Wet van 4 maart 2010 tot wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen)

Wijzigingswet Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet op de architectentitel om te vormen tot een krachtiger kwaliteitsinstrument door beroepservaring te eisen voor de inschrijving in het architectenregister en de bij- en nascholing uit te breiden tot stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten en voorts om het zelfstandig bestuursorgaan op privaatrechtelijke grondslag, de Stichting bureau architectenregister, in die wet te vervangen door een zelfstandig bestuursorgaan op publiekrechtelijke grondslag, waarop de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wijzigt de Wet op de architectentitel.

Artikel

III

Artikel

IV

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A tot en met E, gaan de vermogensbestanddelen van de Stichting bureau architectenregister onder algemene titel over op het bureau. De overgang van de vermogensbestanddelen wordt niet fiscaal belast.

Artikel

V

Archiefbescheiden van de Stichting bureau architectenregister betreffende zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A tot en met E, nog niet zijn afgedaan, worden overgedragen aan het bureau, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel

VI

Artikel

VII

Artikel

VIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, de onderdelen daarvan of de daarin opgenomen bepalingen verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. C. Huizinga-Heringa
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin