,5-dichloorfenol

591-35-5

2,3,4-trichloorfenol

15950-66-0

2,3,5-trichloorfenol

933-78-8

2,3,6-trichloorfenol

933-75-5

2,4,5-trichloorfenol

95-95-4

2,4,6-trichloorfenol

88-06-2

3,4,5-trichloorfenol

609-19-8

2,3,4,5-tetrachloorfenol

4901-51-3

2,3,4,6-tetrachloorfenol

58-90-2

2,3,5,6-tetrachloorfenol

935-95-5

pentachloorfenol

87-86-5

chloordaan

cis-chloordaan

5103-71-9

trans-chloordaan

5103-74-2

DDT

2,4-DDT

789-02-6

4,4-DDT

50-29-3

DDE

2,4-DDE

3424-82-6

4,4-DDE

72-55-9

DDD

2,4-DDD

53-19-0

4,4-DDD

72-54-8

DDT/DDE/DDD

2,4-DDT

789-02-6

4,4-DDT

50-29-3

2,4-DDE

3424-82-6

4,4-DDE

72-55-9

2,4-DDD

53-19-0

4,4-DDD

72-54-8

drins

aldrin

390-00-2

dieldrin

60-57-1

endrin

72-20-8

HCH-verbindingen

α-hexachloorcyclohexaan (α-HCH)

319-84-6

β-hexachloorcyclohexaan (β-HCH)

319-85-7

γ-hexachloorcyclohexaan (γ-HCH)

58-89-9

δ-hexachloorcyclohexaan (δ-HCH)

319-86-8

heptachloorepoxide

cis-heptachloorepoxide

1024-57-3

trans-heptachloorepoxide

280044-83-9

polychloorbiphenylen

PCB 28

7012-37-5

PCB 52

35693-99-3

PCB 101

37680-73-2

PCB 118

31508-00-6

PCB 138

35065-28-2

PCB 153

35065-27-1

PCB 180

35065-29-3

monochlooranilinen

2-chlooraniline

95-51-2

3-chlooraniline

108-42-9

4-chlooraniline

106-47-8

chlooranilinen

Dichlooranilinen

2,3-dichlooraniline

608-27-5

2,4-dichlooraniline

554-00-7

2,5-dichlooraniline

95-82-9

2,6-dichlooraniline

608-31-1

3,4-dichlooraniline

95-76-1

3,5-dichlooraniline

626-43-7

Trichlooranilinen

2,3,4-trichlooraniline

634-67-3

2,3,5-trichlooraniline

18487-39-3

2,4,5-trichlooraniline

636-30-6

2,4,6-trichlooraniline

634-93-5

3,4,5-trichlooraniline

634-91-3

Tetrachlooranilinen

2,3,4,5-tetrachlooraniline

634-83-3

2,3,5,6-tetrachlooraniline

3481-20-7

chloornaftaleen

α-chloornaftaleen

90-13-1

β-chloornaftaleen

91-58-7

dioxines (som gekwantificeerd als TEQ)

2,3,7,8-TCDD

1746-01-6

1,2,3,7,8-PeCDD

40321-76-4

1,2,3,6,7,8-HxCDD

57653-85-7

1,2,3,7,8,9-HxCDD

19408-74-3

1,2,3,4,7,8-HxCDD

39227-28-6

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

35822-46-9

1,2,3,4,6,7,8,9-OCDD

3268-87-9

2,3,7,8-TCDF

51207-31-9

1,2,3,7,8-PeCDF

57117-41-6

2,3,4,7,8-PeCDF

57117-31-4

1,2,3,6,7,8-HxCDF

57117-44-9

1,2,3,7,8,9-HxCDF

72918-21-9

1,2,3,4,7,8-HxCDF

70648-26-9

2,3,4,6,7,8-HxCDF

60851-34-5

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

67562-39-4

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

55673-89-7

1,2,3,4,6,7,8,9-OCDF

39001-02-0

PCB77

32598-13-3

PCB81

70362-50-4

PCB105

32598-14-4

PCB114

74472-37-0

PCB118

31508-00-6

PCB123

65510-44-3

PCB126

57465-28-8

PCB156

38380-08-4

PCB157

69782-90-7

PCB167

52663-72-6

PCB169

32774-16-6

PCB189

39635-31-9

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (OCB’s) (landbodem)

hexachloorbenzeen (HCB)

118-74-1

α-hexachloorcyclohexaan (α-HCH)

319-84-6

β-hexachloorcyclohexaan (β-HCH)

319-85-7

γ-hexachloorcyclohexaan (γ-HCH)

58-89-9

aldrin

390-00-2

dieldrin

60-57-1

endrin

72-20-8

2,4-DDT

789-02-6

4,4-DDT

50-29-3

2,4-DDE

3424-82-6

4,4-DDE

72-55-9

2,4-DDD

53-19-0

4,4-DDD

72-54-8

heptachloor

76-44-8

α-endosulfan

959-98-8

cis-heptachloorepoxide

1024-57-3

trans-heptachloorepoxide

280044-83-9

telodrin

465-73-6

isodrin

297-78-9

cis-chloordaan

5103-71-9

trans-chloordaan

5103-74-2

organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen (OCB’s) (waterbodem)

α-hexachloorcyclohexaan (α-HCH)

319-84-6

β-hexachloorcyclohexaan (β-HCH)

319-85-7

γ-hexachloorcyclohexaan (γ-HCH)

58-89-9

δ-hexachloorcyclohexaan (δ-HCH)

319-86-8

aldrin

309-00-2

dieldrin

60-57-1

endrin

72-20-8

2,4-DDT

789-02-6

4,4-DDT

50-29-3

2,4-DDE

3424-82-6

4,4-DDE

72-55-9

2,4-DDD

53-19-0

4,4-DDD

72-54-8

heptachloor

76-44-8

α-endosulfan

959-98-8

endosulfansulfaat

1031-07-8

cis-heptachloorepoxide

1024-57-3

trans-heptachloorepoxide

28044-83-9

telodrin

465-73-6

isodrin

297-78-9

cis-chloordaan

5103-71-9

trans-chloordaan

5103-74-2

hexachloorbutadieen

87-68-3

organostikstof- en organofosforbestrijdingsmiddelen (som)

atrazine

1912-24-9

propazine

139-40-2

simazine

122-34-9

terbutryn

886-50-0

azinfos-methyl

86-50-0

bromofos-ethyl

4824-78-6

bromofos-methyl

2104-96-3

chloorpyrifos-ethyl

2921-88-2

dichloorvos

62-73-7

disulfoton

298-04-4

fenthion

55-38-9

malathion

121-75-5

parathion-ethyl

56-38-2

parathion-methyl

298-00-0

organotin verbindingen

tributyltin

688-73-3

trifenyltin

892-20-6

ftalaten

dimethylftalaat

131-11-3

diethylftalaat

84-66-2

di-isobutylftalaat

84-69-5

dibutylftalaat

84-74-2

butylbenzylftalaat

85-68-7

dihexylftalaat

84-75-3

di(2-ethylhexyl)ftalaat

117-81-7

Asbest

Serpentijn

Chrysotiel -Witte asbest

12001-29-5

Amfibool

Actinoliet – groene asbest

77536-66-4

Amosiet / Gruneriet -bruine asbest

12172-73-5

Anthofylliet -gele asbest

77536-67-5

Crocidoliet- blauwe asbest

12001-28-4

Tremoliet- grijze asbest

77536-68-6

Bijlage

O

behorend bij bijlage A

Grote oppervlaktewaterlichamen

Lijst met grote oppervlaktewaterlichamen per waterkwaliteitsbeheerder. Voor zover niet expliciet aangegeven, worden onder deze oppervlaktewaterlichamen eveneens de aanliggende zijkanalen en de aanliggende havens met de toeleidende kanalen verstaan.

Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht: Abcoudermeer; Ankerveenseplas; Bijleveld; Breukeleveense plassen; Bullewijk, Waver; Gaasp; Gaasperplas; Gein; Grachten en boezemwateren Amsterdam; Grote Heijcop; Heinoomsvaart, Geer, Kerkvaart en Danne; Heulsloot; Holendrecht en Angstel (Abcoude-Loenersloot); Karnemelksloot; Kromme Mijdrecht en Grecht; Loenderveenseplas; Maarsseveense plassen; Muidertrekvaart; Naarder Vestinggrachten; Naardertrekvaart; Nieuwe Wetering; Nieuwkoopse Plassen; Oude Waver; Oudekerkerplas; Ringvaart Waterschap Groot-Mijdrecht en Geuzensloot; ’s-Gravelandse Vaart, Drecht en Loosdrechtse Plassen; Sloterplas; Smalweesp; Spiegelplas; Vecht; Vinkeveense plassen; Weespertrekvaart; Wijde Blik; Winkel;

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden: Bijleveld; Caspergauwse Wetering; De Grote Heycop; Dubbele Wiericke; Energiehaven; Enkele Wiericke; Galecopper Wetering; Haarrijn; Haarrijnse plas; Hakswetering; Hollandse IJssel; Kerkland Wetering; Kernhaven; Kockengen; Kromme Mijdrecht en Grecht; Kromme Rijn; Kruisvaart; Lansing; Leidsche Rijn; Maalvliet de Keulevaart; Maalvliet de Koekkoek; Maalvliet de Pleyt; Maalvliet voor gemaal Bijleveld; Maalvliet gemaal de Tol (Machine wetering de Tol); Meije; Merwedekanaal (benoorden de Lek); Mesonhaven; Molenvliet Kortrijk West; Natuurgebied Willeskop; Nedereindse plas bij Nieuwegein; Oude Rijn; Oude Vaartsche Rijn; Plas bij Weijpoort; Plas Laagraven; Plas Strijkviertel; Plas Vechten; Plassen Ingenieur Enschede weg (ten noord oosten van Kamerik); Plassen ten noorden van Heeswijk; Protonhaven; Singelgracht; Singels in Overvecht Utrecht; Slotgracht Zeist; Standard Fasel; Uraniumkanaal met aanliggende havens; Vaartsche Rijn en Oude Gracht; Vecht; Vechtsluis: verbinding met het Amsterdam-Rijnkanaal; Veilinghaven; Veilingplas Utrecht; Vijvers camping Berekuil Utrecht; Vijvers stedelijk gebied Houten, Maarsenbroek; Vijvers stedelijk gebied Woerden, Utrecht, Nieuwegein; Vlist; Watergangen oude militaire forten; Watergangen rond kasteel Haarzuilen; Ziende, Ziendevaart en Nieuwkoopse Plassen; Zilveren schaats Utrecht;

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier: Alkmaardermeer; Amstelmeerkanaal; Balgzandkanaal; Banscheidingsloot; Beemsterringvaart; Beemsteruitwatering; Bergervaart; Blekersloot; Boezemwateren ten zuiden van Schardam; Brouwersloot; Buiten Krommenie; Buitenhaven Schardam; Buitenhaven van Enkhuizen; Buitenlinie Gracht; Buitenwaterloop Aagtdorperpolder; Buitenwaterloop Castricummer polder en polder De Zien; Buitenwaterloop gemaal De Kampen; Buitenwaterloop gemaal De Leyen; Buitenwaterloop Groeterpolder; Buitenwaterloop van de Groot Limmerpolder; Buitenwaterloop van de Kostverlorenpolder; Buitenwaterloop van de Philistijnse Polder; De Kolk; de Rijd; De Weel; Den Oeversche Vaart; Geul door de Zuiderhaven van Den Oever; Egalementsloot; Egmondervaart; Fortgracht fort Dirksz. Admiraal; Fortgracht fort Erfprins; Fortgracht fort Westoever; Gat van de Meer bij Akkersloot; Geul naar en havens van de Haukes; Gouwzee en haven van Monnickendam; Groetkanaal; Groote Sloot; Haven melkfabriek te Lutjewinkel; Haven van Avenhorn; Haven van Schagen; Haven van Uitgeest; Haven westoever en Spoorweghaven te Den Helder; Havens van Den Helder; Helders Kanaal; Hoevervaart; Hondsbosschevaart en Hargervaart; Hoogovenkanaal en Hoogovenhaven; Houtvaart; Industriehaven; Johan van Hasseltkanaal (oost); Kanaal Alkmaar (Omval) – Kolhorn; Kanaal Rustenburger – Opmeer; Keelgracht of Fortgracht fort Oostoever; Kennemeruitwatering; Knollendammervaart; Koopvaardersbinnenhaven; Maritieme Binnenhaven en Afsluitingskanaal; Krabbendammervaart; Kromme Gouw; Langereis; Maritieme Binnenhaven; Markervaart en Kogerpolderkanaal; Molensloot of Oudevaart; Molenwater; Nieuwlandersingel; Noordhollandsch Kanaal; Ooster Egalementsloot; Oosterhaven en Verlengde Oosterhaven; Oosterveersloot; Oudburgervaart; Oude Haven van Enkhuizen; Parallelsloot zandwinplas Dirkshorn; Purmerringvaarten; Recreatieplas Geestmeramb.; Ringvaart van de Woudmeer; Ringvaart van de Bergermeer; Ringvaart van de Berkmeer; Ringvaart van de Engewormer; Ringvaart van de Schagerwaard; Ringvaart van de Heerhugowaard (oostelijk gedeelte); Ringvaart van de Koogpolder; Ringvaart Wijde Wormer; Scarpetten (Groot en Klein); Scheidingsvliet; Scheisloot bij Opmeer; Schermerboezem; Schermerringvaart; Slootvaart; Spoorweghaven en Buyshaven te Enkhuizen; Spoorweghaven te Den Helder; Stadsgrachten ‘De Schooten’; Stadswateren Nieuw Den Helder; Stierop; Stinkevuil of Purmer Ee; ’t Vaartje; ’t Zwet; Trekvaart van Het Schouw naar Monnickendam; Uitwatering van de Broekermolen; Uitwateringskanaal Geestmerambacht; Ursemmervaart; Van Ewijcksvaart en Boezem van de Zijpe; Veersloot bij Dirkshorn; Veersloot of Schermersloot; Verbindingssloot Noordhollands Kanaal; Vuile Graft; Waardkanaal; Waterloop van de Zuurvenspolder; Werkhaven Spaansen; Wester Egalementsloot; Wester Langereis; Wester Langereis, inclusief Verlaat; Westerveersloot; Wieringerwerfvaart; Wijzend; Zaan, Tap- of Tochtsloot; Zandwinplas Dirkshorn; Zeddegat; Zijkanaal D en Nauernasche Vaart; Zijkanaal E (Noordzeekanaal); Zuiderhaven te Oudeschild; Zwaaihaven;

Hoogheemraadschap van Delfland: Berkelsche Zweth; Binckhorsthaven; Boonervliet; Bree- of Lichtvoetswatering; Delftsche Vliet of Haagsche Vaart; Dulder; Gaag; Geerwegsgracht; Groeneveldsche- of Monsterwatering; Haagsche Vliet en havens; Haven Gist- en Spiritusfabriek te Delft; Havengebied Delfshaven te Rotterdam; Havens te Scheveningen; Insteekhavens bij Delfshavensche Schie; Kansjesmolensloot; Kerstanje; Kickert of Hoornsche Vaart; Laakhaven; Laakkanaal; Lange Haven, Buitenhaven; Nieuwehaven, Westerhaven (Schiedam); Lee- of Lierwatering; Leewater; Look; Lots- of Harnaschwatering; Middelwatering; Nieuwe Haven te Delft; Nieuwe Haven te Schiedam; Nieuwe Water; Noorderkanaal; Noordvest en Vellevest; Noordvliet; Oostgaag; Oranjekanaal; Pijnackersche Vaart; Polderwatering; Rijswijksche Havens; Ringvaart van de Zuidplaspolder; Rotterdamsche Schie; Schie en havens te Schiedam; Schie-Schie kanaal; Singelwateren van Den Haag; Tweemolentjesvaart; Valkenbosvaart; Verlengde Strijp; Verversings- of Afvoerkanaal; Vlaardingervaart; Voorboezem poldergemaal van Bieslandse Bovenpo; Voorboezem poldergemaal van Lage Broekpolder; Wateringschevest; Westgaag of Spartelvaart; Westvest; Zijde; Zuidgaag; Zweth en Kromme Zweth; Zwethkanaal; Amstel-Gouwevaart (Amstel en Aarkanaal);

Hoogheemraadschap van Rijnland: Drecht; Galgewater te Leiden; Gouwe, Gouwekanaal en voorhaven Julianasluis; Grote Sloot via ’t Joppe; Haarlemmer Trekvaart (Leiden – Warmonder Leede); Havenkanaal van Lisse; Heemsteedsch Kanaal en Haven van Heemstede; Hillegom, haven betoncentrale; Hillegommerbeek; Industriehaven te Haarlem; Laeck, Spriet, Warmonderleede en Oegstgeesterkanaal; Leidsche Vaart; Leidse Trekvliet of Leidsche Vliet te Leiden; Mooie Nel en Liede; Noordwijksche Vaart of Maandagsche Watering; Oude Rijn; Rijnhaven te Alphen aan den Rijn; Ringvaart Haarlemmermeerpolder (noordelijk deel); Sassenheimervaart; Trekvaart Haarlem naar Leiden; Vaarweg Gouwe-Mallegatsluis; Vaarweg Noordzeekanaal-Spaarne-Kagerplassen; Vaarweg van het Afgesloten IJ naar de Oude Rijn; Vaarweg van het Rijn-Schiekanaal naar Katwijk; Vaarweg Oude-Wetering, Leiden, Delft naar Rotterdam; Wassenaarse- of Zijlwatering; Wijde Aa en Does; Zevenhuizervaart; Ziende, Ziendevaart en Nieuwkoopse Plassen; Zijp en Achtergat, Sting en Zuidzijdervaart;

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard: Hennipsloot; Noorderkanaal; Ringvaart van de Zuidplaspolder; Rotte; Vaart Bleiswijk;

Rijkswaterstaat IJsselmeergebied: Drontermeer; Eemmeer; Gooimeer; IJsselmeer; Ketelmeer; Markermeer; Veluwemeer; Zwartewater;

Rijkswaterstaat Limburg: Afgesneden Maas en havengebied te Roermond; Afleidingskanaal; Asseltse plassen; Bovenmaas (Eijsden-Ternaaien); Bovenmaas (Ternaaien-Borgharen); Gerelingsplas; Grensmaas (Borgharen-Ohé en Laak); Het Smalbroek; Isabellgriend (I en II); Jachthaven Wanssum; Julianakanaal; Kanaal van Sint Andries; Kanaal Wessem-Nederweert; Kolenhaven, Maascentrale te Buggenum; Lateraalkanaal; Leuken Bergerheide; Maas en aanliggende havens; Maasarm Asselt; Maasarm Beesel; Maasarm Roermond; Maaswaalkanaal; Noordervaart; Ontgrinding Kessel; Oolerveld; Osen; Oude haven van Venlo; Panheel (fase A en B); Plassenmaas (Ohé en Laak-Wessem); Pol (De Slaag); Polderveld en Tesken; Rijkelse Bemden; St. Antoniusplas; Toeleidingskanaal sluis Belfeld; Toeleidingskanaal sluis Linne; Toeleidingskanaal sluis Roermond; Toeleidingskanaal sluis Sambeek; Verbindingskanaal; Voedingskanaal; W.S.C. Midden Limburg; Zuid-Willemsvaart;

Rijkswaterstaat Noord-Brabant: Donge en Noordergat; Industriehaven Weststad;

Rijkswaterstaat Noord-Holland: 1e Rijksbinnenhaven, Binnenkanaal en Staalhaven; 2e Rijksbinnenhaven te Velsen-Noord; 3e Rijksbinnenhaven te Velsen-Noord; Aanloop havens van IJmuiden en Noordzeekanaal; Adenhaven; Alkmaardermeer; Amerikahaven met aanliggende havens; Amstel-Gouwevaart (Amstel en Aarkanaal); Amsterdam-Rijnkanaal; Australiehaven; Aziehaven; Beringhaven; Binnenspuikanaal; Bosporushaven; Broekerhaven; Buitenspuikanaal; Cacaohaven; Coenhaven met aanliggende havens; Cornelis Douweskanaal-West; Dirk Metselaarhaven; Entrepothaven; Ertshaven; Gat van de Stier; Haringhaven; Haven van Volendam;

Hoogovenkanaal en Hoogovenhaven: Hornhaven; Houtveemkanaal; IJ-Haven; IJmeer; Isaac Baarthaven; Jan van Riebeeckhaven met aanliggende havens; Johan van Hasseltkanaal-west; Karel Reynierszhaven; Mainhaven; Markermeer; Marsdiep; Mercuriushaven met aanliggende havens; Minervahaven; Moezelhaven; Muidertrekvaart; Neptunushaven; Nieuwe Houthaven; Nieuwe Vaart te Amsterdam; Noordhollandsch Kanaal; Noordzee; Noordzeekanaal, Het IJ en Buiten IJ; Oude Zeehaven; Papaverkanaal; Petroleumhaven te Amsterdam; Smalweesp; Sonthaven; Spaarne en Ringvaart Haarlemmermeer; Spoorwegbassin te Amsterdam; Suezhaven; Usselincxhaven; Vaart van Edam naar Purmerend; Vaarwater beoosten de Javaruggen; Vecht; Vissershaven en Haringhaven; Vlothaven;

Waddenzee: Weespertrekvaart; Westhaven met aanliggende havens; Wim Thomassenhaven; Zaan, Tap- of Tochtsloot, Markervaart; Zijkanaal A en de haven van Beverwijk (De Pijp); Zijkanaal D en Nauernasche Vaart; Zijkanaal E (Noordzeekanaal); Zijkanaal I; Zijkanaal K of Zijkanaal naar Nieuwendam; Zoutkeetsgracht en Westerdok; Zuiderbuitenkanaal; Zuidersluis en Kleine Sluis met toeleidingskanalen; Zwaaihaven;

Rijkswaterstaat Noord-Nederland: De Eemshaven; Haven Ameland; Haven Den Helder; Haven Den Oever; Haven Harlingen; Haven Lauwersoog; Haven Schiermonnikoog; Haven Terschelling; Haven Texel; Haven van Delfzijl; Haven van Nieuwstatenzijl; Haven van Termunterzijl; Haven Vlieland; Waddenzee;

Rijkswaterstaat Noordzee: Dollard; Eems; Noordzee; Waddenzee; Westerschelde;

Rijkswaterstaat Oost-Nederland: 2e Industriehaven te Almelo; Amsterdam-Rijnkanaal; Apeldoornsch Kanaal te Hattem; Boven-Merwede, Beneden Merwede en Noord; Boven-Rijn en Waal; De Beer; Haven te Doesburg; Haven te Gameren; Gemeentehaven van Tiel; Haven te Haaften; Haatlandhaven; Handelshaven te Enschede; Haven van Malburgen; Haven te Hengelo; IJssel; Haven te IJzendoorn; Industriehaven te Genemuiden; Industriehaven te Zaltbommel; Industriehaven te Zutphen; Kanaal van Sint Andries (alleen voorhaven Waalzijde); Kanaal Zutphen-Enschede van de Twenthekanalen; Kattendiep; Katwolderhaven; Keteldiep; Haven te Lobith; Maas-Waalkanaal (alleen Waalzijde); Nieuwe Haven te Arnhem (= Malburgerhaven); Nieuwe Industriehaven te Enschede; Oude Rivierarm bij De Steeg; Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn en Lek; Petroleumhaven te Hengelo (Overijssel); Pgem, haven van de (havens centrale Harculo); Rijkshaven Doesburg; Rijnhaven van Wageningen; Rosandepolder; Scaniahaven; Storkhaven te Hengelo (Overijssel); Stuwkanaal Amerongen; Stuwkanaal Driel; Haven te Tiel; Voorhaven Prins Bernhardsluis; Voorsterhaven; Waalhaven te Nijmegen; Haven te Wijk bij Duurstede; Haven te Zaltbommel; Zijkanaal naar Almelo van de Twenthekanalen; Zwolsche Diep; Zwolle-IJsselkanaal, Zwarte Water;

Rijkswaterstaat Utrecht: Amsterdam-Rijnkanaal en bijbehorende zijwateren; Gekanaliseerde Hollandse IJssel provincie Zuid-Holland; Lekkanaal;

Rijkswaterstaat Zeeland: Bathse Spuikanaal; Grevelingenmeer; Kanaal door Zuid-Beveland; Kanaal Sluis-Brugge; Kanaal van Gent naar Terneuzen; Oosterschelde; Schelde-Rijnverbinding; Veerse Meer; Volkerak Zoommeer; Westerschelde;

Rijkswaterstaat Zuid-Holland: Afgedamde Maas; Amer; Beneden Merwede; Bergsche Maas; Boven Merwede; Brabantsche Biesbosch; Calandkanaal en Beerkanaal; Dordtsche Kil; Dordtse Biesbosch; Haringvliet; Hartelkanaal; Hollandsch Diep; Hollandse IJssel; Kuststrook ten noorden van Noorderdam; Kuststrook van de Maasvlakte; Lek; Nieuwe Maas; Nieuwe Merwede; Nieuwe Waterweg; Noord; Oude Maas; Sliedrechtse Biesbosch; Spui; Wantij; Zuid-Hollandse Voordelta;

Waterschap Aa en Maas: Aa benedenstrooms Veghel tot Den Bosch; Aa door stedelijk gebied Veghel; Aa van Gemert tot Veghel; Dieze; Drongelens Kanaal; Eindhovens Kanaal; Verbindingskanaal in het Bossche Veld; Gekanaliseerde Dieze, Zuid-Willemsvaart; Haven Noord of Burgemeester van Veldhuizenhaven; Hertogswetering, Grave tot Ossermeer; Hoefgraaf; Industriehaven te Helmond; Industriehavens ’s-Hertogenbosch; Koningsvliet; Kraaijenbergse Plassen; Ossermeer tot Gewande; Oude Zuid-Willemsvaart; Rietveldenhaven; Stads-Aa; Stadsdommel; Teeffelensche Wetering; Traverse door Helmond;

Waterschap Brabantse Delta: Balrouwsche Vaart; Bansloot noord; Belcrumhaven; Boven Mark; Callooysche Gat; Donge en Noordergat; Haven van Bergen op Zoom of Theodorushaven; Haven van Oudenbosch; Haven van Sprang-Capelle of Capelse Haven; Haven van Waalwijk; Kerkvaart naar Waspik of Kerkvaartschehaven; Krouwelaar; Laaksche Vaart; Leusche Haven; Mark en Dintel; Markkanaal; Mark-Vlietkanaal en havens van Roosendaal; Molenkreek complex; Oude Maasje; Roode Vaart of Zevenbergsche Haven; Roode Weel complex; Havens te Roosendaal (Borchwerf); Roosendaalsche- en Steenbergsche Vliet; Singels Breda Oost; Smalle Beek; Steenbergsche Haven; Tonnekreek complex; Vluchthaven te Dinteloord;

Waterschap De Dommel: Afwateringskanaal Dommel; Beatrixkanaal; Dommel; Eindhovens Kanaal; Essche Stroom; Tongelreep (buiten VHR31 tot snelweg A2); Wilhelminakanaal (Aa en Maas tot Brabantse Delta);

Waterschap Groot Salland: Ganzendiep, Goot en Scheepvaartgat; Kattendiep en Ramsgeul; Overijsselskanaal; Soestwetering; Stadsgrachten en havens te Zwolle; Velt en Vecht, kanalen; Ramsdiep en Schokkerhaven; Zwolle-IJsselkanaal, Zwarte Water, Zwolsche Diep;

Waterschap Hollandse Delta: Haven van Brielle; Bernisse; Kanaal door Voorne; Zuiderdiep; Devel; Waaltje; Binnenmaas en Boezemvliet; Haven van Strijen; Jachthaven Zwartewaal; Havens van Middelharnis; Koopvaardijhaven te Hellevoetsluis; Scheepvaart-/Voedingskanaal en Brielse Meer; Haven te Spijkenisse;

Waterschap Hunze en Aa’s: Bourtangerkanaal; Damsterdiep; Deense Haven; Drentsche Diep en Zuidlaardermeer naar Zuidlaren; Eemskanaal; Eendrachtskanaal en Hoendiep; Eextahaven; Farmsumerhaven; Finse Haven; Handelshaven te Delfzijl; Havenkanaal en haven van Assen; Hoornse Diep; Industriehaven te Veendam; Mond van de Dollard, Groote Gat en Buiten A; Noord-Willemskanaal; Oosterhornhaven; Oude Eemskanaal; Oude Winschoterdiep te Groningen; Paapsand-Sud, Zeehavenkanaal en havens van Delfzijl; Reest en Wieden Oost, regionale kanalen; Reitdiep en Lauwersmeer; Rensel (oostelijk deel); Ruitenbroekkanaal; Schildmeer en Groeve (zuidelijk deel); Slochterdiep, Afwateringskanaal van Duurswold; Termunterzijldiep; Toeleidingskanaal Oosterhornhaven; Vaarweg Veendam-Stadskanaal-Ter Apel; Vaarwegen in de stad Groningen; Van Starkenborghkanaal; Veendiep, B.L.Tijdenskanaal en Ruiten Aa Kanaal; Verbindingskanaal en Oude Winschoterdiep; Vissershaven te Termunterzijl; Haven te Waterhuizen; Westerwoldsche Aa, Pekel-Aa en Pekelerhoofddiep; Winschoterdiep, Rensel en havens te Winschoten; Zweedse Haven;

Waterschap Noorderzijlvest: Aduarderdiep; Bocht van Watum; Boterdiep; Damsterdiep; Eendrachtskanaal; Gave; Groeve-Noord; Hoendiep; Hoendiep; Hoornse Diep; Hoornse Vaart; Hunsingokanaal; Kommerzijlsterriet; Kommerzijlsterrijte; Koningsdiep; Kromme Rakken; Langs- of Wolddiep; Lauwersmeer; Leekster Hoofddiep; Leekstermeer; Mensingeweersterloopdiep; Munnikesloot; Munnikezijlriet (spuikanaal); Nieuwe Kanaal; Niezijlsterdiep; Noord-Willemskanaal; Rodenervaart; Van Starkenborghkanaal; Warffumermaar; Winsumerdiep;

Waterschap Peel en Maasvallei: Helenavaart; Industriehaven te Venlo; Julianakanaal, Bergsche Maas en Amer; Maasplassen Heel; Neerbeek; Niers;

Waterschap Reest en Wieden: Buitenhaven te Meppel; Drentsche Hoofdvaart; Haven van Vollenhove; Hoogeveensche Vaart, Verlengde Hoogeveensche Vaart; Industriehaven te Hoogeveen; Industriepark Steenwijk; Linde naar de Ossenzijlersloot; Mallegat; Meppelerdiep; Haven te Steenwijk; Zijtak en havens te Meppel;

Waterschap Regge en Dinkel: 2e Industriehaven te Almelo; Bedrijvenpark N-W Twenthe; Coevorden-Vechtkanaal; Kanaal Almelo-De Haandrik (Overijsselsch Kanaal); Omleidingskanaal Dinkel; Petroleumhaven te Hengelo (Overijssel); Stadsregge, kanalen; Stadsregge, riviertje; Storkhaven te Hengelo (Overijssel); Velt en Vecht, kanalen; Zijkanaal naar Almelo van de Twenthekanalen;

Waterschap Rijn en IJssel: Aastrang; Berkel; Bielheimerbeek; Bolksbeek; Bovenslinge; Didamse Wetering; Groenlose Slinge; Keizersbeek; Oude IJssel; Oude Rijn; Schipbeek; Stroomkanaal Hackfort; Veengoot van samenkomst Heeckerenbeek en Veegoot; Wijde Wetering;

Waterschap Rivierenland: Linge (mond Kanaal van Steenenhoek tot Boven Merwede); Merwede kanaal; Haven te Vianen;

Waterschap Roer en Overmaas: Hambeek; Roer;

Waterschap Vallei en Eem: Arkervaart en haven van Nijkerk; Eem en havens van Amersfoort; Valleikanaal;

Waterschap Velt en Vecht: Binnengracht (westelijk deel); Bladderswijk (Oranjekanaal) en Bargermeerkanaal; Coevorden-Vechtkanaal; Kanaal Almelo-De Haandrik (Overijsselsch Kanaal); Reest en Wieden Oost, regionale kanalen; Velt en Vecht, kanalen; Verbindingskanaal en Buitengracht te Coevorden;

Waterschap Veluwe: De Grote Wetering; De Oude IJssel bij Zutphen; De Veluwse Wetering; De Waa in Hattem; Haven Harderwijk; Havenkanaal Elburg; Het Apeldoorns kanaal; Noordermerkkanaal; Stadsgracht Elburg; Toegangsgeul en Lorentzhaven te Harderwijk; Toevoerkanaal en Uitvliet (bij Terwolde); Uitvliet Gelderse gracht; Uitvliet Polder Hattem;

Waterschap Zeeuwse Eilanden: Haven I te Goes; Haven II te Goes;

Haven van Goes: Havens van Middelburg; Het Schenge; Kanaal door Walcheren;

Nieuwe Haven te Goes:Tweede Binnenhaven; Zijkanaal naar Arnemuiden of Kanaal door de Oude Arne; Zijtak naar Nieuwland;

Waterschap Zeeuws-Vlaanderen: Massagoedhaven; Noorderkanaalhaven; Toeleidingskanaal Oostsluis/Oostbuitenhaven; Zevenaarhaven; Zijkanaal A naar Terneuzen; Zijkanaal B (Kanaal van Gent naar Terneuzen); Zijkanaal C naar de Axelsche Sassing; Zijkanaal D (Kanaal van Gent naar Terneuzen); Zijkanaal E (Kanaal van Gent naar Terneuzen); Zijkanaal F (Kanaal van Gent naar Terneuzen); Zijkanaal G (Kanaal van Gent naar Terneuzen); Zijkanaal H (Kanaal van Gent naar Terneuzen);

Waterschap Zuiderzeeland: Creilervaart; Enservaart; Espelervaart; Hoge Dwars Vaart; Hoge Vaart; Kadoelermeer/kanaal; Kampersluisvaart; Kuindervaart; Lage Dwars Vaart; Lage Vaart; Larservaart; Leemvaart; Lemstervaart; Marknesservaart; Nagelervaart; Oostervaart; Ruttensevaart; Sluisvaart; Swiftervaart; Urkervaart; Vollenhoverkanaal; Zuidervaart; Zwolsevaart;

Wetterskip Fryslan: 1e Industriehaven; 2e Industriehaven; Afvoerkanaal; Akkrumerrak; Bakhuizervaart; Bergumermeer; Biggemar; Blauwhuisteropvaart; Blijaervaart; Boksleat; Boksumer Zool; Bolswardertrekvaart; Bolswardervaart; Bonkesloot; Bosksleat; Brandeburevaart; Brandemeer; Broere Sloot; Buitendijksche Hoofdvaart; Burmaniasloot; Cornjumervaart; De Baai; De Bliken; De Boarn; De Drait; De Ee; De Geeuw; De Greuns; De Grote Potten; De Haven; De Lauwers; De Lits; De Luts; De Potmarge; De Rijd; De Swadde; De Tijnje; De Zwemmer; De Zwette; Diepe Dolte; Diepsloot; Dijgracht; Dijkvaart; Doezumertocht; Dokkumer Ee; Dokkumerdiep; Dokkumergrootdiep; Dolte; Drachtstervaart; Drogge Dolte; Dwarsmeer; Dwarsried; Exmorravaartje; Fammegat; Fammensrakken; Fluessen; Foudgumervaart; Franekervaart; Gaastmeer; Geeuw; Goengahustersleat; Gooyumervaart; Graft; Greft; Grietmansrak; Groote Brekken; Groote Gaastmeer; Groote Wielen; Groote Zijlroede; Grote Sluis; Haan’s Krite; Haiemer Dolte; Haklandshop; Hallumertrekvaart; Harlingervaart; Hartwerdervaart; Haven; Heafeart; Heegermeer; Heegervar; Heerengracht; Heerensloot; Heerenwegstervaart; Heidenschapstervaart; Heloma of Jonkersvaart; Hennaarderopvaart; Henshuister Deel; Het Diep; Het Diepe Gat; Het Ges; Het Hop; Het Nieuwe Kanaal; Het Ouddeel; Het Oudhof; Het Var; Het Vliet; Hofmeer; Hollegracht; Holwerdervaart; Horsae; Horseweg; Houkesloot; Houtvaart; Idskenhuistervaart; Idzegaster Poel; Indijk; It Swin; Jaanvaart; Jachthavenkanaal; Janssleat; Jelsumervaart; Jelsumervaart; Jeltesloot; Johan Friso kanaal; Jongebuurstersleat; Jorwerdervaart; Joustervaart; Jutrijpervaart; Kalkhaven; Keizersgracht; Kerksloot; Kipsloot; Kleine Zijlroede; Koevordermeer; Kollumerkanaal; Koningsdiep; Koude Maag; Koudumervaart; Kromme Grou; Kromme Ie; Kromme Knjilles; Kromme Sleat; Kroonduikersvaart; Kruiswater; Kuikhornstervaart; Langdeel; Lange Sloot; Langstaarte Poel; Langweerderwielen; Leijenpoel; Leijensloot; Lemsterrijn; Lijkvaart; Linde; Lollumervaart; Louwe Poel; Lutkewierumer-opvaart; Mantgumervaart; Marssumervaart; Meinesleat; Melkvaart; Moddergat; Modderige Bol; Molendraai; Morra; Murk; Nauwe Galle; Nauwe Geeuw; Nauwe Greuns; Nauwe Larts; Nauwe Wijmerts; Neare Golle; Nieuwe Diep; Nieuwe Drait; Nieuwe Dwarskanaal; Nieuwe Heerenveense kanaal; Nieuwe kanaal; Nieuwe Vaart; Nieuwe Zwemmer; Nije Sansleat; Nijegaastervaart; Nijhuizemervaart; Nonnegat; Noordbroekstervaart of S; Noorder Ee; Noordergracht; Noordwoldervaart; Oosterbrugsloot; Oosterse Hei; Oosterwierumeroudvaart; Opeindervaart; Oud Dokkumerdiep; Ouddiep; Oude Drait; Oude Geeuw; Oude Harlingervaart; Oude Meer; Oude Ried; Oude Vaart; Oude weg; Oudegaasterbrekken; Peanster Ie; Pier Cristiaansloot; Pikmeer; Pingjumervaart; Piter Jehannes gat; Polsleat; Potmarge; Prinsengracht; Prinsenwijk; Prinses Margrietkanaal; Rien Sluis; Rijperkerkstervaart; Rijstervaart; Rjochte Grou; Rogsloot; Rozengracht; Sansleat; Scharsterrijn; Scheensloot; Schipsloot; Schoterlandse Compagnonsvaart; Sexbierumervaart; Singel; Sitebuorster Ie; Slachtegat; Smalle Eesterzanding; Sminkevaart; Sneekermeer, Zoutepoel; St. Jacobsvaart; Steggerdavaart; Stienservaart; Stroobossertrekvaart; Stroomkanaal; Terhernster Djip; Terhernster Mar; Terkaplesterpoelen; Tersoalster Zijlroede; Tienesloot; Tietjerkstervaart; Tjeukemeer; Tjonger of Kuinder; Trekvaart; Tsjaerderfeart; Twizelerfeart; Tzummarumervaart; Ulekrite; Vaart van St. Nicolaasga; Valomstervaart; Van Harinxmakanaal, Lange Meer; van Panhuijskanaal; Vlakke Brekken; Vliet; Wartenster Wiid; Weidumervaart; Welle; Welsrijpervaart; Wergeasterfeart; Westerdijksvaart; Westerse Hei; Wielhals; Wijddraai; Wijde Ee; Wijde Sloot; Wijde Wijmerts; Wijmerts; Wijtgaardstervaart; Wirdumervaart; Witakkersvaart; Witmarsumervaart; Workumertrekvaart; Woudmansdiep; Woudsenderrakken; Woudvaart; Wynservaart; Zandmeer; Zandrak; Zandvaart; Zijldiep; Zijlroede; Zijlsterrijd; Zijltjessloot; Zoolsloot; Zuidensstervaart; Zuider Ee; Zwettehaven;

Bijlage

P

behorende bij artikel 3.11.1, eerste lid

Herkomstgebieden waaruit toe te passen mijnsteen afkomstig is:

  • a)

    Het grondgebied van de gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade en Landgraaf.

  • b)

    De gebieden die in bijlage Q op kaart 6. ‘Mijnsteengebieden gemeente Maasgouw zuid’ en kaart 7. ‘Mijnsteengebieden gemeente Maasgouw noord’ gearceerd zijn weergegeven als ‘mijnsteengebieden’.

Bijlage

Q

behorende bij artikel 3.11.1, tweede lid

Toepassingsgebieden voor mijnsteen zijn gearceerd weergegeven als ‘mijnsteengebieden’ op de volgende kaarten:

  • 1.

    Mijnsteengebieden gemeente Brunssum

  • 2.

    Mijnsteengebieden gemeente Heerlen midden

  • 3.

    Mijnsteengebieden gemeente Heerlen noord

  • 4.

    Mijnsteengebieden gemeente Kerkrade

  • 5.

    Mijnsteengebieden gemeente Landgraaf

  • 6.

    Mijnsteengebieden gemeente Maasgouw zuid

  • 7.

    Mijnsteengebieden gemeente Maasgouw noord