Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 augustus 2010, nr. 145464, houdende voorschriften inzake diervoeders (Regeling diervoeders 2010)
Regeling diervoeders 2012
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op:
–
Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);
–
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);
–
Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273)
–
Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);
–
Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levenmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268);
–
Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PbEU L 268);
–
Verordening (EG) nr. 882/2004 van Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU 2004, 191);
–
Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU 2005, 35);
–
Verordening (EG) nr. 470/2009: verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 152/11);
–
Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PbEU L 194);
Richtlijn nr. 82/475/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juni 1982 tot vaststelling van de categorieën van voedermiddelen die mogen worden gebruikt voor het etiketteren van mengvoeders voor huisdieren (PbEG L 213);
–
Richtlijn nr. 95/53/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding (PbEG L 265);
–
Richtlijn nr. 95/69/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG (PbEG L 332);
–
Richtlijn nr. 98/51/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 juli 1998 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 95/69/EG van de Raad houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding (PbEG L 208);
–
Richtlijn nr. 98/68/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 september 1998 tot vaststelling van het in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 95/53/EG van de Raad bedoelde modeldocument en van controlevoorschriften bij de invoer van diervoeder uit derde landen in de Gemeenschap (PbEG L 261);
–
Richtlijn nr. 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (PbEG L 140);
–
Richtlijn nr. 2008/38/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 2008 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 69);
verordening (EG) nr. 1069/2009: verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PbEU L 300);
b.
verordening (EG) nr. 396/2005: verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PbEU 2005, L 70);
c.
verordening (EU) nr. 37/2010: verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorpsrong (PbEU L 15);
uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793: uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 van de Commissie van 22 oktober 2019 betreffende de tijdelijke verhoging van de officiële controles en noodmaatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit bepaalde derde landen tot uitvoering van de Verordeningen (EU) 2017/625 en (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 669/2009), (EU) nr. 884/2014, (EU) 2015/175, (EU) 2017/186 en (EU) 2018/1660 van de Commissie (PbEU L 11);
f.
verordening (EG) nr. 152/2009:verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PbEU 2009, L 54);
g.
verordening (EU) nr. 2018/848:verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150).
Hoofdstuk
2
Ongewenste stoffen in diervoeders, verboden voedermiddelen en onder beperkingen toegestane middelen en stoffen in biologische diervoeders
Artikel
3
1
Het is eenieder verboden met diervoeders als bedoeld in artikel 3, onder 4, van verordening (EG) nr. 178/2002 een handeling als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, onderdeel a, van de wet, waaronder handelingen als bedoeld in artikel 2.17 van de wet, te verrichten, indien dat diervoeder:
a.
een stof bevat met een gehalte dat een maximumgehalte overschrijdt dat voor eet- of drinkwaren is opgenomen in bijlage II bij de Warenwetregeling residuen van bestrijdingsmiddelen, met betrekking tot eet- of drinkwaren die tevens diervoeder zijn, met uitzondering van een stof waarvoor op grond van artikel 3.2 van het besluit een maximumgehalte geldt;
b.
van zoogdieren afkomstige eiwitten als bedoeld in artikel 7 en bijlage IV van verordening (EG) nr. 999/2001 bevat, tenzij deze eiwitten overeenkomstig die verordening in het diervoeder zijn verwerkt;
c.
niet voldoet aan de artikelen 18, eerste lid, 19 en 20 van verordening (EG) nr. 396/2005;
d.
niet voldoet aan een gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als bedoeld in artikel 11, van verordening (EG) 1069/2009;
e.
een stof bevat met een gehalte dat een maximumwaarde opgenomen in de bijlage, tabel 1, bij verordening (EU) nr. 37/2010 overschrijdt;
f.
een stof bevat die is opgenomen in de bijlage, tabel 2, bij verordening (EU) nr. 37/2010;
g.
een gehalte aan toevoegingsmiddelen als bedoeld in artikel 8 van verordening (EG) nr. 767/2009 bevat;
h.
een middel bevat als bedoeld in bijlage III, hoofdstuk 1, van verordening (EG) nr. 767/2009;
i.
een middel bevat dat is verwerkt of wordt toegepast in strijd met een beperking als bedoeld in bijlage III, hoofdstuk 2, van verordening (EG) nr. 767/2009;
j.
een gehalte bevat dat afwijkt van de toegestane tolerantie, bedoeld in bijlage IV van verordening (EG) nr. 767/2009.
Water dat wordt gebruikt voor het bereiden, bewerken of verwerken van een diervoeder is van voldoende kwaliteit.
4
Indien een handeling met een diervoeder als bedoeld in het eerste lid, aanhef, is toegestaan krachtens een EU-verordening als bedoeld in artikel 1.1 van het besluit of artikel 2 door een besluit van een bevoegde instantie en aan dat besluit voorschriften zijn verbonden, worden deze voorschriften nageleefd door degene op wie dat besluit betrekking heeft.
Artikel
4
Vervallen
Artikel
5
Overeenkomstig artikel 16, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 en indien naar zijn oordeel aan de orde, geeft de minister de bevestiging, bedoeld in bijlage II, deel II, punten 1.9.3.1, onderdeel c, en 1.9.4.2, onderdeel c, van verordening (EU) nr. 2018/848 dat biologische eiwithoudende diervoeders voor varkens en pluimvee niet in voldoende hoeveelheid beschikbaar zijn.
Artikel
6
Vervallen
Hoofdstuk
3
Regels ter uitvoering van communautaire verordeningen
§
1a
Algemene regels ter uitvoering van communautaire verordeningen
Artikel
6a
1
Onverminderd artikel 6.3, tweede lid, van de wet is de minister bevoegd uitvoering te geven aan een voorschrift van een EU-verordening als bedoeld in artikel 2.1 van het besluit dat een tot de overheid behorend orgaan of een door de overheid aangesteld persoon de opdracht geeft, de keuze laat of als ontvanger van informatie aanwijst, indien die uitvoering niet bestaat uit het nemen van een besluit.
2
Het eerste lid is niet van toepassing, indien in deze regeling anders is bepaald.
Het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, zijn niet van toepassing ten aanzien van activiteiten, genoemd in bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, mits is voldaan aan de in die bijlage gestelde voorwaarden.
Voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet zijn de artikelen 4, 5, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 6, eerste en derde lid, 7, eerste lid, 9, eerste en tweede lid, 10, 11, 23, eerste lid, en 24 van de verordening (EG) nr. 183/2005.
Artikel
13a
Als een levering van kleine hoeveelheden aan lokale veehouderijen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 183/2005 wordt aangemerkt een levering in Nederland binnen een jaarlijks totaal van vijf ton geleverde diervoeder.
Artikel
14
Het is eenieder verboden met diervoeders die vallen binnen de werkingssfeer, bedoeld in artikel 2 van verordening (EG) nr. 183/2005, een diervoederbedrijf te exploiteren zonder erkenning of registratie als bedoeld in artikel 9, respectievelijk 10, van verordening (EG) nr. 183/2005.
Artikel
15
Indien een inrichting een activiteit als bedoeld in artikel 10, onder 1, van verordening (EG) nr. 183/2005 verricht, is een erkenning als bedoeld in artikel 14 vereist.
Artikel
16
Indien aan een bedrijf een erkenning voor een activiteit, als bedoeld in artikel 15 is verleend, dan is voor diezelfde activiteit geen registratie, bedoeld in artikel 14, meer nodig.
Artikel
17
Een besluit omtrent erkenning, dan wel wijziging daarvan, wordt genomen binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
Artikel
18
Vervallen
Artikel
19
Vervallen
§
3
Regels ter uitvoering van overige Europese verordeningen
Voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet zijn de artikel 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste lid, 8, 9, 11, 13, 14, eerste en tweede lid, 15, 16, 17, eerste en tweede lid, 18, 19, 20, eerste lid, 22, eerste lid, 23, 24, vijfde lid, tweede volzin, en zesde lid, en 25, vierde lid, van verordening (EG) nr. 767/2009.
Artikel
25
Vervallen
§
4
De aanvraag tot erkenning, registratie of goedkeuring, vereist op grond van Europese verordeningen
Artikel
26
1
De volgende aanvragen worden bij de minister ingediend:
a.
een aanvraag tot erkenning of registratie als bedoeld in artikel 14, dan wel tot wijziging daarvan;
b.
een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 15, dan wel tot wijziging daarvan.
2
Een aanvraag wordt in behandeling genomen nadat de op grond van de Regeling NVWA-tarieven verschuldigde retributie is betaald.
Artikel
27
De houder van een erkenning, registratie of goedkeuring stelt de minister zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand schriftelijk in kennis van wijziging van de volgende gegevens:
a.
naam, adres of zetel van de houder;
b.
naam, adres of zetel van een bedrijf waarop de erkenning, registratie of goedkeuring betrekking heeft;
c.
stopzetting van de activiteit waarop de erkenning, registratie of goedkeuring betrekking heeft;
d.
opheffing van zijn onderneming.
Artikel
28
In een openbaar register, dat ter inzage ligt bij de minister, worden de volgende gegevens vastgelegd:
a.
naam, adres en zetel van de houder van een erkenning of registratie;
b.
naam, adres en zetel van een bedrijf waarop een erkenning of registratie betrekking heeft;
c.
de bij de erkenning of registratie behorende erkennings-, onderscheidenlijk registratienummers.
Hoofdstuk
3a
Monitoring zoönotische salmonella
Artikel
28a
1
De producent van mengvoeders voor pluimvee bemonstert voedermiddelen bij de aanvoer per productielocatie, indien de jaarproductie van die locatie:
a.
ten hoogste 4.000 ton bedraagt: ten minste eenmaal per kwartaal;
b.
ten hoogste 8.000 ton bedraagt: ten minste tweemaal per kwartaal;
c.
ten hoogste 10.000 ton bedraagt: ten minste driemaal per kwartaal;
d.
ten hoogste 20.000 ton bedraagt: ten minste vijfmaal per kwartaal;
e.
ten hoogste 30.000 ton bedraagt: ten minste achtmaal per kwartaal;
f.
ten hoogste 40.000 ton bedraagt: ten minste tienmaal per kwartaal;
g.
meer dan 40.000 ton bedraagt: ten minste 13 maal per kwartaal.
2
Een monster als bedoeld in het eerste lid weegt ten minste 60 gram.
Artikel
28b
1
De producent van mengvoeders voor pluimvee bemonstert van de af te leveren partijen mengvoer van 24 ton die bestemd zijn voor:
a.
vermeerderingsdieren die worden gehouden als grootouderdier of overgrootouderdier: ten minste 50%;
b.
kippen of kalkoenen die worden opgefokt tot andere vermeerderingsdieren dan bedoeld in onderdeel a: ten minste 20%;
c.
kippen of kalkoenen die worden gehouden als vermeerderingsdier: ten minste 10%;
d.
vleeskuikens, leghennen en dieren die worden opgefokt tot leghen: ten minste 5%;
e.
vleeskalkoenen: ten minste 1 op de 30.
2
De leverancier van voedermiddelen die aan pluimveehouderijen worden geleverd, bemonstert van de af te leveren partijen voedermiddelen van 24 ton ten minste 1 op de 30 partijen.
3
De monsters, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden genomen uit de productstroom.
4
In aanvulling op het eerste en tweede lid bemonstert de producent van mengvoeders en de leverancier van voedermiddelen voor pluimvee ten minste elke zes maanden op kritische punten in het productieproces of het logistieke proces, bedoeld in artikel 6 van verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU 2005, L 35).
5
Een monster als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid weegt ten minste 60 gram.
Artikel
28c
1
De producent van mengvoeders die bestemd zijn voor herkauwende dieren, eenhoevigen of varkens neemt uit de productstroom per productielocatie waarvan de jaarproductie:
a.
ten hoogste 4.000 ton bedraagt: ten minste twee monsters per kwartaal;
b.
ten hoogste 6.000 ton bedraagt: ten minste drie monsters per kwartaal;
c.
ten hoogste 8.000 ton bedraagt: ten minste vier monsters per kwartaal;
d.
ten hoogste 10.000 ton bedraagt: ten minste vijf monsters per kwartaal;
e.
ten hoogste 20.000 ton bedraagt: ten minste tien monsters per kwartaal;
f.
ten hoogste 30.000 ton bedraagt: ten minste 15 monsters per kwartaal;
g.
ten hoogste 40.000 ton bedraagt: ten minste 20 monsters per kwartaal;
h.
meer dan 40.000 ton bedraagt: ten minste 25 monsters per kwartaal.
2
Ten minste 50% van de monsters, bedoeld in het eerste lid, worden genomen van mengvoeders.
3
Een monster, bedoeld in het eerste lid, weegt ten minste 60 gram.
Artikel
28d
1
De producent en de leverancier van voedermiddelen die bestemd zijn voor herkauwende dieren, eenhoevigen of varkens nemen per product per toeleverancier een monster van ten minste 60 gram per kwartaal.
2
De producent en de leverancier kunnen ten aanzien van een partij voedermiddelen schriftelijk overeenkomen dat de bemonstering, bedoeld in het eerste lid, door de producent of de leverancier plaatsvindt.
3
Bij seizoensgebonden of incidentele producten start de bemonstering, bedoeld in het eerste lid, bij de eerste lading.
4
Het eerste lid is niet van toepassing, indien:
a.
de zuurtegraad van de voedermiddelen ten hoogste 4,5 pH bedraagt bij spontane melkzuurfermentatie;
b.
de zuurtegraad van de voedermiddelen ten hoogste 4 pH bedraagt, indien organische zuren zijn toegevoegd;
c.
de zuurtegraad van de voedermiddelen ten hoogste 3,5 pH bedraagt, indien anorganische zuren zijn toegevoegd; of
d.
de producent of de leverancier aantoont dat de zuurtegraad voldoende is om salmonella in de voedermiddelen te inactiveren.
Artikel
28e
1
De producent en de leverancier, bedoeld in dit hoofdstuk, laten de monsters onderzoeken in een laboratorium.
2
De producent en de leverancier laten monsters waarin, na onderzoek als bedoeld in het eerste lid, de aanwezigheid van Salmonella is geconstateerd nader onderzoeken op de volgende serotypes:
De producent en de leverancier bewaren de uitslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 28e, gedurende een periode van twee jaar.
2
Geconstateerde aanwezigheid van de serotypes, bedoeld in artikel 28e, tweede lid, wordt onverwijld door de producent of de leverancier aan de minister en de betrokken pluimveehouder doorgegeven.
Hoofdstuk
4
Regels over de in- en uitvoer
Artikel
29
Het is verboden toevoegingsmiddelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 1831/2003, voormengsels als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van verordening (EG) nr. 1831/2003, en diervoeders als bedoeld in artikel 3, onder 4, van verordening (EG) nr. 178/2002, waaronder de substanties, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen b, c, d, en g, van verordening (EG) nr. 1831/2003, in of buiten Nederland te brengen in strijd met het bepaalde in:
a.
artikel 7, bijlage IV en bijlage IX, hoofdstuk D, afdeling B, subonderdeel c, van verordening (EG) nr. 999/2001;
b.
de artikelen 11, 12, 15, eerste lid, 16, 17, eerste lid, 18 en 20 van verordening (EG) nr. 178/2002;
c.
hoofdstuk III van verordening (EG) nr. 1829/2003;
d.
de artikelen 4 en 5 van verordening (EG) nr. 1830/2003;
e.
de artikelen 3, 10, 16, bijlage III van verordening (EG) nr. 1831/2003;
f.
artikel 24 van verordening (EG) nr. 183/2005; en
g.
elke andere EU-rechtshandeling, die bepaalt dat de controles op het voldoen aan de daarin neergelegde voorschriften voor substanties als bedoeld in de aanhef plaatsvinden volgens de bepalingen van verordening (EU) nr. 2017/625;
Toevoegingsmiddelen, voormengsels en diervoeders die afkomstig zijn uit een derde land, gaan vergezeld van:
a.
documenten waaruit de aard, oorsprong en geografische bestemming van de producten blijkt;
b.
een document waarin de aard en de uitkomst van uitgevoerde controles zijn aangegeven en in voorkomend geval de resultaten van laboratoriumonderzoek, ingeval de producten voor het eerst in een lidstaat, niet zijnde Nederland, op het douanegebied van de Europese Economische Ruimte zijn binnengebracht.
2
In de documenten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verwezen naar het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ingeval het laatstgenoemde onderdeel van toepassing is.
3
Het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vergezelt de toevoegingsmiddelen, voormengsels of diervoeders waarop het betrekking heeft tot het tijdstip waarop deze producten in het vrije verkeer worden gebracht.
Artikel
31
Vervallen
Artikel
32
Vervallen
Artikel
33
Vervallen
Artikel
34
Vervallen
Hoofdstuk
5
Regels over retributies
Artikel
35
Vervallen
Artikel
36
Vervallen
Artikel
37
Vervallen
Artikel
38
Vervallen
Artikel
38a
Vervallen
Artikel
39
Vervallen
Artikel
40
Vervallen
Artikel
40a
Vervallen
Artikel
41
Vervallen
Artikel
42
Vervallen
Artikel
43
Vervallen
Artikel
44
Vervallen
Artikel
45
Vervallen
Artikel
46
Vervallen
Artikel
47
Vervallen
Artikel
48
Vervallen
Artikel
49
Vervallen
Artikel
50
Vervallen
Artikel
51
Vervallen
Hoofdstuk
6
Overige bepalingen
§
1
Aanwijzing toevoegingsmiddelen en andere producten als bedoeld in artikel 7 van de wet
Artikel
52
Vervallen
§
2
Aanwijzing toezichthouders en laboratoria
Artikel
53
Vervallen
Artikel
54
Vervallen
Artikel
55
Als instellingen als bedoeld in artikel 10.2 van de wet voor het onderzoek van de door met controle of toezicht belaste ambtenaren genomen monsters worden aangewezen:
a.
RIKILT, instituut voor voedselveiligheid, onderdeel van Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek;
b.
Laboratorium van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;
c.
het Belastingdienst/Douane West/Douane Laboratorium te Amsterdam;
d.
LabCo B.V. te Europoort;
e.
TNO-Voeding te Zeist.
Artikel
56
Als bemonsterings- en analysemethoden als bedoeld in artikel 34, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 2017/625 worden aangemerkt de methoden, genoemd in:
bijlage 2 bij deze regeling, met dien verstande dat deze worden toegepast binnen de toepassingsgebieden en in de titels genoemde onderwerpen in genoemde bijlage.
Artikel
56a
De Minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diervoeders betreffen.
§
3
Aanwijzing schadelijke stoffen
Artikel
57
1
Het is een houder van een dier verboden een diervoeder te vervoederen dat:
a.
een stof bevat in strijd met een voorschrift als bedoeld in artikel 3;
b.
onveilig is of onveilig wordt geacht als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van verordening (EG) nr. 178/2002, onverminderd artikel 20;
c.
in strijd met de algemene verplichting, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) nr. 183/2005, verontreinigingen bevat, onverminderd artikel 13;
d.
in strijd met de goede praktijken voor het voederen van dieren, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, en bijlage III, van verordening (EG) nr. 183/2005, wordt vervoederd aan voedselproducerende dieren, onverminderd artikel 13;
e.
in strijd met etiketteringsvoorschriften als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van verordening (EG) nr. 1831/2003, onverminderd artikel 23.
2
Indien het vervoederen van een diervoeder als bedoeld in het eerste lid, aanhef, is toegestaan krachtens een EU-verordening als bedoeld in artikel 1.1 van het besluit of artikel 2 door een besluit van een bevoegde instantie en aan dat besluit voorschriften zijn verbonden, worden deze voorschriften nageleefd door degene op wie dat besluit betrekking heeft.
Artikel
57a
Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stcrt. 2017/65622.
1
Het verbod van artikel 2.17, eerste lid, van de Wet dieren is van overeenkomstige toepassing op de houder die producent is van koemelk bestemd voor consumptie of verwerking, voor het ontvangen van mengvoeder voor runderen dat gemiddeld tussen 15 november 2017 en 1 januari 2018 meer dan 4,3 gram bruto fosfor per kilogram mengvoeder bevat en waarvan de verhouding tussen het fosfor en ruw eiwit hoger dan 2,2 is.
2
Het eerste lid is niet van toepassing indien gemiddeld over het jaar 2017 in het totale rantsoen aantoonbaar minder dan 3,5 gram bruto fosfor per kilogram droge stof aan runderen is vervoederd.
3
Aantonen dat in 2017 minder dan 3,5 gram bruto fosfor per kilogram droge stof aan runderen is vervoederd, is uitsluitend mogelijk indien:
a.
de houder zich voor 1 december 2017 bij de minister meldt;
b.
de houder de minister machtigt voor inzage en gebruik van gegevens van de houder over het jaar 2017, die zijn opgenomen in de database Kringloopwijzer;
c.
de database Kringloopwijzer kuilanalyses van de houder bevat van het bruto fosforgehalte van het ruwvoer dat in 2017 op het bedrijf aanwezig was, die via geautomatiseerde datakoppelingen door een laboratorium zijn ingelezen;
d.
de gegevens in de database Kringloopwijzer over de hoeveelheden en het bruto fosforgehalte van voeders voor runderen, enkelvoudige voeders, vochtrijke voeders en ruwvoeders, geautomatiseerd worden aangeleverd via datakoppelingen met leveranciers. Indien datakoppelingen niet aanwezig zijn dient een jaaroverzicht van het betreffende geleverde voedermiddel te kunnen worden overlegd om de in de database Kringloopwijzer opgenomen waarden te kunnen onderbouwen.
§
4
Nadere regelen over het gebruik van toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen of een product met een mogelijk ongewenste stof in een proefstadium of voor onderzoeksdoeleinden
Artikel
58
Vervallen
Artikel
59
1
Voor de behandeling van een aanvraag voor toestemming als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1831/2003 is de aanvrager aan de minister een retributie verschuldigd van € 125,00 per uur dat aan de behandeling is besteed.
2
Een aanvraag tot toestemming voor een onderzoek voor wetenschappelijke doeleinden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1831/2003 wordt in behandeling genomen nadat het ingevolge het eerste lid verschuldigde bedrag is voldaan.
Artikel
60
Bij een aanvraag als bedoeld in artikel 59 wordt een dossier gevoegd dat is samengesteld overeenkomstig de richtsnoeren, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1831/2003.
Artikel
60a
1
De minister kan toestemming verlenen voor een proefneming met een product dat mogelijk een ongewenste stof bevat voor de vaststelling van een verhoogd gehalte, een maximumgehalte of een actiedrempel als bedoeld in artikel 4, tweede lid, eerste alinea, van richtlijn nr. 2002/32/EG.
2
De minister draagt bij het verlenen van een toestemming als bedoeld in het eerste lid, zorg voor toepassing van artikel 4, tweede lid, tweede alinea, van richtlijn nr. 2002/32/EG.
3
Het is verboden in strijd te handelen met aan een toestemming verbonden voorschriften.
§
5
Verrichtingen op verzoek
Artikel
61
1
Een aanvraag tot het doen van verrichtingen op verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de minister, onder vermelding van:
a.
de soorten te verrichten bedrijfsactiviteiten;
b.
de soorten en hoeveelheden van de goederen;
c.
de datum en het tijdstip waarop de bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen aanvangen;
d.
de datum en het tijdstip waarop de bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen eindigen, en
e.
de locatie(s) waarop de bedrijfsactiviteiten zullen plaatsvinden,
2
De aanbieder meldt de gewenste verrichtingen, uiterlijk vóór 07:00 uur op de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering.
§
6
Nadere regelen omtrent het verstrekken van inlichtingen
Artikel
62
De inlichtingen die ingevolge artikel 20, derde lid, van verordening (EG) nr. 178/2002 worden verstrekt bevatten ten minste:
a.
gegevens die een nauwkeurige identificatie van de producten waarop de inlichtingen betrekking hebben mogelijk maken;
b.
een zo volledig mogelijke beschrijving van het risico dat de producten opleveren;
c.
gegevens die kunnen worden gebruikt om de producten op te sporen.
Artikel
63
Inlichtingen als bedoeld in artikel 20, derde lid, van verordening (EG) nr. 178/2002 die op een andere wijze worden verstrekt dan door toezending van een schriftelijke en ondergetekende verklaring, of een elektronisch verzonden verklaring waaruit de authenticiteit van het origineel genoegzaam blijkt, worden onverwijld bevestigd door middel van een schriftelijke en ondergetekende verklaring.
Artikel
63a
1
Een exploitant van een diervoederbedrijf geeft bij het verlenen van een opdracht aan een laboratorium tot het verrichten van onderzoek naar een diervoeder of een grondstof voor de bereiding daarvan, de bestemming aan van het te onderzoeken product en verstrekt informatie over de samenstelling en identificatie van het onderzoeksmonster.
2
Bij het verstrekken van de informatie over de identificatie van het onderzoeksmonster, vermeldt de exploitant identificatienummers van het product, indien voorhanden.
§
7
Heronderzoek
Artikel
64
Een belanghebbende kan binnen zeven dagen nadat aan hem het resultaat van het onderzoek, bedoeld in artikel 5:18, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bekend is gemaakt, bij de minister een verzoek om heronderzoek indienen.
De Regeling diervoeders zoals die luidde bij de inwerkingtreding van deze regeling blijft van toepassing op diervoeder, bestemd voor gezelschapsdieren, voorzover een diervoeder voor 1 september 2011 in de handel is gebracht, in overeenstemming met die regeling is geëtiketteerd en de voorraad van dat diervoeder nog niet is uitgeput.
Artikel
65b
Vervallen
Hoofdstuk
8
Wijziging en intrekking van andere regelingen
Artikel
66
Wijzigt de Regeling zekerheidsstelling en betaling van VWA-keurlonen.
Artikel
67
Wijzigt het Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit.
Artikel
68
Wijzigt de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB.
Artikel
69
Wijzigt de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.
Artikel
70
De Regeling diervoeders wordt ingetrokken.
Hoofdstuk
9
Slotbepalingen
Artikel
71
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2010.
Artikel
72
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diervoeders 2012.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,G.Verburg
diervoeders, voormengsels en concentraten – screening en identificering van bacteriegroeiremmende stoffen – agargelhoogspanningselectroforese in combinatie met bioautografie
A509
diervoeders, voormengsels en concentraten – screening en identificering van bacteriegroeiremmende stoffen – bacteriespectrummethode
A680
diervoeders – microcoscopische identificatie van diervoedergrondstoffen en andere bestanddelen
A0696
diervoeders – microscopisch onderzoek van mengvoeders op samenstellende grondstoffen
A0817
diervoeders – identificatie van dierlijke bestanddelen – microscopie
A0836
diervoeder – bepaling van ruwe celstof – gravimetrisch
A0877
screening op aanwezigheid van dioxinen en planaire PCB’s – CALUX bioassay
Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) en water – Het aantonen, bepalen en bevestigen van dierbehandelingsmiddelen; vloeistofchromatografie, massaspectrometrische detectie en fluorescentie detectie
A0579
Dierlijke weefsels, dierlijke excreta, honing, veevoeders en veevoedergrondstoffen – Het bepalen en bevestigen van chlooramfenicol – LC-MS/MS
A0846
Voedermiddelen, premixen en mineralenmengsels – Het bepalen van coccidiostatica en groeibevorderaars – LC-MS/MS
A0929
Diervoeders – Het bepalen en bevestigen van tetracyclines – LC-MS/MS
A0939
Diervoeders – Het bepalen en bevestigen van enkele sulfonamiden – LC-MS/MS
A0960
Diervoeders – Het bepalen en bevestigen van enkele macroliden en lincomycine – LC-MS/MS
A0963
Diervoeders – Het bepalen en bevestigen van penicillines – LC-MS/MS
A1005
Diervoeders – Het bepalen en bevestigen van ionoforen – LC-MS/MS
A1037
Diervoeders – Het bevestigen van avilamycine – LC-MS/MS
A1098
Diervoeders – Het bepalen en bevestigen van coccidiostatica (Richtlijn 2009/8/EG) – LC-MS/MS
Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) – Het aantonen, bepalen en bevestigen van natuurlijke toxinen; vloeistofchromatografie en massaspectrometrische detectie en UV detectie en fluorescentie
A0255
Diervoeder en meel – Multimethode Mycotoxinen – LC-MS/MS
A0932
Diervoeder en diervoedergrondstoffen – Bepaling van het gehalte aan aflatoxine B1 – immunoaffiniteit – HPLC – fluorescentiedetectie
A1070
Diervoeders – Het bepalen van ergotalkaloïden – LC-MS/MS
Dierlijke en plantaardige producten – Bepalen van het gehalte aan dioxinen, dibenzofuranen, nonorthoPCB’s en monoortho PCB’s (en indicator PCB’s); GCHRMS
A0565
Dioxinen en PCB’s bevattende extracten – gehaltebepaling met behulp van hoog oplossend vermogen massaspectrometrie
A0561
Melk(producten), dierlijk vetweefsel – Isolatie van vet voor de bepaling van dioxinen en pcb’s
A1054
Dioxine-en PCB bevattende extracten – Zuivering met behulp van een geautomatiseerd Power-Prep clean-up systeem
Dierlijke en plantaardige producten – Bepalen van het gehalte aan bestrijdingsmiddelen, gaschromatografie en ECD
A0204
Oliën en vetten – Bepaling van organochloorverbindingen – Gelpermeatiechromatografie, capillaire gaschromatografie, electron capture detectie
Plantaardige en dierlijke producten – Bepalen van metalen; ETAAS, FAAS en koude damp-AFS techniek
A1057
Dierlijk weefsel, voedsel en grondstoffen, voeder en grondstoffen, meststoffen en milieumatrices – Bepaling van het gehalte aan (sporen)elementen
A1058
Water en destruaten – Bepaling van het elementgehalte – absorptie spectrometrie met grafietoventechniek (ETAAS).
A1059
Water en destruaten – Bepaling van het elementgehalte – atomaire absorptie spectrometrie met vlam-AAS techniek (FAAS).
A1060
Water en destruaten – Bepaling van het kwikgehalte – Koude damp / atomaire fluorescentie spectrometrie (Mercur).
Plantaardige en dierlijke producten, diervoeders – Bepaling van het gehalte vocht; gewichtsverlies na verwarmen, gravimetrisch
A0582
Diervoeders – Bepaling van vocht – gravimetrisch
Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) en water – Het aantonen, bepalen en bevestigen van stoffen met hormonale werking en van beta-agonisten; vloeistofchromatografie en massaspectrometrische detectie
A0853
Varkensdroogvoeders – Het bepalen en bevestigen van medroxyprogesteronacetaat (MPA) – LC-MS/MS
A0993
Diervoeders – Het aantonen van ß-agonisten – LC-MS/MS
Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) en water – Het aantonen, bepalen en bevestigen van stoffen met hormonale werking; gaschromatografie en massaspectrometrische detectie
A1017
Runderurine en diervoeder – Fractionering van anabole steroïden – GC-MS/MS
A1018
Diervoeder – Het bepalen en bevestigen van anabole steroïden – GC-MS/MS
A1022
Diervoeder- Extractie en opzuivering van anabole steroïden
A1035
Runderurine en water – Het bepalen en bevestigen van anabole steroïden – GC-MS/MS
Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) en water – Het aantonen van stoffen met hormonale werking en dierbehandelingsmiddelen; immunochemische detectie
A0995
Diervoeders – Het aantonen van clenbuterol en salbutamol – Competitieve EIA (clen-EIA en mix-EIA)
A1065
Veevoeders, veevoedergrondstoffen, rauwe melk, melkpoeder en kalver- en runderurines – Aantonen van chlooramfenicol – EIA
Urine en diervoeder(grondstoffen) – Screening op hormonale activiteit; Gist bioassay met fluorescentiemeting
A1008
Diervoeders – Screening op estrogene activiteit – Gist bioassay met fluorescentiemeting
A1028
Diervoeder – Screening op androgene activiteit – Gist Bioassay met fluorescentiemeting
Plantaardige en dierlijke producten, diervoeders, water – Bepalen van het gehalte stikstof/ruw eiwit; Kjeldahl
A0584
Grasmeel en luzernemeel – Bepaling van ruw eiwit – Kjeldahlmethode
Plantaardige en dierlijke producten, diervoeders, water – Bepaling van het gehalte lactose na chromatografische scheiding; LCRI
A0849
Magere melkpoeder – Bepaling van het gehalte lactose – HPLC
Grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – Het aantonen en bepalen van genetisch gemodificeerde organismen en afgeleide producten; (realtime) PCR
A1007
Grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – DNA-isolatie met het Promega Wizard Magnetic DNA purification system for food.
A1012
Grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – DNA isolatie met de CTAB methode.
A1033
Grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – Uitvoering en beoordeling van (real-time) PCR GGO analyses
N0112
Grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – DNA-isolatie met de DNeasy Plant Mini Kit.