Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 september 2008, nr. VSV/51122, houdende uitvoeringsvoorschriften inzake het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters in de schooljaren 2007–2008 tot en met 2010–2011 en inzake de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (Uitvoeringsregeling bestrijding voortijdig schoolverlaten en regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten)

Uitvoeringsregeling bestrijding voortijdig schoolverlaten en regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel

2

Begripsbepaling nieuwe voortijdig schoolverlater

In de paragrafen 2 en 3 wordt onder nieuwe voortijdig schoolverlater verstaan de jongere die op 1 oktober:

Artikel

4

Doel

Het doel van deze regeling is:

  • a.

    het verstrekken van subsidie met het oog op het realiseren van een landelijke vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters van tenminste 40% in het schooljaar 2010–2011 ten opzichte van het schooljaar 2005–2006, en

  • b.

    het geven van uitvoeringsvoorschriften ter zake van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten, waaronder het vaststellen van de daarvoor beschikbare budgetten.

Artikel

5

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van de paragrafen 2 en 3 verstrekte subsidiebedragen en de op grond van paragraaf 4 verstrekte bedragen van de specifieke uitkeringen verlaagd tot het bedrag van de subsidie respectievelijk de specifieke uitkering dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal begunstigden van de subsidie respectievelijk de specifieke uitkering en van de hoogte van de verstrekte subsidiebedragen dan wel bedragen van de specifieke uitkeringen.

Paragraaf

2

Uitvoeringsvoorschriften inzake de prestatiesubsidie voor de convenanten

Artikel

6

Subsidieverstrekking

Artikel

7

Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf zijn de volgende bedragen beschikbaar:

  • a.

    voor het kalenderjaar 2009 € 17.040.000,

  • b.

    voor het kalenderjaar 2010 € 22.720.000,

  • c.

    voor het kalenderjaar 2011 € 34.080.000, en

  • d.

    voor het kalenderjaar 2012 € 45.440.000.

Artikel

8

Berekeningswijze aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters

Artikel

9

Subsidiebedrag

Het bedrag van de subsidie aan het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling wordt voor elk van de kalenderjaren 2009 tot en met 2012 berekend door het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters voor die onderwijsinstelling voor het schooljaar 2005–2006 te verminderen met het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters voor die onderwijsinstelling voor het schooljaar voorafgaand aan het desbetreffende kalenderjaar en de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met € 2.000, met dien verstande dat de subsidie, onverminderd artikel 11, niet hoger kan zijn dan het voorschot, berekend op grond van artikel 10 en wordt vastgesteld op nihil indien het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters voor die onderwijsinstelling niet is gedaald ten opzichte van het schooljaar 2005–2006.

Artikel

10

Voorschot

Artikel

11

Bijzondere bepaling subsidie 2012

Artikel

12

Besteding van de subsidie en financiële verantwoording

Artikel

13

Toetreden en opzeggen convenant door bevoegd gezag onderwijsinstelling

Artikel

14

Hardheidsclausule

Indien als gevolg van oprichting, splitsing, samenvoeging of verplaatsing van een onderwijsinstelling de toepassing van de gegevens van het schooljaar 2005–2006 als uitgangspunt voor de berekening van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters voor de desbetreffende onderwijsinstelling, bedoeld in deze paragraaf, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Minister afwijken van deze gegevens.

Paragraaf

3

Uitvoeringsvoorschriften inzake projectsubsidie ten behoeve van de onderwijsprogramma’s

Artikel

15

Begripsbepalingen

Artikel

16

Subsidieverstrekking

De Minister verstrekt voor de kalenderjaren 2008 tot en met 2011 op grond van deze paragraaf op aanvraag subsidie aan het bevoegd gezag van een contactschool ten behoeve van het uitvoeren van het onderwijsprogramma door de onderwijsinstellingen waarvoor door het bevoegd gezag van die onderwijsinstellingen het convenant voor de RMC-regio is ondertekend.

Artikel

17

Samenwerking onderwijsinstellingen in RMC-regio

Artikel

18

Contactschool

Artikel

19

Onderwijsprogramma

Artikel

20

Subsidieplafond

Artikel

21

Subsidieaanvraag

De aanvraag van de subsidie geschiedt door inzending van het volledig ingevulde formulier dat als bijlage D bij deze regeling is vastgesteld en de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 17.

Artikel

22

Tijdstippen indiening aanvraag, beslissing en betaling

Artikel

23

Rapportage

Artikel

24

Besteding subsidie en verantwoording en controle

Paragraaf

4

Uitvoeringsvoorschriften inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

Artikel

25

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel

26

Vaststelling bedrag en budgetten

Artikel

28

Voorschriften effectrapportage

Artikel

29

Vaststelling RMC-regio’s

De vaststelling van de RMC-regio’s geschiedt conform bijlage H bij deze regeling.

Paragraaf

5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

31

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel 29 terugwerkt tot en met 30 april 2008.

Artikel

32

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling bestrijding voortijdig schoolverlaten en regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. vanBijsterveldt-Vliegenthart

Bijlage

A

behorende bij artikel 8, eerste lid

Berekeningswijze aantal voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling

Begripsbepalingen:

In deze bijlage wordt verstaan onder:

Berekeningswijze voor het middelbaar beroepsonderwijs:

Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar in het middelbaar beroepsonderwijs op basis van artikel 7, eerste lid, wordt door de Minister berekend op basis van de volgende formule:

X = A – B – (C1+C2+C3+C4) – (D1+D2+D3)

Waarbij:

X = Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het middelbaar beroepsonderwijs dat woonachtig is in (een) RMC-regio(’s).

A = Het aantal jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 21 jaar dat op de 1 oktober van het schooljaar (t) door de onderwijsinstelling:

  • als deelnemer is ingeschreven in het middelbaar beroepsonderwijs en voor bekostiging is aangemeld;

  • woonachtig is in (een) RMC-regio(’s);

  • en als zodanig na accountantscontrole is geregistreerd in het basisregister.

B = Het aantal jongeren onder A dat tijdens het schooljaar (t) is overleden, geëmigreerd of administratief afgevoerd is. Deze gegevens worden ontleend aan de Gemeentelijke Basis Administratie.

C = Het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog een bekostigde opleiding volgt. Dit kan dezelfde of een andere (beroeps)opleiding zijn aan dezelfde of een andere instelling, dan wel vervolgonderwijs betreffen. C is de som van:

  • C1: Het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog steeds is ingeschreven als deelnemer in het middelbaar beroepsonderwijs en voor bekostiging is aangemeld. Dit op basis van gegevens zoals geregistreerd in het Basisregister.

  • C2: het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van schooljaar t+1 is ingeschreven in het hoger onderwijs, zoals geregistreerd in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs;

  • C3: het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van schooljaar t+1 als leerling in het voortgezet onderwijs is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister;

  • C4: Het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van schooljaar t+1 als vavo-deelnemer is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister.

D = Het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober bij aanvang van het volgende schooljaar (t+1) geen bekostigde opleiding volgt, maar wel een startkwalificatie heeft behaald. D is de som van:

  • D1: het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het basisregister;

  • D2: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf 2004 tot aan schooljaar (t) reeds een startkwalificatie heeft behaald in het middelbaar beroepsonderwijs, zoals geregistreerd in het basisregister. Het basisregister omvat een overzicht van behaalde mbo diploma’s vanaf kalenderjaar 2004. Eerder in het mbo behaalde diploma’s zijn niet in het basisregister geregistreerd;

  • D3: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf schooljaar 1998–1999 tot schooljaar (t) voorafgaand aan de inschrijving op het MBO een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het Examen resultaten register of Basisregister.

Berekeningswijze voor het voortgezet onderwijs:

Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het voortgezet onderwijs wordt door de Minister berekend op basis van de volgende formule:

X = A – B – (C1+C2+C3+C4) – (D1+D2)

Waarbij:

X = Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het voortgezet onderwijs (exclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs) en dat woonachtig is in (een) RMC-regio(’s).

A = Het aantal jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 21 jaar dat op 1 oktober bij aanvang van het schooljaar (t) door de onderwijsinstelling:

  • als leerling is ingeschreven en voor bekostiging is aangemeld;

  • het geen leerlingen betreft aan het praktijkonderwijs of ‘voortgezet’ speciaal onderwijs;

  • het geen leerlingen betreft aan de ‘Engelse Stroom’ of ‘Internationaal Baccalaureaat’;

  • dat woonachtig is in (een) RMC-regio(’s),

  • en als zodanig na accountantscontrole is geregistreerd in het basisregister.

B = Het aantal jongeren onder A dat tijdens het schooljaar (t) is overleden, geëmigreerd of administratief afgevoerd. Deze gegevens worden ontleend aan de Gemeentelijke Basis Administratie;

C = Het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober bij aanvang van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog een bekostigde opleiding volgt. Dit kan dezelfde of een andere (beroeps)opleiding zijn aan dezelfde of een andere instelling, dan wel vervolgonderwijs betreffen. C is de som van:

  • C1: Het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog steeds is ingeschreven als leerling in het voortgezet onderwijs. Dit op basis van gegevens zoals geregistreerd in het basisregister.

  • C2: het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van schooljaar t+1 als deelnemer is ingeschreven en voor bekostiging is aangemeld in het middelbaar beroepsonderwijs en als zodanig geregistreerd in het basisregister;

  • C3: Het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van schooljaar t+1 als vavo-deelnemer is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister;

  • C4: het aantal jongeren onder A dat op 1 oktober van schooljaar t+1 is ingeschreven in het hoger onderwijs, zoals geregistreerd in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs.

D = Het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) is uitgeschreven met een startkwalificatie. D is de som van:

  • D1: het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het Basisregister;

  • D2: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf begin 1998/1999 tot aan schooljaar (t) reeds een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het Examen resultaten register of in het basisregister.

Toelichting bij berekeningswijze van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters:

Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per schooljaar wordt in het kader van dit convenant door de Minister berekend op basis van bestaande, wettelijke registraties. Aan de hand hiervan wordt het aantal jongeren bepaald dat aan het begin van een schooljaar bij een onderwijsinstelling is ingeschreven (peildatum 1 oktober). Vervolgens wordt van deze jongeren nagegaan of bij aanvang van het daarop volgend schooljaar (peildatum 1 oktober) zij:

  • nog steeds een opleiding volgen in het bekostigd onderwijs;

  • geen opleiding meer volgen maar wel inmiddels een startkwalificatie hebben behaald;

  • geen opleiding meer volgen en geen startkwalificatie hebben.

Deze laatste groep wordt beschouwd als het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters van de betreffende school gedurende het schooljaar.

Het gebruik van bestaande registraties heeft het grote voordeel dat dit niet leidt tot nieuwe administratieve lasten. Daarnaast blijkt deze berekeningsmethode een vollediger beeld te geven van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters dan registratie via de RMC-functie. Daarom wordt deze berekeningsmethode vanaf 2007 ook gebruikt om de Tweede Kamer te informeren over de aanpak van voortijdig schoolverlaten. Tot slot sluit deze berekeningsmethode aan op de landelijke benchmark van het mbo.

Bij de berekeningswijze zijn de volgende aandachtspunten van belang:

Het basisregister omvat momenteel alle jongeren die een door het Rijk bekostigde opleiding volgen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Deelnemers aan de educatie, behalve vavo op het einde van het betreffende schooljaar, blijven hier buiten beschouwing.

In het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is het onderwijsnummer (voor het overgrote deel) nog niet ingevoerd. Daarom worden deze onderwijstypen in de berekeningsmethode buiten beschouwing gelaten. In de praktijk betekent dit dat wanneer een leerling die is ingeschreven in het voortgezet onderwijs over gaat naar het speciaal onderwijs, deze leerling als nieuwe voortijdig schoolverlater wordt geteld. Indien een vo-school jaarlijks een gelijk aantal leerlingen ‘doorverwijst’ naar het speciaal onderwijs, zal dit geen effect hebben op het resultaat. Immers: door zowel in het referentiejaar 2005–2006 als op het eind van de convenantsperiode deze groep op eenzelfde manier te meten, vallen de aantallen tegen elkaar weg. Het voorgaande geldt ook voor jongeren die overstappen van bekostigd naar niet bekostigd onderwijs.

De berekeningsmethode meet in feite de schoolloopbaan van de jongere. Indien de jongere binnen het schooljaar gedurende korte tijd is uitgevallen, maar ook weer snel in een andere opleiding en/of op een andere onderwijsinstelling is ingestroomd, wordt deze niet als nieuwe voortijdig schoolverlater gerekend van de school waar de jongere bij aanvang van het schooljaar was ingeschreven. Immers: aan het begin van het nieuwe schooljaar volgt deze jongere weer onderwijs. Dit betekent dat een onderwijsinstelling, naast preventie van uitval, ook belang heeft om er voor te zorgen dat wanneer een jongere toch uitvalt, deze jongere te helpen een andere opleiding of onderwijsinstelling te vinden.

De definitie van voortijdig schoolverlater op basis van het onderwijsnummer is in een aantal opzichten veranderd in vergelijking met de RMC-definitie. Zo geldt niet meer de periode van een maand van afwezigheid voordat men VSV-er kan worden, maar wordt bepaald wie tussen 1 oktober van jaar t en 1 oktober van jaar t+1 niet meer naar schoolgaat zonder over een startkwalificatie te beschikken. Een andere wijziging is de leeftijdsafbakening. Volgens de RMC-definitie was een VSV-er geen VSV-er meer vanaf het moment dat men 23 jaar werd. Bij de aanpassing van de definitie naar de mogelijkheden van het onderwijsnummer wordt uitgegaan van de leeftijd op 1/10 van jaar t, en wordt deze leeftijd beperkt tot maximaal 21 jaar. Deze leerlingen zijn op 1/10 een jaar later allemaal 22 jaar oud, en worden in het jaar daaropvolgend 23 jaar. Als gekozen was voor 22 jaar als maximale leeftijd bij de afbakening op 1/10 van jaar t dan zouden alle 22 jarigen (op 1/10 jaar t) die een jaar later geen onderwijs meer volgen zonder startkwalificatie inmiddels 23 jaar zijn geworden en dus te oud zijn om als voortijdig schoolverlater meegerekend te worden.

Het convenant richt zich op het behalen van een startkwalificatie. Dit is minimaal een mbo–2, havo of vwo diploma. Dit betekent bijvoorbeeld dat vmbo-leerlingen die een diploma hebben behaald, maar zich voor het volgende schooljaar niet inschrijven bij het mbo of havo toch gerekend worden als nieuwe voortijdig schoolverlater van de vo-school. Uit dit oogpunt heeft de vo-school er belang bij om jongeren met een vmbo-diploma te stimuleren zich in te schrijven voor een vervolgopleiding .

Bijlage

B

behorende bij artikel 8, tweede lid

Correctiefactor voor onevenredige groei of krimp op basis van artikel 8, tweede lid voor het middelbaar beroepsonderwijs en het voortgezet onderwijs

Er vindt bij de berekening van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (X) van de onderwijsinstelling ten behoeve van de vaststelling van de subsidie een correctie plaats indien er voor die instelling in een schooljaar sprake is van onevenredige groei of krimp van het aantal leerlingen ten opzichte van het schooljaar 2005–2006.

Om te bezien of sprake is van een onevenredige groei of krimp voor een onderwijsinstelling wordt de volgende berekening uitgevoerd.

De stijging of daling van het aantal leerlingen per schooljaar wordt uitgedrukt als percentage ten opzichte van het schooljaar 2005–2006 en als volgt berekend. Eerst wordt het verschil bepaald van het aantal leerlingen in schooljaar 2005–2006 en het aantal leerlingen in schooljaar (t). Dit verschil wordt gedeeld door het aantal leerlingen in schooljaar 2005–2006 en vervolgens vermenigvuldigd met 100. De uitkomst is het berekende percentage (P).

Er is sprake van onevenredige groei of krimp in het schooljaar (t) indien het berekende percentage (P) groter is dan of gelijk is aan de volgende norm:

  • als schooljaar (t) = schooljaar 2007–2008: 30%,

  • als schooljaar (t) = schooljaar 2008–2009: 45%,

  • als schooljaar (t) = schooljaar 2009–2010: 60%,

  • als schooljaar (t) = schooljaar 2010–2011: 75%.

Indien de stijging van het aantal leerlingen van de onderwijsinstelling voor een schooljaar hoger is dan de aangegeven norm, wordt het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (X) voor dat schooljaar ten behoeve van het berekenen van de subsidie verlaagd overeenkomend met het berekende percentage (P).

Indien de daling van het aantal leerlingen van de onderwijsinstelling voor een schooljaar hoger is dan de aangegeven norm, wordt het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (X) voor dat schooljaar ten behoeve van het berekenen van de subsidie verhoogd overeenkomend met het berekende percentage (P).

Bijlage

C

behorende bij artikel 19, tweede en derde lid

Menulijst

  • 1.

    Overgang vmbo – mbo;

  • 2.

    loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB);

  • 3.

    zorg op school;

  • 4.

    sport en cultuur;

  • 5.

    kansen voor vmbo-scholieren die bij voorkeur leren met hun handen;

  • 6.

    maatwerktrajecten;

  • 7.

    EVC-trajecten

  • 8.

    verzuim melden en aanpakken;

  • 9.

    opvangklassen voor potentiële schoolverlaters en meer instroommomenten in het mbo;

  • 10.

    ouderbetrokkenheid;

  • 11.

    schooluitval aanpakken in de klas.

Bijlage

D

behorende bij de artikelen 19, vierde lid, en 21

Aanvraagformulier subsidie voor onderwijsprogramma’s voor 2008 en 2009

1. Aanvraag van RMC-regio

Nummer van de RMC-regio

Naam van de RMC-regio

Contactgemeente van de RMC-regio

Naam accountmanager voortijdig schoolverlaten van het Ministerie van OCW:

2. Gegevens contactschool

Naam

BRIN-nummer

Adres

Postcode en plaats

Contactpersoon

Telefoonnummer

e-mailadres

3. Subsidiegegevens

Totaal gevraagd subsidiebedrag voor 2008.

Totaal gevraagd subsidiebedrag voor 2009.

Verdeling van het gevraagd subsidiebedrag over de maatregelen en beheerskosten (max. 10% van de beschikbare programmagelden)

1.

2.

3.

4.

Beheerskosten

Totaal

4. Verplichte bijlagen

  • Bij deze aanvraag dient een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst tussen de contactschool en de in de aanvraag deelnemende onderwijsinstellingen te worden meegezonden.

  • Bij deze aanvraag dient een bijlage te worden meegezonden, waarin het programma van maatregelen wordt beschreven. Per maatregel moet hierin tenminste staan:

    • Titel van de maatregel.

    • Onderdeel van menulijst? Zo ja, welke categorie?

    • Argumentatie waarom deze maatregel leidt tot een vermindering van het aantal nieuwe vsv-ers.

    • Een omschrijving van de maatregel.

    • Doelstelling van de maatregel.

    • Op welke wijze draagt maatregel bij aan het structureel borgen van het voorkomen van vsv in het onderwijsproces?

    • Welke doelgroep wordt met de maatregel bereikt.

    • Welke partijen zijn betrokken bij de uitvoering van deze maatregel?

    • Een beknopte onderbouwing van de kosten voor deze maatregel.

5. Ondertekening

Het bevoegd gezag van de onder 2 genoemde contactschool verklaart dat de contactgemeente van de RMC-regio genoemd onder 1 instemt met deze aanvraag.

Naam bevoegd gezag van contactschool

Plaats

Datum

Handtekening

Aanvraagformulier subsidie voor onderwijsprogramma’s voor 2010 en 2011

1. Aanvraag van RMC-regio

Nummer van de RMC-regio

Naam van de RMC-regio

Contactgemeente van de RMC-regio

Naam accountmanager voortijdig schoolverlaten van het Ministerie van OCW:

2. Gegevens contactschool

Naam

BRIN-nummer

Adres

Postcode en plaats

Contactpersoon

Telefoonnummer

e-mailadres

3. Subsidiegegevens

Totaal gevraagd subsidiebedrag voor 2010

Totaal gevraagd subsidiebedrag voor 2011

Verdeling van het gevraagd subsidiebedrag over de maatregelen en beheerskosten (max. 10% van de beschikbare programmagelden)

1.

2.

3.

4.

Beheerskosten

Totaal

4. Verplichte bijlagen

  • Bij deze aanvraag dient een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst tussen de contactschool en de in de aanvraag deelnemende onderwijsinstellingen te worden meegezonden.

  • Bij deze aanvraag dient een bijlage te worden meegezonden, waarin het programma van maatregelen wordt beschreven. Per maatregel moet hierin tenminste staan:

    • Titel van de maatregel.

    • Onderdeel van menulijst? Zo ja, welke categorie?

    • Argumentatie waarom deze maatregel leidt tot een vermindering van het aantal nieuwe vsv-ers.

    • Een omschrijving van de maatregel.

    • Doelstelling van de maatregel.

    • Op welke wijze draagt maatregel bij aan het structureel borgen van het voorkomen van vsv in het onderwijsproces?

    • Welke doelgroep wordt met de maatregel bereikt.

    • Welke partijen zijn betrokken bij de uitvoering van deze maatregel?

    • Een beknopte onderbouwing van de kosten voor deze maatregel.

5. Ondertekening

Het bevoegd gezag van de onder 2 genoemde contactschool verklaart dat de contactgemeente van de RMC-regio genoemd onder 1 instemt met deze aanvraag.

Naam bevoegd gezag van contactschool

Plaats

Datum

Handtekening

Toelichting

Het formulier dient te worden gezonden aan:

Centrale financiën instellingen

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Bijlage

E

behorende bij artikel 23, derde lid

Bijlage

F

behorende bij artikel 27

Gegevens VO-scholen en BVE-instellingen

1.

Naam contactpersoon bij VO-school of BVE-instelling.

2.

Persoonsgebonden nummer van de leerling of deelnemer zonder startkwalificatie (onderwijsnummer, indien van kracht).

3.

Naam leerling of deelnemer zonder startkwalificatie.

4.

Adres van deze leerling of deelnemer.

5.

Geboortedatum van deze leerling of deelnemer.

6.

Het feit of de melding een nieuwe inschrijving of uitschrijving betreft.

7.

De laatst gevolgde (bij uitschrijving) respectievelijk de te volgen (bij inschrijving) opleiding (specificatie niveau, klas, studierichting en profiel). Deze opleidingen dienen, indien van toepassing, te worden aangeduid met hun element-, CREBO- of KSE-code.

8.

De inschrijfdatum voor deze opleiding.

9.

Uitschrijfdatum (indien het een uitschrijving betreft).

10.

Hoogste vooropleiding (uitgesplitst volgens 7).

11.

Eventueel hoogste behaalde diploma (inclusief studierichting).

Bijlage

G

behorende bij artikel 28

Model RMC-effectrapportage, met handleiding

Inleiding

Sinds de jaren negentig moeten contactgemeenten aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap rapporteren over de door de RMC-functie behaalde resultaten en de stand van zaken in de regio met betrekking tot de uit te voeren functies.

Sinds de introductie van het onderwijsnummer in het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs is het basisregister onderwijs (BRON) een betrouwbare dataset geworden voor het genereren van landelijk cijfers over het aantal VSV-ers. Sinds 2007 wordt BRON gebruikt om de regionale en landelijke voortgang in het bestrijden van de schooluitval vast te stellen.

Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de functie en de opzet van de regionale RMC effectrapportages. Waar de rapportage eerst een instrument was om beleidsinformatie te verzamelen, wordt de rapportage nu een instrument voor de gemeenten om de doeltreffendheid en doelmatigheid van hun aanpak van voortijdig schoolverlaten (en op termijn de uitvoering van de leerplichtwet) te toetsen en onderling te vergelijken.

Voor het rapportagejaar 2007/2008 zijn de eerste stappen gezet naar een nieuw model voor de rapportage van voortijdig schoolverlaten van jongeren van 12–23 jaar. Dit model is in overleg met het veld tot stand gekomen. In het nieuwe model zijn zowel de vragen als een toelichting op de vragen van het model opgenomen. Aan het eind van dit stuk, treft u een kort overzicht aan met relevante regelingen, definities en afkortingen.

De gevraagde gegevens vult u in in de bijgevoegde tabellenbijlage (Excel document), die u voor 1 december van het jaar t dient op te sturen aan OCW. Het gebruik van de tabellenbijlage ‘Model RMC-functie schooljaar 2007/2008’ is verplicht. Enkele tabellen die dit jaar nieuw zijn ingevoerd, zijn facultatief voor dit jaar en pas verplicht vanaf volgend jaar. Gevraagd wordt naar de gegevens over de periode 1 augustus van het jaar t-1 tot 1 augustus van het jaar t, hier verder aangeduid met verslagperiode.

De gevraagde informatie betreft:

  • in het regionale netwerk participerende gemeenten;

  • in het regionale netwerk participerende instellingen;

  • de inzet van middelen;

  • good practices;

  • het kwantitatieve vsv-beeld met betrekking tot behandeling en herplaatsingen;

  • streefdoelen, realisatie en voortgang convenantmaatregelen;

  • knelpunten en succesfactoren;

  • Barometer RMC functie.

0. Voorblad

1. Deelnemende gemeenten

Bij Tabel 1A vermeldt u de gemeenten die niet deelnemen aan het (sub)-regionale netwerk met de reden van niet-deelname.

2. Breedte samenwerking/reikwijdte regionale netwerk

Een van de wettelijke taken voor de regionale contactgemeente is een netwerk te vormen van regionale instellingen die er samen voor kunnen zorgen dat aan de aangemelde voortijdig schoolverlaters ondersteuning, begeleiding en een maatwerk- (of leer)traject wordt aangeboden. Het gaat daarbij onder andere om de scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, maar ook om instellingen op het terrein van arbeid, de jeugdzorg, de gemeentelijke onderwijsdiensten en politie/justitie. Over dat netwerk gaan de volgende vragen, die inzicht bieden in de stand van zaken qua uitvoering van deze wettelijke taak.

Bij vraag A geeft u aan of alle VO-scholen en BVE-instellingen (voortaan samen met scholen aangeduid) in de regio deelnemen aan het regionale netwerk. Als dit niet het geval is, geeft u aan welke scholen niet deelnemen en waarom.

Bij vraag B geeft u aan of er scholen zijn die uitschrijvingen of absoluut verzuim niet melden. Dit melden kan ook via de IB-groep en de woongemeenten gaan. Indien dit het geval is geeft u aan welke scholen het betreft en de reden waarom zij niet melden.

Bij vraag C geeft u aan met welke partijen uit het netwerk de samenwerking leidt tot goede resultaten. Bij vraag D geeft u aan met welke partijen u wel samenwerkt, maar waarbij dat samenwerking niet goed verloopt. Indien mogelijk geeft u aan wat de reden is dat de samenwerking niet naar wens verloopt.

Bij vraag E kunt u aangeven of er regionale partijen zijn waar u nog niet mee samenwerkt, maar waarmee u dat wel zou willen om uw taken goed te kunnen uitvoeren.

3. Inzet rijksbijdrage RMC-functie

Ten behoeve van beleidsmonitoring wil het Ministerie graag een inschatting kunnen maken van de inzet van de verstrekte rijksbijdrage RMC in de verschillende regio’s en de keuzes die daarin gemaakt worden. De ontvangen rijksbijdrage vermeldt u in tabel 3A. In tabel 3B geeft u inzicht in de verdeling in uw regio van de RMC-rijksbijdrage over verschillende onderdelen, in zowel euro’s als in een percentage van de totale som. Hieronder vindt u een toelichting op de gehanteerde begrippen en categorieën.

  • Coördinatie = het tot stand brengen van samenwerking op bestuurlijk, beleids- en uitvoerend niveau ter vermindering en voorkomen van voortijdig schoolverlaten en het organiseren van een sluitende aanpak in de melding, registratie en doorverwijzing van voortijdig schoolverlaters.

  • Administratieve ondersteuning/registratie/ICT = administratieve verwerking van meldingen, herplaatsing en uitschrijving en de voorzieningen die daarvoor nodig zijn.

  • Trajectbegeleiding = inzet voor de reguliere begeleiding van vsv’ers terug naar school en/of werk.

  • Projecten = samenwerking in activiteiten voor een specifieke doelgroep met als doel terugleiden naar school en/of werk.

  • Preventie = Activiteiten gericht op jongeren die nog ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling maar die risico lopen uit te vallen,

  • Versterking leerplicht / kwalificatieplicht = inzet gericht op het versterken van de structuur ter bevordering van de leerplicht en het doen naleven van de kwalificatieplicht. Dit kan bijvoorbeeld vorm krijgen door extra leerplichtambtenaren, scholing, informatievoorziening of regionalisering.

  • Reservering = indien u dit jaar een deel van de rijksbijdrage hebt gereserveerd voor een specifieke uitgave in de toekomst, kunt u dit hier aangeven. Indien u deze verslagperiode een eerder gereserveerd bedrag inzet, kunt u dat aangeven door een negatief bedrag op reservering in te vullen.

Uw ervaringen met het opzetten en uitvoeren van projecten voor specifieke doelgroepen kunnen nuttig zijn voor andere RMC’s. U geeft in tabel 3C beschrijvingen van minimaal één en maximaal drie succesvolle projecten. Deze zullen worden gepubliceerd, zodat andere RMC’s kennis kunnen nemen van uw ervaringen.

In tabel 3D geeft u een beschrijving van maximaal drie preventieprojecten. Deze informatie is vooral voor andere RMC’s erg interessant als vergelijkingsmateriaal. De tabel vult u alleen in als u preventieve activiteiten organiseert. Onder preventie verstaan we activiteiten gericht op jongeren die nog ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling maar die risico lopen uit te vallen. U geeft een korte beschrijving van de doelgroep, het aantal jongeren soort activiteiten, het ingezette bedrag per activiteit en met welke partner u deze activiteiten eventueel heeft uitgevoerd.

Het afgelopen jaar heeft u middelen ontvangen gericht op het versterken van de structuur ter bevordering van de leerplicht en het doen naleven van de kwalificatieplicht. In tabel 3E geeft u aan wat u met deze middelen hebt gedaan.

4. Behandeling en Herplaatsingen

Tabel 4A Belangrijkste reden uitval van jongeren (facultatieve tabel)

Kunt u een inschatting maken van de verdeling van vsv’ers naar belangrijkste oorzaak van uitval?

Volgend jaar gaat de IBG gebruik maken van een landelijke tabel uitschrijfredenen van de MBO-raad. Daarom gebruiken we hier dezelfde zeven redenen.

Tot nu toe zijn er geen kwantitatieve gegevens bijgehouden over de redenen voor jongeren om te stoppen met hun opleiding. Wel zijn er een aantal redenen bekend uit de praktijk en de literatuur. In de nieuwe opzet zal deze informatie gevraagd gaan worden om landelijk en regionaal oorzaken van voortijdig schoolverlaten in beeld te kunnen brengen. De gegevens in tabel 4A worden hier voor het eerst gevraagd. Deze tabel is dan ook niet verplicht om in te vullen voor die RMC’s die deze oorzaken van uitval nog niet (systematisch) verzamelen. U kunt in tabel 4A de belangrijkste redenen aangeven voor uitval van jongeren in percentages, zoals u dit geregistreerd heeft of op basis van uw ervaringen kunt inschatten. U kunt in de laatste kolom aangeven of u deze gegevens registreert of dat u dit inschat op basis van uw kennis en ervaring.

Uitstroom conform planning: mensen die geen diploma hebben gehaald maar waarbij dit volgens de leerovereenkomst ook niet de bedoeling was. Bijv. mensen die door hun werkgever naar school worden gestuurd om bepaalde competenties te behalen. Dit zal in geval van VSV waarschijnlijk niet vaak voorkomen. Niet beïnvloedbare oorzaak is bijvoorbeeld ziekte, overlijden, zwangerschap. Niet beïnvloedbare oorzaak maar wel beïnvloedbare opvang kan zijn sociaal-emotionele problemen, psychische stoornissen, relatieproblemen, problemen in thuissituatie, schuldenproblematiek.

Arbeidsmarkt; het van school gaan om te werken (groenpluk) voor diploma is bereikt. Instellingsgeboden reden zijn problemen met de inhoud of vormgeving van onderwijs, relatie docenten etc. Keuzebegeleiding omvat alles wat te maken heeft met verkeerde keuze voor studie, opleiding of beroepskeuze. Onder andere redenen kan ook vallen onbekende reden.

In tabel 4B geeft u aan hoeveel vsv’ers afgelopen verslagperiode actief zijn begeleid op weg naar werk, school of zorg, door u of andere betrokken partijen in uw netwerk. Als het om een samenwerking gaat, geef dan de partner aan die het meest bij de begeleiding betrokken was.

In deze tabel 4C vermeldt u het aantal voortijdig schoolverlaters dat in de verslagperiode (na melding, al of niet door tussenkomst van de RMC-functie) is herplaatst. Daarbij gaat het zowel om nieuwe vsv’ers, die in de verslagperiode uitvielen en herplaatst zijn, als om oude vsv-ers, die voor 1 augustus t-1 zijn uitgevallen, op die datum nog niet ouder waren dan 22 jaar en die in het verslagjaar zijn herplaatst.

De vsv’ers die binnen een verslagjaar uitvallen en herplaatst worden, komen niet naar voren in de BRON cijfers. Ze vragen echter wel een inspanning van de RMC, daarom geeft u hier dit onderscheid aan.

Jongeren die binnen een instelling een andere opleiding gaan volgen of onderwijs bij een andere instelling gaan volgen en waarbij uitschrijving en inschrijving op elkaar aansluiten zijn geen voortijdige schoolverlaters en geen herplaatsten, maar overstappers. Een persoon kan verscheidene keren herplaatst zijn en kan dus meermalen opgegeven worden. (Een persoon die bijvoorbeeld eerst uitvalt in het HAVO, herplaatst wordt in het VMBO, weer uitvalt en herplaatst wordt in het MBO, komt twee keer voor.)

In tabel 4d Bestemming in verslagperiode herplaatste VSV’ers geeft u de bestemming aan van de herplaatste voortijdige schoolverlaters. De categorieën voor herplaatsing zijn dit jaar vereenvoudigd en dienen om een globaal beeld te krijgen van de bestemmingen. Een herplaatsing is mogelijk naar een onderwijstraject, naar werk met een opleidingscomponent (die leidt tot het behalen van een startkwalificatie of anderszins arbeidsmarktkwalificerend diploma), naar werk en/of een uitkering, naar een opvangvoorziening in het kader van de jeugdzorg.

Hoewel de doelen van de RMC functie vooral zijn gelegen in het alsnog doen behalen van een startkwalificatie kan instromen naar werk of een opvangvoorziening voor sommige vsv’ers een nuttige stap zijn. Daarom zijn deze categorieën ook in deze tabel opgenomen. Dit is in lijn met het begrip herplaatsing zoals dat de afgelopen jaren in de RMC rapportage is gehanteerd, waardoor het mogelijk is trends in herplaatsingen over de jaren heen te herkennen.

In tabel 4E dient te worden opgegeven hoeveel vsv’ers zijn uitgeschreven uit de RMC administratie van de contactgemeente vanwege het behalen van een startkwalificatie, het bereiken van de leeftijd van 23 jaar of om een andere, te benoemen, reden.

5. Streefdoelen VSV’ers en voortgang maatregelen convenant

De RMC effectrapportages van afgelopen jaren bevatten streefdoelen en de realisatie. De convenanten en de BRON cijfers nemen deze functie steeds meer over. In dit hoofdstuk zijn deze tabellen dit jaar nog wel opgenomen, zodat het mogelijk is om de eigen kerncijfers makkelijk te vergelijken met andere RMC regio’s. Nieuw is tabel 5C, waarmee u uitvoering kunt geven aan artikel 7 (monitoring en evaluatie) van de dit jaar afgesloten convenanten.

In tabel 5A zet u de streefcijfers, zoals u deze heeft geformuleerd voor de verslagperiode in de effectrapportage over 2006/2007 af tegen de gerealiseerde cijfers in de verslagperiode. U kunt als u wilt hier ook een toelichting geven op eventuele afwijkingen.

De streefdoelen voor uw regio legt u vast in tabel 5B. Hiermee geeft u uw inspanningsverplichting weer om te komen tot een duidelijk waarneembare afname van het aantal vsv-ers. U doet dit in absolute aantallen (geen percentages).

In tabel 5C geeft u uitvoering aan artikel 7 (monitoring en evaluatie) van de dit jaar afgesloten convenanten. Per maatregel (zie bijlage 4 van het convenant) geeft u een overzicht van de voortgang.

6. Knelpunten en succesfactoren bij de voortgang

In tabel 6A beschrijft u (in vergelijking met het vorige rapportagejaar) de knelpunten, belemmerende factoren en de ontbrekende (rand)voorwaarden in de verslagperiode bij de onderscheiden taken bij de RMC-functie.

De gunstige (rand)voorwaarden en gebleken succesfactoren in uw regio in de verslagperiode (vergeleken met de vorige verslagperiode) beschrijft u in tabel 6B.

Barometer RMC functie

Vanaf volgend jaar wijzigt doel en opzet van de RMC effectrapportage. Het doel is meer inzicht en vergelijkbaarheid te krijgen in de kwalitatieve aspecten van de RMC functie. Dit jaar testen we vast een aantal nieuwe mogelijkheden, zoals onderstaande barometer. Het doel van de barometer is het mogelijk maken van de onderlinge kwalitatieve vergelijkingen tussen en binnen de RMC regio’s. De RMC coördinator kan deze vragen gebruiken als zelfevaluatie instrument. Hiermee kan men op een aantal kwalitatieve aspecten een score bepalen en zo zien waar men staat ten opzichte van andere regio’s. Hierbij is duidelijk dat er geen één-op-één relatie is tussen inzet van deelnemende partijen en afname van schooluitval.

Aanvullend kunt u vragen uit deze barometer eventueel bij de deelnemende instellingen of subregio’s uitzetten om zo een beeld te krijgen van hoe zij het functioneren van de RMC functie beoordelen. De score op elke vraag moet dan voor alle deelnemende partijen worden opgeteld, gedeeld door het aantal deelnemers en ingevuld in de barometer.

Deze barometer is een instrument in ontwikkeling. We willen u dan ook nadrukkelijk uitnodigen verbeteringen aan te geven.

Definities en omschrijvingen

1. Scholen

Tot de scholen in de onderscheiden sectoren kunnen worden gerekend:

  • Scholen in de VO-sector:

    • scholen voor speciaal voortgezet onderwijs;

    • scholen voor regulier voortgezet onderwijs (waaronder praktijkonderwijs).

  • Instellingen in de BVE-sector. Volgens artikel 1.3.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs vallen hieronder ROC’s, AOC’s en vakinstellingen.

2. Voortijdig schoolverlater

Het begrip ’voortijdig schoolverlater’ is in het kader van de RMC-functie gedefinieerd als degene:

  • a.

    die de leeftijd van 23 jaren nog niet heeft bereikt,

  • b.

    die niet in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en

  • c.

    die

    • 1°.

      het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt, of

    • 2°.

      bij de school wordt uitgeschreven of van de school wordt verwijderd.

Voor de afbakening van het begrip voortijdig schoolverlater zijn daarmee de volgende vier elementen van belang:

  • 1.

    maximum leeftijdsgrens: tot 23 jaar. In deze rapportage wordt als ondergrens 12 jaar gehanteerd, zodat ook leerplichtige voortijdige schoolverlaters meegerekend worden als vsv’er.

  • 2.

    minimum opleidingsgrens:

    Het niveau van de startkwalificatie is gedefinieerd als een diploma op tenminste niveau 2 van de kwalificatiestructuur secundair beroepsonderwijs (dit kan bereikt worden via de beroeps-begeleidende of de beroepsopleidende leerweg), dan wel niveau havo of vwo. Er is evenmin sprake van een voortijdig schoolverlater in geval van uitstroom uit het onderwijs met een diploma op een hoger gelegen niveau.

    Hoewel jongeren met een getuigschrift praktijkonderwijs of een diploma assistent-opleiding (niveau 1) niet aan de voornoemde opleidingsgrens (van het in algemene zin wenselijk geachte niveau 2 of hoger) van de startkwalificatie voldoen, worden zij niet gerekend tot de groep voortijdig schoolverlaters mits zij een plek op de arbeidsmarkt hebben. Deze individuele uitstromers moeten wel worden gemeld en na aanvullende actie om te bepalen of ze wel of niet aan het werk zijn wel worden geregistreerd.

    Jongeren die het praktijkonderwijs zonder getuigschrift of een assistent-opleiding zonder diploma verlaten en zich niet meer inschrijven voor een andere opleiding worden uiteraard wel gerekend tot voortijdig schoolverlaters en dienen te worden meegeteld bij de relevante tabellen: voor deze jongeren is ook nadere actie geboden.

  • 3.

    geen inschrijving bij een onderwijsinstelling:

    Voortijdig schoolverlater = voortijdig onderwijsverlater

    Een voortijdig schoolverlater is feitelijk een voortijdig onderwijsverlater: na de uitschrijving is niet sprake van een nieuwe inschrijving bij een onderwijsinstelling. Leerlingen die bijvoorbeeld na het behalen van een VMBO- of mavo-diploma zich vervolgens niet meer inschrijven voor een vervolg-opleiding, worden dus gerekend tot de groep voortijdig schoolverlaters. Ook zij, die zonder de gedefinieerde minimum startkwalificatie worden uitgeschreven bij een onderwijsinstelling en gaan werken zonder gelijktijdig een opleiding te volgen, vallen dus onder deze categorie.

  • 4.

    of wel een inschrijving, maar langdurig afwezig als een ingeschreven leerling gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 1 maand het onderwijs niet meer volgt.

Er is geen sprake van voortijdig schoolverlaten in geval van overstap:

  • naar een andere opleiding binnen een scholengemeenschap;

  • en evenmin in geval van overstap naar een andere school; als de uitschrijving en inschrijving op elkaar aansluiten is er immers geen sprake van voortijdig ónderwijsverlaten.

Er hoeft dus dan ook geen registratie in het kader van de RMC-functie plaats te vinden.

Vsv’ers die afkomstig zijn uit het voortgezet speciaal onderwijs (zmok) en het praktijkonderwijs dienen in het kader van de RMC-functie te worden geregistreerd. Ongeacht het feit of geconstateerd is dat een minimum startkwalificatie of assistent-opleiding niet binnen bereik van de betreffende jongere ligt.

3. Leeftijd

De leeftijd van de persoon op 1 augustus van de verslagperiode. Het gaat dus niet om de leeftijd op het moment van uitschrijven of registreren. Deze datum is van belang voor het vaststellen van de leerplichtigheid.

4. Studiejaar of schooljaar

Een schooljaar, ook wel genoemd studiejaar, is de periode van 1 augustus van een jaar t/m 31 juli van het volgende jaar.

5. Werk

Onder de opvatting van werk bij herplaatsing verstaan we de situatie dat een jongere 12 uur of meer per week betaald werk heeft (conform CBS definitie voor werkzame beroepsbevolking).

6. Preventie

Onder preventie verstaan we activiteiten gericht op jongeren die nog ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling maar die risico lopen uit te vallen.

7. Financiën

Onder de Financiële gegevens van de RMC functie vallen in deze rapportage alleen de RMC middelen van het Ministerie. Geld uit de WWB voor trajecten, reboundvoorzieningen vanuit jeugdbeleid of geld van ROC’s ter voorkoming van schooluitval tellen voor deze rapportage niet mee. Deze middelen worden elders verantwoord.

Lijst van afkortingen

BVE

Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie

CWI

Centrum Werk en Inkomen

Havo

hoger algemeen voortgezet onderwijs

Kmbo

kort middelbaar beroepsonderwijs

Mavo

middelbaar algemeen voortgezet onderwijs

Mbo

middelbaar beroepsonderwijs

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

RMC-functie

Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

ROC

Regionaal Opleidingencentrum

SO

speciaal onderwijs

Svo

speciale school voor voortgezet onderwijs

Vmbo

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

VO

Voortgezet Onderwijs

VSO

voortgezet speciaal onderwijs

VSV

voortijdig schoolverlaten

vsv’er

voortijdig schoolverlater

Vwo

voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

WVO

Wet op het Voortgezet Onderwijs

Bijlage

H

behorende bij artikel 29

Vaststelling RMC-regio’s

Regio 1. Oost-Groningen

Bellingwedde, Menterwolde, Pekela, Reiderland, Scheemda, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten.

Regio 2. Noord-Groningen-Eemsmond

Appingedam, Bedum, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Winsum.

Regio 3. Centraal en Westelijk Groningen

Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Marum, Slochteren, Ten Boer, Zuidhorn.

Regio 4. Friesland Noord

Ameland, Boarnsterhim, Dantumadeel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Harlingen, Het Bildt, Kollumerland c.a., Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Menaldumadeel, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland.

Regio 5. Zuid-West Friesland

Bolsward, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Littenseradiel, Nijefurd, Sneek, Wûnseradiel, Wymbritseradiel.

Regio 6. Friesland-Oost (‘de Friese Wouden’)

Achtkarspelen, Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Skarsterlân, Smallingerland, Tytjerksteradiel, Weststellingwerf.

Regio 7. Noord- en Midden Drenthe

Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo.

Regio 8. Zuid-Oost Drenthe

Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen.

Regio 9:. Zuid-West Drenthe

Hoogeveen, Meppel, Westerveld, De Wolden.

Regio 10. IJssel-Vecht

Dalfsen, Hardenberg, Hattem, Heerde, Kampen, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland, Zwolle.

Regio 11. Stedendriehoek

Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Olst-Wijhe, Voorst, Zutphen.

Regio 12. Twente

Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo(O), Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden.

Regio 13. Achterhoek

Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Groenlo, Montferland, Oude IJsselstreek, Winterswijk.

Regio 14. Arnhem/Nijmegen

Arnhem, Beuningen, Druten, Duiven, Groesbeek, Heumen, Lingewaard, Millingen a.d. Rijn, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Ubbergen, Westervoort, Wijchen, Zevenaar.

Regio 15. Rivierenland

Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neerijnen, Neder-Betuwe, Tiel, West Maas en Waal, Zaltbommel.

Regio 16. Eem en Vallei

Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Ede, Leusden, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Soest, Veenendaal, Wageningen, Woudenberg.

Regio 17. Noordwest-Veluwe

Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Zeewolde.

Regio 18. Flevoland

Almere, Dronten, Lelystad, Noord-Oostpolder, Urk.

Regio 19. Utrecht

Abcoude, Breukelen, Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Loenen, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Zeist.

Regio 20. Gooi en Vechtstreek

Blaricum, Bussum, Eemnes, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp, Wijdemeren.

Regio 21. Agglomeratie Amsterdam

Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam/Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad, Zeevang.

Regio 22. West-Friesland

Andijk, Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Medemblik, Koggenland, Opmeer, Stede Broec, Wervershoof.

Regio 23. Kop van Noord-Holland

Anna Paulowna, Den Helder, Harenkarspel, Niedorp, Schagen, Texel, Wieringen, Wieringermeer, Zijpe.

Regio 24. Noord-Kennemerland

Alkmaar, Bergen (NH), Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk, Schermer.

Regio 25. West-Kennemerland

Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede c.a., Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen, Zandvoort.

Regio 26. Zuid-Holland-Noord

Alkemade, Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude.

Regio 27. Zuid-Holland-Oost

Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, Gouda, Jacobswoude, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Nederlek, Nieuwkoop, Ouderkerk, Reeuwijk, Rijnwoude, Schoonhoven, Vlist, Waddinxveen, Zevenhuizen/Moerkapelle.

Regio 28. Haaglanden/Westland

Delft, ’s-Gravenhage, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer.

Regio 29. Rijnmond

Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevloetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Westvoorne.

Regio 30. Zuid-Holland-Zuid

Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik Ido Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld, Nieuw Lekkerland, Oud Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik, Zwijndrecht.

Regio 31. Noord- en Zuid-Beveland, Schouwen-Duiveland, St. Philipsland en Tholen

Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Tholen.

Regio 32. Walcheren

Middelburg, Veere, Vlissingen.

Regio 33. Zeeuwsch-Vlaanderen

Hulst, Sluis, Terneuzen.

Regio 34. West-Brabant

Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Geertruidenberg, Drimmelen, Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Steenbergen, Rucphen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem, Zundert.

Regio 35. Midden-Brabant

Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk.

Regio 36. Noord-Oost-Brabant

Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en St.Hubert, Oss, Schijndel, St. Anthonis, St. Michielsgestel, St. Oedenrode, Uden, Veghel, Vught.

Regio 37. Zuidoost-Brabant

Asten, Bergeyk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.

Regio 38. Gewest Limburg-Noord

Arcen/Velden, Beesel, Bergen, Gennep, Helden, Horst aan de Maas, Kessel, Leudal, Maasbree, Maasgouw, Meijel, Meerlo-Wanssum, Nederweert, Roerdalen, Roermond, Sevenum, Venlo, Venray, Weert.

Regio 39. Gewest Zuid-Limburg

Beek, Brunssum, Eijsden, Echt-Susteren, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Margraten, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal.