Wet van 17 mei 2010, houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet bescherming persoonsgegevens BES)

Wet bescherming persoonsgegevens BES

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is dat met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitvoering wordt gegeven aan artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Hoofdstuk

2

Voorwaarden voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens

Paragraaf

1

De verwerking van persoonsgegevens in het algemeen

Artikel

6

Persoonsgegevens worden in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerkt.

Artikel

7

Persoonsgegevens worden voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden verzameld.

Artikel

8

Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien:

  • a.

    de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend;

  • b.

    de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst;

  • c.

    de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is;

  • d.

    de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene;

  • e.

    de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of

  • f.

    de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

De verantwoordelijke legt passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau, gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van te beschermen gegevens met zich meebrengen. De maatregelen zijn er mede op gericht onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.

Artikel

14

Paragraaf

2

De verwerking van bijzondere persoonsgegevens

Artikel

16

De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf. Hetzelfde geldt voor strafrechtelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag.

Artikel

17

Artikel

18

Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands ras te verwerken, bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt:

  • a.

    met het oog op de identificatie van de betrokkene en slechts voor zover dit voor dit doel onvermijdelijk is;

  • b.

    met het doel personen van een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep een bevoorrechte positie toe te kennen ten einde feitelijke nadelen verband houdende met de grond ras op te heffen of te verminderen en slechts indien:

    • 1°.

      dit voor dat doel noodzakelijk is;

    • 2°.

      de gegevens slechts betrekking hebben op het geboorteland van de betrokkene, van diens ouders of grootouders, dan wel op andere, bij wet vastgestelde criteria, op grond waarvan op objectieve wijze vastgesteld kan worden of iemand tot een minderheidsgroep als bedoeld in de aanhef van onderdeel b behoort, en

    • 3°.

      de betrokkene daartegen geen schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Hoofdstuk

3

Informatieverstrekking aan de betrokkene

Artikel

25

Artikel

26

Hoofdstuk

4

Rechten van de betrokkene

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Hoofdstuk

5

Uitzonderingen en beperkingen

Artikel

35

De verantwoordelijke kan de artikelen 9, eerste lid, 25, 26 en 27 buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van:

  • a.

    de veiligheid van de staat;

  • b.

    de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten;

  • c.

    gewichtige economische en financiële belangen van de staat en andere openbare lichamen;

  • d.

    het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften die zijn gesteld ten behoeve van de belangen, bedoeld onder b en c, of

  • e.

    de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.

Artikel

36

Hoofdstuk

6

Rechtsbescherming

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Hoofdstuk

7

Gegevensverkeer met landen buiten de Europese Unie

Artikel

42

Artikel

43

Hoofdstuk

8

Toezicht

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Aan de leden van de commissie wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister, ontslag verleend:

  • a.

    op verzoek van de betrokkene;

  • b.

    wanneer de betrokkene uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is om zijn functie te vervullen;

  • c.

    bij verlies van het Nederlanderschap;

  • d.

    wanneer betrokkene bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

  • e.

    wanneer betrokkene ingevolge onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld.

Artikel

47

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de vergoeding alsmede de overige rechten en plichten die betrekking hebben op de rechtspositie van de leden van de commissie.

Artikel

48

De commissie beschikt te harer ondersteuning over een secretariaat, waarvan de ambtenaren door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Minister, gehoord de voorzitter, worden benoemd, geschorst of ontslagen.

Artikel

49

Onze Minister kan de commissie om advies vragen over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens in de openbare lichamen.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

De commissie stelt jaarlijks vóór 1 september een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en de doeltreffendheid van haar werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel

53

De commissie verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitvoering van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de invulling van zijn taak nodig is.

Artikel

54

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde, voor zover daarin niet bij wet is voorzien.

Slotbepalingen

Artikel

55

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

56

Artikel

57

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

58

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming persoonsgegevens BES.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie,MinistervanBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, E. M. H. Hirsch Ballin
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin