Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 18 oktober 2009, nr. WJZ/9182058, houdende regels voor het behandelen van meldingen over storing in uitrusting (Regeling storingsmeldingen)
Radioreglement: Radioreglement (Trb. 1981, 78), behorende bij het op 22 december 1992 te Genève tot stand gekomen Statuut en Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie met de daarbij behorende bijlagen en reglementen (Trb. 1993, 138);
e.
Agentschap Telecom: Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken.
§
2
Storingsmelding en beoordeling
Artikel
2
1
Een melding aan de minister over storing kan naar keuze van degene die de melding doet telefonisch, schriftelijk, per elektronische post of via de website van Agentschap Telecom worden gedaan bij Agentschap Telecom.
2
De ontvangst van de storingsmelding wordt bevestigd aan degene die de storing heeft gemeld.
Artikel
3
1
Een storingsmelding wordt niet in behandeling genomen indien:
a.
het duidelijk is dat de melding geen betrekking heeft op een storing;
b.
de storing op aanwijzing van Agentschap Telecom op eenvoudige wijze kan worden verholpen;
c.
de melding betrekking heeft op een storing die eerder is behandeld op grond van deze regeling en er geen sprake is van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden;
d.
het apparaat dat storing ondervindt, indien voorgeschreven, niet voorzien is van een CE-markering;
e.
een ongestoorde ontvangst, in geval van meldingen over storing in de ontvangst van omroepzenders, naar het oordeel van de minister, mede gelet op de plaats van de betrokken ontvanginrichting en de betrokken omroepzenders, niet mag worden verwacht;
f.
de storingsmelding betrekking heeft op omroepontvangst in voer- of vaartuigen;
g.
de storing zich buiten het Nederlandse grondgebied of het Nederlandse continentale plat voordoet, afkomstig van uitrusting werkzaam op Nederlands grondgebied of het Nederlandse continentale plat en de storingsmelding niet afkomstig is van een buitenlandse toezichthouder;
h.
naar het oordeel van de minister geen ongestoorde werking van de uitrusting kan worden verwacht gezien de locatie waar en de omstandigheden waaronder de uitrusting wordt gebruikt;
i.
de melding betrekking heeft op gestoorde ontvangst door uitrusting die is aangesloten op een draadgebonden elektronisch communicatienetwerk en er geen onderzoek door de beheerder van het communicatienetwerk heeft plaatsgevonden.
2
Indien een storingsmelding niet in behandeling wordt genomen, wordt hiervan aan degene die de storingsmelding heeft gedaan onder opgave van redenen binnen twee weken na ontvangst van de melding mededeling gedaan.
§
3
Onderzoek aan uitrusting en afdoening storingsmelding
Artikel
4
1
Indien de storingsmelding in behandeling wordt genomen, wordt nagegaan op welke frequenties of frequentiebanden de storing optreedt en wordt een onderzoek aan de uitrusting die storing ondervindt of de uitrusting die storing veroorzaakt of aan beide uitrustingen, ingesteld. Bij dit onderzoek wordt voor zover nodig nagegaan of:
a.
aan de administratieve eisen, die worden gesteld met betrekking tot het voldoen van de uitrusting aan de beschermingseisen, is voldaan;
b.
de uitrusting geen constructiefouten of andere gebreken vertoont die problemen in de werking van de uitrusting kunnen veroorzaken;
c.
de uitrusting aan de beschermingseisen voldoet;
d.
het gebruik van de uitrusting geschiedt in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing en de bij of krachtens de Telecommunicatiewet gestelde regels;
e.
in geval de uitrusting voorzien is van een (richt)antenne of een geïntegreerde antenne, deze antenne onderscheidenlijk de uitrusting zodanig is opgesteld dat een optimale ontvangst mogelijk is.
2
Bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, onder c, worden zoveel mogelijk de meetmethodes gehanteerd die onderdeel uitmaken van de geharmoniseerde normen.
3
Indien bij het gebruik van de uitrusting gebruik wordt gemaakt van antennes, kabels, versterkers, transformatoren, filters en andere hulpmiddelen zijn deze geschikt en van voldoende kwaliteit voor de gewenste frequentie en toepassing en op de juiste wijze aangesloten. Gebruikte hulpmiddelen vertonen geen constructiefouten of andere gebreken.
4
Naar aanleiding van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt een rapport van bevindingen opgemaakt.
Indien de uitrusting die de storing veroorzaakt, voldoet aan artikel 4, eerste lid, onder a, b, c en d, zal geen verdere behandeling van de storingsmelding plaatsvinden.
3
Indien uit het onderzoek blijkt dat de uitrusting die de storing veroorzaakt niet voldoet aan artikel 4, eerste lid, onder a, b, c, of d, kan de minister de houder van de uitrusting waarmee de storing wordt veroorzaakt, aanwijzingen geven maatregelen te nemen die de storing verhelpen. De houder volgt de aanwijzingen op.
4
Behalve door afdoening van de storingsmelding overeenkomstig de voorgaande leden wordt de behandeling van de storingsmelding beëindigd indien:
a.
degene die de storing heeft gemeld de melding intrekt;
b.
degene die de storing heeft gemeld of ondervindt onvoldoende medewerking verleent;
c.
de storing zich niet meer voordoet;
d.
de kosten van de behandeling van de storingsmelding, naar het oordeel van de minister, niet in verhouding staan tot het belang dat degene die de storing ondervindt bij de opheffing van de storing heeft;
e.
het een storing betreft die internationaal is afgestemd of overeengekomen tussen landen als bedoeld in de onderdelen 1.167 en 1.168 van het Radioreglement;
f.
blijkt dat de storingsmelding in strijd met artikel 3, eerste lid, in behandeling is genomen.
5
Van de beëindiging van de behandeling van de storingsmelding wordt door het Agentschap Telecom aan degene die de storing heeft gemeld onder vermelding van de resultaten van het onderzoek naar de storingsmelding, mededeling gedaan.
§
4
Wijziging in andere regelingen
Artikel
6
Wijzigt de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2008.
Artikel
7
Wijzigt de Regeling elektromagnetische compatibiliteit 2007.