Mandaat- en volmachtbesluit directeuren BZK (MV-besluit directeuren BZK)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Besluit:

Paragraaf

1

Begripsbepalingen en toepassingsbereik

Artikel

1.1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • Ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • stuk: een stuk dat een besluit inhoudt of een ander stuk dat wordt toegerekend aan de Minister;

  • diensthoofd: de plaatsvervangend secretaris-generaal, een directeur-generaal, het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of het hoofd van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid van het Ministerie.

Artikel

1.2

Paragraaf

2

Algemeen mandaat en volmacht directeuren

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Het mandaat en de volmacht van de directeur worden uitgeoefend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de directeur overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2006 en die, onverminderd het bepaalde in het MV-besluit secretaris-generaal BZK, het MV-besluit diensthoofden BZK onderscheidenlijk dit besluit, redelijkerwijs niet behoren te worden voorgelegd aan de Minister, de secretaris-generaal of het diensthoofd die het aangaat.

Artikel

2.3

Onverminderd het bepaalde in het MV-besluit secretaris-generaal BZK, het MV-besluit diensthoofden BZK onderscheidenlijk dit besluit, heeft het mandaat en de volmacht van de directeur in ieder geval betrekking op:

  • a.

    de taken van de directeur en de onder de directeur ressorterende functionarissen en dienstonderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit BZK 2006 en het daarop gebaseerde organisatiebesluit, en het uitoefenen van integraal management dienaangaande met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • b.

    het leiding geven aan de rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionarissen;

  • c.

    het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van het desbetreffende dienstonderdeel, voor zover het diensthoofd niet als zodanig optreedt;

  • d.

    het vertegenwoordigen van de Minister namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken;

  • e.

    het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren bij het dienstonderdeel waarover de directeur de leiding voert voor zover het een buitendienst of agentschap betreft.

Paragraaf

3

Bijzonder mandaat en volmacht directeuren

Artikel

3.1

De directeur Informatie en Communicatietechnologie is met inachtneming van dit besluit bevoegd om stukken af te doen en te ondertekenen met betrekking tot het aangaan van raamovereenkomsten inzake departementale ICT-aangelegenheden.

Artikel

3.2

De directeur Financieel-economische Zaken is bevoegd

  • a.

    tot het af doen en ondertekenen van stukken in verband met de uitvoering van artikel 21 van de Comptabiliteitswet en het Besluit taak FEZ;

  • b.

    tot het geven van instructies aan de onderdelen die verantwoordelijk zijn voor de financiële bedrijfsvoering en control;

  • c.

    tot het inhoudelijk aansturen van onderdelen die zijn betrokken bij het bewaken van en adviseren over de uitvoering van de bedrijfsvoering in brede zin;

  • d.

    tot het met inachtneming van dit besluit tekenen en afdoen van stukken met betrekking tot het aangaan van (raam)overeenkomsten inzake departementale inkoop, bewaking en beveiliging, bedrijfshulpverlening, schoonmaak, vervoer, groenvoorziening en catering, en met betrekking tot de in het Organisatiebesluit BZK 2006 genoemde taken van de Centrale Directeur Inkoop.

Artikel

3.3

De directeur Personeel en Organisatie is met inachtneming van dit besluit bevoegd:

  • a.

    tot het ondertekenen van procedurele stukken in het kader van de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten van of namens de Minister met betrekking tot een personele aangelegenheid;

  • b.

    tot het inschakelen van de landsadvocaat voor ondersteuning of vertegenwoordiging van het Ministerie inzake rechtspositionele vraagstukken;

  • c.

    tot het namens de secretaris-generaal ondertekenen van stukken aan de Groepsondernemingsraad onderscheidenlijk de centrales van verenigingen van ambtenaren, bedoeld in artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

  • d.

    tot het ondertekenen van brieven met betrekking tot het voeren van de salarisadministratie bij de directie;

  • e.

    tot het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot het aangaan van raamovereenkomsten inzake organisatie-advisering, opleiding, scholing, training en assessments bij het Ministerie, en overeenkomsten inzake departementale vervoersregelingen, arbeidsomstandigheden, bedrijfsmaatschappelijk werk en kinderopvang;

  • f.

    tot het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot de vergoeding van representatiekosten op grond van het Besluit representatiekosten rijkspersoneel.

Artikel

3.5

De directeur Communicatie en Informatie is met inachtneming van dit besluit bevoegd om stukken af te doen en te ondertekenen met betrekking tot het aangaan van raamovereenkomsten inzake de inzet van media ten behoeve van departementale voorlichting en communicatie.

Artikel

3.6

Vervallen

Artikel

3.7

De directeur Financiële Bedrijfsvoering is met inachtneming van dit besluit bevoegd om namens de Minister:

  • a.

    besluiten te nemen ter verdeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds onder de gemeenten;

  • b.

    besluiten te nemen ter verdeling van de algemene uitkering uit het provinciefonds onder de provincies;

  • c.

    stukken aan de gemeenten en provincies die direct op de verdeling van de algemene uitkeringen uit het gemeentefonds en uit het provinciefonds betrekking hebben af te doen en te ondertekenen.

Paragraaf

4

Ondertekening door directeuren

Artikel

4

Paragraaf

5

Beperkingen mandaat en volmacht directeuren

Artikel

5.1

Het mandaat en de volmacht van de directeur is niet van toepassing:

  • a.

    indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

  • b.

    indien de aard van de bevoegdheid of het stuk zich daartegen verzet;

  • c.

    indien het een stuk betreft dat bij de ontvanger de indruk kan wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt die door de Minister behoort te worden genomen;

  • d.

    op besluiten en stukken met betrekking tot politieke of maatschappelijke aangelegenheden van principiële aard;

  • e.

    het beslissen op bezwaarschriften.

Artikel

5.5

Artikel

5.6

Het buiten invordering stellen of kwijtschelden van een privaatrechtelijke vordering geschiedt met medeparaaf van of namens de directeur Financieel-economische Zaken bij een bedrag van ten minste € 5.000,– en met inachtneming van de door de Minister van Financiën gestelde voorschriften.

Artikel

5.7

Het aanstellen en tewerkstellen van een leidinggevende die onder de rechtstreekse leiding van een directeur valt, geschiedt in overeenstemming met het diensthoofd.

Paragraaf

6

Afwezigheid en verhindering van directeuren

Artikel

6

Paragraaf

7

Ondermandaat en doorverlening volmacht directeuren

Artikel

7.1

De directeur is, voor zover niet anders is bepaald, bevoegd tot het verlenen van ondermandaat en het doorverlenen van zijn volmacht, respectievelijk tot het beperken of het intrekken daarvan, aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden op hun werkterrein overeenkomstig het desbetreffende organisatiebesluit.

Artikel

7.2

De rechtstreeks onder de directeur ressorterende leidinggevenden zijn, voor zover door de directeur met toepassing van artikel 7.1 niet anders is bepaald, ten aanzien van de onder hen ressorterende functionarissen bevoegd tot:

  • a.

    het vaststellen van het wekelijkse werkrooster;

  • b.

    het verlenen van vakantieverlof;

  • c.

    het verlenen van buitengewoon verlof van korte duur;

  • d.

    het accorderen van binnenlandse dienstreizen en daarbij gebruikte vervoermiddel;

  • e.

    het voeren respectievelijk de verslaglegging van het gesprek, bedoeld in artikel 71 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel

7.3

De directeur kan, voor zover niet anders is bepaald, bij toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7.1, tevens de bevoegdheid toekennen tot het verlenen van ondermandaat en het doorverlenen van de volmacht aan een rechtstreeks onder de gemandateerde of gevolmachtigde ressorterende functionaris ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van de functionaris overeenkomstig het desbetreffende organisatiebesluit.

Artikel

7.4

Paragraaf

8

Overige bepalingen inzake mandaat en volmacht

Artikel

8.1

Artikel

8.2

Artikel

8.3

De uitoefening door de directeur onderscheidenlijk een op grond van of krachtens dit besluit gemandateerde en gevolmachtigde van diens mandaat en volmacht, geschiedt met inachtneming van de departementale procedures en richtlijnen.

Artikel

8.4

Artikel

8.5

Artikel

8.6

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist de Minister, de secretaris-generaal of het diensthoofd over de verlening van mandaat en volmacht.

Paragraaf

9

Beheer

Artikel

9.1

Verlening en doorverlening van (onder)mandaat en volmacht op grond van of krachtens dit besluit wordt geregistreerd overeenkomstig het MV-besluit secretaris-generaal BZK.

Artikel

9.2

Artikel

9.3

Paragraaf

10

Slotbepalingen

Artikel

10.1

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2006.

Artikel

10.2

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaat- en volmachtbesluit directeuren BZK (MV-besluit directeuren BZK).

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze:
de secretaris-generaal, J.W.Holtslag