Besluit van 30 november 2009, houdende regels ter uitvoering van de milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn water (Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009)

Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 maart 2009, nr. BJZ2009022292, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op:
  • richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327);

  • richtlijn nr. 2006/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 februari 2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (PbEU L 64);

  • richtlijn nr. 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PbEU L 372), en

De Raad van State gehoord (advies van 3 september 2009, no. W08.09.0109/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 26 november 2009, nr. BJZ2009063271, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

§

2

Oppervlaktewater

Artikel

4

Artikel

5

Een oppervlaktewaterlichaam verkeert in een goede chemische toestand indien overeenkomstig het monitoringsprogramma is vastgesteld dat is voldaan aan de Europese milieukwaliteitseisen voor water, genoemd in bijlage I bij dit besluit.

Artikel

5a

Bij de vaststelling van het nationale waterplan, het beheerplan voor de rijkswateren, een regionaal waterplan of een beheerplan voor de regionale wateren geldt dat het plan voor elk daarin opgenomen waterlichaam de volgende Europese milieukwaliteitseis voor water verwezenlijkt: de concentratie van een prioritaire stof die de neiging heeft te accumuleren in sediment of in biota is, bepaald overeenkomstig het monitoringsprogramma, aan het eind van de planperiode in sediment en biota niet significant toegenomen.

Artikel

6

§

3

Grondwater

Artikel

7

Artikel

8

Een grondwaterlichaam verkeert in een goede kwantitatieve toestand indien is voldaan aan alle voorwaarden van bijlage V, punt 2.1.2, bij de kaderrichtlijn water.

Artikel

9

Een grondwaterlichaam verkeert in een goede chemische toestand indien overeenkomstig het monitoringsprogramma is vastgesteld dat:

  • a.

    is voldaan aan alle voorwaarden van bijlage V, punt 2.3.2, bij de kaderrichtlijn water en de Europese milieukwaliteitseisen voor water, genoemd in bijlage II, tabellen 1 en 2, bij dit besluit;

  • b.

    in een of meer monitoringspunten niet is voldaan aan een Europese milieukwaliteitseis voor water als bedoeld in onderdeel a, maar gedeputeerde staten door een passend onderzoek overeenkomstig bijlage III bij de grondwaterrichtlijn hebben bevestigd dat is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 4, tweede lid, onderdeel c, en vijfde lid, van die richtlijn.

Artikel

10

§

4

Waterwinlocaties

Artikel

11

Voor de toepassing van artikel 12 wordt onder een waterwinlocatie verstaan een locatie die als zodanig is opgenomen in het beheerplan voor de rijkswateren, indien het rijkswateren betreft, dan wel het regionale waterplan, indien het regionale wateren of grondwater betreft.

Artikel

12

Artikel

12a

Bij de vaststelling van het nationale waterplan, het beheerplan voor de rijkswateren, een regionaal waterplan of een beheerplan voor de regionale wateren geldt dat het plan voor elk daarin opgenomen waterlichaam waarin een waterwinlocatie is gelegen, de volgende Europese milieukwaliteitseis voor water verwezenlijkt: er is geen sprake van een zodanige achteruitgang van de kwaliteit van het waterlichaam, bepaald overeenkomstig het monitoringsprogramma, dat het risico bestaat dat het niveau van zuivering dat bij de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water wordt toegepast, moet worden verhoogd.

§

5

Monitoring

Artikel

13

Artikel

14

Voor de uitvoering van het monitoringsprogramma zijn, ieder voor zover hun bevoegdheid strekt, verantwoordelijk:

Artikel

15

Bij ministeriële regeling kunnen met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de kaderrichtlijn water, in het bijzonder bijlage V, paragraaf 1.2.6, bij die richtlijn, de grondwaterrichtlijn, de drinkwaterrichtlijn en de richtlijn prioritaire stoffen regels worden gesteld met betrekking tot de onderdelen van het monitoringsprogramma die zijn vermeld in artikel 13, eerste lid.

Artikel

16

§

6

Overige bepalingen

Artikel

17

Artikel

18

Een wijziging van de kaderrichtlijn water krachtens artikel 20 van de richtlijn, een wijziging van de grondwaterrichtlijn krachtens artikel 8 van de richtlijn of een wijziging van de richtlijn prioritaire stoffen krachtens artikel 3 van de richtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel

20

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

21

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. M. Cramer
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. C. Huizinga-Heringa
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

I

Europese milieukwaliteitseisen voor water voor prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen

In de kolommen zijn achtereenvolgens aangegeven:

  • 1.

    het nummer van de prioritaire stof in de kaderrichtlijn water en de richtlijn prioritaire stoffen

  • 2.

    het CAS-nummer (zie noot 1)

  • 3.

    het EU-nummer (zie noot 2)

  • 4.

    de naam van de prioritaire stof en de aanwijzing van prioritaire stoffen als prioritaire gevaarlijke stof (voor de desbetreffende stof aangeduid met (X)). Wanneer groepen van stoffen zijn geselecteerd, worden, tenzij anders vermeld, typische voorbeelden daarvan gebruikt bij het bepalen van de milieukwaliteitseisen.

  • 5 en 6.

    JG-MKE: Europese milieukwaliteitseis voor water, uitgedrukt als jaargemiddelde (JG) in de eenheid [μg/l]. Deze is van toepassing op de totale concentratie van alle isomeren. Bij de toepassing van de JG-MKE geldt dat voor elk representatief monitoringspunt voor het waterlichaam het rekenkundig gemiddelde van de op verschillende tijdstippen in de loop van het jaar gemeten concentraties niet boven de norm ligt. De JG-MKE wordt uitgedrukt als de totale concentratie in het volledige watermonster. De berekening van het rekenkundig gemiddelde, de te gebruiken analysemethode en de wijze waarop een MKE wordt toegepast indien geen passende analysemethode bestaat die voldoet aan de minimale prestatiekenmerken, geschieden in overeenstemming met uitvoeringsinstrumenten houdende technische specificaties voor de chemische controle en kwaliteit van analytische resultaten overeenkomstig de kaderrichtlijn water.

    In afwijking van het voorgaande hebben de JG-MKE voor cadmium, lood, kwik en nikkel (metalen) betrekking op de opgeloste concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 μm of een gelijkwaardige voorbehandeling. In het monitoringsprogramma kan worden bepaald dat bij toetsing van de resultaten van de monitoring aan de JG-MKE een correctie kan worden toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met:

    • a)

      natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun verbindingen, indien deze de naleving van de milieukwaliteitseisen beletten, en

    • b)

      de hardheid, de pH of andere waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden, waarbij de biobeschikbare concentratie wordt bepaald met behulp van passende biobeschikbaarheidsmodel.

  • 7 en 8.

    MAC-MKE: Europese milieukwaliteitseis voor water, uitgedrukt als maximaal aanvaardbare concentratie (MAC) in de eenheid [μg/l]. Bij de toepassing van de MAC-MKE geldt dat voor elk representatief monitoringspunt voor het waterlichaam geen enkele gemeten concentratie boven de norm ligt. Wanneer voor de MAC-MKE «nvt» (niet van toepassing) wordt aangegeven, worden de JG-MKE-waarden verondersteld bescherming te bieden tegen kortdurende verontreinigingspieken in continue lozingen, aangezien deze aanzienlijk lager zijn dan de op basis van de acute toxiciteit afgeleide waarde. De MAC-MKE wordt uitgedrukt als de totale concentratie in het volledige watermonster. In afwijking van het voorgaande hebben de MAC-MKE voor cadmium, lood, kwik en nikkel (metalen) betrekking op de opgeloste concentratie. Dit is de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 μm of een gelijkwaardige voorbehandeling. In het monitoringsprogramma kan worden bepaald dat bij toetsing van de resultaten van de monitoring aan de MAC-MKE een correctie kan worden toegepast, waarbij rekening wordt gehouden met:

    • a)

      natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen en hun verbindingen, indien deze de naleving van de milieukwaliteitseisen beletten, en

    • b)

      de hardheid, de pH of andere waterkwaliteitsparameters die de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden, waarbij de biobeschikbare concentratie wordt bepaald met behulp van passende biobeschikbaarheidsmodel.

  • 9.

    MKE Biota: Europese milieukwaliteitseis voor water voor biota, uitgedrukt in de eenheid [μg/kg nat gewicht]

  • 10.

    datum van realisatie van de milieukwaliteitseis voor water voor de prioritaire stof: 22 december 2015 (voor de desbetreffende stof aangeduid met X)

  • 11.

    datum van realisatie van de milieukwaliteitseis voor water voor de prioritaire stof: 22 december 2021 (voor de desbetreffende stof aangeduid met X)

  • 12.

    datum van realisatie van de milieukwaliteitseis voor water voor de prioritaire stof: 22 december 2027 (voor de desbetreffende stof aangeduid met X)

1

15972-60-8

240-110-8

Alachloor

0,3

0,3

0,7

0,7

X

2

120-12-7

204-371-1

Anthraceen (X)

0,1

0,1

0,4

0,4

X

0,1

0,1

0,1

0,1

X

3

1912-24-9

217-617-8

Atrazine

0,6

0,6

2,0

2,0

X

4

71-43-2

200-753-7

Benzeen

10

8

50

50

X

5

32534-81-9

Gebromeerde diphenylethers (5) (X)(4)

0,0005

0,0002

nvt

nvt

X

0,14

0,014

0,0085

X

6

7440-43-9

231-152-8

Cadmium en cadmiumverbindingen

(afhankelijk van de waterhardheidsklasse)(6)(X)

≤ 0,08 (Klasse 1)

0,08 (Klasse 2)

0,09 (Klasse 3)

0,15 (Klasse 4)

0,25 (Klasse 5)

0,2

≤ 0,45 (Klasse 1)

0,45 (Klasse 2)

0,6 (Klasse 3)

0,9 (Klasse 4)

1,5 (Klasse 5)

≤ 0,45 (Klasse 1)

0,45 (Klasse 2)

0,6 (Klasse 3)

0,9 (Klasse 4)

1,5 (Klasse 5)

X

6a

56-23-5

Tetrachloorkoolstof (7)

12

12

nvt

nvt

X

7

85535-84-8

287-476-5

C-1013-Chlooralkanen(8) (X)

0,4

0,4

1,4

1,4

X

8

470-90-6

207-432-0

Chlorfenvinfos

0,1

0,1

0,3

0,3

X

9

2921-88-2

220-864-4

Chlooryrifos

(Chloorpyrifos-ethyl)

0,03

0,03

0,1

0,1

X

9a

309-00-2

60-57-1

72-20-8

465-73-6

Cyclodieen pesticiden:

Aldrin(7)

Dieldrin(7)

Endrin(7)

Isodrin(7)

Σ = 0,01

Σ = 0,005

nvt

nvt

X

9b

nvt

DDT totaal(7) (9)

0,025

0,025

nvt

nvt

X

9b

50-29-3

para-para-DDT(7)

0,01

0,01

nvt

nvt

X

10

107-06-2

203-458-1

1,2-dichloorethaan

10

10

nvt

nvt

X

11

75-09-2

200-838-9

Dichloormethaan

20

20

nvt

nvt

X

12

117-81-7

204-211-0

Di(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) (X)(19)

1,3

1,3

nvt

nvt

X

13

330-54-1

206-354-4

Diuron

0,2

0,2

1,8

1,8

X

14

115-29-7

204-079-4

Endosulfan (X)

0,005

0,0005

0,01

0,004

X

15

206-44-0

205-912-4

Fluoranteen

0,1

0,1

1

1

X

0,0063

0,0063

0,12

0,12

30

X

16

118-74-1

204-273-9

Hexachloorbenzeen (X)

0,000026(21)

0,000026(21)

0,05

0,05

10

X

17

87-68-3

201-765-5

Hexachloorbutadieen (X)

0,00055(21)

0,00055(21)

0,6

0,6

55

X

18

608-73-1

210-168-9

Hexachloorcyclohexaan (X)

0,02

0,002

0,04

0,02

X

19

34123-59-6

251-835-4

Isoproturon

0,3

0,3

1,0

1,0

X

20

7439-92-1

231-100-4

Lood en loodverbindingen

7,2

7,2

nvt

nvt

X

1,2(13)

1,3

14

14

X

21

7439-97-6

231-106-7

Kwik en kwikverbindingen (X)

0,00007(21)

0,00007(21)

0,07

0,07

20

X

22

91-20-3

202-049-5

Naftaleen

2,4

1,2

nvt

nvt

X

2

2

130

130

X

23

7440-02-0

231-111-4

Nikkel en nikkelverbindingen

20

20

nvt

nvt

X

4(13)

8,6

34

34

X

24

84852-15-3

nvt

Nonylfenolen (X)(22)

0,3

0,3

2,0

2,0

X

25

104-66-9

nvt

Octylfenolen

(4-(1,1′,3,3′-tetramethylbutyl)- fenol)(15)

0,1

0,01

nvt

nvt

X

26

608-93-5

210-172-0

Pentachloorbenzeen (X)

0,007

0,0007

nvt

nvt

X

27

87-86-5

201-778-6

Pentachloorfenol

0,4

0,4

1

1

X

28

nvt

nvt

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK)(11) (16)(X)

nvt

nvt

nvt

nvt

28

50-32-8

Benzo(a)pyreen (X)

1,7 × 10-4

1,7 × 10-4

0,27

0,027

5

X

28

205-99-2

Benzo(b) fluoranteen (X)

(11)

(11)

0,017

0,017

(11)

X

28

207-08-9

Benzo(k) fluoranteen (X)

(11)

(11)

0,017

0,017

(11)

X

28

191-24-2

Benzo(g,h,i)-peryleen (X)

(11)

(11)

8,2 × 10-3

8,2 × 10-4

(11)

X

28

193-39-5

Indeno(1,2,3- cd)pyreen (X)

(11)

(11)

nvt

nvt

(11)

X

29

122-34-9

204-535-2

Simazine

1

1

4

4

X

29a

127-18-4

Tetrachloorethyleen(7)

10

10

nvt

nvt

X

29b

79-01-6

Trichloorethyleen(7)

10

10

nvt

nvt

X

30

36643-28-4

nvt

Tributyltin verbindingen (X)(17)

0,0002

0,0002

0,0015

0,0015

X

31

12002-48-1

234-413-4

Trichloorbenzenen

0,4

0,4

nvt

nvt

X

32

67-66-3

200-663-8

Trichloormethaan (chloroform)

2,5

2,5

nvt

nvt

X

33

1582-09-8

216-428-8

Trifluralin (X)(19)

0,03

0,03

nvt

nvt

X

34

115-32-2

204-082-0

Dicofol (X)(19)

1,3 10-3

3,2 10-5

nvt(10)

nvt(10)

33

X

35

1763-23-1

217-179-8

Perfluoroctaan sulfonzuur en zijn derivaten (PFOS) (X)(19)

6,5 10-4

1,3 10-4

36

7,2

9,1

X

36

124495-18-7

nvt

Quinoxyfen (X)(19)

0,15

0,015

2,7

0,54

X

37

(18)

nvt

Dioxinen en dioxineachtige verbindingen (X)

nvt

nvt

Som van PCDD+PCDF+PCB-DL

0,0065 μg.kg-1 TEQ(14)

X

38

74070-46-5

277-704-1

Aclonifen

0,12

0,012

0,12

0,012

X

39

42576-02-3

255-894-7

Bifenox

0,012

0,0012

0,04

0,004

X

40

28159-98-0

248-872-3

Cybutryne

0,0025

0,0025

0,016

0,016

X

41

52315-07-8

257-842-9

Cypermethrin(23)

8 10-5

8 10-6

6 10-4

6 10-5

X

42

62-73-7

200-547-7

Dichloorvos

6 10-4

6 10-5

7 10-4

7 10-5

X

43

nvt

Hexabroomcyclododecaan (HBCDD) (X(19))(20)

0,0016

0,0008

0,5

0,05

167

X

44

76-44-8 / 1024-57-3

200-962-3 / 213-831-0

Heptachloor en heptachloorepoxide (X(19))

2 10-7

1 10-8

3 10-4

3 10-5

6,7 10-3

X

45

886-50-0

212-950-5

Terbutryn

0,065

0,0065

0,34

0.034

X

Noten

(1) CAS: Chemical Abstract Services.

(2) EU-nummer: Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (EINECS) of de Europese lijst van chemische stoffen waarvan kennisgeving is gedaan (ELINCS).

(3) Landoppervlaktewateren omvatten rivieren en meren en de bijbehorende kunstmatige of sterk veranderde waterlichamen.

Andere oppervlaktewateren omvatten kust- en overgangswateren, inclusief hiervan afgeleide kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen.

(4) Alleen tetra-, penta-, hexa- en heptabroomdifenylether (respectievelijk CAS-nummers 40088-47-9, 32534-81-9, 36483-60-0, 68928-80-3).

(5) Voor de groep prioritaire stoffen die vallen onder gebromeerde difenylethers (nr. 5) verwijst de MKE naar de som van de concentraties voor de congeneren nr. 28, 47, 99, 100, 153 en 154.

(6) Voor cadmium en zijn verbindingen (nr. 6) hebben de JG-MKE en MAC-MKE betrekking op de opgeloste concentraties en zijn de MKE-waarden afhankelijk van de hardheid van het water, ingedeeld in vijf klassen (klasse 1: < 40 mg CaCO3 /l, klasse 2: 40 tot < 50 mg CaCO3 /l, klasse 3: 50 tot < 100 mg CaCO3 /l, klasse 4: 100 tot < 200 mg CaCO3 /l en klasse 5: ≥ 200 mg CaCO3 /l).

(7) Deze stof is geen prioritaire stof, maar een van de andere verontreinigende stoffen waarvoor de MKN identiek zijn aan die welke zijn vastgelegd in de wetgeving die vóór 13 januari 2009 van toepassing was.

(8) Er wordt geen indicatieve parameter opgegeven voor deze groep van stoffen. De indicatieve parameters moeten worden bepaald door de analysemethoden.

(9) DDT totaal omvat de som van de isomeren 1,1,1-trichloor2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 50-29-3), EU-nummer 200- 024-3); 1,1,1-trichloor-2-(o-chloorfenyl)-2-(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 789-02-6); EU-nummer 212-332-5); 1,1-dichloor2,2- bis(p-chloorfenyl)ethyleen (CAS-nummer 72-55-9); EU-nummer 200-784-6); en 1,1-dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 72-54-8); EU-nummer 200-783-0).

(10) Er is onvoldoende informatie beschikbaar om een MAC-MKE vast te stellen voor deze stoffen.

(11) Voor de groep prioritaire stoffen die onder polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) vallen, is de vermelde biota- MKE en de overeenkomstige JG-MKE voor water de concentratie van benzo(a)pyreen; beide MKE zijn op de toxiciteit van benzo(a)pyreen gebaseerd. Benzo(a)pyreen kan beschouwd worden als een marker voor andere PAK en derhalve dient voor de vergelijking met biota-MKE en de overeenkomstige JG-MKE in water alleen benzo(a)pyreen te worden gemonitord.

(12) Tenzij anders vermeld, gelden de biota-MKE voor vissen. In plaats daarvan kan een alternatieve biotataxon of een andere matrix worden gemonitord, voor zover de toegepaste MKE een gelijkwaardig beschermingsniveau biedt. Voor de stoffen met nummer 15 (fluorantheen) en 28 (PAK’s), gelden de biota-MKE voor schelp- en weekdieren. Voor de beoordeling van de chemische toestand is de monitoring van fluoranteen en PAK in vissen niet geschikt. Voor stof nummer 37 (dioxinen en dioxineachtige verbindingen) gelden de biota-MKE voor vissen, schelp- en weekdieren; zie afdeling 5.3 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1259/2011 van de Commissie van 2 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten voor dioxinen, dioxineachtige pcb’s en niet-dioxineachtige pcb’s in levensmiddelen (PB L 320 van 3.12.2011, blz. 18).

(13) Deze MKN hebben betrekking op de biologisch beschikbare concentraties van de stoffen.

(14) PCDD’s: polychloordibenzo-p-dioxinen; PCDF’s: polychloordibenzofuranen; PCB-DL: dioxineachtige polychloorbifenylen; TEQ’s: toxische equivalenten, overeenkomstig de toxische-equivalentiefactoren (2005) van de Wereldgezondheidsorganisatie.

(15) Octylfenol (CAS 1806-26-4, EU 217-302-5) met inbegrip van isomeer 4-(1,1’,3,3’-tetramethylbutyl)-fenol (CAS 140-66-9, EU 205- 426-2).

(16) Met inbegrip van benzo(a)pyreen (CAS 50-32-8, EU 200-028-5), benzo(b)fluoranteen (CAS 205-99-2, EU 205-911-9), benzo(g,h,i)peryleen (CAS 191-24-2, EU 205-883-8), benzo(k)fluoranteen (CAS 207-08-9, EU 205-916-6), indeno(1,2,3-cd)pyreen (CAS 193-39-5, EU 205-893-2) en met uitzondering van antraceen, fluoranteen en naftaleen, die afzonderlijk worden vermeld.

(17) Met inbegrip van tributyltin-kation (CAS 36643-28-4).

(18) Dit betreft de volgende verbindingen: 7 polychloordibenzo-p-dioxinen (PCDD’s): 2,3,7,8-T4CDD (CAS 1746-01-6), 1,2,3,7,8-P5CDD (CAS 40321-76-4), 1,2,3,4,7,8- H6CDD (CAS 39227-28-6), 1,2,3,6,7,8-H6CDD (CAS 57653-85-7), 1,2,3,7,8,9-H6CDD (CAS 19408-74-3), 1,2,3,4,6,7,8-H7CDD (CAS 35822-46-9), 1,2,3,4,6,7,8,9-O8CDD (CAS 3268-87-9) 10 polychloordibenzofuranen (PCDF’s): 2,3,7,8-T4CDF (CAS 51207-31-9), 1,2,3,7,8-P5CDF (CAS 57117-41-6), 2,3,4,7,8-P5CDF (CAS 57117-31-4), 1,2,3,4,7,8-H6CDF (CAS 70648-26-9), 1,2,3,6,7,8-H6CDF (CAS 57117-44-9), 1,2,3,7,8,9-H6CDF (CAS 72918- 21-9), 2,3,4,6,7,8-H6CDF (CAS 60851-34-5), 1,2,3,4,6,7,8-H7CDF (CAS 67562-39-4), 1,2,3,4,7,8,9-H7CDF (CAS 55673-89-7), 1,2,3,4,6,7,8,9-O8CDF (CAS 39001-02-0) 12 dioxineachtige polychloorbifenylen (DL-PCB): 3,3’,4,4’-T4CB (PCB 77, CAS 32598-13-3), 3,3’,4’,5-T4CB (PCB 81, CAS 70362- 50-4), 2,3,3’,4,4’-P5CB (PCB 105, CAS 32598-14-4), 2,3,4,4’,5-P5CB (PCB 114, CAS 74472-37-0), 2,3’,4,4’,5-P5CB (PCB 118, CAS 31508-00-6), 2,3’,4,4’,5’-P5CB (PCB 123, CAS 65510-44-3), 3,3’,4,4’,5-P5CB (PCB 126, CAS 57465-28-8), 2,3,3’,4,4’,5-H6CB (PCB 156, CAS 38380-08-4), 2,3,3’,4,4’,5’-H6CB (PCB 157, CAS 69782-90-7), 2,3’,4,4’,5,5’-H6CB (PCB 167, CAS 52663 72-6), 3,3’,4,4’,5,5’-H6CB (PCB 169, CAS 32774-16-6), 2,3,3’,4,4’,5,5’-H7CB (PCB 189, CAS 39635-31-9).

(19) Deze stoffen zijn met ingang van 22 december 2015 voor het eerst aangewezen als prioritaire gevaarlijke prioritaire stof.

(20) Dit betreft 1,3,5,7,9,11-hexabroomcyclododecaan (CAS 25637-99-4), 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan (CAS 3194-55-6), α- hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-50-6), β-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-51-7) en γ-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-52-8).

(21) Voor deze stof heeft Nederland met het oog op het toezicht op de naleving van de milieukwaliteitseis voor biota, met inachtneming van artikel 3, derde lid, van de richtlijn prioritaire stoffen, een waarde voor de concentratie van de stof in oppervlaktewater afgeleid, waarmee hetzelfde niveau van bescherming wordt geboden dat is beoogd met de milieukwaliteitseis voor biota. Voor kwik- en zijn verbindingen (21) hebben de JG-MKE en MAC-MKE betrekking op de opgeloste concentraties. Op de in de tabel opgenomen JG-MKE mag geen correctie voor de natuurlijke achtergrondconcentratie worden toegepast.

(22) Nonylfenol (CAS 25154-52-3, EU 246-672-0) met inbegrip van isomeren 4-nonylfenol (CAS 104-40-5, EU 203-199-4) en 4- nonylfenol (vertakt) (CAS 84852-15-3, EU 284-325-5).

(23) CAS 52315-07-8 betreft een mengsel van isomeren van cypermethrin, alpha-cypermethrin (CAS 67375-30-8), bèta-cypermethrin (CAS 65731-84-2), theta-cypermethrin (CAS 71697-59-1) en zèta-cypermethrin (52315-07-8).

Bijlage

II

bij het Besluit kwaliteitseisen monitoring water 2009

Tabel

1

Europees vastgestelde grondwaterkwaliteitsnormen voor de goede chemische toestand van grondwaterlichamen

De volgende Europese milieukwaliteitseisen voor water hebben betrekking op grondwaterlichamen. Zij zijn vastgesteld ter implementatie van de grondwaterkwaliteitsnormen die zijn opgenomen in bijlage I bij de grondwaterrichtlijn.

Nitraten

50 mg/l

Werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de relevante omzettings-, afbraak- en reactieproducten daarvan1

0,1 μg/l

0,5 μg/l (totaal)2

1 Onder «bestrijdingsmiddelen» wordt verstaan: gewasbeschermingsmiddelen en biociden als omschreven in artikel 2 van richtlijn 91/414/EEG, respectieveling artikel 2 van richtlijn 98/8/EG.

2 Onder «totaal» wordt verstaan: de som van alle tijdens de monitoringprocedure opgespoorde en gekwantificeerde afzonderlijke bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van de relevante omzettings-, afbraak- en reactieproducten daarvan.

Tabel

2

Nationaal vastgestelde drempelwaarden voor de goede chemische toestand van grondwaterlichamen

De volgende Europese milieukwaliteitseisen voor water hebben betrekking op grondwaterlichamen. Zij zijn door Nederland als drempelwaarden ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, onder b, en zesde lid, van de grondwaterrichtlijn vastgesteld, rekening houdend met bijlage VIII bij de kaderrichtlijn water, met inachtneming van de richtsnoeren, bedoeld in bijlage II, deel A, van die richtlijn en rekening houdend met de minimumlijsten, bedoeld in deel B van genoemde bijlage.

NLGW0001

Zand Eems

Zand

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0008

Zout Eems

Zout

Brak&zout

20

18,7

0,35

7,4

6,9

NLGW0002

Zand Rijn-Noord

Zand

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0007

Zout Rijn-Noord

Zout

Brak&zout

20

18,7

0,35

7,4

6,9

NLGW0009

Deklaag Rijn-Noord

Deklaag

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0015

Wadden Rijn-Noord

Duin

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0004

Zand Rijn-Midden

Zand

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0003

Zand Rijn-Oost

Zand

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0010

Deklaag Rijn-Oost

Deklaag

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0005

Zand Rijn-West

Zand

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0011

Zout Rijn-West

Zout

Brak&zout

20

18,7

0,35

7,4

6,9

NLGW0012

Deklaag Rijn- West

Deklaag

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0016

Duin Rijn-West

Duin

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0006

Zand Maas

Zand

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0013

Zout Maas

Zout

Brak&zout

20

18,7

0,35

7,4

6,9

NLGW0017

Duin Maas

Duin

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGW0018

Maas-Slenk-diep

nvt

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

NLGW0019

Krijt Zuid-Limburg

nvt

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGWSC0001

Zoet grondwater duingebieden

Duin

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGWSC0002

Zoet grondwater dekzand

Zand

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGWSC0003

Zoet grondwater kreekgebieden

nvt

Zoet

160

20

13,2

0,35

7,4

2,0

NLGWSC0004

Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Zout

Brak&zout

20

18,7

0,35

7,4

6,9

NLGWSC0005

Grondwater diepe zandlagen

nvt

Brak&zout

20

18,7

0,35

7,4

Bijlage

III

Europese milieukwaliteitseisen voor oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water

De volgende Europese milieukwaliteitseisen voor water hebben betrekking op oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water.

Zuurgraad

7,0-9,0

pH

Kleurintensiteit

50

mg/l

Gesuspendeerde stoffen

50

mg/l

Temperatuur

25

°C

Geleidingsvermogen voor elektriciteit

80

mS/m bij 20°C

Chloride

150

mg/l Cl

Sulfaat

100

mg/l SO4

Fluoride

1

mg/l F

Ammonium

1,5

mg/l NH4

Nitraat

50

mg/l NO3

Fosfaat

0,9

mg/l PO4

Zuurstof opgelost

≥ 5

mg/l O2

Natrium

120

mg/l

IJzer opgelost

0,3

mg/l

Mangaan

500

μg/l

Koper

50

μg/l

Zink

200

μg/l

Boor

1.000

μg/l

Arseen

20

μg/l

Cadmium

1,5

μg/l

Chroom (totaal)

20

μg/l

Lood

30

μg/l

Seleen

10

μg/l

Kwik

0,3

μg/l

Barium

200

μg/l

Cyanide

50

μg/l CN

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

1

μg/l

1

Gewasbeschermingsmiddelen, biociden en hun humaantoxicologisch relevante afbraakproducten per afzonderlijke stof

0,1

μg/l

1, 2

Bacteriën van de coligroep (totaal)

2.000

aantal per 100 ml

Escherichia coli

2.000

aantal per 100 ml

Enterococcen

1.000

aantal per 100 ml

Noten

  • 1.

    Voor deze groepsparameter wordt in het monitoringsprogramma gespecificeerd welke stoffen gemeten dienen te worden.

  • 2.

    Voor afbraakproducten van gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt onderscheid gemaakt op basis van humaantoxicologische relevantie. De Europese milieukwaliteitseis voor water van 0,1 μg/l geldt alleen voor humaantoxicologisch relevante afbraakproducten.