Wet van 17 mei 2010, houdende regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

Het College financieel toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Hoofdstuk

III

Financiële functie

Afdeling

1

Besluiten met financiële gevolgen

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Afdeling

2

De begroting en de jaarrekening

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

13

Artikel

14

Aan de openbare lichamen kunnen slechts bij of krachtens de wet uitgaven worden opgelegd.

§

2

De begroting

Artikel

15

Artikel

16

Verplichte uitgaven van het openbaar lichaam zijn:

  • a.

    opeisbare schulden;

  • b.

    de uitgaven die bij of krachtens de wet aan het openbaar lichaam zijn opgelegd;

  • c.

    de uitgaven die voortvloeien uit de van het openbaar lichaam gevorderde medewerking tot uitvoering van wetten en algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitgaven niet ten laste van anderen zijn gebracht.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

§

3

De jaarrekening

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het bestuurscollege van het daarin verantwoorde financieel beheer.

Artikel

31

Artikel

32

Indien de eilandsraad de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststelt, zendt het bestuurscollege de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 28 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan Onze Minister, door tussenkomst van het College financieel toezicht. Onze Minister stelt in dat geval de jaarrekening en in voorkomende gevallen het indemniteitsbesluit vast.

Afdeling

3

Het financieel beheer en de controle

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Hoofdstuk

IV

De belastingen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

40

De eilandsraad besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een eilandbelasting door het vaststellen van een belastingverordening.

Artikel

41

Een belastingverordening vermeldt, in de daartoe leidende gevallen, de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is.

Artikel

42

§

2

Bijzondere bepalingen omtrent de grondbelasting en de opcenten op de vastgoedbelasting

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

44a

Artikel

45

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

  • a.

    een gebouwd eigendom;

  • b.

    een ongebouwd eigendom;

  • c.

    een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d.

    een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Indien een onroerende zaak in het jaar voorafgaand aan het tijdvak of in de loop van het tijdvak wijzigt als gevolg van bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging wordt in afwijking van artikel 47 de waarde bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar volgend op dat waarin de genoemde wijziging zich heeft voorgedaan.

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Bij gehele of gedeeltelijke vernieling van gebouwen door onvoorziene rampen wordt op verzoek aan de belastingschuldige een vermindering of teruggaaf van grondbelasting verleend naar evenredigheid van het resterende deel van het belastingjaar waarop de grondbelasting betrekking heeft en van de vermindering in waarde.

§

3

Bijzondere bepalingen omtrent enkele andere belastingen dan de grondbelasting

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57a

Onder de naam afvalwaterheffing kan ter bestrijding van de kosten die voor het openbaar lichaam verbonden zijn aan het beheer van afvalwater een belasting worden geheven van degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 4.25 van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES een verplichting geldt tot het beheer van afvalwater als bedoeld in die wet.

Artikel

58

Artikel

59

Ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg kan een reclamebelasting worden geheven.

Artikel

60

Ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond van het openbaar lichaam kan een precariobelasting worden geheven.

Artikel

61

Onder de naam havenbelasting kan een belasting worden geheven ter zake van degene, die als schipper of gezagvoerder het vaartuig onder zijn verantwoordelijkheid heeft, of van de beheerder of gebruiker van het vaartuig ter zake van:

  • a.

    het liggen of meren van vaartuigen in havens of aan kaden en terreinen, welke bij het openbaar lichaam in eigendom of in beheer en onderhoud zijn;

  • b.

    het ankeren in de territoriale wateren, bedoeld in de Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk voor zover deze wateren grenzen aan het openbaar lichaam.

Artikel

62

Artikel

63

De rechten, bedoeld in artikel 62, kunnen worden geheven door het openbaar lichaam dat het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen toestaat of de diensten verleent, ongeacht of het belastbare feit zich binnen of buiten het grondgebied van het openbaar lichaam voordoet.

Artikel

64

Artikel

65

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen inzake de eilandbelastingen, bedoeld in de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk, nadere regels worden gegeven.

§

4

Heffing en invordering

Artikel

66

In deze paragraaf wordt verstaan onder heffing op andere wijze: heffing op andere wijze dan bij wege van aanslag of bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

69

Eilandbelastingen kunnen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze, doch niet bij wege van afdracht op aangifte.

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

In de gevallen waarin het volkenrecht dan wel, naar het oordeel van Onze Minister en Onze Minister van Financiën, het internationale gebruik daartoe noodzaakt, wordt vrijstelling van eilandbelastingen verleend. Onze genoemde Ministers kunnen gezamenlijk ter zake nadere regels stellen.

Artikel

79

Naast een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf kan de in artikel 67, tweede lid, onderdeel b, bedoelde eilandambtenaar ook een in de belastingverordening voorziene vrijstelling ambtshalve verlenen.

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Indien ter zake van een eilandbelasting exploot moet worden gedaan, een akte van vervolging betekend of een dwangbevel ten uitvoer gelegd in een gemeente, of in een ander openbaar lichaam dan die aan welke de belasting is verschuldigd, is daartoe naast de belastingdeurwaarder van laatstbedoeld openbaar lichaam mede de belastingdeurwaarder van de desbetreffende gemeente en van het andere openbaar lichaam bevoegd en desgevraagd verplicht.

Artikel

86

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen inzake alle eilandbelastingen in het kader van deze paragraaf passende nadere regels worden gegeven ter aanvulling van de in deze paragraaf geregelde onderwerpen.

Hoofdstuk

V

De financiële verhouding

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

87

§

2

Het BES-fonds

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

90

§

3

Bijzondere uitkeringen

Artikel

91

Artikel

92

Artikel

94

Onze Ministers publiceren jaarlijks uiterlijk op de derde woensdag van mei een overzicht van de bijzondere uitkeringen, met de daarvoor in de lopende begroting beschikbare bedragen.

§

4

Overige bepalingen

Artikel

95

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent:

  • a.

    de toepassing van de in dit hoofdstuk gehanteerde begrippen;

  • b.

    de procedure tot vaststelling en verstrekking van uitkeringen als bedoeld in dit hoofdstuk;

  • c.

    het verzamelen en vaststellen van gegevens ten behoeve van uitkeringen;

  • d.

    het doen van mededelingen en het verschaffen van inlichtingen in verband met de vaststelling en verstrekking van uitkeringen.

Artikel

96

Op een uitkering als bedoeld in dit hoofdstuk kan geen beslag onder de Staat worden gelegd.

Hoofdstuk

VI

Wijziging van andere wetten

Artikel

97

Wijzigt de Provinciewet.

Artikel

98

Wijzigt de Gemeentewet.

Hoofdstuk

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

99

Artikel

101

Het door het bestuurscollege van een eilandgebied voor het tijdstip van transitie ten behoeve van een openbaar lichaam ter kennis brengen van Onze Minister van Financiën van een besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van opcenten op de hoofdsom van de vastgoedbelasting wordt met ingang van het tijdstip van transitie aangemerkt als het door het bestuurscollege van het desbetreffende openbaar lichaam ter kennis brengen van Onze Minister van Financiën van het betreffende besluit.

Artikel

101b

Artikel

101c

Artikel

101d

De bepalingen van de verordeningen, bedoeld in artikel 101b, blijven van toepassing op de in die verordeningen strafbaar gestelde feiten die zich hebben voorgedaan vóór het tijdstip van transitie.

Artikel

101e

Artikel

101f

Artikel

101g

De artikelen 101a tot en met 101f zijn mede van toepassing op bij ministeriële regeling aan te wijzen andere landsverordeningen en eilandsverordeningen en daaraan opgehangen regelingen van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel

102

Onze Minister zendt binnen zes jaar na het tijdstip van transitie aan de beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

104

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel

105

Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De Minister van Financiën, J. C. de Jager
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin